Beleidsregel ambtshalve intrekken milieuvergunningen

Artikel 1

Milieuvergunningen voor inrichtingen op een industrie- of bedrijventerrein worden alleen (deels) ingetrokken wanneer gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning als de specifieke situatie dit wenselijk maakt. Dit wordt per geval beoordeeld.

Artikel 2

Milieuvergunningen voor inrichtingen die liggen in het buitengebied en in de bebouwde kom, maar niet op bedrijfs- of industrieterrein, worden (deels) ingetrokken wanneer gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

Artikel 3

Bij veehouderijen wordt voldaan aan het criterium dat gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning:

• a.

  indien een of meerdere complete stal(len) gedurende drie aaneengesloten jaren buiten gebruik is geweest;

• b.

  indien een of meerdere diercategorie(en) gedurende drie aaneengesloten jaren buiten gebruik is geweest;

• c.

  indien geen sprake meer is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.

Artikel 4

Bij vergunningplichtige activiteiten, anders dan bij veehouderijen, wordt voldaan aan het criterium dat gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning:

• a.

  indien (een deel van) de bedrijfsmatige activiteiten gedurende drie aaneengesloten jaren niet zijn/is uitgevoerd;

• b.

  indien geen sprake meer is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.

Artikel 5

De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na datum van bekendmaking.