Regeling vervallen per 01-03-2022

Algemene Inspraakverordening gemeente Wijk bij Duurstede 1997

Geldend van 01-07-1997 t/m 28-02-2022

Intitulé

Algemene Inspraakverordening gemeente Wijk bij Duurstede 1997

ALGEMENE INSPRAAKVERORDENING

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 25 maart 1997,

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet

besluit:

1.De volgende Algemene Inspraakverordening vast te stellen: De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

15 april 1997, nr. 57 ;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

-de Algemene Inspraakverordening gemeente Wijk bij

Duurstede 1997 vast te stellen.

-de Inspraakverordening van 21 december 1993 in te

trekken.

-de werking van de Inspraakverordening gemeente Wijk bij Duurstede

Duurstede 1997 na één jaar te evalueren.

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

De verordening verstaat onder:

a.inspraak:

de gelegenheid waarbij ingezetenen en andere natuur-

lijke en rechtspersonen die een belang hebben in de

gemeente betrokken worden bij de voorbereiding van

het gemeentelijk beleid, teneinde hen in staat te

stellen de inhoud van het beleid te beïnvloeden;

  • b.

    inspraakprocedure:

    de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

    Daarbij kan sprake zijn van participatie of consultatie

  • c.

    inspraakonderwerp:

    het gemeentelijk beleidsvoornemen of het voorgenomen

    besluit waarop de inspraak betrekking heeft.

Onderwerp van inspraak

Artikel 2

1.Inspraak is in het beginsel mogelijk op alle terreinen van

gemeentelijk bestuur.

  • 2.

    Geen inspraak wordt verleend als:

  • 1.

    het om een herziening van ondergeschikte betekenis gaat van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen of besluit;

  • 2.

    inspraak bij of krachtens de wet is uitgesloten;

  • 3.

    als er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden, waarbij van beleidsvrijheid geen sprake is;

Subject van inspraak

Artikel 3

Burgemeester en wethouders kunnen inspraak verlenen aan ingezetenen en andere natuurlijke en rechtspersonen die een belang hebben in de gemeente.

Inspraakprocedure

Artikel 4

1.Burgemeester en wethouders stellen voor elk beleidsvoornemen waarop inspraak wordt verleend, een inspraakprocedure vast.

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als basis voor

de inspraakprocedure in de gemeente gehanteerd.

  • 2.

    De inspraakprocedure geeft aan:

    • a.

      het onderwerp van inspraak

    • b.

      het moment in de beleids- of planontwikkeling waarop

de inspraak start.

c.de financiële, planologische en juridische kaders, alsmede de

overige marges en bespreekpunten

d.de wijze waarop inspraak wordt verleend (participatie of

consultatie)

  • e.

    de faseringen en termijnstelling

  • f.

    de wijze waarop de inspraak en de verwerking daarvan wordt teruggekoppeld aan de insprekers.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat alle relevante

      informatie met betrekking tot de inspraakprocedure tijdig beschikbaar

      komt aan belanghebbenden.

    • 4.

      In reguliere schoolvakanties worden geen inspraakbijeenkomsten

      gehouden of uitnodigingen daarvoor verzonden tenzij belanghebbenden

      aangeven hiertegen geen bezwaar te hebben.

Artikel 5

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de inspraakprocedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van de beleidsvoornemens dat vereist. Zij geven hiervan kennis overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Insprekers kunnen een verzoek tot herziening van de inspraakprocedure bij het college indienen. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 4 weken over het verzoek.

  • 3. Het besluit over het verzoek tot wijziging van de inspraakprocedure wordt gemotiveerd en schriftelijk aan de insprekers meegedeeld.

    Eindverslag

Artikel 6

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maken burgemeester en wethouders een eindverslag op.

  • 2.

    Dit verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op de zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen of voorgenomen besluit zou kunnen worden overgaan;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden het eindverslag gelijktijdig aan met het ter besluitvorming voorliggende voorstel aan de functionele raadscommissie en/of de gemeenteraad.

  • 4.

    Het door de raad (scommissie) genomen definitieve besluit wordt inclusief het eindverslag door burgemeester en wethouders ter kennis van de insprekers gebracht.

