Regeling vervallen per 01-01-2013

Subsidieverordening welzijn voor de gemeente Woensdrecht

Geldend van 15-10-2006 t/m 31-12-2012

Intitulé

Subsidieverordening welzijn voor de gemeente Woensdrecht

De raad van de gemeente Woensdrecht;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 april 2000 nr. 2000.04.12;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Algemene wet bestuursrecht 1998;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende

“ SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN VOOR DE GEMEENTE WOENSDRECHT “.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. raad : de raad van de gemeente;b. burgemeester en wethouders : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;c. de wet : de Algemene wet bestuursrecht 1998;d. instelling : elke rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt om activiteiten te verrichten ten behoeve van de inwoners van de gemeente Woensdrecht en daarvoor krachtens deze verordening subsidie wenst te ontvangen;e.subsidieplafond : het( de) door de raad vastgestelde( maximale)financiële kader(s);f. jaarprogramma : een jaarlijks door de raad vast te stellen overzicht van gevestigde instellingen, die overeenkomstig hun doelstelling, actief bijdragen aan het welzijn van de plaatselijke samenleving en voor subsidie - op grond van deze verordening- in aanmerking komen;g. prioriteitenstelling : een door de raad voor een vierjaarlijkse periode te nemen besluit, waarbij binnen het sociaal- cultureel en maatschappelijk welzijn beleidsterreinen worden aangewezen die prioriteit genieten;h. subsidie : de aanspraak op financiële middelen, door de raad verstrekt aan een instelling voor het zonder winstoogmerk uitvoeren van omschreven activiteiten op het terrein van welzijn, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;i.jaar : het kalenderjaar;

j. jaarverslag : een door de algemene vergadering van een instelling vastgesteld inhoudelijk en financieel verslag over een kalenderjaar;

k. deelnemer : een persoon, woonachtig in de gemeente Woensdrecht, die deelneemt aan de activiteiten van een instelling ;l.lid : een persoon, woonachtig in de gemeente Woensdrecht, die contributie betaalt en regelmatig deelneemt aan de activiteiten die de vereniging organiseert;

m. jeugdlid : een lid, woonachtig in de gemeente Woensdrecht, dat op 1 januari voorafgaande aan het subsidiejaar, de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt heeft;

n.beroepskracht : degene die op grond van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten ten behoeve van een instelling een functie uitoefent;

o.vrijwilliger : degene die diensten verricht ten behoeve van een instelling zonder daarvoor op enigerlei wijze een vergoeding te ontvangen, anders dan een eventuele onkostenvergoeding;

p.egalisatiereserve : het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

q. deelverordening : een door de raad vastgestelde verordening waarin, ter aanvulling dan wel ter nadere specificatie op de Algemene Subsidieverordening voor de gemeente Woensdrecht 2001, regels zijn gesteld voor het toekennen van subsidie voor bepaalde met name genoemde subsidiesoorten dan wel voor bepaalde met name genoemde beleidsterreinen. (1e wijz. 1-1-01)

r. activiteit: indien gesproken wordt over activiteiten wordt hiermee bedoeld: activiteiten die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in het belang van de Woensdrechtse gemeenschap zijn en als dusdanig geaccepteerd worden. (2e wijz. 17-12-03)

Artikel 2 De verhouding tussen de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening

Op deze verordening zijn van toepassing de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in het algemeen en titel 4:2 (subsidies) van De Algemene wet bestuursrecht in het bijzonder.

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

  • 1 Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring door de gemeente van de terreinen welke door de raad worden aangewezen.

  • 2 De raad besluit tot aanwijzing van beleidsterreinen, die prioriteit genieten voor een periode van 4 jaar. 

  • 3 De raad stelt eenmaal per jaar het( de) subsidieplafond(s) vast voor de subsidiëring van activiteiten/projecten. 

  • 4 Rekening houdend met het besluit tot prioriteitenstelling van de beleidsterreinen binnen het welzijnsbeleid, alsmede het ( de) subsidieplafond(s) wordt jaarlijks het jaarprogramma vastgesteld. 

  • 5 Aan een instelling wordt subsidie verleend, indien en voor zover de activiteiten/projecten passen binnen het geformuleerde welzijnsbeleid en deze overigens passen binnen het ( de) vastgestelde subsidieplafond(s), waarvoor op de goedgekeurde begroting van de gemeente gelden zijn uitgetrokken. 

Artikel 3a Deelverordeningen (1e wijziging 1-1-2001)

  • 1 De raad stelt voor zover nodig, voor bepaalde beleidsterreinen dan wel voor bepaalde subsidiesoorten deelverordeningen vast. 

  • 2 Voor zover niet anders bepaald in de deelverordeningen gelden de voorschriften van deze verordening. 

