Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregels woonkosten Participatiewet gemeente Wormerland 2015

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsregels woonkosten Participatiewet gemeente Wormerland 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen over het beleid ten aanzien van het ontbreken van woonkosten, toepassing kostendelersnorm en inkomsten uit verhuur zoals bedoeld in de Participatiewet de artikelen 22a lid 4 aanhef onder b en lid 6, 27 en 31 lid 1 en 33;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende

Beleidsregels woonkosten Participatiewet gemeente Wormerland 2015.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland;

  • 2.

    de wet: de Participatiewet;

  • 3.

    uitkering: de op de belanghebbende van toepassing zijnde norm ingevolge paragraaf 3.2 van de wet, vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3, door het college vastgestelde verhoging of verlaging van de norm;

  • 4.

    kostendelersnorm: het kunnen delen van woonkosten met een of meer personen, uitgedrukt in een procentuele verlaging op de uitkering gebaseerd op het aantal meerderjarige personen van 21 jaar en ouder dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf en de rekennorm als bedoeld in artikel 22a lid 1 en 2 van de wet;

  • 5.

    woning: een onroerende zaak dat voor bewoning wordt gebruikt, voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte kan worden aangemerkt als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, artikel 1 onder k. Een woonschip en een woonwagen vallen ook onder het begrip ‘woning’;

  • 6.

    woonkosten:

  • 1.

    als een huurwoning wordt bewoond, de overeengekomen maandelijkse ‘kale’ huurprijs en servicekosten als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, artikelen 1 onderdeel d en 5;

    • a.

      is de huurprijs inclusief water, gas, licht, gebruik internet en overige zaken, dan wordt 60% van de bruto huurprijs in aanmerking genomen;

  • 7.

    huurcontract: een schriftelijke overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, de verplichting aangaat om aan de andere partij, de huurder, een woning in gebruik te verstrekken en de huurder zich verplicht de overeengekomen huurprijs te betalen voor het gebruik van de woning;

  • 8.

    basishuur: maandbedrag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, artikel 17 lid 2 inclusief de verhoging van artikel 16 van voornoemde wet.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregels

  • 1. De bepalingen van deze beleidsregel gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden dienen beiden ouder te zijn dan 21 jaar, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 2. De bepalingen in deze beleidsregels staan niet in de weg om artikel 18 lid 2 van de wet toe te passen.

Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor wijziging toepasselijke bijstandsnorm

Artikel 3. Uitzondering op de kostendelersnorm

  • 1. De kostendelersnorm is niet van toepassing op de uitkering als de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen, niet zijnde een bloed of aanverwant in de eerste of tweede graad, in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, kan aantonen een zakelijke relatie te hebben met de verhuurder van zijn woning.

  • 2. Een zakelijke relatie is aanwezig als de belanghebbende een commerciële prijs betaald voor de huur van zijn woning als bedoeld in de wet, artikel 22a lid 4. De commerciële prijs is een bedrag gelijk aan de basishuur of hoger.

  • 3. De belanghebbende moet op verzoek van het college het volgende kunnen aantonen:

    • a.

      de overeengekomen huurprijs is een bedrag gelijk aan of hoger dan de basishuur;

    • b.

      de huur van de woning is vastgelegd in een huurcontract;

    • c.

      de overeengekomen huurprijs wordt daadwerkelijk betaald.

  • 4. Een zakelijke relatie ontbreekt als niet kan worden voldaan aan de voorwaarden genoemd onder 3 van dit artikel. De kostendelersnorm is in dat geval onverkort van toepassing.

  • 5. Een zakelijke relatie ontbreekt als een of meer bewoners geen huurcontract heeft of niet een commerciële prijs betaald voor de woning. Een dergelijke bevoordeling dan wel achterstelling staat in de weg van een commerciële relatie. De kostendelersnorm is in dat geval onverkort van toepassing.

Artikel 4. Ontbreken woonkosten

  • 1. De belanghebbende die een woning bewoont waarvoor hij geen huur verschuldigd is, wordt geacht op basis van zijn woonsituatie lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan te hebben.

  • 2. Indien de woonsituatie van belanghebbende leidt tot lagere bestaanskosten, wordt de uitkering op basis van artikel 27 en artikel 18 lid 1 van de wet verlaagd. De verlaging betreft een bedrag dat overeenkomt met de basishuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • 3. Het vorig lid is niet van toepassing als belanghebbende een kostendeler is en de uitkering lager is vastgesteld door toepassing van de kostendelersnorm.

Artikel 5. Inkomsten uit verhuur

  • 1. Inkomsten uit verhuur, onderhuur van woonruimte of het hebben van een of meer kostgangers wordt gezien als inkomen als bedoeld in artikel 32 lid 1 aanhef onder a van de wet. Het inkomen wordt na aftrek van de basishuur, in mindering gebracht op de uitkering.