Beklagrecht

Artikel 7

  • 1.

    Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen

    kunnen over de wijze van uitvoering van deze verordening en de inspraakprocedure bij

    burgemeester en wethouders een schriftelijke klacht indienen.

  • 2.

    Een klacht, als bedoeld in het eerste lid, dient uiterlijk vier weken na afloop van de

    inspraakprocedure te worden ingediend.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van het

    klaagschrift omtrent de ingediende klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste

    vier weken verdagen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders brengen de beslissing over het klaagschrift onmiddellijk

    ter kennis van de klager en de gemeenteraad.

Slot – en overgangsbepalingen

Artikel 8

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Algemene Inspraakverordening gemeente Wijk bij Duurstede 1997’.

Artikel 9

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na haar bekendmaking.

  • 2.

    De Inspraakverordening zoals vastgesteld door de raad op 21 december 1993 wordt ingetrokken.

  • 3.

    De op de datum van inwerkingtreding lopende inspraakprocedures worden voortgezet overeenkomstig de eerdere besluiten die over die procedures zijn opgenomen.

    Op die procedures is deze verordening niet van toepassing.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 april 1997.
De raad voornoemd,
De secretaris, De voorzitter,

Toelichting op de Algemene Inspraakverordening

Artikel 1 Definitie en functie van inspraak

Inspraak is de gelegenheid waarbij burgers invloed kunnen uitoefenen op het gemeentelijk besluitvormingsproces en is een onderdeel van de voorbereiding van het gemeentelijk beleid.

Tijdens inspraak hebben belanghebbenden de mogelijkheid om hun mening over een beleidsvoornemen of een voorgenomen besluit kenbaar te maken. Dit is voor het gemeentebestuur een belangrijk middel in het kader van de noodzakelijke belangenafweging.

Het zwaartepunt van de inspraak ligt in principe in het begin van het beleids- of planproces.

We onderscheiden twee vormen van inspraak: participatie en consultatie.

Participatie

Participatie is gebaseerd op samenwerking en gezamenlijk overleg. In dat gezamenlijk overleg vindt er een verkenning plaats van de probleemstelling en verschillende oplossingsrichtingen.

Meer specifiek gedefinieerd:

  • -

    Participatie gaat uit van het samen met belanghebbenden formuleren van ( nadere )

    randvoorwaarden en uitgangspunten voor beleid op plannen en/of het uitwerken

    daarvan;

  • -

    Aspecten die bij participatie aan de orde komen zijn:

  • ·

    analyse van de problematiek

  • ·

    het zoeken naar oplossingsmogelijkheden

  • ·

    het bestuderen van de alternatieven

  • ·

    het uitwerken van (randvoorwaarden) voor een beleid of plan

  • -

    Voorwaarde voor participatie is dat er ruime mogelijkheden voor beïnvloeding

    aanwezig zijn;

  • -

    Participatie kan in verschillende fasen van een beleid of planproces plaats vinden.

    Dat kan aan het begin zijn, het kan ook gaan om uitwerking van onderdelen van een

    groter beleid of plan;

  • -

    Het resultaat van participatie is een uitgewerkt ( onderdeel van) een beleid of plan of

    verschillende alternatieven;

  • -

    Werkvormen die gebruikt worden bij participatie zijn werkgroepen, studiedagen,

    werkconferenties enz.

Consultatie:

Consultatie is een meningsuitwisseling over die onderdelen van een beleid of plan die ter discussie staan. Er is sprake van een door randwoorden afgebakende discussie, waarbij door de gemeente aan belanghebbenden een aantal vragen wordt voorgelegd.

Consultatie is een volwaardige vorm van inspraak die kan leiden tot bijstelling van beleid of plannen.