Artikel 4 Vaststelling ontwerpbesluiten

  • 1 Het ( de) subsidieplafond( s) word(t)en ten behoeve van de aanlevering van gegevens voor de gemeentelijke beleidsbegroting door burgemeester en wethouders vóór 1 mei voorafgaande aan het subsidiejaar in ontwerp vastgesteld. 

  • 2 Jaarlijks- vóór 1 juli - stellen burgemeester en wethouders- in ontwerp- het besluit tot vaststelling van het jaarprogramma, waarin de instellingen worden genoemd die op grond van één van de subsidiesoorten, genoemd in artikel 5, onder a tot en met i, voor subsidie in aanmerking komen. 

  • 3 Na vaststelling door burgemeester en wethouders worden de beide ontwerpbesluiten volgens de regels van afdeling 3.4 van de Wet in procedure gebracht. 

  • 4 Vóór 1 december voorafgaande aan het subsidiejaar stelt de raad de besluiten met betrekking tot het ( de) subsidieplafond(s) alsmede het jaarprogramma van te subsidiëren instellingen vast.De in dit lid genoemde besluiten worden vóór 31 december voorafgaande aan het subsidiejaar bekendgemaakt. 

Artikel 5 Subsidiesoorten

De in artikel 1 onder g genoemde subsidie wordt onderscheiden in de volgende subsidiesoorten:

a. budgetsubsidie : een subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen activiteitenpakket uit te voeren en slechts verantwoording hoeft af te leggen over de omvang en de kwaliteit van de uitgevoerde activiteiten.b. exploitatie subsidie in bepaalde uitgaven : een subsidie in bepaalde ontvangsten/kostensoorten al dan niet gekoppeld aan een maximum.

c. niet- financiëlenorm subsidies : een incidenteel of structureel bedrag te bepalen aan de hand van niet financiële variabelen zoals het aantal leden, het aantal deelnemers, het aantal jeugdleden het aantal uitvoeringen of oppervlakte- gegevensd. vast- bedragsubsidie : een subsidie in de vorm van een vast bedrag dat incidenteel of structureel wordt verleend en gekoppeld wordt aan te leveren activiteiten en prestaties.e. waarderings-/aanmoedigings-/ondersteuningssubsidie : een van de exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie, bedoeld om een bepaalde activiteit te ondersteunen.f. subsidie vast bedrag per inwoner : een waarderings-/aanmoedigings-/ondersteuningssubsidie waarbij als maatstaf geldt het aantal inwoners van de gemeente.

g. projectsubsidie : subsidie voor activiteiten die gekenmerkt worden door een einddoel en een beperkte looptijd van maximaal drie jaar(bijvoorbeeld: integratiesubsidie).h. incidentele subsidie : subsidie die eenmalig wordt toegekend voor in beginsel eenmalige en kortdurende activiteiten.

i. investeringssubsidies : een subsidie a fonds perdu, nodig voor het verwerven, nieuw bouwen c.q. uitbreiden van ondersteunende welzijnsaccommodaties.

j. startsubsidie : een éénmalige gemaximaliseerde subsidie als tegemoetkoming in de te maken kosten voor een instelling in oprichting. (2e wijz. 17-12-03)

Hoofdstuk 2 De subsidie-aanvraag en de beschikking

Artikel 6 Subsidie-aanvraag

  • 1 De aanvraag voor subsidie wordt – bij voorkeur – op het door het bestuursorgaan vastgestelde formulier vóór 1 april voorafgaande aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij burgemeester en wethouders ingediend. (5e wijz. 22-09-05)

  • 2 Vervallen bij 5e wijz. 22-09-05.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen indien gegronde redenen daarvoor aanwezig zijn een instelling uitstel verlenen een subsidie- aanvraag later dan 1 april voorafgaande aan het betreffende subsidiejaar in te leveren.

  • 4 Om voor een subsidie, genoemd in artikel 5 onder a tot en met i, in aanmerking te kunnen komen dient de instelling aan de volgende voorwaarden te voldoen:a. rechtspersoonlijkheid te bezitten;b. overeenkomstig haar doelstellingen actief werkzaam te zijn in de gemeente Woensdrecht;c. een zodanige bestuursvorm te bezitten dat de deelnemers, leden, vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid en de besluitvorming worden betrokken;over voldoende maatschappelijk draagvlak te beschikken voor de realisering van activiteiten, hetgeen onder meer kan blijken uit het aantal jeugdleden leden/deelnemers;d. over voldoende financiële middelen te kunnen beschikken om de gestelde doeleinden te kunnen verwezenlijken;e. een redelijke eigen bijdrage van de leden/deelnemers te heffen;f. aangesloten zijn bij een erkende, landelijke, provinciale of regionale organisatie, tenzij wordt aangetoond dat aansluiting niet mogelijk of niet wenselijk is;g. opgenomen te zijn in het voor het subsidiejaar geldende jaarprogramma.

