Regeling vervallen per 22-06-2018

Beleidsregels Boete Participatiewet/Bbz, IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2015 en volgende jaren.

Geldend van 15-09-2015 t/m 21-06-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2015

Intitulé

Beleidsregels Boete Participatiewet/Bbz, IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2015 en volgende jaren.

Artikel 1. Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid.

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge artikel 18a, 4e lid Participatiewet, artikel 20a, 4e lid IOAW en artikel 20a, 4e lid IOAZ.

  • 2. Het college ziet af van de bevoegdheid in lid 1 indien bij een toekenning van de uitkering sprake zou zijn van financieel nadeel voor de gemeente.

Artikel 2. Waarschuwing.

  • 1. Indien er sprake is van een overtreding van de inlichtingenplicht wordt er een bestuurlijke boete opgelegd.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing indien er geen sprake is van financieel nadeel voor de gemeente, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar waarbinnen eerder een soortgelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 3. Hoogte van de boete.

Op basis van de mate van verwijtbaarheid worden overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel de volgende boetes opgelegd:

  • 1.

    Bij aantoonbare opzet of voorwaardelijke opzet: 100% van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Bij aantoonbare grove schuld: 75% van het benadelingsbedrag.

  • 3.

    Verwijtbaar: 50% van het benadelingsbedrag.

  • 4.

    Verminderde verwijtbaarheid: 25% van het benadelingsbedrag

De maximale boete kan niet meer bedragen dan de geldboete die in het strafrecht voor een dergelijk strafbaar feit kan worden opgelegd. Bij de op te leggen boete op grond van de leden 2, 3 en 4 bedraagt de maximale boete € 8.100,--.

Artikel 4. Recidive.

Bij recidive wordt voor de berekening van de boete 150% van het benadelingsbedrag als uitgangspunt genomen. Op dit bedrag wordt het boetepercentage toegepast dat voortkomt uit de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid zoals in artikel 3 is omschreven

Artikel 5. Dringende reden.

Ingeval van dringende reden wordt van een bestuurlijke boete afgezien.

Artikel 6. Citeertitel.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Boete Participatiewet/Bbz,IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2015.

Artikel 7. Inwerkingtreding.

  • 1. De beleidsregels Boete Participatiewet/Bbz, IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2015 en volgende jaren treden met ingang van 1 april 2015 in werking.

  • 2. De beleidsregels Bestuurlijke boete, die vanaf 1 januari 2013 zijn gehanteerd, worden met ingang van 1 april 2015 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus op 7 juli 2015 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk
De burgemeester, de gemeentesecretaris,
drs. M.J. van Beem J.P.M. Scheinck

Toelichting Beleidsregels Boete Participatiewet/Bbz, IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2015 en volgende jaren.

Algemene toelichting.

Vanaf 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) in werking getreden. Met deze wet worden de sanctiemogelijkheden ter versterking van de naleving en bestrijding van misbruik en fraude van uitkeringen aangescherpt. De terugvordering van ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen uitkering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht is weer een verplichting geworden. In geval van schending van de inlichtingenplicht zal de uitkering niet meer worden verlaagd, maar moet er een bestuurlijke boete worden opgelegd. De bestuurlijke boete kan in tegenstelling tot een maatregel ook worden opgelegd als er geen recht meer bestaat op uitkering.

Volgens de wet wordt de bestuurlijke boete gesteld op het maximaal geleden netto benadelingsbedrag (Participatiewet) dan wel bruto benadelingsbedrag (IOAW en IOAZ). In geval van recidive bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag

In de Fraudewet wordt de boete op standaard 100% van het benadelingsbedrag gesteld, waarbij vervolgens verminderde verwijtbaarheid aan de orde kan zijn. Op 24 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep beslist over de Fraudewet. Deze uitspraak raakt de kern van de wet en heeft vergaande gevolgen voor de wet en de uitvoeringspraktijk. De minister heeft de Kamer toegezegd de wetgeving hierop te zullen aanpassen. Met deze toegezegde wetswijziging en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is bij het opstellen van deze beleidsregels rekening gehouden.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1. Gebruik van de wettelijke bevoegdheid.

Dit artikel bevat de hoofdregel, namelijk de wijze waarop in beginsel gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Lid 2 bepaalt dat wordt afgeweken van de hoofdregel indien bij een toekenning van een uitkering sprake zou zijn van financieel nadeel voor de gemeente.

Artikel 2 Waarschuwing.

