Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk houdende regels omtrent Jeugdhulp Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk houdende regels omtrent Jeugdhulp Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;

gelet op de Verordening Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020;

besluit vast te stellen de beleidsregels Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    AKJ: het AKJ is een onafhankelijke organisatie van de vertrouwenspersonen voor de Jeugdhulp die hulp biedt aan kinderen, jongeren en ouders/verzorgers die te maken krijgen met een vorm van jeugdhulp;

  • b.

    algemene (vrij toegankelijke) voorziening: een voorziening die zonder beschikking van de gemeente toegankelijk is;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • e.

    Backoffice: de jeugd- en/of Wmo-consulent(en) en de administratie- en facturatieafdeling van de gemeente Winterswijk m.b.t. zorg en welzijn;

  • f.

    cliënt(en): de jeugdige(n) en/of ouder(s)/verzorger(s) die aanspraak maakt/maken op jeugdhulp, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • g.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;

  • h.

    Sociaal Team De Post: team waar de inwoner van Winterswijk terecht kan met vragen over zorg, welzijn, opvoeden en opgroeien;

  • i.

    familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de cliënt behoren;

  • j.

    hulpvraag: behoefte van een cliënt aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet en zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening;

  • k.

    individuele voorziening: op de cliënt toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Verordening;

  • l.

    jeugdhulp: jeugdhulp, zoals bedoeld in art 1.1. van de wet;

  • m.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4 van de Verordening;

  • n.

    Ondersteuningsteam: het Ondersteuningsteam Oost Achterhoek, dat namens het college de jeugdhulpvragen oppakt;

  • o.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Verordening;

  • p.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een cliënt, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • q.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhouden;

  • r.

    Verordening: de Verordening Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020;

  • s.

    wet: Jeugdwet;

  • t.

    wettelijke vertegenwoordiger: een persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake en die namens de cliënt een aanvraag in mag dienen of namens hem mag handelen in relatie tot het pgb;

  • u.

    VOG: een Verklaring Omtrent het Gedrag;

  • v.

    ZIN: zorg in natura.

Artikel 2. Reikwijdte gemeentelijke verantwoordelijkheid Jeugdwet

  • 1. Voor jeugdhulp geldt dat gemeenten geen voorzieningen hoeven te treffen als er aanspraak mogelijk is op de Wet langdurige zorg (Wlz), of als er een recht op zorg als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of Passend Onderwijs bestaat. Indien er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problematiek en daardoor zowel een vorm van zorg op grond van de Wlz of de Zvw als een soortgelijke voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden verkregen, moet een voorziening op grond van de (Jeugd) Wet getroffen worden.

  • 2. Als de cliënt 18 jaar wordt, verandert de verantwoordelijkheid voor de hulp:

    • a.

      als de zorg vanaf 18 jaar op grond van een andere wet (Zvw, Wlz of Wmo) kan worden verleend is de gemeente niet meer jeugdhulpplichtig.

    • b.

      als het om een vorm van jeugdhulp gaat die voor meerderjarigen niet op grond van een andere wet kan worden voortgezet (met name jeugd- en opvoedhulp, niet zijnde jeugd- GGZ, jeugd-LVG, of hulp in het kader van Jeugdreclassering), dan blijft de gemeente wél verantwoordelijk voor het voortzetten van de jeugdhulp tot uiterlijk 23 jaar.

Hoofdstuk 2. Procedureregels aanvraag Jeugdhulp

Artikel 3. Melding van een hulpvraag

  • 1. Cliënten kunnen zich rechtstreeks wenden tot een aanbieder van een algemene (vrij toegankelijke) voorziening zoals bedoeld in artikel 1b van deze beleidsregels.

  • 2. Cliënten kunnen zich met een hulpvraag melden bij het Sociaal Team De Post, of rechtstreeks bij het Ondersteuningsteam;

  • 3. Het college bevestigt, indien van toepassing, de ontvangst van een melding digitaal of schriftelijk.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 5. Ook de huisarts, jeugdarts, medisch specialist, docent/schoolbegeleider of maatschappelijk ondersteuner van de cliënt kan de cliënt voorstellen/begeleiden om de hulpvraag aan het Ondersteuningsteam voor te leggen.