    Indien een instelling voor de eerste keer een subsidie aanvraagt, dienen bovendien de volgende bescheiden te worden overgelegd:

    h. een exemplaar van de oprichtingsakte en de notariële statuten. (2e wijz. 17-12-03)i. een opgave van de bestuurssamenstelling;j. een beschrijving van de organisatievorm, de werkwijze en de voorgenomen activiteiten.

  • 5 Op verzoek van burgemeester en wethouders kan een subsidieaanvrager die voor de eerste maal subsidie aanvraagt de verplichting opgelegd krijgen een accountantsverklaring te overleggen bij het verslag van de financiële positie van de instelling.

  • 6 De behandeling van de aanvrage geschiedt voorts volgens de regels van de Wet.

  • 7 Vervallen bij 5e wijz. 22-09-05.

  • 8 Burgemeester en wethouders beslissen op aanvragen tenzij de raad anders beslist. (2e wijz. 17-12-03)

  • 9 Geen inhoud aanwezig van lid

Artikel 7 Inrichting aanvraag naar subsidiesoort

  • 1 voor instellingen, die gesubsidieerd worden op basis van de in artikel 5, onder a genoemde budgetsubsidie dient deze aanvraag te bestaan uit een a. begroting plus toelichting;b. een bijbehorend activiteitenprogramma;c. een jaarverslag. 

  • 2 voor instellingen die gesubsidieerd worden op basis van artikel 5 onder b, c, genoemde exploitatiesubsidie, niet- financiële norm subsidies, dient deze aanvraag te bestaan uit een:a. begroting plus toelichting;b. lijst van niet- financiële variabelen waarvoor subsidie wordt verstrekt (bijv. aantal jeugdleden,deelnemers, uitvoeringen etc).

  • 3 voor instellingen die gesubsidieerd worden op basis van artikel 5 onder d, e ,f en h genoemde vast-bedrag subsidie, waarderings-/aanmoedigings-/ondersteuningssubsidie respectievelijk incidentele subsidie dient deze aanvraag te bestaan uit een:a. begroting plus toelichting;b. omschrijving van de activiteit, gebeurtenis, waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4 voor instellingen die gesubsidieerd worden op basis van de in artikel 5, onder g genoemde projectsubsidie dient deze aanvraag te bestaan uit een:a. begroting plus toelichting;b. bijbehorende projectomschrijving.

  • 5 Burgemeester en wethouders kunnen, afhankelijk van de aanvraag en de soort subsidie, bepalen dat nadere gegevens moeten worden verstrekt of dat met minder dan in de vorige leden van dit artikel en artikel 8 genoemde gegevens kan worden volstaan.

  • 6 (vervallen bij de 4e wijz. 16-06-05)

Artikel 8 Investeringssubsidies

  • 1 Aan instellingen, die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, kan een investeringssubsidie worden verleend voor de kosten die gemaakt worden voor het verwerven, nieuw bouwen dan wel verbouwen van opstallen die gebruikt zullen worden als ondersteunende accommodaties en voor éénmalige investeringen ten behoeve van de eerste inrichting van een accommodatie. (2e wijz 17-12-03)

  • 2 Een investeringssubsidie kan toegekend worden in de vorm van een bijdrage à fonds perdu dan wel een geldlening.Door de raad te stellen voorwaarden kunnen garanties worden verleend voor daartoe door de instelling aan te gane geldlening.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat voor de beoordeling van de aanvraag inzicht wordt verschaft in de andere door de instelling te verkrijgen inkomsten.

  • 4 Voor zover aantoonbaar geen andere inkomstenbronnen kunnen worden aangewend kunnen de volgende kosten voor het verkrijgen van een investeringssubsidie in aanmerking komen: a. de directe bouw- of aanlegkosten van een standaard- accommodatie, waartoe behoren kleed- en doucheruimten, de bijbehorende (sport)velden alsmede de terreinafrastering;b. de eventuele kosten van verwerving van grond.

  • 5 De aanvraag om een investeringssubsidie, geldlening of garantie wordt vóór 1 mei voorafgaande aan het jaar waarin de investering is gepland, bij burgemeester en wethouders ingediend. 

  • 6 De raad kent een investeringssubsidie toe voor zover het door de raad hiervoor beschikbaar gestelde budget dit in enig jaar toelaat. 

