Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Woensdrecht

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Woensdrecht

De raad van de gemeente Woensdrecht besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Woensdrecht.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

b. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Woensdrecht en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1 De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2 De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Planning en Controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de perspectievennota en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de thema raming ingedeeld naar programma's en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de themarealisatie ingedeeld naar programma's.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3 Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5 In de ontwerp-begroting is binnen het programma Algemene Dekkingsmiddelen een post onvoorzien opgenomen van 1,5% van het begrotingstotaal (berekend exclusief de mutaties binnen de reserves en de post onvoorzien).

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • 2 Investeringen

    a) In de begroting is een meerjarig investeringsschema opgenomen dat betrekking heeft op het jaar van de begroting en de meerjarenraming.

    b) Van de investeringen die betrekking hebben op het begrotingsjaar zijn het nut en de noodzaak benoemd. Elke investering is SMART geformuleerd, dat wil zeggen op basis van S(pecifiek) M(eetbaar) A(cceptabel) R(ealistisch) T(ijdgebonden).

    c) Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wilontvangen. De overige nieuwe investeringen van het begrotingsjaar worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3 Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten (beiden per programma) te dekken uit het bedrag voor onvoorzien.

  • 4 Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget per programma of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college bij de behandeling van de perspectievennota aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget per programma of het investeringskrediet (inclusief de dekking van de overschrijding) en/of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5 Op de financiële administratie is een overzicht van alle begrotingswijzigingen beschikbaar.

  • 6 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijnopgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investerings- en dekkingsvoorstel met bijbehorend investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6 Perspectievennota

  • 1 De Perspectieven nota bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    a. de baten en lasten per programma c.q. per kosten- en batencategorie;

    b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    e. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede een raming van de uitputting van de investeringskredieten.

    f. de aanwending van de post onvoorzien.

  • 2 In de Perspectievennota worden als uitgangspunt afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten groter dan € 10.000,00 en afwijkingen van de investeringskredieten groter dan € 25.000,00 toegelicht. Afhankelijk van de bestuurlijke impact kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

  • 3 In de Perspectievennota biedt het college aan de raad een voorstel aan voor het beleid en de financiële kaders voor de begroting van het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.De raad stelt dit voorstel vast.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 7 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1 Kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 2 Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3 De materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven tot de ingeschatte restwaarde conform het in de bijlage bij deze verordening genoemde aantal jaren.

  • 4 Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000,00 worden niet geactiveerd maar direct ten laste van de exploitatie verantwoord. Het voorgaande met uitzondering van gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

  • 5 Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

  • 6 Ten aanzien van de waardering van gronden en terreinen zijn de bepalingen vastgelegd in het handboek grondbedrijf.

  • 7 Het college biedt eens in de vier jaar een handboek grondbedrijf aan. De raad stelt het handboek vast.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

  • 1 Het college biedt de raad jaarlijks bij de begroting een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    a. De vorming en besteding van reserves;

    b. De vorming en besteding van voorzieningen;

    c. De toerekening en verwerking van rente over de reserves en voorzieningen.

  • 2 Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    a. Het specifieke doel van de reserve

    b. De voeding van de reserve

    c. De maximale hoogte van de reserve

    d. De maximale looptijd

    e. De bestemmingsreserve vrijvalt na het verstrijken van de maximale looptijd en het investeringsvoornemen nog niet is geëffectueerd.

Artikel 9 Kostprijsberekening en prijzen economische activiteiten

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3 De rentetoerekening aan de activa wordt voor kostprijsdoeleinden bepaald door de marktrente, behorende bij de rentetypische looptijd van de investering, op het moment van investeren.

  • 4 Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie treedt met marktpartijen, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 5 Bij het verstrekken van kapitaal, leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de transactie wordt gemotiveerd.

  • 6 Bij het verstrekken van kapitaal, leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 7 Raadsbesluiten met de motivering van publiek belang als bedoeld in de leden 4, 5 en 6 zijn niet nodig als sprake is van:

    a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1 Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, leges en andere rechten.

  • 2 Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3 Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

  • 4 De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 11 Financieringsfunctie

  • 1 Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    b. het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals rente risico's, koersrisico's en kredietrisico's;

    c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    a. het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met een triple A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    b. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    c. derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico's;

    d. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    e. overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3 Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en het tweede lid alsmede de transacties zoals omschreven in artikel 7, lid 4, 5 en 6 en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordings-relaties en bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasury statuut. Het college zendt het Treasury statuut ter kennisgeving aan de raad.

Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 12 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en liquide middelen;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten. De raad stelt op voorstel van het college, het inkoop- en aanbestedingsbeleid vast;

g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen. De raad stelt, op voorstel van het college, het beleid ten aanzien van subsidieverstrekking en steunverlening vast; en

h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

De onderdelen a, ben d. legt het college vast in een organisatieregeling, onderdeel c. in een mandaatregeling en onderdeel d. in de begroting en de jaarrekening. De organisatieregeling en de mandaatregeling wordt na vaststelling ter kennisname aangeboden aan de raad.

Artikel 14 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213,derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. In de beschouwing over rechtmatigheid doet het college bij de jaarrekening verslag van de bij de opmaak van de jaarrekening gebleken onrechtmatigheden.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Deze verordening treedt in de plaats van de 'Financiële verordening gemeente Woensdrecht' vastgesteld door de raad op 30 november 2011.

Artikel 16 Herzieningstermijn

Minimaal één keer per vier jaar wordt beoordeeld of de verordening moet worden herzien.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam 'financiële verordening gemeente Woensdrecht'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 3 december 2015.
de voorzitter,                                                             de griffier,
drs.J.J.C. Adriaansen                                               C. Adriaanse