Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012

Burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;

gelet op artikel 5, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012;

b e s l u i t e n :

vast te stellen:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012

Inleiding

Het college van burgemeester en wethouders legt alle bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk.

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk is bedoeld om alle bedragen in op te nemen. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden doordat zij trendmatig worden aangepast. Dit Besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. Opname van bedragen in de verordening betekent dat de verordening jaarlijks vanwege trendmatige verhogingen door de Raad moet worden vastgesteld.

Hoofdstuk 1. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 1. a. Eigen bijdrage /eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

  • 2. Voor een (sport) rolstoel wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

  • 3. Er wordt geen eigen bijdrage/eigen aandeel gevraagd van ouders van een aanvrager die jonger is dan 18 jaar.

  • 4. Bij de collectieve vervoersvoorziening betalen mensen geen eigen bijdrage via het Centraal administratie kantoor (CAK)

Artikel 1. b. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Deze bedragen:

  • a.

    voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.905,- per jaar, het bedrag van € 18,00per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn jaarinkomen en € 22.905,-;

  • b.

    voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.007,- per jaar, het bedrag van € 18,00 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn jaarinkomen en € 16.007,-;

  • c.

    voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan van 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.306,- per jaar, het bedrag van € 25,80 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn jaarinkomen en € 28.306,-;

  • d.

    voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.319,- per jaar, het bedrag van € 25,80 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn jaarinkomen en € 22.319,-.

Artikel 2. Vaststelling en inning eigen bijdrage of eigen aandeel

De eigen bijdrage en het eigen aandeel worden berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Artikel 3. Perioden eigen bijdrage/eigen aandeel

  • 1. Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 1 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

  • 2. Indien een voorziening niet in eigendom wordt verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende de periode waarvoor de voorziening wordt verstrekt.

  • 3. Indien het hulp bij huishouden betreft, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de dienst geleverd wordt.

  • 4. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan de kostprijs van een voorziening.

Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden.

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

  • 1. Er wordt vanaf 1 januari 2012 een bedrag uitbetaald, dat is gebaseerd op:

    • a.

      het soort hulp bij huishouden (HH1/HH2) waarvoor iemand is geïndiceerd en

    • b.

      het vastgestelde aantal uren/minuten waarvoor iemand is geïndiceerd en

    • c.

      de keuze van de klant voor Pgb –particuliere hulp of Pgb-opdrachtgever of alfahulp Oude -IJsselstreek

  • 2. Het bedrag dat vanaf 1 januari 2012 wordt uitbetaald bedraagt voor HH 1 Pgb-particuliere hulp €13,75 per uur.

  • 3. Het bedrag dat vanaf 1 januari 2012 wordt uitbetaald voor HH 1 Pgb-opdrachtgever bedraagt €17,76.

  • 4. Het bedrag dat vanaf 1 januari 2012 wordt uitbetaald voor HH1 alfahulp Oude-IJsselstreek, bedraagt € 14,80.

  • 5. Het bedrag dat vanaf 1 januari 2012 wordt uitbetaald bedraagt voor HH2 Pgb– particuliere hulp €20,81 per uur.

  • 6. Het bedrag dat vanaf 1 januari 2010 wordt uitbetaald voor HH2 Pgb- opdrachtgever bedraagt € 22,00 per uur.

Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen.

Artikel 5.

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Woonvoorzieningen waarvan de kosten het bedrag van € 50.000,- te boven gaan worden niet verleend, tenzij weigering van de betrokken woonvoorziening – gelet op het belang dat de Wet beoogt te beschermen – zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 3.

    Terugbetaling van de kosten van de woonvoorziening op grond van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Winterswijk 2012 is alleen vereist voor woonvoorzieningen met een waarde van méér dan € 2.500,- .

  • 4.

    Het in resultaat 2 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Winterswijk 2012 genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

    *in het eerste jaar is 100% van de investering verschuldigd;

    *in het tweede jaar is 90% van de investering verschuldigd;

    *in het derde jaar is 80% van de investering verschuldigd;

    *in het vierde jaar is 70% van de investering verschuldigd;

    *in het vijfde jaar is 60% van de investering verschuldigd;

    *in het zesde jaar is 50% van de investering verschuldigd;

    *in het zevende jaar is 40% van de investering verschuldigd;

    *in het achtste jaar is 30% van de investering verschuldigd;

    *in het negende jaar is 20% van de investering verschuldigd;

    *in het tiende jaar is 10% van de investering verschuldigd.

    In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 5.

    Het bedrag voor de verhuis- en (her)inrichtingskostenvergoeding bedraagt € 2.528,-.