  • 7 voor instellingen die gesubsidieerd worden op basis van de in artikel 5 onder i genoemde investeringssubsidie dient deze aanvraag te bestaan uit:a. een begroting en een financieel verslag van het kalenderjaar voorafgaande aan de aanvraag datum;b. een financieel en materieel uitgewerkt investeringsplan;c. een exploitatie raming over het eerste jaar, waarin naar verwachting de financiële gevolgen van de investering geheel doorwerken;d. door burgemeester en wethouders goedgekeurde ( bouw-) tekeningen, alsmede een kadastrale perceelsaanduiding

Artikel 9 Beschikking

  • 1 Burgemeester en wethouders beschikken op een subsidieaanvraag, zoals bedoeld in artikel 7, onder 1 tot en met 4, uiterlijk binnen 8 weken nadat de raad tot vaststelling van het jaarprogramma heeft besloten. (2e wijz. 17-12-03)

  • 2 Onder opgaaf van redenen kan de beschikking door burgemeester en wethouders uiterlijk 8 weken verdaagd worden. Burgemeester en wethouders stellen de instelling onmiddellijk schriftelijk in kennis van het besluit tot verdaging. 

  • 3 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:a. een omschrijving van de activiteiten;b. het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag maximaal wordt bepaald;c. het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend;d. de voorwaarden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie;e. welke bepalingen van deze verordening van toepassing zijn verklaard.

  • 4 Burgemeester en wethouders zenden de instelling onverwijld een afschrift van de beschikking toe.

  • 5 Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt het voorbehoud gemaakt dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Het voorbehoud vervalt indien daarop door burgemeester en wethouders niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep is gedaan.

Artikel 10 Verlenging indieningstermijn

Wanneer na verlening van subsidies blijkt dat het ( de) subsidieplafond(s) niet is ( zijn) overschreden dan worden door burgemeester en wethouders voor het betreffende jaar alsnog die aanvragen in behandeling genomen die na de datum vermeld in artikel 6, lid 1,zijn ingediend. Het gestelde in artikel 8 is van dienovereenkomstige toepassing op deze aanvragen.

Artikel 11 Definitieve vaststelling

  • 1 De instellingen leggen jaarlijks- vóór 1 april van het jaar volgende op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft- de door het algemeen bestuur dan wel door de ledenvergadering goedgekeurde balans, staat van baten en lasten en een inhoudelijk jaar- of projectverslag over. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat nadere gegevens moeten worden overgelegd en afhankelijk van de aanvraag en de soort subsidie kan bepalen of met minder dan de in dit lid genoemde gegevens kan worden volstaan.(5e wijz. 22-09-05)

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen indien gegronde redenen daarvoor aanwezig zijn een instelling uitstel verlenen een aanvraag tot subsidievaststelling later dan 1 april volgende op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft in te leveren. (2e wijz. 17-12-03)

  • 3 Indien uit de overgelegde gegevens blijkt dat de toegekende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling dienovereenkomstig plaats.

  • 4 Indien uit overgelegde gegevens blijkt dat de toegekende subsidie niet volledig of niet overeenkomstig de gestelde voorwaarden en haar bestemming is gebruikt kan besloten worden tot definitieve vaststelling op een ander bedrag.Aan deze bepaling wordt geen toepassing gegeven dan nadat de betrokken instelling is gehoord. Voordat tot besluitvorming hieromtrent wordt overgegaan, wordt het advies van de commissie Welzijn, Onderwijs en Milieu ingewonnen.

  • 5 Vóór 1 juli van het jaar, volgende op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft vindt vaststelling van het subsidiebedrag plaats. Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van hun beschikking tot definitieve vaststelling van de subsidie aan de instelling.

  • 6 Artikel 4:75 van de Wet is van toepassing op het financiële jaarverslag van een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling waarvoor afdeling 8 van de Wet geldt; voor de overige subsidieontvangers is van toepassing het bepaalde in artikel 4: 45 van de Wet.

  • 7 Het financiële verslag hoeft niet te worden voorzien van een accountantsverklaring tenzij dit door burgemeester en wethouders wordt gevraagd in de beschikking tot verlening van de subsidie.

Artikel 12 Subsidieweigering

De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Wet genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.d. de aanvrager over een zodanig eigen vrij vermogen beschikt dat subsidiëring redelijkerwijs achterwege kan blijven;e. de aanvrager de gevraagde eigen bijdrage voor eigen activiteiten zo laag heeft vastgesteld dat door een redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven;f. de subsidie het voor de verstrekking beschikbare bedrag uit de begroting overschrijdt;g. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 13 Terugvordering/nabetaling

Uiterlijk 3 maanden na de definitieve vaststelling van de subsidie vindt terugvordering c.q nabetaling plaats.