Uit de wettelijke bepalingen (artikel 18a,lid 4 Participatiewet, artikel 20a lid 4 IOAW en artikel 20a lid 4 IOAZ) volgt in welke situatie het college kan afzien van het opleggen van een boete en kan volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Als uitgangspunt geldt dat er een bestuurlijke boete wordt opgelegd wanneer er sprake is van een overtreding van de inlichtingenplicht. Indien de gemeente echter geen financieel nadeel heeft, wordt volstaan met een waarschuwing. Uit artikel 5:2 eerste lid onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op te maken dat een waarschuwing kan worden gezien als een herstelactie, welke gericht is op het beëindigen of ongedaan maken van de overtreding of de gevolgen daarvan, dan wel het voorkomen van herhaling. Is er in de afgelopen twee jaar al eerder een waarschuwing opgelegd, dan wordt er wel een bestuurlijke boete opgelegd. Uit artikel 1:3 eerste lid Awb is op te maken dat een schriftelijke waarschuwing een besluit in de zin van de Awb is en dus voor bezwaar en beroep open staat.

Artikel 3. Hoogte van de boete.

De wetgever is uitgegaan van het opleggen van een bestuurlijke boete, gelijk aan het benadelingsbedrag. Hiervan kan alleen worden afgeweken bij verminderde verwijtbaarheid. Op basis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2014 moet de uitvoering hierop worden aangepast. De ernst van het feit, mate van verwijtbaarheid en omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd bepalen de hoogte van de boete (art.5:46 lid 2 en 3:4 lid 2 Awb). Op basis van het evenredigheidsbeginsel kan de hoogte van de boete als volgt worden bepaald.

Opzet of voorwaardelijke opzet:

Wanneer bij schending van de inlichtingenplicht de opzet wordt aangetoond, mag het college overgaan tot een boete van 100% van het benadelingsbedrag. Dus als de overtreder willens en wetens de inlichtingenplicht heeft geschonden om er beter van te worden of willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat hij een overtreding zou plegen (voorwaardelijke opzet).

Grove schuld:

Kan opzet niet aangetoond worden, maar kan wel aangetoond worden dat er sprake is van grove schuld, dan mag de boete maximaal 75% van het benadelingsbedrag bedragen. Grove schuld betekent een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid, laakbare slordigheid of ernstige onachtzaamheid. De overtreder had moeten begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat hij teveel of ten onrechte uitkering zou ontvangen. (bijv. veel te laat werkzaamheden melden terwijl de meldingstermijn duidelijk is.)

Schuld:

Wanneer (voorwaardelijke) opzet of grove schuld niet aangetoond kan worden maar de schending van de inlichtingenplicht wel verwijtbaar is (bijv. bij stommiteiten, slordigheden e.d.) bedraagt de boete maximaal 50% van het benadelingsbedrag.

Verminderde verwijtbaarheid.

In beginsel leidt dit tot een boete van 25% van het benadelingsbedrag. Voorbeelden zijn genoemd in art.2a van het boetebesluit:

  • ·

    De betrokkene verkeerde in onvoorzienbare en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt.

  • ·

    De betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen, of

  • ·

    de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.

Andere omstandigheden,die kunnen leiden tot verminderde verwijtbaarheid zijn:

  • .

    hulp in de familiesfeer.

Verder kunnen andere omstandigheden de boete verlagen:

  • ·

    Gezinsomstandigheden en gevolgen voor kinderen.

  • ·

    Draagkracht van betrokkene.

  • ·

    Ernstige gezondheidsproblemen of sociale problemen.

De maximale boete kan niet meer bedragen dan de geldboete die in het strafrecht voor een dergelijk strafbaar feit kan worden opgelegd. Wanneer er geen sprake is van opzet mag de boete nooit hoger zijn dan € 8.100,--.

Voorbeeld: Iemand fraudeert tot een bedrag van € 30.000,--. Er is geen sprake van opzet, maar wel van grove schuld. Bij grove schuld wordt de hoogte van de boete bepaald op € 75% van € 30.000,-- is € 22.500,--Er mag echter geen hogere boete worden opgelegd zoals in art.23 lid 4 categorie 3 Wetboek van Strafrecht is bepaald en dus bedraagt deze maximaal € 8.100,--.

Anders dan voorheen bestaat er geen minimum boete meer; alleen het benadelingsbedrag.

Artikelen 4, 5, 6 en 7.

Deze artikelen behoeven geen toelichting.