  • 6.

    Voor tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte maximaal € 2500,-

  • 7.

    Voor tijdelijke huisvesting niet zelfstandige woonruimte, maximaal €1260,-

Artikel 6. Verwerving grond

Het aantal m2 wat voor een tegemoetkoming maximaal in aanmerking komt is per vertrek in een zelfstandige woning als volgt:

Soort vertrek

Bij aanbouw m2

Bij uitbreiding

m2

woonkamer

30

6

Keuken

10

4

1 persoonsslaapkamer

10

4

2 persoonsslaapkamer

18

4

toiletruimte

2

1

badkamer

-wastafelruimte

2

1

-doucheruimte

3

2

entree/hal/gang

5

2

Berging

6

4

Artikel 7. Kosten van woningaanpassing

De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5.

    De leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabel.

  • 9.

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11.

    De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

    Indien de gemeente ook de administratiekosten van de verhuurder wil vergoeden kan het volgende opgenomen worden:

  • 12.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten onder 1 tot en met 11 meer dan € 1000,- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,-.

Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 8.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op 100 % van de nieuwwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening.

  • 2. In het geval er een depot voorziening verstrekt zou kunnen worden, wordt het bedrag bepaald op het bedrag dat het de gemeente zou kosten om de voorziening uit depot aan te schaffen.

  • 3. Het PGB wordt verstrekt voor de levensduur zoals is opgenomen in het raamcontract met de aanbieder van hulpmiddelen. Uitzondering hierop is een wijziging in de medische situatie van een cliënt, waardoor de aangeschafte voorziening niet meer adequaat is.

  • 4. Jaarlijks wordt er een bedrag verstrekt voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie van het voorafgaande jaar. Verstrekking van dit bedrag gaat in, 1 jaar na aanschaf van de voorziening.

Artikel 9.

De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, bedraagt 1,2 maal het norminkomen zoals hieronder weergegeven (worden jaarlijks per 1 januari aangepast).

(bedragen per 01-01-2011)

Leefvorm

Netto Norminkomen

Inkomensgrens (1,2x norminkomen

Gehuwden beiden tot 65 jaar

€ 15.838,20

€ 19.005,84

Alleenstaande ouder tot 65 jaar

€ 14.254,44

€ 17.105,33

Alleenstaanden tot 65 jaar

€ 11.086,80

€ 13.304,16

Gehuwden, één partner 65 jaar of ouder, één partner tot 65 jaar

€ 16.741,56

€ 20.089,87

Gehuwden beiden 65 jaar of ouder

€ 16.741,56

€ 20.089,87

Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder

€ 15.306,36

€ 18.367,63

Alleenstaande 65 jaar of ouder

€ 12.162,96

€ 14.595,55

Gehuwden in inrichting

€ 6.481,80

€ 7.778,16

Alleenstaande in inrichting

€ 4.067,04

€ 4.880,45

Alleenstaande ouder in inrichting

€ 4.067,04

€ 4.880,45

(bedragen per 01-01-2011)

Leefvorm

Bruto inkomen

Inkomensgrens (1,2x bruto inkomen)

Gehuwden beiden tot 65 jaar

€ 18.369,84

€ 22.043,81

Alleenstaande ouder tot 65 jaar

€ 17.775,48

€ 21.330,58

Alleenstaanden tot 65 jaar

€ 14.104,20

€ 16.925,04

Gehuwden, één partner 65 jaar of ouder

€ 18.942,00

€ 22.730,40

Gehuwden beiden 65 jaar of ouder

€ 18.942,00

€ 22.730,40

Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder

€ 17.133,00

€ 20.559,60

Alleenstaande 65 jaar of ouder

€ 13.581,72

€ 16.298,06

Bruto IOAW grondslag en bruto ouderdomspensioen uit AOW

Artikel 10.

  • a. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 954,-.

  • b. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 2961,-.

  • c. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 3363,-.

Hoofdstuk 5. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 11.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op 100 % van de nieuwwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening.

  • 2. In het geval er een depot voorziening verstrekt zou kunnen worden, wordt het bedrag bepaald op het bedrag dat het de gemeente zou kosten om de voorziening uit depot aan te schaffen.

  • 3. Het PGB wordt verstrekt voor de levensduur zoals is opgenomen in het raamcontract met de aanbieder van hulpmiddelen. Uitzondering hierop is een wijziging in de medische situatie van een cliënt, waardoor de aangeschafte voorziening niet meer adequaat is.