Artikel 14 Jaarlijkse indexering (3e wijz. 15-07-04)

De raad bepaalt jaarlijks bij de vaststelling van het besluit met betrekking tot het (de) subsidieplafond(s) of de subsidiebedragen en het subsidieplafond geïndexeerd zullen worden. De minimale index is de nullijn en de maximale index is het indexcijfer, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek te ‘s-Gravenhage te weten het consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens op de meest recente tijdbasis

Hoofdstuk 3 Verplichting van de subsidieontvanger

Artikel 15 Aanvragen van toestemming

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor de handelingen, bedoeld in artikel 4.71, eerste lid, onderdelen a tot en met j van de Wet.

Artikel 16 Egalisatiereserve

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieontvanger toestemming verlenen een egalisatiereserve, als bedoeld in artikel 4: 72 van de Wet , te vormen.

  • 2 Burgemeester en wethouders bepalen welke gedeelte van de ontvangen subsidie aan de egalisatiereserve mag worden toegevoegd.

Artikel 17 Vergoeding vermogensvorming

  • 1 In de gevallen bedoeld in artikel 4.41, tweede lid onderdelen a tot en met e van de Wet is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming aan burgemeester en wethouders een vergoeding van de vermogenswaarde verschuldigd.

  • 2 De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en ander vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4 Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige na gehoord de subsidieontvanger door burgemeester en wethouders aan te wijzen.

Artikel 18 Het stellen van voorwaarden

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen in ieder geval voorwaarden stellen met betrekking tot:a. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;b. het door de subsidieontvanger verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;c. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.d. de eigen bijdrage die de instelling, in welke vorm ook, van gebruikers voor het verrichten en/of deelnemen aan activiteiten verlangt;e. het eigen vermogen van een instelling, de daaraan gegeven bestemming en het vormen van reserves;f. door de instelling te sluiten verzekeringen tegen wettelijke aansprakelijkheid en een verzekering van de roerende en onroerende zaken van de instelling tegen brandschade of andere door hen aangegeven risico’s.

  • 2 Indien een subsidieverkrijgende instelling het voornemen heeft tot opheffing dient het bestuur daarvan onmiddellijk kennis te geven aan burgemeester en wethouders. Aan het subsidie-aandeel van een eventueel batig liquidatiesaldo dient een bestemming te worden gegeven, welke is onderworpen aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders.

  • 3 De instelling is verplicht de afwijking van of wijziging in gegevens, voor zover deze van invloed zijn geweest op de besluitvorming met betrekking tot de toekenning van de subsidie, aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders voor te leggen.

Artikel 19 Sancties bij voorschot- en/of subsidieverlening

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot opschorting van het verstrekken van voorschotten of subsidieverlening intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen, indien:a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;b. de instelling heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;c. de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of onvolledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, ofd. de subsidieverlening onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;e. veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2 De intrekking werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3 De beschikking bedoeld in het eerste lid, regelt tevens de gevolgen ervan, waarbij de instelling zoveel mogelijk in staat wordt gesteld haar op grond van reeds verleende subsidies aangegane verplichtingen behoorlijk na te komen.

  • 4 Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoeden burgemeester en wethouders de onevenredige schade die de instelling lijdt doordat zij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 20 Sancties bij subsidievaststelling

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld;b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten ofc. indien de instelling na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3 De subsidievaststelling kan niet worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt, dan wel een handeling als bedoeld in het eerste lid onder c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 21 Wijziging subsidiebeleid

  • 1 Instellingen die door de voormalige gemeenten Huijbergen, Ossendrecht, Putte en Woensdrecht op de peildatum 31 december 1996 voor subsidie in aanmerking werden genomen en waarvan de subsidie als gevolg van het gewijzigde subsidiesysteem ten opzichte van 2000 vanaf 2001 omhoog zal gaan zal deze verhoging gedurende vier jaar vanaf 2001 stapsgewijs worden doorgevoerd in die zin dat in 2001 25%, in 2002 50%,in 2003 75% en in 2004 100% van het meer berekende subsidiebedrag zal worden uitgekeerd.

  • 2 Instellingen waarvan als gevolg van het gewijzigde subsidiesysteem de subsidie volledig of gedeeltelijk wordt ingetrokken zal deze verlaging gedurende vijf jaar vanaf 2001 stapsgewijs worden doorgevoerd in die zin dat in 2001 20%, 2002 40%, 2003 60%, 2004 80%, 2005 100% wordt gekort op het subsidiebedrag 2000.

  • 3 De instellingen worden zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld hun op grond van reeds verleende subsidie aangegane verplichtingen na te komen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule (5e wijz. 22-09-05)

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de betrokken raadscommissie afwijken van het bepaalde in deze verordening, indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar hun oordeel zou leiden tot een onredelijke beslissing.