Artikel 4. Mogelijkheden kosteloze cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de cliënt een beroep kan doen op kosteloze cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst bij de melding en voorafgaand aan het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 5. Vooronderzoek en familiegroepsplan

Wanneer een cliënt behoefte heeft aan ondersteuning kan hij1 bij het college zijn vraag stellen. Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is voor de cliënt om het ondervonden probleem op te lossen. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt, wordt verder onderzoek gedaan. Het vooronderzoek vindt als volgt plaats:

  • a.

    het college neemt na melding van de hulpvraag zo spoedig mogelijk contact op met de cliënt om een afspraak te maken voor een gesprek. Hierbij verzamelt het college alle voor het onderzoek, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie. Hiertoe behoort in ieder geval het vaststellen van de identiteit van de cliënt;

  • b.

    de cliënt verschaft het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen;

  • c.

    indien de gegevens van de cliënt reeds voldoende bekend is, kan het college afzien van de in leden a en b bedoelde verzameling van gegevens;

  • d.

    indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de cliënt afzien van een gesprek en volstaan met een onderzoeksrapportage, overeenkomstig artikel 8;

  • e.

    indien de cliënt dit wenst wordt hij in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen en dit toe te voegen aan de gegevensverzameling, als bedoeld onder a en b;

  • f.

    nadat het familiegroepsplan is toegevoegd in het burgerportaal kunnen cliënten via het burgerportaal in hun dossier kijken en daarop reageren.

Artikel 6. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1. Het college onderzoekt in samenspraak met cliënt, zo spoedig mogelijk:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt, de veiligheid en ontwikkeling van de cliënt en de gezinssituatie;

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de cliënt, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja:

      • 1°.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • 2°.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de cliënt om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • 3°.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

      • 4°.

        voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • c.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt, en

    • d.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 2. Als de cliënt een familiegroepsplan heeft opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.

  • 3. Bij het onderzoek wordt aan de cliënt medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4. De cliënt verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 5. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het onderzoek, de rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 7. Aanvraag van een (individuele) voorziening

  • 1. Indien tijdens het onderzoeksgesprek (volgens art. 6) de beoordeling van de hulpvraag door het college leidt tot de wenselijkheid van de inzet van een vrij toegankelijke overige of andere voorziening, kan de cliënt hier vrijelijk gebruik van maken.

  • 2. Indien tijdens het gesprek de beoordeling van de hulpvraag door het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening kan een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk, middels het aanvraagformulier, ingevuld en ingediend worden bij het college.

  • 3. De cliënt heeft altijd de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen bij het college.

Artikel 8. De onderzoeksrapportage

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek middels een onderzoeksrapportage.

  • 2. De onderzoeksrapportage bestaat uit een omschrijving van de ondersteuningsbehoefte en beschrijft tevens de doelen die met hulp en ondersteuning bereikt dienen te worden en binnen welke termijn dit moet worden behaald. Aan het einde van deze termijn vindt er in overleg met de cliënt en de zorgaanbieder een beoordeling door de consulent plaats of de gestelde doelen zijn behaald.

Artikel 9. Inhoud van de beschikking

  • 1. Op de aanvraag wordt overeenkomstig de bepalingen hierover in de Awb door het college beschikt.

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met wat gezien wordt als gebruikelijke zorg van ouder(s)/verzorger(s) voor hun kinderen (zie bijlage 1).

  • 3. In de beschikking wordt, voor zover van toepassing, aangegeven:

    • a.

      de voorziening die wordt toegekend of afgewezen;

    • b.

      de doelen die worden gesteld;

    • c.

      in welke mate deze doelen bereikt kunnen worden binnen de eigen kracht of voorliggend veld;

    • d.

      motivering: waarom wel of geen toekenning. Vermeld moet worden op welke wijze de toe te kennen individuele voorziening bijdraagt aan de te behalen doelen. Indien sprake is van een afwijzing, wordt aangegeven waarom wordt afgewezen en op welke wijze cliënt zelf het probleem kan oplossen of door inzet van voorliggende (vrij toegankelijke) voorzieningen;

    • e.

      de vorm en het aantal uren/dagdelen/etmalen waarin de voorziening wordt toegekend;

    • f.

      de financieringsvorm van de zorg: pgb of ZIN;

    • g.

      indien van toepassing: wat de hoogte van het pgb of financiële tegemoetkoming is en hoe deze tot stand is gekomen;

    • h.

      de duur van de verstrekking;

    • i.

      de aan de (eventuele) toekenning verbonden verplichtingen: voor welk doel een persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, een teruggaveverplichting en het doorgeven van gewijzigde situatie;

    • j.

      bezwaarclausule: iedere aanvrager heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan. De gemeente streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Indien er nieuwe feiten of omstandigheden naar voren komen, kan dat van invloed zijn op de definitieve beschikking.