  • 4. Jaarlijks wordt er een bedrag verstrekt voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie van het voorafgaande jaar. Verstrekking van dit bedrag gaat in, 1 jaar na aanschaf van de voorziening.

Hoofdstuk 6. Sportrolstoel

Artikel 12.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op 100% van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, met een maximum van € 2218,00. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 13. Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 25 lid 2 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012 advies gevraagd moet worden bedraagt € 20.000,-.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012.

Aldus vastgesteld te Winterswijk op 13 december 2011

burgemeester en wethouders

J.P.M. Scheinck drs. M.J. van Beem

gemeentesecretaris burgemeester

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012

Hoofdstuk 1. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 1. Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

Artikel 1.a.

In lid 1 wordt vastgelegd dat er een eigen bijdrage zal worden gevraagd voor bepaalde Wmo-voorzieningen. Dit is bij de vaststelling van de Wmo-verordening en het Wmo-besluit 2007 een politieke keuze geweest. Deze politieke keuze werd in de verordening al wel verwoord en is voor de volledigheid ook in het besluit opgenomen.

In lid 2 wordt de uitzondering voor het vragen van een eigen bijdrage bij een (sport)rolstoel verwoord.

In lid 3 wordt vastgelegd dat er aan de ouder(s)/verzorger(s) van een aanvrager, jonger dan 18 jaar, geen eigen bijdrage wordt gevraagd. In het kader van de zorgplicht van een ouder/verzorger zou gesteld kunnen worden dat er wel een eigen bijdrage zou kunnen worden gevraagd. Er bestaat juridisch gezien echter nog onduidelijkheid over de (on)mogelijkheid van het vragen van een eigen bijdrage aan ouders/verzorgers. E.e.a zal door VWS worden uitgezocht (n.a.v. een vraag van Schülinck). Zodra er nieuws is omtrent dit onderwerp, zullen we dat van Schülinck horen.

Lid 4 geeft aan dat er voor het collectief vervoer geen eigen bijdrage via het CAK geïnd wordt. Geïndiceerden betalen per zone een gereduceerd tarief met een maximum van 5 zones. Hierboven betalen geïndiceerden een openbaar vervoer tarief.

Artikel 1.b.

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur van het Rijk (AMvB) óók het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemd, handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn. Deze bedragen worden door een bepaling in de verordening door de Raad vastgesteld, maar worden hier voor de volledigheid vermeld.

Artikel 2. Vaststelling en inning eigen bijdrage of eigen aandeel

Artikel 16 van de wet bepaalt dat een eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door de minister van VWS aan te wijzen rechtspersoon. In de Regeling maatschappelijke ondersteuning, Staatscourant van 22 december 2006, nr. 250, heeft de minister in artikel 2 het Centraal Administratie Kantoor (CAK) daartoe aangewezen. Daarom worden de eigen bijdragen in de gemeente Winterswijk berekend en geïnd door het CAK. Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt.

Artikel 3. Perioden eigen bijdrage/eigen aandeel

Lid 1.Artikel 4.1., lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB) bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage (alleen bij voorzieningen in natura en PGB) of het eigen aandeel (alleen bij een financiële tegemoetkoming) over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan

Lid 2 en 3. Gaat het om een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura die “niet in eigendom” wordt verstrekt, dan vraagt de gemeente de eigen bijdrage zo lang als de voorziening wordt verstrekt. Voorbeelden zijn de hulp bij het huishouden (dienstverlening) of scootmobiel (in bruikleen).

Lid 4. Indien er een eigen bijdrage wordt gevraagd, mag deze de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan. Dit geldt ook voor de voorzieningen die in bruikleen zijn verstrekt. De gemeente bepaalt de kostprijs van de voorziening en geeft deze door aan het CAK. Indien de maximale eigen bijdrage per 4 weken van de ondersteuningsvrager de totale kostprijs overschrijdt, dan betaalt hij de kostprijs. Wanneer de totale kostprijs de maximale eigen bijdrage per 4 weken van de ondersteuningsvrager overschrijdt, dan betaalt hij de maximale eigen bijdrage.

Eigen aandeel

De bovengenoemde regels met betrekking tot de eigen bijdrage gelden ook voor het eigen aandeel bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming.

Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

Lid 1 In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

Bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt uitgegaan van het systeem van klassen, zoals dat ook in de AWBZ gehanteerd wordt. Het PGB-bedrag wordt gebaseerd op het daadwerkelijk aantal (halve) uren binnen de klasse waarvoor iemand wordt geïndiceerd. In overleg met de cliënt bepaalt de Wmo consulent het aantal (halve) uren.

