Regeling vervallen per 01-08-2017

Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016

Geldend van 03-11-2016 t/m 31-07-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

overwegende dat maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen zoveel mogelijk dient te worden bevorderd;

gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016;

BESLUIT:

de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016 vast te stellen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Brabantse Wal gemeenten: gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

  • c.

    Leergeld: Stichting Leergeld Bergen op Zoom;

  • d.

    subsidie: subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016;

  • e.

    1º alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de Participatiewet,

    woonachtig in de gemeente Woensdrecht als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie personen;

    2º gehuwden: gehuwden en daarmee gelijkgestelden als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, woonachtig in de gemeente Woensdrecht als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie personen;

    3º kind: een ten laste van de ouder(s) als bedoeld onder 1º en 2º komend kind, in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar, woonachtig in de gemeente Woensdrecht en als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie personen, dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

  • f.

    bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet na brutering voor de fiscus;

  • g.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet waarbij een eventuele bijstandsuitkering,

    in afwijking van artikel 32 van de Participatiewet, voor de beoordeling van het recht op een voorziening als inkomen wordt gezien;

  • h.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten op het gebied van onderwijs, cultuur, sport en welzijn;

  • i.

    voorziening: een vorm van ondersteuning in natura gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen.

Artikel 2. Doel en strekking

Degenen die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen, hebben ter bevordering van deelneming aan de samenleving door ten laste komende schoolgaande kinderen recht op subsidie in de vorm van een voorziening.

Artikel 3. Doelgroep

  • 1. Tot de doelgroep behoren de alleenstaande ouder of de gehuwden met een of meerdere kinderen die gedurende een periode van 6 maanden is/zijn aangewezen op een inkomen wat gemiddeld per maand niet uitkomt boven 120 % van de geldende bijstandsnorm.

  • 2. Als periode in het vorige lid wordt in aanmerking genomen het tijdvak van 6 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3. Het kind waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient op de aanvraagdatum aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 1, sub e, onder 3º, van de regeling te voldoen.

Artikel 4. Voorziening

Per kind bestaat recht op subsidie in de vorm van één voorziening naar eigen keuze per kalenderjaar.

Artikel 5. Invulling voorziening

  • 1. Een voorziening als bedoeld in artikel 1, sub i, van deze regeling kan bestaan uit de navolgende mogelijkheden:

    • a.

      het lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ontspanningsvereniging;

    • b.

      het binnen de Brabantse Wal gemeenten kunnen volgen van een cursus of workshop op het gebied van muziek,

      dans, theater of beeldend, uitsluitend in groepsverband;

    • c.

      het binnen de Brabantse Wal gemeenten wekelijks gedurende een half uur kunnen volgen van regulier zwemonderwijs voor de diploma’s A en B tegen het laagst mogelijke tarief van het desbetreffende instituut met een maximum bedrag van € 7,50 voor 30 minuten;

    • d.

      een abonnement voor zwembad De Melanen, De Meermin, Aquadintel of De Plantage;

    • e.

      het kunnen deelnemen aan een schoolreisje of schoolkamp tijdens het basisonderwijs, vakexcursies in het voortgezet onderwijs, het spaarsysteem in lagere klassen van het voortgezet onderwijs ter financiering van een meerdaagse buitenlandse schoolreis later als leerling van een van de hoogste klassen, alsmede andere activiteiten die in een schooljaar door de school worden georganiseerd;

    • f.

      een (tweedehands) standaard fiets voor normaal dagelijks gebruik bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs;

    • g.

      één keer in een periode van 5 jaar een eenvoudige voor het voortgezet onderwijs benodigde (tweedehands) laptop of tablet.

  • 2. Een voorziening voor schoolactiviteiten kan zich uitstrekken tot alle in een schooljaar georganiseerde activiteiten.

  • 3. Bij fitness mogen de kosten van het lidmaatschap een bedrag van € 20,00 per maand niet overschrijden.

  • 4. Geen voorziening in natura is mogelijk voor exclusieve en extreme sporten.

  • 5. Geen voorziening in natura is mogelijk voor een meerdaagse buitenlandse schoolreis anders dan middels deelname aan het spaarsysteem als bedoeld in lid 1.

  • 6. De aanschafkosten van een fiets mogen een bedrag van € 300,00 niet overschrijden.

  • 7. De aanschafkosten van een laptop of tablet inclusief eventueel benodigde sofware mogen een bedrag van € 300,00 niet overschrijden.

  • 8. In afwijking van artikel 4 kan een voorziening als vermeld in lid 1, sub f en g, samengaan met een voorziening als vermeld in lid 1, sub a, b, c, d, en e.