Meer specifiek gedefinieerd:

  • -

    Consultatie gaat uit van het aan belanghebbenden voorleggen van een beleid of een

    plan, waarvan de hoofdlijnen reeds vastliggen;

  • -

    Daarbij worden maatschappelijk betrokkenen geraadpleegd om beleid of plannen aan

te kunnen passen zodat deze zoveel mogelijk zijn afgestemd op de visies of belangen

van de betrokkenen;

  • -

    Het resultaat van consultatie is een aangepast beleid of plan en een overzicht van

    beslispunten voor de politieke besluitvorming;

  • -

    Consultatie kan in verschillende fasen in de beleidsontwikkeling plaatsvinden en kan

betrekking hebben op het totale beleid of op onderdelen daarvan;

-Werkvormen die gebruikt worden bij consultatie zijn algemene inspraakavonden,

- inloopspreekuren, enquêtes, hoorzittingen, beleid dat ‘ter visie’ wordt aangeboden om

- schriftelijk of mondeling op te reageren, enz.

In principe kan er in iedere fase van een beleids- of planontwikkelingsproces sprake zijn van participatie of consultatie. Aan het begin van een inspraakprocedure wordt gemotiveerd aangegeven waarom voor één of voor beide vormen wordt gekozen.

Met inspraak wordt gestreefd naar:

  • -

    Het vergroten van het draagvlak voor het beleid;

  • -

    het versterken van de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers bij de

eigen woon- en leefsituatie;

-het verbeteren van de kwaliteit van beleid en plannen.

Inspraak moet worden onderscheiden van andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij commissievergaderingen, de spreekuren van de wethouders, het schrijven van brieven, bezwaar- en beroepsmogelijkheden, enz.

Ook moet inspraak duidelijk worden onderscheiden van informatie. Informatie over beleid of plannen is een belangrijk onderdeel van inspraakprocessen. Slechts met voldoende informatie zijn belanghebbenden in staat volwaardig deel te nemen aan participatie of consultatie. Informatie kan schriftelijk en mondeling worden gegeven. Schriftelijk zal die veelal via de gebruikelijke kanalen gaan, zoals artikelen op de gemeentepagina, via persberichten, persoonlijke brieven of het toezenden van de conceptplannen aan belanghebbenden. Wordt er gekozen voor mondelinge informatie dan kan dit bijvoorbeeld via een informatie-avond, een inloopspreekuur of tijdens een commissievergadering.

Informatie moet niet verward worden met inspraak. Informatie is geen inspraak. Als besloten wordt om voor mondelinge informatie-overdracht te kiezen (bijv. in de vorm van een informatie-avond) dan moet duidelijk gemaakt worden dat er geen sprake is van invloed.

Zowel bij inspraak als bij mondelinge informatie-overdracht is sprake van interactie tussen bestuur en burgers. Soms wordt daarom gekozen voor een informatie-avond in plaats van een inspraak-avond. Dat geldt bijvoorbeeld omdat er wettelijke beperkingen zijn of omdat er politiek/bestuurlijke argumenten zijn om af te zien van inspraak.

Over het algemeen geldt dat informatie een onderdeel is van het inspraakproces. Voor tijdens en na de inspraak worden belanghebbenden schriftelijk en/of mondeling geïnformeerd. De informatie die verkregen wordt van belanghebbenden kan natuurlijk aanleiding voor de gemeente zijn om conceptplannen bij te stellen. Informatie van belanghebbenden is vaak een nuttige bron, een voorstadium, een signaal op grond waarvan beleid kan worden ontwikkeld dat een groter draagvlak heeft. Echter, inspraak kan nooit vervangen worden door informatie.

Informatievoorziening over een beleidsvoornemen of een besluit, zonder dat er inspraak plaatsvindt, valt buiten de regeling van deze inspraakverordening.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur.

In een aantal gevallen is inspraak wettelijk voorgeschreven.

Voorbeelden hiervan zijn de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Monumentenwet, de Wegenwet, de Welzijnswet en de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing. Wij vinden het niet gewenst om in de verordening een opsomming te geven van gevallen waarin inspraak wordt verleend. Een dergelijke opsomming kan nooit volledig zijn en kan ten onrechte als limitatief geïnterpreteerd worden.

Van geval tot geval wordt expliciet besloten om inspraak te geven onder gelijktijdige vaststelling van de inspraakprocedure, met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven verplichtingen ten aanzien van inspraak.