Binnen het Pgb wordt onderscheid gemaakt tussen Pgb-particuliere hulp, Pgb-opdrachtgever en alfahulp Oude-IJsselstreek.

Onder Pgb particuliere hulp wordt verstaan het inkopen van hulp bij huishouden bij bijvoorbeeld een familielid, buurvrouw of vroegere alfahulp. Zij vallen onder de regeling dienstverlening aan huis. Deze regeling geldt alleen voor mensen die een indicatie voor hulp bij huishouden hebben vóór 1 januari 2012.

Onder Pgb-opdrachtgever wordt verstaan het inkopen van professionele hulp bij huishouden bij een aanbieder die niet door de gemeente geselecteerd is. De klant sluit met de aanbieder een overeenkomst van opdracht en wordt dus geen werkgever. De werkgeversverplichtingen zijn de verantwoordelijkheid van de organisatie waarbij de hulp wordt ingekocht.

Onder alfahulp Oude IJsselstreek wordt verstaan het inkopen van hulp bij huishouden via het bureau Huishoudelijke Hulp van Oude IJsselstreek. De burger gaat een overeenkomst opdrachtgever - opdrachtnemer aan. De budgethouder vraagt de gemeente om de bemiddeling en administratie te doen. Tevens geeft de budgethouder de gemeente opdracht om de hulpverlener rechtstreeks te betalen middels een machtiging. Deze administratie wordt dan gedaan door het bureau Huishoudelijke Hulp Oude IJsselstreek. De kosten voor deze ondersteuning worden jaarlijks vastgesteld.

Voor het tarief Pgb- particuliere hulp HH1 is uitgegaan van het aanvaardbare uurloon van €12,50 (bruto) voor alfahulpen. Dit is niet het minimumloon, want dat ligt lager. Het tarief voor Pgb-particuliere hulp HH1 is vastgesteld op €13,75. Dit is het huidige Pgbtarief HH1 dat klanten met een Pgb ontvangen. Op deze manier voorkom je dat de huidige klanten benadeeld worden.

Voor het tarief Pgb- particuliere hulp HH2 is uitgegaan van het huidige Pgbtarief HH dat klanten met een Pgb ontvangen. Op deze manier voorkom je dat de huidige klanten benadeeld worden. Dit uurtarief ligt hoger als bij HH1 omdat hier ook meer deskundigheid van verwacht wordt.

Voor het uurtarief Pgb-opdrachtgever HH1 en HH2 is uitgegaan van het uurtarief van de goedkoopste aanbieder die vanaf 1 januari 2010 hulp gaat aanbieden in onze gemeente. Pgb-opdrachtgever wordt ingezet bij klanten die geen gebruik willen maken van ZIN geleverd door de gemeente geselecteerde aanbieders en die geen gebruik willen maken van het Pgb particuliere hulp. Vanwege werkgeverslasten, ziektekosten, opleidingskosten en overhead die een aanbieder heeft, is het tarief voor een Pgb –opdrachtgever altijd hoger dan het tarief voor Pgb-particuliere hulp. Dit tarief moet de klant in staat stellen hulp bij het huishouden bij een onafhankelijke aanbieder in te kopen.

Voor het uurtarief Alfahulp Oude IJsselstreek wordt uitgegaan van € 14,80. Hiervan wordt €12,50 uitbetaald aan de hulp. Van het restantbedrag wordt het Bureau Huishoudelijke Hulp Oude IJsselstreek betaald voor de bemiddeling en uitbetaling aan de hulp.

De gemeente Winterswijk heeft een contract met Menzis afgesloten om de PGB-houder te ondersteunen in zijn rol als werkgever.

Iedere PGB-houder kan contact opnemen met Menzis wanneer het gaat om informatie en advies. De gemeente betaalt Menzis voor deze dienstverlening.

Er is sprake van 2 soorten Hulp bij het huishouden: HH1 en HH2.

HH1: hulp bij huishoudelijke werkzaamheden zoals schoonmaken, (incidenteel)boodschappen doen, broodmaaltijd klaarmaken, licht en zwaar huishoudelijke werkzaamheden, wasgoed, huishoudelijke spullen in orde houden.

HH2: zoals hierboven beschreven en uitgebreid met verzorging van huisgenoten, begeleiding van de maaltijd, dagelijkse organisatie van het huishouden en instructie, voorlichting en advies op huishoudelijk gebied.

Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen

Artikel 5.

Lid 1. Hierin is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de Beleidsregels.