Artikel 23 Evaluatie

Burgemeester en wethouders maken na 4 jaren een verslag op van de wijze van toepassing, het bereiken van de beoogde doelstellingen, de inhoud, het proces en de effecten en neven- effecten, alsmede andere relevante aspecten aangaande dit besluit, hetgeen samen met hieruit voortvloeiende aanbevelingen wordt voorgelegd aan de Raad.

Artikel 24 Overgangsbepalingen

  • 1 In afwijking van het gestelde in artikel 4 , lid1 en 2 en artikel 6 lid 1 dienen subsidieaanvragen voor het begrotingsjaar 2001 vóór 1 juni 2000 te worden ingediend en word(t)en het( de ) subsidieplafond(s) vóór 1 augustus 2000 door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 2 Instellingen die aantoonbaar op basis van deze verordening in hun financiële belangen worden geschaad kunnen hiervoor in het eerste jaar na inwerkingtreding 50% compensatie ontvangen. In het tweede jaar na inwerkingtreding vervalt het recht op compensatie.

  • 3 Bedragen waarop aanspraak bestaat op grond van het tweede lid, kunnen worden verrekend met een toegekend subsidie op grond van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 25 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als “ De Algemene Subsidieverordening voor de gemeente Woensdrecht 2001”.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de dag van bekendmaking ervan. (5e wijz. 22-09-05)

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 september 2006.
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter,

1 Toelichting

Bij de aanhef van de verordening wordt vanaf 1 januari 2007 verwezen naar de Wmo die de Welzijnswet 1994 vervangt. Voor zover in het Welzijnsplan wordt verwezen naar de Welzijnswet 1994 wordt hiermee vanaf 1 januari 2007 Wmo bedoeld.

Artikel 2 geeft aan dat de Algemene wet bestuursrecht ( Awb) mede van toepassing is op de verordening. De verordening zal derhalve steeds in samenhang met de Awb gelezen moeten worden.

Artikel 3 lid 1 geeft de reikwijdte van de verordening aan. De reikwijdte van de verordening is uitgewerkt in een beleidsplan met de titel:“het Welzijnsplan voor de gemeente Woensdrecht 2001 “. Voor de eerstkomende periode van vier jaar ( 2001-2004) richt het subsidiebeleid zich op de volgende beleidsterreinen t.w.- Welzijn jeugd;- Kinderopvang;- Peuterspeelzaalwerk;- Maatschappelijke Dienstverlening;- Maatschappelijke opvang;- Sociaal Cultureel Werk ;- Emancipatie;- Sport;- Welzijn Ouderen;- Welzijn Gehandicapten;- Amateuristische Kunstbeoefening;- Kunst en Cultuur;- Bibliotheekwerk;

Artikel 3 lid 2 De beleidsterreinen worden gerangschikt naar belangrijkheid (prioriteitstelling). De behoefte vanuit de lokale bevolking wordt periodiek getoetst ( om de 4 jaar) en kan leiden tot aanpassing van de prioriteitstelling en/of het introduceren van nieuwe - en afvoeren van bestaande beleidsterreinen.

Artikel 3, lid 3 gaat er van uit, dat de gemeenteraad het jaarlijkse welzijnsbudget aan een maximaal bedrag ( subsidieplafond) kan koppelen.Ook is het mogelijk voor ieder deelterrein afzonderlijk dan wel voor clusters subsidieplafonds in te stellen. Een of meerdere subsidieplafonds kunnen leiden tot een evenwichtige verdeling van subsidiegelden en het beheersbaar maken van de totale welzijnsuitgaven aangezien een open- eind- financiering ontbreekt.Hantering van budgetplafonds betekent dat aanvragen moeten worden afgewezen indien bij inwilliging daarvan het budgetplafond wordt overschreden.

Artikel 4 De procedure om te komen tot vaststelling door de gemeenteraad van een jaarprogramma wordt aangevangen zodra alle subsidieaanvragen zijn ontvangen.( vóór 1 april voorafgaande aan het betreffende begrotingsjaar, artikel 6,lid 1).Op grond daarvan kunnen burgemeester en wethouders het totale welzijnsbudget bepalen en een (of meerdere) subsidieplafond(s) vaststellen.Het concept- jaarprogramma wordt daarna uitgewerkt en in procedure gebracht. De procedure wordt afgerond vóór 1 december door vaststelling van het ( de ) subsidieplafond(s) en jaarprogramma door de gemeenteraad.De besluiten van de gemeenteraad moeten gepubliceerd worden vóór 31 december voorafgaande aan het subsidiejaar omdat bij niet- publicatie het subsidieplafond niet geldt.

