Regeling vervallen per 07-12-2019

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2018

Geldend van 06-02-2018 t/m 06-12-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2018

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2018

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    commissielid: het lid van een commissie, bedoeld 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

  • c.

    steunfractielid: degene die op verzoek van een fractie de fractieleden ondersteunt (en kan deelnemen aan de voorbespreking van de Avond van de Raad) en wiens naam voorkomt op de kandidatenlijst voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezing;

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden en steunfractieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

De raad kan besluiten dat van de vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, een bedrag van ten hoogste 20% wordt uitgekeerd als presentiegeld op basis van het aantal bijgewoonde raadsvergaderingen afgezet tegen het aantal gehouden vergaderingen.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen c.q. Avond van de Raad

  • 1.

    Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Aan steunfractieleden die volgens de getekende presentielijst hebben deelgenomen aan een voorbespreking, wordt een vergoeding toegekend die gelijk is aan die welke een commissielid ontvangt.

3.In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

4.Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als commissielid een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid van de Gemeentewet ontvangt.

5.De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid bij verordening een hogere vergoeding vaststellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. Aan commissieleden worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

  • 3. De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 4. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

  • 5. In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

  • 6. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 Scholing

  • 1. Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4. De gemeenteraad kan bij aparte verordening nadere regels stellen met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 5. In voorkomende gevallen beslissen de fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 7 Tabletcomputer ten behoeve van papierloos vergaderen

  • 1. De griffier verleent een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf van een tabletcomputer.

  • 2. De griffier verleent aan het daartoe door de betreffende raadsfractie aangewezen steunfractielid op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf van een tabletcomputer.

  • 3. De vergoeding bedraagt € 350. Het college beoordeelt periodiek of het bedrag van de vergoeding aangepast wordt.

  • 4. Voor het verkrijgen van de vergoeding dient het raadslid c.q. het steunfractielid een verklaring van 1e aanschaf in. Daarin verklaart hij tevens in te stemmen met de volgende terugbetalingsregeling:

    • ·

      bij terugtreden als raadslid c.q. steunfractielid binnen 6 maanden na uitbetaling van de vergoeding: 75%;

    • ·

      bij terugtreden als raadslid c.q. steunfractielid binnen 6 tot 12 maanden na uitbetaling van de vergoeding: 50%.

  • 5. De terugbetalingsverplichting ingevolge lid 4 van dit artikel vervalt indien het raadslid c.q. het steunfractielid de tabletcomputer ter beschikking stelt aan zijn opvolger. De opvolger dient daartoe een z.g. verklaring van vrijwaring in bij het college. Het terugtredende raadslid c.q. steunfractielid ontvangt een kopie van de verklaring.

Artikel 8 Werkkostenregeling

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk 2 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 9 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeer, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

  • 3. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 10 Zakelijke reiskosten

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 11 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 12 Tabletcomputer ten behoeve van papierloos vergaderen

  • 1. De wethouders aan wie tabletcomputer in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag.

Artikel 13 Communicatieapparatuur

  • 1. De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag.

Artikel 14. Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten, bij benoeming

  • 1. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

  • a. reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b. dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 15 Werkkostenregeling

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in paragraaf 3 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 16 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis, tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 17 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Raads- en commissieleden en wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van de vergoeding door het raadslid, het commissielid respectievelijk de wethouder vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 4. Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 18 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Intrekking oude regeling

De Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 6 februari 2018.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie bestuurders gemeente Wijk bij Duurstede 2018.

Wijk bij Duurstede, 6 februari 2018

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

Marcella van Esterik Tjapko Poppens

TOELICHTING bij de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2018

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de raadsvergoeding voor raadsleden, de commissievergoeding voor commissieleden en de bezoldiging van wethouders

  • 2.

    de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders;

  • 3.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 van de Gemeentewet, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • 4.

    de toelage van het fractievoorzitterschap;

  • 5.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA / WAO) hebben;

  • 6.

    de gevolgen van de vergoeding / bezoldiging bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

  • 7.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

  • 8.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad;

  • 9.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

  • 10.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten;

  • 11.

    de voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking;

  • 12.

    de bezoldiging van de wethouders;

  • 13.

    de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

  • 14.

    de contributie voor beroepsverenigingen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 van de Gemeentewet is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Het tweede lid van dat artikel voegt daaraan toe dat bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden en commissieleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door te kiezen voor het fictief werknemerschap. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het hierna volgende geldt onverkort ook voor commissieleden. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet

inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan het raadslid als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de modelverordening.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk 4 van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computertablet- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

