Regeling vervallen per 01-01-2008

Destructieverordening voor de gemeente Woerden

Geldend van 20-07-2001 t/m 31-12-2007

Intitulé

Destructieverordening voor de gemeente Woerden

De raad van de gemeente woerden,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de Destructiewet en het Destructiebesluit;

besluit;

vast te stellen "Destructieverordening voor de gemeente Woerden"

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

- wet: Destructiewet;

- directeur: de directeur van kring 8 van de rijksdienst voor de keuring van vee en vlees, zoals deze is vastgesteld bij besluit van de staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 20 maart 1984 nr. 37845 (stcrt. 62);

- aangifteplichtige: degene, die als eigenaar of houder van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

- ondernemer: de natuurlijke of,rechtspersoon, aan wie een vergunning, als bedoeld in artikel 5 van de wet, is verleend en in wiens, krachtens artikel 10 van de wet, vastgestelde gebied de gemeente is gelegen;

- destructor: inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het door verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaal, voor welke aan de ondernemer een vergunning is verleend, als bedoeld in artikel 5 van de wet;

- destructiemateriaal: materiaal van dierlijke herkomst, bedoeld in artikel 2 van de wet;

destructiemateriaal A:

1. doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood gedode slachtdieren, welke moeten worden onbruikbaar gemaakt voor voedsel voor mens en dier, zonder dat een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet heeft plaatsgevonden;

2. dode honden en katten, voorzover ze niet op andere wijze overeenkomstig de krachtens de wet gegeven voorschriften worden onschadelijk gemaakt;

destructiemateriaal B:

1. destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en h van de wet;

2. het krachtens artikel 2, derde lid, van de wet aangegeven destructiemateriaal;

destructiemateriaal C:

overig destructiemateriaal, dat zich tot het tijdstip van ophalen door de ondernemer, onder beheer of toezicht van de directeur bevindt.

Artikel 2 Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige

1. De aangifte-plichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal A en B zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, in persoon of telefonisch, aangifte bij de directeur, voorzover in de volgende artikelen niet anders wordt bepaald.

2. De aangifte geschiedt onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het destructiemateriaal, alsmede van de plaats waar het zich bevindt; de aangifte wordt in drievoud opgemaakt.

3. De directeur stelt, met inachtneming van het bepaalde in artike1 12, tweede lid van de wet, een model van het aangifteformulier vast.

4. De aangifteplichtige ontvangt een gewaarmerkt exemplaar van het ingevulde aangifteformulier.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, tweede en vierde lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B, indien de directeur ter zake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regels vaststelt.

Artikel 4

1. Behoudens het bepaalde in artikel 13 is de aangifteplichtige ten aanzien van destructiemateriaal A gehouden:

a. dit op een voor het vervoermiddel van de ondernemer redelijkerwijs bereikbare plaats ter beschikking te houden, waarbij er zorg voor dient te worden gedragen dat, indien het destructiemateriaal vanaf de openbare weg zichtbaar is, dit behoorlijk wordt afgedekt.

Omtrent de bewaring van dat destructiemateriaal kan de directeur aanwijzingen geven.

Het destructiemateriaa1 A wordt ter plaatse door de ondernemer opgehaald. De eigenaar ontvangt van de ondernemer een bewijs van overdracht;

dan wel, in afwijking van het bepaalde onder a.:

b. tot het ter beschikking houden van het destructiemateriaal, afkomstig van gestorven dieren, geleden hebbende Ban of verdacht van een ziekte, waarop titel III van de Veewet van toepassing is, alsmede tot het afgeven daarvan voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, met inachtneming van de omtrent de bewaring van dat destructiemateriaal door de directeur gegeven aanwijzingen.

2. Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot het afsluiten, het schoonhouden en het verdere beheer van verzamelplaatsen, alsmede het gemeentelijk toezicht daarop, nadere voorschriften.

Artikel 5

1. De aangifteplichtige is gehouden destructiemateriaal B en C te bewaren, ter beschikking te stellen en af te geven voor vervoer naar de destructor met inachtneming van de ter zake door de directeur gegeven aanwijzingen.

2. Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d of f van de wet, alsmede dat, genoemd in artikel 2, tweede lid van de wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken dan wel metalen confiscaatemmers, tenzij de directeur ter zake van de bewaring een andere rege1ing met de aangifte-plichtige treft.