  • 9. Een voorziening als bedoeld in lid 1, onder f, kan in een kalenderjaar niet samengaan met een voorziening als bedoeld in lid 1, onder g, en andersom.

Artikel 6. Duur voorziening

  • 1. De duur van een voorziening is gelijk aan een verenigings- of schooljaar dan wel cursusperiode met een maximum van 12 maanden.

  • 2. De start van de activiteit waarvoor een voorziening is getroffen, is bepalend voor het kalenderjaar waaraan de subsidie in de vorm van een voorziening wordt toegerekend.

Artikel 7. Procedurebepalingen

  • 1. De aanvraag voor een voorziening geschiedt schriftelijk middels een daartoe beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. Een voorziening met terugwerkende kracht aanvragen, is niet mogelijk.

  • 3. Uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag wordt een beschikking over de verlening en vaststelling van de subsidie in de vorm van een voorziening afgegeven.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1. Ter beoordeling van het recht op een voorziening dienen door aanvrager bewijsstukken te worden overgelegd van de op het aanvraagformulier vermelde inkomsten voor zover aanvrager over de in aanmerking te nemen periode geen (bijstands)uitkering van een van de Brabantse Wal gemeenten heeft ontvangen.

  • 2. Aanvrager is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigener beweging, ook aan Leergeld, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de realisering van de voorziening in natura, alsmede hieraan zijn medewerking te verlenen.

Artikel 9. Uitvoering

  • 1. De realisering van de voorzieningen in natura wordt opgedragen aan Leergeld. Leergeld handelt als zodanig namens het college.

  • 2. Leergeld wordt in staat gesteld voorzieningen in natura te verstrekken als bedoeld in artikel 1, sub i, van deze regeling De beoordeling van het recht op subsidie in de vorm van een voorziening berust bij het college.

Artikel 10. Financiering en verantwoording

  • 1. Bij voorschot worden aan Leergeld financiële middelen ter beschikking gesteld voor de bekostiging van de voorzieningen in natura.

  • 2. Binnen 3 maanden na beëindiging van het kalenderjaar dient Leergeld verantwoording over de bestede geldenaf te leggen aan het college. In de verantwoording dienen de volgende gegevens te worden vermeld:

    • -

      het nummer van de beschikking op grond waarvan een voorziening in natura is gerealiseerd;

    • -

      de naam van het kind voor wie een voorziening in natura is gerealiseerd;

    • -

      de geboortedatum van het kind;

    • -

      de soort activiteit;

    • -

      de kosten van de voorziening.

      Aan het einde van elk kalenderkwartaal kunnen ten behoeve van de gemeentelijke bedrijfsvoering voormelde gegevens tussentijds door of namens het college worden opgevraagd.

  • 3. Leergeld neemt de bepalingen in deze regeling in acht.

  • 4. De verantwoording dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring, dat de gelden dienovereenkomstig zijn besteed.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12. Slotbepalingen

  • 1. De regeling wordt aangehaald als: ”Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016”.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op de dag na die waarop hij bekend is gemaakt en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016.

  • 3. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 4 wordt mede verstaan een voorziening op grond van artikel 4 van de Verordening ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 30 augustus 2016.
de secretaris, de burgemeester,
A.P.E. Baart MBA drs. J.J.C. Adriaansen

Nota-toelichting

Algemene toelichting

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.

"Meedoen" op school en in de vrije tijd van de kinderen wordt door financiële redenen onmogelijk. Hierdoor krijgen deze

kinderen niet de mogelijkheid om zich volledig te ontwikkelen. Kinderen, die opgroeien in dit soort situaties, hebben vaker last van gezondheidsproblemen en gevoelens van eenzaamheid, behalen lagere onderwijsprestaties en hebben meer kans om later zelf opnieuw in een armoedesituatie terecht te komen, of in de criminaliteit.

Investeren in de meest kwetsbare groepen kinderen en zorgen dat ze al van jongs af aan mee kunnen draaien in de maatschappij, is van groot belang voor de ontwikkeling van een land. Niet investeren in deze groep heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor deze kinderen, maar ook voor de maatschappij als geheel.

Kind pakket

Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling. Dat staat in artikel 27 van het Kinderrechtenverdrag. Ouders hebben de eerste verantwoordelijkheid om hiervoor te zorgen. De overheid verleent hierbij ondersteuning.

De Kinderombudsman heeft in 2013 onderzoek gedaan naar kinderen in armoede. Een van de aanbevelingen in dit onderzoek is, dat gemeenten meer aandacht moeten besteden aan kinderen die in armoede opgroeien. Hij adviseert gemeenten om in te zetten op hulp, die direct ten goede komt aan de sociale, geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van kinderen.