Hoofdstuk 3. Nadere regels verstrekking Persoonsgebonden budget

Artikel 10. Het pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 lid 1 van de wet.

  • 2. Een pgb kan verstrekt worden voor de volgende vormen van jeugdhulp zoals beschreven in de percelen 1, 2 en 3 van het Inkoopdocument Individuele voorzieningen Jeugdhulp, Maatwerkvoorzieningen Wmo en Hulp bij Huishouden 2019 - 2020:

    • a.

      Ondersteuning individueel gericht op ontwikkeling en stabilisatie;

    • b.

      Ondersteuning groep gericht op ontwikkeling en stabilisatie;

    • c.

      Logeren.

  • 3. De aanvraag voor een pgb komt tot stand overeenkomstig de procedureregels Jeugdhulp zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregels Jeugdhulp 2019.

Artikel 11. Het pgb-plan

  • 1. Indien tijdens het onderzoek – zoals bedoeld in artikel 6 – blijkt dat een individuele voorziening wenselijk is en de cliënt dit wil ontvangen via een pgb, moet de cliënt – of zijn vertegenwoordiger – een pgb-plan opstellen. Dit pgb-plan wordt getoetst door de backoffice.

  • 2. In het pgb-plan motiveert de cliënt waarom er voor een pgb gekozen wordt, op welke manier de doelen uit de onderzoeksrapportage behaald worden, bij wie de ondersteuning wordt ingekocht, hoe deze wordt georganiseerd en hoe de kwaliteit is gewaarborgd. Ook de kosten voor de ondersteuning moeten opgenomen worden in het pgb-plan.

  • 3. Bij de beoordeling van het pgb-plan door de backoffice wordt beoordeeld of de omschreven ondersteuning in het pgb-plan van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van de in de onderzoeksrapportage opgenomen doelen. Tevens wordt bij de beoordeling getoetst op de voorwaarden om voor een pgb in aanmerking te komen (zie artikel 12).

  • 4. Na ontvangst van het pgb-plan neemt de consulent contact op met de cliënt of diens vertegenwoordiger om te toetsen of de cliënt voldoet aan de voorwaarden om voor een pgb in aanmerking te komen.

Artikel 12. Voorwaarden om voor een pgb in aanmerking te komen

Een pgb voor een individuele voorziening kan worden verstrekt als een cliënt aan de volgende (wettelijke) voorwaarden voldoet:

  • a.

    de cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger moet naar oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren (zie artikel 14 van deze beleidsregels);

  • b.

    een cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten (zie artikel 15 van deze beleidsregels); en

  • c.

    naar oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is (zie artikel 16 van deze beleidsregels);

  • d.

    het hierboven genoemde moet door middel van het inleveren van een pgb-plan voorafgaand aan de aanvraag aangetoond worden.

Artikel 13. Weigeringsgronden

Een pgb kan volgens de wet art. 8.1.4. worden geweigerd, dan wel ingetrokken, in de volgende situaties:

  • eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

  • eerder sprake is geweest van fraude;

  • voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening, met dien verstande dat, indien de cliënt dat wenst, hij zelf het verschil kan financieren.

  • wanneer een beslissing op een aanvraag eerder is ingetrokken of herzien omdat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft of hebben verstrekt die tot een andere beslissing zouden hebben geleid;

  • omdat niet (meer) wordt voldaan aan de aan het toekennen van een pgb verbonden voorwaarden;

  • omdat de voorziening niet (meer) of voor een ander doel wordt gebruikt;

  • het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

Artikel 14. Pgb-vaardigheid

De eerste wettelijke voorwaarde betreft de pgb-vaardigheid van de cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger:

  • a.

    een cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger dient in staat te zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Denk aan:

    • i.

      de cliënt gaat zelf op zoek naar een passende hulpverlener;

    • ii.

      de cliënt moet zelf overeenkomsten en contracten afsluiten inclusief tariefafspraken;

    • iii.

      de cliënt stuurt en spreekt zelf de hulpverlener aan op zijn verplichtingen;

    • iv.

      de cliënt houdt zelf de administratie bij en legt verantwoording af over de besteding;

    • v.

      de cliënt verkrijgt het pgb via het trekkingsrecht, dat uitgevoerd wordt door de Sociale Verzekeringsbank. De cliënt zorgt zelf voor de juiste aanlevering van informatie aan de Sociale Verzekeringsbank en de verwerking van de betalingen via de digitale mogelijkheden van de Sociale Verzekeringsbank.