3. De directeur kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel afwijkende regels met betrekking tot destructiemateriaa1 B of C vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 van de wet.

Artikel 6

De aangifteplichtige is gehouden, zolang destructiemateriaal onder zijn berusting is, bederf of vermenging met andere stoffen tegen te gaan, zulks overeenkomstig door de directeur gegeven aanwijzingen.

Artikel 7

Aanwijzingen van de directeur omtrent de bewaring van destructiemateriaal, anders dan op grond van artikel 6, kunnen slechts strekken ter voorkoming van gevaar, schade of hinder voor de openbare gezondheid.

Artikel 8 Ophalen en vervoer van destructiemateriaa1 door of vanwege de ondernemer

1. De ondernemer is verplicht tot het ophalen van het destructiemateriaal van de plaats, waar dit zich ingevolge de bepalingen van deze verordening bevindt.

2. Het ophalen geschiedt uiterlijk op de werkdag, volgende op die waarop het destructiemateriaal is aangemeld, tenzij het betreft destructiemateriaal B of C, dat door de ondernemer, ingevolge een met de directeur getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

3. De directeur kan ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid afwijkende regels met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 van de wet.

Artikel 9

Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente dient langs de kortste weg plaats te vinden. De vervoerder is verplicht ervoor zorg te dragen dat het vervoer geen sporen van het destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.

Artikel 10 Overdracht

1. Ten dienste van overdracht aan de ondernemer wordt destructiemateriaal A door of vanwege de directeur op de dag van aangifte telefonisch aangemeld bij de ondernemer, onder mededeling van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

2. De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of C geschiedt zo spoedig mogelijk door of vanwege de directeur, tenzij het betreft destructiemateriaal dat door de ondernemer, ingevolge een met de directeur getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

Artikel 11

1. De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door inlading in een daarvoor bestemd vervoermiddel van de ondernemer.

2. De ondernemer is verplicht de overdracht van destructiemateriaal B en C jaarlijks voor 1 maart, onder opgave van de totale hoeveelheid over het voorafgaande jaar, aan het gemeentebestuur alsmede aan de directeur te bevestigen.

Artikel 12 Slotbepalingen

1. De aanwijzing van materiaal, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste alinea, van de wet, geschiedt door de burgemeester op voorstel van de directeur of de directeur gehoord; zij wordt onverwijld Ban de eigenaar of houder meegedeeld.

2. De directeur houdt aantekening van het ingevolge het eerste lid aangewezen destructiemateriaal.

Artikel 13

1. lndien de directeur dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A, sectie van dit destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe door de directeur aangewezen lokaliteit dan wel in de daarvoor bestemde ruimte van de destructor. De eigenaar of houder is, indien de sectie niet aan de destructor geschiedt, verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.

2. Sectie kan slechts worden verricht door personen die, krachtens de wet, de bevoegdheid hebben verworven de diergeneeskunde in haar volle omvang te mogen uitoefenen.

Artikel 14

Deze verordening kan worden aangehaald als "Destructieverordening voor de gemeente Woerden" en treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar afkondiging, op welke datum vervalt de verordening betreffende hetzelfde onderwerp, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 januari 1959 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 27 november 1963 en 31 maart 1965.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 april 1986,
de secretaris,                    de voorzitter,  
P.P. Burger                        J. Bos
De raad der gemeente Woerden;
overwegende, dat het met het oog op eenvormigheid en doelmatigheid gewenst is in de nieuwe gemeente Woerden, in plaats van drie afzonderlijke destructieverordeningen, een zodanige verordening te doen gelden voor het gehele gebied van deze gemeente;
gelet op de artikelen 2 en 3 van de Wet algemene regelen gemeentelijke indeling;
besluit;
I de ander de naam van "Destructieverordening voor de gemeente Woerden" door de raad van de voormalige gemeente Weerden bij diens besluit van 24 april 1986 vastgestelde verordening geldend te verklaren voor het gehele gebied van de nieuwe gemeente Woerden;
II. de volgende verordeningen vervallen te verklaren:
a. Destructieverordening voor de gemeente Kamerik, vastgesteld op 6 juli 1965, laatstelijk gewijzigd 25 augustus 1987;
b. destructieverordening voor de gemeente Zegveld, vastgesteld op 13 februari 1959, laatstelijk gewijzigd 16 december 1986;
III. het onder I beslotene op de gebruikelijke wijze ter openbare kennis te brengen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 maart 1989,