Een kindpakket is een pakket, dat kinderen in armoede voorziet van ten minste de meest noodzakelijke behoeften, aangevuld met zaken om mee te kunnen doen in de samenleving. Als inkomensgrens voor de ouders hanteert de Kinderombudsman 120% van het sociaal minimum.

Uit onderzoek is gebleken, dat door de combinatie van regelingen op rijksniveau gezinnen met oudere kinderen met grote tekorten te maken hebben en dan vooral bij gezinnen met een inkomen op 120% van het sociaal minimum.

Als specifieke verbeterpunten zijn naar voren gekomen:

- verkort de referteperiode in de regeling naar zes maanden in plaats van een jaar;

- verruiming naar 120% van het sociaal minimum.

Aanpassing van de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen is daarvoor noodzakelijk. Met de regeling 2016 wordt hierin voorzien.

Met verstrekkingen in natura in plaats van geldelijke bijdragen komen voorzieningen in alle gevallen ten goede van kinderen voor wie de regeling is bedoeld. Het 'weglekken' van gelden voor andere doeleinden is met verstrekkingen in natura niet meer mogelijk.

Leergeld investeert op een duurzame manier in de participatie van schoolgaande kinderen. Een verstrekking door Leergeld is maatwerk en altijd in natura. De claimbeoordeling blijft berusten bij de gemeente.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de regeling voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de Participatiewet om ervoor te zorgen, dat zoveel mogelijk bij deze wetgeving wordt aangesloten. Voor zover de situatie zich voordoet, is

artikel 33 van de Participatiewet eveneens van overeenkomstige toepassing.

Onder gebruteerde bijstandsnorm wordt in dit verband verstaan de bijstandsnorm als bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet verhoogd met het geldende bijstandspercentagetarief als vermeld in de ’Rekenregels en handleiding loonheffingen over bijstandsuitkeringen’ van de Belastingdienst, onder aftrek van de loonheffingskorting die normaliter bij een volledige bijstandsuitkering te gelden kan worden gemaakt.

Bij maatschappelijke participatie is gekozen voor die activiteiten waarbij actief aan de samenleving wordt deelgenomen alsmede die activiteiten welke verband houden met school.

Activiteiten die hieronder vallen zijn: lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ontspanningsvereniging, scouting, deelneming aan muziek- dans- of zwemonderwijs, abonnement zwembad, deelneming aan schoolreisjes, excursies en andere door school georganiseerde activiteiten.

Om te voorkomen dat de ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend, is gekozen voor een vorm van ondersteuning in natura, waarmee de voorziening daadwerkelijk ten goede komt aan de kinderen voor wie de regeling is bedoeld.

Artikel 2. Doel en strekking

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord.

Artikel 3. Doelgroep

Benadrukt wordt, dat het hierbij gaat om personen met een hen ten laste komend kind. Dus een kind waarvoor dealleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak kan maken op kinderbijslag. Voorts dient onderwijs te worden gevolgd.

Na het bereiken van de 18-jarige leeftijd kan het kind voor deelname aan activiteiten gebruik maken van de Regeling sociaal-culturele bijdrage voor de minima door zelf hiertoe een aanvraag in te dienen.

Artikel 4. Voorziening

Per kalenderjaar wordt naar eigen keuze van de ouder / het kind één voorziening per kind aangeboden.

Artikel 5. Invulling voorziening

Het gaat hierbij om meedoen met schoolse en buitenschoolse activiteiten.

Via sport kan een kind leren omgaan met andere kinderen en leren omgaan met winnen en verliezen. Te denken valt aan het lidmaatschap van een sportclub. Exclusieve sporten als (zweef)vliegen, ballonvaren, skydiving, snowboarding, paardrijden, golven en duiken zijn uitgesloten van een voorziening, evenals extreme sporten als basejumpen en vechtsporten.

Bij het zwemonderwijs dient het instructiebad te zijn gelegen binnen de Brabantse Wal gemeenten. De voorziening dient te zijn gebaseerd op het goedkoopste tarief, wat door het desbetreffende instituut wordt gehanteerd. Als maximum geldt een bedrag van € 7,50 voor een zwemles van 30 minuten. Slechts de door de zwembond erkende diploma’s A en B komen voor een voorziening in aanmerking. Zogenoemde turbo cursussen zijn uitgesloten van een voorziening.

Op het gebied van cultuur kan gedacht worden aan muziekles of balletles, maar ook aan creatieve cursussen zoals schilderen of toneelspelen. Individueel onderwijs is hierbij echter uitgesloten. Ook hierbij geldt, dat het instituut binnen de Brabantse Wal gemeenten is gevestigd.