Artikel 5 De subsidie verordening heeft betrekking op negen subsidiesoorten. Zij vormen het welzijnsbudget voor het door de raad vast te stellen jaarprogramma.Investeringssubsidies worden, in tegenstelling tot de overige subsidiesoorten, uitsluitend door de gemeenteraad. ( artikel 8, lid 6) vastgesteld.

Artikel 6 wijziging lid 1: (5e wijz. 22-09-05)Indien een instelling de aanvraag niet op het door het bestuursorgaan vastgestelde formulier aanlevert dan dient de aanvraag minimaal de gegevens te bevatten die benodigd zijn om de subsidie te kunnen bepalen. Zie hiervoor ook artikel 7 ‘inrichting aanvraag naar subsidiesoort’. De aanvraag dient overzichtelijk – eventueel aangevuld met bijlagen zoals een begroting + toelichting – te worden aangeleverd.

‘laten vervallen’ artikel 6 lid 2: (5e wijz. 22-09-05)Tot op heden vragen veel instellingen de subsidie aan met het vastgestelde formulier. Praktisch gezien is er tot op heden altijd aan de instellingen aangegeven dat de benodigde gegevens ook op bijlagen aangeleverd mogen worden. Bijvoorbeeld: een instelling heeft een begroting van hun instelling in een duidelijk overzicht op een bijlage bijgevoegd en niet geschreven of getypt op het formulier.

‘laten vervallen’ artikel 6 lid 7: (5e wijz. 22-09-05)In dit artikel staat opgenomen dat indien instellingen de subsidieaanvraag later indienen dan de gestelde datum in artikel 6 lid 1 èn er geen ontheffing is verleend (artikel 6 lid 3) een instelling niet op het jaarprogramma opgenomen mag worden. Ergo: geen opname op het jaarprogramma is géén subsidie, er kan nl. geen subsidie verleend worden aan instellingen die niet op het jaarprogramma staan. Verder wordt een en ander verder wel geregeld in artikel 10 ‘Verlenging indieningtermijn’ waarbij geregeld wordt op welke wijze instellingen dan toch gesubsidieerd kunnen worden. Artikel 6 lid 7 is dan ook een beetje ‘dubbelop’.

Artikel 6, lid 1 en lid 7 Het formulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd.De gangbare regel is dat te laat ingediende aanvragen, waarvoor geen ontheffing is verleend, niet in het jaarprogramma worden opgenomen. In dit verband wordt gewezen op artikel 10 van de verordening waarin is bepaald, dat te laat ingediende verzoeken alleen dan in behandeling worden genomen voorzover het subsidieplafond daardoor niet wordt overschreden.Artikel 6, lid 8 Bij ontvangst van een (incidentele) subsidieaanvraag wordt de aanvraag getoetst aan de beleidskaders. Indien deze kaders niet voldoende duidelijkheid verschaffen wordt het verzoek voorgelegd aan de raad. (2e wijz. 17-12-03)

Artikel 7 en 8. Algemene regels worden gesteld ten aanzien van het aanvragen van een van de negen subsidiesoorten. Voor het behandelen van investeringssubsidies wordt, gelet op de aard van de subsidievorm , extra regelgeving vereist. Artikel 8, lid 4 sluit aan bij de beleidsuitgangspunten zoals geformuleerd in de discussienota “Beleidsuitgangspunten Huisvesting” d.d. 19 september 1998.

Artikel 11 lid 1: Bij de vaststelling van de subsidies moet een instelling normaliter een jaarrekening en een inhoudelijk jaar- of projectverslag indienen. Indien een instelling deze info niet op tijd aanlevert of abusievelijk niet heeft aangeleverd bij de vaststellingsaanvraag, dan wordt hierom per brief verzocht. Indien de instelling – om welke reden dan ook – hier niet aan voldoet (of niet helemaal) is tot op heden hiermee praktisch omgegaan. Dit betekent dat indien de stukken niet noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de subsidie (dus bijvoorbeeld als een instelling een subsidie krijgt voor jeugdleden is dit op basis van een – in het verleden liggende – peildatum) hier naar evenredigheid naar wordt gekeken. Dus wordt tot op heden voorgesteld deze subsidie conform de subsidieverlening vast te stellen. Nu er sprake is van de rechtmatigheidtoets is dit een probleem indien hiervoor geen formele juridische richtlijnen zijn. Dit kan ondervangen worden door het wijzigen van artikel 11 lid 1. Ter illustratie: bij de bepalingen rondom de aanvraag is hiervoor eenzelfde mogelijkheid opgenomen bij artikel 7 lid 5. Door het wijzigen van dit artikel wordt de rechtmatigheid van de toepassing van de verordening gegarandeerd. Het college zal dan geïnformeerd worden bij het vaststellingsbesluit omtrent de correcte aanlevering van stukken en eventuele toepassing van (de wijziging) van artikel 11 lid 1.Artikel 14 Ingevolge artikel 4 lid 1 dient het college – ten behoeve van de aanlevering van gegevens voor de gemeentelijke beleidsbegroting – vóór 1 mei voorafgaande aan het subsidiejaar het (de) subsidieplafond(s) in ontwerp vast te stellen. Dit besluit wordt gepubliceerd en ter inzage gelegd. Voor de duidelijkheid zal het subsidieplafond vermeldt worden met zowel de minimale als de maximale index. Dit is de bandbreedte waarbinnen de raad het plafond en de subsidiebedragen kan vaststellen. De subsidienormen – zoals opgenomen in het Welzijnsplan voor de gemeente Woensdrecht 2001 - worden zoals gebruikelijk geïndexeerd met de door de raad voor enig jaar vastgestelde indexering (tussen de nullijn en het consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens op de meest recente tijdsbasis) . Aan de hand van de subsidienormen geldend voor een instelling – rekening houdende met de voor die instelling geldende variabelen zoals bijvoorbeeld jeugdleden – worden vervolgens de subsidiebedragen bepaald. (3e wijz. 15-07-04)