  • b.

    het college acht een cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger niet in staat om de aan de pgb verbonden taken verantwoord uit te voeren indien er bijvoorbeeld sprake is van:

    • i.

      problematische schuldenproblematiek;

    • ii.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • iii.

      het begaan van ernstige fraude;

    • iv.

      een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • v.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • vi.

      een vastgestelde cognitieve stoornis;

    • vii.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift; of

    • viii.

      twijfels op andere gronden over de pgb-vaardigheid.

  • Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • c.

    bij de beoordeling van de cliënt kan gebruik worden gemaakt van de pgb-test van Per Saldo. Voor deze test kan een cliënt niet slagen of zakken, maar geeft het college meer inzicht in de mate waarin een cliënt beschikt over de vaardigheden die noodzakelijk zijn om een pgb te kunnen beheren.

  • d.

    cliënten die niet in staat zijn om het beheer van het pgb in eigen handen te nemen, kunnen de aan een pgb verbonden taken uit laten voeren door een (wettelijk) vertegenwoordiger. Voor de vertegenwoordiger gelden dezelfde eisen met betrekking tot de pgb-vaardigheid als de cliënt en zoals benoemd onder lid 1a, b en c. De vertegenwoordiger mag geen (financiële) banden hebben met de in te zetten hulpverlener en kan niet tegelijkertijd de zorg leveren.

  • e.

    een eventueel door de cliënt ingezet bemiddelingsbureau kan niet tegelijkertijd de zorg leveren.

Artikel 15. Gemotiveerde keuze voor een pgb

  • 1. De tweede wettelijke voorwaarde betreft de motivering voor een pgb door de cliënt (of diens vertegenwoordiger). Volgens artikel 8.1.1 lid 2b van de wet dient de cliënt te motiveren dat het bestaande aanbod van ZIN niet passend is en daarom een pgb wenst. Hierbij gaat het om de argumenten van een persoon (de cliënt of zijn (wettelijk) vertegenwoordiger) om aan te geven dat ZIN die door de gemeente is voorgesteld niet passend is, waardoor de aanvrager gebruik wenst te maken van een pgb.

  • 2. Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op ZIN. Wanneer de aanvrager de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren.

  • 3. Enkele concrete voorbeelden (niet limitatief) van argumenten die de cliënt of vertegenwoordiger in het kader van hun motivering kunnen aandragen voor het betrekken van jeugdhulp uit het eigen sociale netwerk via een pgb zijn:

    • a.

      de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • c.

      de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

    • d.

      de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • e.

      als het noodzakelijk is om ondersteuning op afroep te organiseren;

    • f.

      tot slot dienen gemeenten rekening te houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor aanvragers om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging indien deze niet gecontracteerd zijn.

Artikel 16. Kwaliteitseisen aan de via pgb in te kopen zorg

  • 1. De derde wettelijke voorwaarde om voor een pgb in aanmerking te komen houdt in dat de kwaliteit van het middels het pgb te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn.

  • 2. De cliënt heeft de keuze om ondersteuning middels een pgb in te kopen bij een (zelfstandig) professionele hulpverlener, een organisatie of ondersteuning te betrekken vanuit het eigen netwerk. Voor zowel de (zelfstandig) professionele hulpverlener, een organisatie als het eigen netwerk gelden een aantal kwaliteitseisen waaraan zij moeten voldoen.

    • a.

      de volgende (kwaliteits)eisen gelden voor alle (zelfstandig) professionele jeugdhulpverleners en organisaties:

      • i.

        maken gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;

      • ii.

        werken actief samen met ander jeugdhulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de cliënt;

      • iii.

        de uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp op geen enkele wijze druk op de pgb-houder heeft uitgeoefend bij zijn besluitvorming.

    • b.

      de volgende (kwaliteits)eisen gelden voor niet-professionele ondersteuning uit het eigen sociale netwerk:

      • i.

        de uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp aannemelijk kan maken dat de te verlenen zorg niet leidt tot overbelasting;

      • ii.

        de uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp op geen enkele wijze druk op de pgb-houder heeft uitgeoefend bij zijn besluitvorming;

      • iii.

        er wordt geen pgb verstrekt aan iemand uit het sociale netwerk om dagbesteding in te kopen, ter vervanging van onderwijs.