Bij welzijn valt te denken aan de scouting.

Onderwijs is van groot belang voor de ontwikkeling van een kind. In één voorziening wordt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan alle in een schooljaar door de school georganiseerde activiteiten zoals een schoolreisje of schoolkamp, een excursie alsmede andere zaken die een school organiseert voor kinderen.

Meerdaagse buitenlandse schoolreizen vallen hier buiten behoudens middels deelname aan een door de school ingesteld spaarsysteem. Verschillende scholen in het voortgezet onderwijs hebben voor de lagere klassen een spaarsysteem ter financiering van een meerdaagse buitenlandse schoolreis later tijdens het laatste of een na laatste schooljaar.

Een door de school gevraagde vrijwillige ouderbijdrage valt niet onder schoolse activiteiten.

Locaties van het voortgezet onderwijs bevinden zich meestal niet in de directe omgeving van het ouderlijk huis. Reden om in de regeling de mogelijkheid op te nemen voor de verstrekking van een fiets bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. De voorziening in de vorm van een fiets kan verstrekt worden naast een voorziening voor een activiteit als vermeld onder a t/m e. Volstaan kan dan worden met het indienen van één aanvraag.

Onder een (tweedehands) standaard fiets voor normaal dagelijks gebruik wordt verstaan een degelijke fiets bestemd om ermee naar school, sportclub e.d. te gaan en die voldoet aan de wettelijk eisen. Racefietsen, mountainbikes en fietsen met trapondersteuning (zgn. e-bikes) zijn van de regeling uitgesloten.

Leerlingen in het voortgezet onderwijs maken steeds meer gebruik van e-learning als aanvulling op het traditionele klassikaal leren. Het beschikken over een laptop of tablet is hiervoor essentieel. De voorziening in de vorm van een laptop of tablet kan - gelijk aan bij de fiets - verstrekt worden naast een voorziening voor een activiteit als vermeld onder a t/m e. Het moet gaan om een eenvoudige voor school benodigde laptop of tablet inclusief eventueel benodigde sofware.

Het kind voor wie de laptop of tablet is bestemd, dient wel als leerling bij het voortgezet onderwijs te staan ingeschreven.

Een voorziening in de vorm van een fiets kan in een kalenderjaar niet samengaan met een voorziening in de vorm van een laptop of tablet en andersom. De belanghebbende zal bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs zo nodig hierin een keuze moeten maken.

Artikel 6. Duur voorziening

Deze bepaling is opgenomen, omdat een schooljaar en veelal ook een verenigingsjaar niet gelijk loopt met een kalenderjaar. Voor een cursusperiode, zoals bij het zwemonderwijs, geldt een maximale periode van twaalf maanden.

Artikel 7. Procedurebepalingen

Een aanvraag voor meerdere ten laste komende kinderen uit een gezin is mogelijk.

Op basis van artikel 9, lid 3, van de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016 is vanwege de eenvoud van de aanvragen een afwijkende beslistermijn vastgesteld van 4 weken in plaats van 13 weken.

Artikel 8. Verplichtingen

Voor de inkomenstoets dienen bewijsstukken te worden overgelegd.

Belanghebbende is ook ten aanzien van Leergeld verplicht te voldoen aan de informatie- en medewerkingsplicht.

Artikel 9. Uitvoering

Leergeld investeert op een duurzame manier in de participatie van kinderen, die zonder extra steun aan de zijlijn van de samenleving terecht dreigen te komen. Een verstrekking door Leergeld is maatwerk en altijd in natura.

Met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering van de regeling is daarom de samenwerking opgezocht met Leergeld.

De claimbeoordeling blijft berusten bij de gemeente.

Artikel 10. Financiering en verantwoording

Aan het begin van het kalenderjaar worden aan Leergeld voldoende financiële middelen ter beschikking gesteld.

Zo nodig vindt aanvulling hierop in de loop van het kalenderjaar plaats. Storting van de bedragen geschiedt op een door Leergeld opgegeven bankrekeningnummer.

De gegevens in de verantwoording dienen ter herleiding naar de gemeentelijke administratie.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Slotbepalingen

De Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2016 is voor belanghebbenden gunstiger dan de regeling uit 2015.

Als in 2016 reeds een voorziening op grond van de Verordening ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2015 is toegekend, kan in 2016 niet nog eens een voorziening op grond van de nieuwe regeling 2016 worden toegekend met uitzondering van voorzieningen op grond van artikel 5, lid 6 en lid 7 (fiets en laptop).