In gevallen, waarin dat uitdrukkelijk is verzocht door belanghebbenden, zal inspraak in het bijzonder de aandacht hebben. Dit geldt temeer, indien sprake is van initiatieven vanuit de inwoners c.q. belangengroeperingen. Het past immers geheel in de geest van de verordening dat dergelijke initiatieven worden toegejuicht. Overigens zal dit niet kunnen betekenen, dat deze in alle gevallen zullen worden overgenomen, doch een adequate reactie van gemeentewege mag worden verwacht.

In het tweede lid is opgenomen wanneer in elk geval geen inspraak wordt verleend.

Artikel 3 Subject van inspraak

Deze omschrijving spreekt voor zich.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Eerste lid

De vast te stellen inspraakprocedure maakt integraal onderdeel uit van het beleidsvoornemen. Veelal zal dit beleidsvoornemen opgesteld zijn in de vorm van een B&W rapport.

De inspraakprocedure wordt samen met het beleidsvoornemen vastgesteld door B&W.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in afdeling 3.4 een openbare voorbereidingsprocedure aan voor de voorbereiding van besluiten. In deze verordening is ervoor gekozen deze procedure als basis voor inspraakprocedures volgens deze verordening in de gemeente te hanteren. Door het overnemen van de procedure, in alle situaties waarin besloten is inspraak te verlenen, wordt een standaard werkwijze ingevoerd, die door zijn algemene geldigheid herkenbaar is voor de burgers en gemakkelijker toepasbaar is voor betrokken ambtenaren.

Gevolg van het volgen van de modelregeling van afdeling 3.4 is wel dat burgemeester en wethouders aan bevoegdheden inboeten waar het gaat om:

  • -

    de vaststelling van de periode waarin het beleidsvoornemen ter inzage wordt gelegd;

  • -

    hoe de mogelijkheid van ter inzagelegging ter kennis van het publiek wordt gebracht;

  • -

    wat in de bekendmaking moet worden vermeld.

Dit bezwaar is niet zo zwaarwegend dat het opweegt tegen het voordeel van een zoveel mogelijk uniforme regeling van de ter inzagelegging.

Hieronder de procedure:

1.De ter inzagelegging wordt in ieder geval aangekondigd op de gemeentepagina in deWijkse Courant en waar mogelijk op andere geschikte wijze (bijvoorbeeld per brief).

In deze kennisgeving wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    wat het beleidsvoornemen of voorgenomen besluit inhoudt;

  • b.

    op welke aspecten van het beleidsvoornemen of voorgenomen besluit inspraak mogelijk is (marges van inspraak);

  • c.

    waar en wanneer de stukken ter inzage liggen;

  • d.

    wie in de gelegenheid wordt gesteld te reageren (“hun zienswijze naar voren te brengen”);

  • e.

    op welke wijze dat kan gebeuren. Het kan zowel mondeling als schriftelijk

  • 2.

    Het beleidsvoornemen of voorgenomen besluit en daarop betrekkende hebbende

    stukken wordt voor een periode van tenminste 4 weken ter inzage gelegd. Dat vindt in

    elk geval plaats op het stadskantoor en zo mogelijk op andere daarvoor geschikte

plaatsen (bijvoorbeeld bibliotheek en dorpshuizen)

3.Iedereen die in de gelegenheid is gesteld te reageren kan gedurende die vier weken van

ter inzagelegging zijn/haar zienswijze naar voren brengen. Officiële schoolvakantieperioden tellen daarbij niet mee. Het gemeentebestuur kan die periode verlengen, hetgeen in de algemene kennisgeving wordt vermeld.

Tweede lid

Het zwaartepunt in de verordening ligt bij de opstelling van de inspraakprocedure. Dit maakt het mogelijk de inspraak ‘op maat’ te organiseren, afhankelijk van het onderwerp, de aard en de reikwijdte van het beleidsvoornemen en de inspraakkaders. Bij de beschrijving van de inspraakprocedure wordt in ieder geval aangegeven:

  • a.

    Het onderwerp van inspraak

  • -

    Een beschrijving van het beleidsvoornemen of plan, de achterliggende

    stukken en mogelijke gevolgen;

  • b.

    Het moment in de beleids- en planontwikkeling waarop de inspraak start

  • -

    Aangegeven wordt in welke fase het beleid of plan zich bevindt.