    De voorgenoemde criteria kunnen worden getoetst aan het door de cliënt schriftelijk ingediende pgb-plan.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 17. Hoogte van het pgb

  • 1. Het college stelt de tarieven voor de vormen van jeugdhulp die via een pgb ingezet kunnen worden vast in het Besluit Jeugdhulp gemeente Winterswijk van het desbetreffende jaar.

  • 2. De hoogte van een pgb:

    • a.

      dient toereikend te zijn of effectieve en kwalitatieve goede zorg in te kopen;

    • b.

      indien een gewenste individuele voorziening duurder is dan het door het college vastgestelde tarief hebben de cliënten de mogelijkheid dit meerdere zelf bij te betalen.

  • 3. Uit het pgb mogen geen kosten voor tussenpersonen en/of belangenbehartigers en/of bemiddelingsbureaus en/of zaakwaarnemers en/of reiskosten en/of reistijd en/of feestdagenuitkering en/of het uitvoeren van de administratie van de pgb gemaakt worden. Ook geldt geen verantwoordingsvrij bedrag.

Artikel 18. Beëindiging, intrekking en herziening van ondersteuning

  • 1. De verstrekking van ondersteuning via een pgb of ZIN eindigt in ieder geval bij:

    • a.

      verandering in het woonplaatsbeginsel;

    • b.

      overlijden van de cliënt;

    • c.

      de cliënt niet langer is aangewezen op de voorziening;

    • d.

      het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2. Het college kan een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget herzien dan wel intrekken in gevallen zoals beschreven in artikel 8.1.4 van de wet.

  • 3. Het college geeft een beschikking af voor de beëindiging, herziening of intrekking waarin de datum wordt vermeld van wijziging, evenals de reden voor de beëindiging, herziening of intrekking.

  • 4. Bij een herziening of intrekking kan het college middels het uit laten vaardigen van een dwangbevel het teveel betaalde pgb terugvorderen.

  • 5. Als er sprake is van fraude wordt altijd overgegaan tot terugvordering van het pgb.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 19. Klachtenregeling

  • 1. Het kan zijn dat een cliënt niet tevreden is over een medewerker die van of namens de gemeente komt. Ook kan de cliënt ontevreden zijn over de werkwijze of over het besluit op zijn aanvraag. Dan kan hij een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente zal beoordelen of zij de klacht zelf dient te behandelen of dat de klacht bij een andere organisatie thuishoort en daarom doorgestuurd moet worden. Een cliënt kan een klacht ook rechtstreeks bij de organisatie die het betreft indienen.

  • 2. De klacht kan schriftelijk, telefonisch of elektronisch ingediend worden. De cliënt krijgt een schriftelijke bevestiging waarin ook het verdere verloop van de procedure wordt uitgelegd.

  • 3. Daarnaast kunnen cliënten terecht bij het vertrouwenswerk via het AJK en Zorgbelang Gelderland en Utrecht. Zij kunnen cliënten helpen bij vragen en/of klachten over zorg en welzijn.

Artikel 20. Bezwaarregeling

Tegen het besluit kan binnen zes weken bezwaar worden gemaakt. Bij het in behandeling nemen van het bezwaarschrift kan eventueel in overleg met betrokkene worden bekeken of mediation een oplossing kan bieden. Mediation is een vorm van bemiddeling in conflicten waarbij partijen onder begeleiding van een neutrale persoon, de mediator, proberen samen tot een oplossing van het geschil te komen.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: “Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020”.

Artikel 22. Inwerkingtreding

De Beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2020, vervallen de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld te Winterswijk op 17 december 2019.

Burgemeester en wethouders van gemeente Winterswijk

de secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1 | Uitgangspunten gebruikelijke zorg ouder(s) voor kinderen

Om gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg vast te kunnen stellen, zijn uitgangspunten opgesteld van gebruikelijke zorg. Onderstaande opsomming gaat uit van jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen, die opgroeien in een veilige opvoedingssituatie.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate in staat tot zelf bewegen en verplaatsen;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • Ontvangen zindelijkheidstraining van ouder(s)/verzorgers;

  • Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te bewegen;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt aangeboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

  • Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouder(s)/verzorgers;

  • Hebben begeleiding van volwassenen nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (b.v. huiswerk of het zelfstandig wonen);

  • Hebben, in ieder geval tot 18 jaar, een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jong volwassenen van 18 tot 23 jaar

  • Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • Hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding/arbeid.


Noot
1

Waar hij staat kan in deze beleidsregels ook zij gelezen worden.