Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2010

Geldend van 31-12-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2010

2009, nr. XII-12 sub f.

De raad van de gemeente Winterswijk;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van van 7 december 2009, nr. XII-12 sub f;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN

PRECARIOBELASTING 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    jaar: een kalenderjaar;

  • 2.

    halfjaar: een half kalenderjaar;

  • 3.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • 4.

    maand: een kalendermaand;

  • 5.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • 6.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende om 0.00 uur.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “precariobelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 3 Belastingplicht

De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:

  • 1.

    het hebben van voorwerpen en werken ten behoeve van percelen waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, genothebbende is;

  • 2.

    het hebben van brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;

  • 3.

    werken, verricht ten behoeve van het telefoon- en telegraafnet of van het elektriciteitsnet;

  • 4.

    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere daarmede op één lijn te stellen instellingen;

  • 5.

    het hebben van voorwerpen of werken, welke noodzakelijk voor de uit oefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door de waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • 6.

    het hebben boven de grond van borden tot verhuur of verkoop van woningen of percelen, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen woningen of percelen zijn bevestigd;

  • 7.

    het hebben van erkers, balkons of andere uitspringende gedeelten van gebouwen, zomede luifels, zonneschermen, stoeptreden en vlaggenstokken;

  • 8.

    het hebben van borden, masten, palen e.d. die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

  • 9.

    het hebben van hijsbalken;

  • 10.

    het hebben van sierlampen;

  • 11.

    het hebben van pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, goten, puilijsten, goot- en kroonlijsten, spionnen e.d.;

  • 12.

    het hebben van buizen voor de afvoer van huis- of hemelwater of fecaliën;

  • 13.

    het hebben van buizen of leidingen voor de aanvoer van drinkwater;

  • 14.

    het hebben van voorwerpen, uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel of tot bevordering van wetenschap, kunst of een ander algemeen belang;

  • 15.

    het hebben van opendraaiende voorwerpen, inrichtingen of werken welke krachtens wettelijk voorschrift naar buiten openslaand zijn gemaakt;

  • 16.

    het hebben van voorwerpen, welke tegen een gevel zijn aangebracht en niet meer dan 10 cm uitsteken;

  • 17.

    het hebben van werken en voorwerpen, waarvan de aanwezigheid ingevolge een wettelijk voorschrift moet worden gedoogd;

  • 18.

    het hebben van werken of voorwerpen, waarvoor uit andere hoofde betaling aan de gemeente moet geschieden;

  • 19.

    het hebben van kabels en draden ten behoeve van een centraal antennesysteem al dan niet geëxploiteerd van overheidswege;

  • 20.

    het hebben van halteborden, wachthuisjes en dergelijke ten dienste van openbare middelen van vervoer;

  • 21.

    het hebben van werken en afsluitingen ten behoeve van de school- en volksfeesten;

  • 22.

    het hebben van uithangborden, lichtreclames, reclameborden en andere tot reclame dienende voorwerpen;

  • 23.

    het hebben van spandoeken.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien in de tarieventabel voor het hebben van voorwerpen zowel een jaar-, halfjaar-, maand-, week- als dagtarief is opgenomen, is voor de berekening van de precariobelasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een terzake door de gemeente verleende vergunning. In de gevallen waarin geen vergunning is verleend, geldt het tarief voor de kleinste tijdseenheid.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Indien de precariobelasting naar jaartarieven wordt geheven, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak een dag, week, maand, kwartaal of halfjaar, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting

  • 1.

    De naar jaartarieven geheven precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld voor de niet in artikel 9 genoemde gevallen

Andere precariobelasting dan die bedoeld in artikel 9 is verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak wordt geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2 moet in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt, één maand na de dagtekening die op de aanslag is vermeld. En elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking van lid 1 dient de precariobelasting die verschuldigd is op nota, te worden voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van die nota.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van Burgemeester en Wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening precariobelasting 2009" vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2008, nr. XII-6 sub h wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening precariobelasting 2010".

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in

zijn openbare vergadering gehouden op 17 december 2009,

de voorzitter, de plaatsvervangend griffier,

TARIEVENTABEL

als bedoeld in artikel 5 van de "Verordening precariobelasting 2010" en behorende bij die verordening vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2009, nr. XII-12 sub f.

De belasting bedraagt voor:

I. Terrassen

Het gebruik of genot van grond als terras voor cafés, restaurants, lunchrooms en dergelijke inrichtingen per m², per jaar

16,93

II. Rijwielrekken enz.

Het hebben van een rijwielrek en rijwielstandaard of dergelijk voorwerp per m², per jaar

7,37

III. Uitstallen van goederen

Het langs de panden uitstallen van goederen per m² grond

per halfjaar

per jaar

19,34 23,50

IV. Automaten enz.

Het hebben van een automatisch weeg- of ander toestel met uitzondering van de toestellen bedoeld in lid 2 wordt een belasting geheven per stuk, per jaar

8,15

V. Afsluiten van de openbare weg

Het afsluiten van een voor het openbaar verkeer met rij- en voertuigen opengestelde straat/weg per dag of korter

voor de eerste week

en daarna per dag

11,11

1,13

VI. Algemeen

Het gebruiken van gemeentegrond op enige andere wijze als genoemd onder de nummers I tot en met V per m²

1.per dag

2.per week of deel daarvan langer dan 3 dagen

3.per maand of deel daarvan langer dan 2 weken

4.per jaar of deel daarvan langer dan 9 maanden

0,35

0,62

1,82

13,30

VII. Basistarief

Voor alle tarieven geldt, dat per recht minimaal een bedrag van € 13,10 wordt geheven

13,10