Lid 2. Woonvoorzieningen boven de € 50.000,- worden niet verleend. Ten tijde van de WVG, konden de kosten van grote woonvoorzieningen worden gedeclareerd bij het rijk. Dit is onder de Wmo niet meer mogelijk. Daarom is er een grens gesteld, ook op advies van de VNG.

Lid 3. Terugbetaling van het investeringsbedrag wordt alleen gevraagd bij een woningaanpassing van € 2500,00 of meer.

Lid 4 . Hierin wordt het afschrijvingsschema genoemd, dat gehanteerd wordt indien een aangepaste woning binnen 10 jaar wordt verkocht. Het investeringsbedrag wordt als uitgangspunt genomen.

Lid 5. Legt het bedrag van een verhuiskostenvergoeding vast

Lid 6 en 7 leggen achtereenvolgens vast welke bedragen zo nodig maximaal verstrekt worden als het gaat om een vergoeding voor tijdelijke huisvesting.

Artikel 6.

Voor het verwerven van extra grond is een tegemoetkoming mogelijk die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters (m2) per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning.

Een medische noodzaak kan een ander maximum vergen. Uiteraard dient dat door een onafhankelijk adviserend arts (in principe de adviseur van de gemeente) aangegeven te worden.

Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een

woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

Artikel 7.

Benoemt de eventuele kosten die meegenomen kunnen worden bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij een woningaanpassing.

Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 8.

Lid 1 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, van de goedkoopst-adequate voorziening die voor 100 % wordt vergoed.

Lid 2 geeft aan dat in het geval er een depot voorziening verstrekt zou kunnen worden, het bedrag wordt bepaald op het bedrag dat het de gemeente zou kosten om de voorziening uit depot aan te schaffen. Het is immers niet de bedoeling dat de gemeente door een Pgb met hogere kosten geconfronteerd wordt.

Lid 3 geeft aan voor welke minimale duur het PGB is afgegeven. Er wordt uitgegaan van de levensduur zoals deze in de raamovereenkomst met de aanbieder zijn omschreven. Dit kan alleen gehanteerd worden bij een niet gewijzigde medische situatie van een cliënt.

Lid 4 Jaarlijks wordt er een bedrag verstrekt voor onderhoud en reparatie. Dit bedrag is gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie van het voorafgaande jaar. Het eerste jaar is sprake van garantie en vindt uitbetaling van dit bedrag niet plaats.

Artikel 9.

Artikel 9 legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. Er wordt uitgegaan van de officiële methode, waardoor er aangesloten wordt bij de bedragen van de Wet werk en bijstand (WWB). Deze bedragen veranderen jaarlijks per 1 januari, zodat dat in dit besluit ook gebeurt.

In deze methode wordt het norminkomen gedefinieerd als: "de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 lid 2 WWB, en de normen van een alleenstaande of een alleenstaande ouder, of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23 lid 2 WWB".

Artikel 10.

Artikel 10 legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, zal in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning verder worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 5. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 11.

Lid 1 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, van de goedkoopst-adequate voorziening die voor 100 % wordt vergoed.

Lid 2 geeft aan dat in het geval er een depot voorziening verstrekt zou kunnen worden, het bedrag wordt bepaald op het bedrag dat het de gemeente zou kosten om de voorziening uit depot aan te schaffen. Het is immers niet de bedoeling dat de gemeente door een Pgb met hogere kosten geconfronteerd wordt.

Lid 3 geeft aan voor welke minimale duur het PGB is afgegeven. Er wordt uitgegaan van de levensduur zoals deze in de raamovereenkomst met de aanbieder zijn omschreven. Dit kan alleen gehanteerd worden bij een niet gewijzigde medische situatie van een cliënt.

Lid 4 Jaarlijks wordt er een bedrag verstrekt voor onderhoud en reparatie. Dit bedrag is gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie van het voorafgaande jaar. Het eerste jaar is sprake van garantie en vindt uitbetaling van dit bedrag niet plaats.

Hoofdstuk 6. De Sportrolstoel

Artikel 12.

De sportrolstoel is een voorziening die is meegenomen vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening en in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Een sportrolstoel kan nodig zijn in het kader van resultaat 8, voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bijvoorbeeld. Een sportrolstoel wordt verstrekt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget hoeft niet kostendekkend te zijn en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 13. Verplicht advies

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2012 bepaalt in artikel 25 lid 2 dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht (medisch en/of bouwkundig) advies gevraagd moet worden. In dit artikel is het bedrag dat aansluit op het huidige beleid vermeld.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de datum van inwerkingtreding van het Besluit.

Artikel 15. Citeertitel

Dit artikel regelt de citeertitel van het Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Winterswijk 2012.