    In het algemeen worden belanghebbenden zo vroeg mogelijk betrokken

    in het beleids- of planproces.

  • c.

    De financiële, planologische en juridische kaders, alsmede overige marges en

    bespreekpunten

  • -

    Een beschrijving wordt gegeven van de vastgestelde randvoorwaarden,

    wettelijke beperkingen en de ruimte die de inspraak biedt. Ook worden

    de elementen genoemd waarover van belanghebbenden een uitspraak

    wordt gevraagd.

  • d.

    De wijze waarop inspraak wordt verleend (participatie of consultatie)

  • -

    Een beschrijving van de te volgen procedure en de inhoud van de

    verschillende fasen in het inspraakproces;

  • -

    een motivering waarom gekozen wordt voor participatie dan wel

    consultatie;

  • -

    wie in eerste instantie als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt;

  • -

    op welke wijze belanghebbenden worden geïnformeerd en worden

    betrokken bij de inspraak;

  • -

    op welke wijze belanghebbenden worden geïnformeerd over de wijze waarop hun reacties al dan niet zijn verwerkt in het beleid.

  • e.

    De fasering en termijnstelling

  • -

    een planning

  • -

    de termijnen

  • -

    de relevante politieke besluitvormingsmomenten

  • -

    de wijze waarop betrokkenen over deze besluitvormingsmomenten

    worden geïnformeerd.

Derde lid

Het is vanzelfsprekend dat betrokkenen goed geïnformeerd moeten zijn om volwaardig te kunnen deelnemen aan een inspraakprocedure. Dat betekent dat aan belanghebbenden inzicht wordt gegeven in de onder artikel 4 lid twee beschreven elementen.

Ook krijgen deelnemers aan inspraakprocedures verslagen van eventuele bijeenkomsten toegezonden. Zij worden tevens geïnformeerd over:

  • -

    de wijze waarop het college rekening heeft gehouden met de in de inspraak naar voren

    gebrachte zaken;

  • -

    de eventuele wijzigingen in het voorgenomen besluit na behandeling in commissies

    en raad.

    Artikel 5 Wijzigingsbevoegdheid

    Wijziging van de inspraakprocedure kan plaats vinden door het college. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt ingeperkt wat betreft het vaststellen van de inzagetermijn. Omdat afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is verklaard kan niet worden afgeweken van de termijn van tenminste vier weken voor de ter inzagelegging. Dat geldt ook voor de termijn waarbinnen belanghebbenden hun zienswijze over het beleidsvoornemen kenbaar kunnen maken.

    Artikel 6 Eindverslag

    Het eindverslag geeft een overzicht weer van:

    • -

      de naar voren gebrachte zienswijzen;

    • -

      op welke wijze daarmee rekening is gehouden en;

    • -

      het verloop van de procedure.

    Artikel 7 Beklagrecht

    Het aangeven van het verschil tussen de geboden klachtenprocedure en het indienen van een bezwaarschrift is in dit verband van belang. Voor het omschrijven van dit verschil is gebruik gemaakt van de informatie van de VNG over de concept-toelichting op de 4e tranche van de Algemene wet bestuursrecht waarin het klachtenrecht zal worden geregeld.

    Een belanghebbende kan een klacht bij burgemeester en wethouders indienen wanneer het betreft een gedraging van een gemeentelijke vertegenwoordiger waar het gaat om de wijze van uitvoering van de Inspraakverordening of een inspraakprocedure.

    Nadat burgemeester en wethouders op de klacht hebben beslist, kan tegen die beslissing geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden aangetekend.

    Indien een belanghebbende het niet eens is met een besluitdat op grond van de Inspraakverordening of een inspraakprocedure is genomen, kan hij een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan (raad, burgemeester en wethouders of de burgemeester) dat het besluit heeft genomen.

    In geval dat een belanghebbende een klacht heeft ingediend, maar niet uitgesloten moet worden geacht dat bedoeld is tegen een besluit bezwaar te maken, dan zal met belanghebbende over diens juiste bedoeling overleg moeten worden gepleegd.

    Artikel 8 en 9 Slot en overgangsbepalingen

    Deze artikelen hebben geen toelichting nodig.