De hoogte van de raadsvergoeding is imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (zie tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden). Een deel van de raadsvergoeding kan worden uitbetaald als presentiegeld op grond van artikel 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Het gaat om maximaal 20% van de raadsvergoeding. Indien de raad besluit dat een (procentueel) deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld, mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden. Een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO of WIA-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12, derde lid c.q. artikel 14, lid 1, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen en als gevolg van het ontvangen van een raadsvergoeding worden gekort op hun WW- of BWOO uitkering kunnen voor het bedrag van de korting door de gemeente worden gecompenseerd. Dit is geregeld in artikel 12, eerste en tweede lid c.q. artikel 14, lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden) en medewerkers en bestuurders van door de gemeente gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de Gemeentewet bieden de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag. Deze mogelijkheid is geregeld in het 5e lid van artikel 3. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere inwonersklasse te kiezen.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

Artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet voorziet alleen voor commissieleden, voor zover ze geen raadslid zijn in een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 96 van de Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 5 en 11 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 6 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. Scholing door partijpolitieke instellingen of groeperingen kunnen overigens niet ten laste van de gemeente worden gebracht. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

Gezien de aard en duur van het ambt kunnen raads- en commissieleden opleidingen die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt of gericht zijn op de (verdere) loopbaan ten laste van de gemeente worden gebracht. Scholing kan op meerdere wijze plaatsvinden. De scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Bij loopbaangerichte opleidingen staan reflecteren op persoonlijke kwaliteiten en motieven voorop. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Artikel 13, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid aan de raad om lokaal nadere regels voor scholing te stellen. De raad kan bij verordening nadere regels stellen voor scholingskosten en/of een maximumvergoeding per scholingsaanvraag/per persoon. De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen onder worden verstaan. In voorkomende gevallen van disputen of tegenstrijdigheden beslissen de fractievoorzitters bij meerderheid van stemmen.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 Tabletcomputer ten behoeve van papierloos vergaderen

Algemeen: v oorziening ingevolge het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De verordening regelt dat wethouders op aanvraag, via de gemeentesecretaris, een tabletcomputer in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld.

Raad en college zijn echter van mening dat voor deelname aan het maatschappelijk verkeer het hebben van een computer en randapparatuur zodanig gemeengoed is, dat het toekennen van een vergoeding in de aanleg- en abonnementskosten van een internetverbinding alsmede de aanschaf van applicaties niet langer geëigend is.

1 e aanschaf van een tabletcomputer door raads- en steunfractie l eden

Om redenen van milieu en kostenbesparing hebben zowel de raad als het college besloten per september 2012 over te gaan naar papierloos vergaderen. Een tabletcomputer is daarvoor het geëigende hulpmiddel. Hoewel ook het bezit van een tabletcomputer is toegenomen, is het bezit ervan nog geen gemeengoed. Om die reden wordt op aanvraag een vergoeding verleend als tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf. De verwachting is dat op termijn van enige jaren nauwelijks nog aanvragen zullen worden ingediend.

Het raadslid en het steunfractielid zijn vrij in de keuze van een tabletcomputer. De netto vergoeding is een toereikende tegemoetkoming in de aanschaf van een kwalitatief goede tabletcomputer.

Artikelen 8 en 15 Werkkostenregeling

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 9 en 10 Reiskosten woon-werkverkeer en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is een vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de reiskosten woon-werkverkeer bestaat aanspraak op een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto.

Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders).

Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) bestaat aanspraak op volledige vergoeding. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44, derde lid, van de Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor woon/werkverkeer en de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor woon/werkverkeer of reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

Artikel 13. Communicatieapparatuur

Als communicatieapparatuur zal in veel gevallen een mobiele telefoon verstrekt worden. Nadere voorwaarden betreffende de bruikleen worden in de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de wethouder vastgelegd. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld. Hierin kunnen afspraken gemaakt worden over het privé gebruik en het verhalen van de kosten daarvan op de wethouder. Hierbij ligt het voor de hand om in de bruikleenovereenkomst ook te bepalen dat bij beëindiging van het wethouderschap ook het gebruik van de communicatieapparatuur eindigt. Voor het gebruik van de privé mobiele telefoon waarmee de zakelijke belkosten in het abonnement gedeclareerd kunnen worden, is geen grondslag opgenomen in het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 14. Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten, bij benoeming

Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit wethouders zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

Artikelen 17 en 18 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten, waarbij de laatste afhankelijk is van de situatie. Betaling via een gemeentelijke creditcard is niet van toepassing.