Artikel 16 De bedoeling van artikel 16 is het vergroten van de financiële zelfstandigheid van instellingen. Dit laatste is noodzakelijk omdat bij budgetsubsidie de instelling garanties moet kunnen verlenen teneinde financiële tegenvallers zelf te kunnen opvangen.

Besloten bij 2e wijziging

Ter aanvulling op het Welzijnsplan voor de gemeente Woensdrecht 2001 dat:

1. Aan het Welzijnsplan geen rechtstreekse rechten kunnen worden ontleend. De beoordeling van een subsidieverzoek vloeit namelijk voort uit de algemene subsidieverordening voor de gemeente Woensdrecht 2001 (ASV;\

2. De startsubsidie in gevolge artikel 5 sub j maximaal € 250,00 bedraagt; 

3. Als uitwerking van artikel 16 en artikel 18 lid 1 sub e bepaald wordt dat een instelling (uitgezonderd budgetsubsidies hiervoor gelden contract/subsidieovereenkomstbepalingen):

a. Een maximale vrije reserveringsruimte (egalisatiereserve ingevolge artikel 16 ASV) mag hanteren ter hoogte van 10% van de jaarlijkse subsidie of 2000 euro;

b. De overige gelden opneemt in bestemmingsreserves.

Aldus vastgesteld ter vergadering van 17 december 2003.

 

Artikel 17 heeft voornamelijk betrekking op de instellingen die aanzienlijke subsidiebedragen in de vorm van budgetsubsidie ontvangen waardoor vermogensvorming ontstaat. Het artikel regelt op enigerlei wijze de controle op dit door overheidsgelden ontstane vermogen.

Artikel 21 In overeenstemming met de huidige jurisprudentie wordt een geleidelijke overgang van oud naar nieuw subsidiebeleid voorgesteld.Aanpassing van subsidiebedragen in positieve zin zal plaatsvinden in vier jaren te rekenen vanaf 1 januari 2001; bij verlaging van subsidiebedragen geldt een periode van vijf jaren eveneens te rekenen vanaf 1 januari 2001.Artikel 22: Dit artikel kan toegepast worden in alle voorkomende gevallen waarin deze verordening niet voorziet. Duidelijk mag zijn dat – indien het eventuele besluit – de door de raad aangegeven financiële kaders overstijgt eventuele voorstellen aan de raad zullen worden voorgelegd. Tevens dient toepassing en uitvoering hiervan te passen binnen de doelstelling van de regeling alsmede het vastgestelde beleid. (5e wijz. 22-09-05)

Artikel 23 De gebruikelijke standaard evaluatiebepaling is in dit artikel opgenomen.

Artikel 24 Instellingen die door het van kracht worden van deze verordening, dus niet door wijziging van het beleid als bedoeld in artikel 21 van de verordening, in hun financiële belangen aantoonbaar worden geschaad kunnen voor het jaar 2001 eenmalig aanspraak op een compensatievergoeding maken van maximaal 50%. Een claim daartoe dient vóór aanvang van het jaar 2002 te zijn ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 26 In tegenstelling tot een inwerkingtredingbepaling is een einddatum niet noodzakelijk in een verordening. Immers het beleid wordt vormgegeven in het beleidskader (Welzijnsplan) en de verordening is niets anders dan het vastleggen van de procedures hieromtrent. Om de rechtskracht van de verordening te waarborgen is het praktisch gezien het beste deze bepaling te schrappen uit de verordening.