  • 2. Indien belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers en daardoor geen woonkosten heeft of een huurprijs betaald lager dan de basishuur, dan wordt dit gezien als inkomen in natura als bedoeld in artikel 33 van de wet. Het deel dat toegerekend kan worden aan belanghebbende wordt als inkomen in aanmerking genomen, voor zover hiermee nog geen rekening is gehouden als bedoeld in artikel 3 lid 5 en 6.

  • 3. Indien belanghebbende inkomsten ontvangt van meer dan twee kostgangers, huurders of onderhuurders, dan is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten en moet de uitkering worden beëindigd. De belanghebbende wordt dan als zelfstandige gezien op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Individualiseringsbepaling

Het college kan in bijzondere gevallen, op individuele basis en op gemotiveerde wijze in het voordeel van belanghebbende afwijken als blijkt dat bij toepassing van deze beleidsregels de belanghebbende onrecht wordt aangedaan dat niet in verhouding staat tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels woonkosten Participatiewet.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking vanaf 6 oktober 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare zitting van het college, gehouden op 6 oktober 2015
de burgemeester, de wethouder,
P.C. Tange K. van Waaijen

TOELICHTING

De gemeente verstrekt een uitkering op basis van de Participatiewet als de belanghebbende tijdelijk niet in staat is om te voorzien in zijn eigen levensonderhoud. De uitkering betreft een minimum inkomen en voorziet in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Daarmee wordt ook voorzien in de woonkosten.

De woonkosten is van oudsher een bestanddeel in de uitkering dat onder de vigeur van de Algemene Bijstandswet in het Besluit landelijke normering (tot 1996) was opgenomen. Om het individueel karakter van het recht op uitkering te benadrukken heeft de wetgever de gemeente ruimte gegeven om de hoogte van de uitkering aan te passen aan de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

Met ingang van 1 januari 2015 wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een schaalvoordeel als je met meerdere personen een woning deelt. In de wet wordt dat uitdrukt in de zogenaamde ‘kostendelersnorm’. Op basis van het aantal personen in de woning wordt de uitkering lager vastgesteld.

In de praktijk betekent dit onder andere dat als er sprake is van het kunnen delen van of ontbreken van woonkosten, de hoogte van de uitkering kan worden aangepast. Dit geldt ook bij inkomsten uit verhuur van de woning.

Om willekeur in de uitvoering van de wet te voorkomen, heeft de gemeente nadere regels opgesteld ten aanzien van de kostendelersnorm, ontbreken van woonkosten en inkomsten uit verhuur zoals bedoeld in de Participatiewet de artikelen 22a lid 4 aanhef onder b en lid 6, 27 en 33 lid 4. In deze beleidsregel wordt daaraan uitvoering gegeven.

TOELICHTING PER HOOFDSTUK

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

De voor deze beleidsregels van belang zijnde begrippen worden in artikel 1 nader omschreven. Het doel van deze beleidsregel is het kaderen van de begrippen woning, woonkosten en commerciële huurprijs.

Het begrip ‘woning’ wordt niet nader omschreven in de Participatiewet. Wel vermeldt artikel 3 lid 6 van de wet dat onder een woning ook een woonwagen of een woonschip verstaan moet worden.

Verder volgt uit de tot standkoming geschiedenis van de wet dat voor de invulling van het begrip woning kan worden aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht). Dit geldt ook voor het begrip ‘woonkosten’.

Woonkosten is voor ieder individu anders, maar in de Wht is hiervoor een duidelijke richtlijn opgesteld. Het bedrag is opgebouwd uit: een huurprijs voor het enkele gebruik van de woning en een vastgesteld bedrag aan servicekosten.

Ook komt het voor dat de huurprijs inclusief gebruik water, gas en licht is. Dit is een bruto huurprijs en kan niet op één lijn worden gesteld met een ‘kale’ huurprijs.

Om te voorkomen dat er verschillende uitgangspunten voor woonkosten wordt gehanteerd, en daardoor de mogelijkheid tot rechtsongelijkheid ontstaat, is aansluiting gezocht bij de werkwijze van de Belastingdienst.

De Belastingdienst hanteert als bedrag voor commerciële huur een bedrag inclusief kosten van water en energie. Van dit bedrag komt 60% overeen met de basishuur. Voor de waarde van waterverbruik en energieverbruik hanteert de Belastingdienst een percentage van 40%. Door deze werkwijze ook toe te passen op de bruto huurprijs krijg je een netto huurprijs dat gelijk gesteld kan worden met de ‘kale’ huurprijs.

Het toepassen van deze beleidsregels staat overigens niet in de weg om een maatregel wegens niet nakomen van de arbeidsverplichting, als bedoeld in artikel 9 van de wet, of aanvullende verplichting, als bedoeld in artikel 55 van de wet, op te leggen en toe te passen op de uitkering.

Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor wijziging toepasselijke bijstandsnorm

De regels over de hoogte van de uitkering en wijzigingen daarop staan omschreven in wet, maar geven ruimte om aan het college om lokale invulling te geven als er sprake is van lagere noodzakelijke kosten van het bestaan als gevolg van de woonsituatie.

Wijziging in verband met de kostendelernorm

Bij de vaststelling van het recht op bijstand wordt rekening gehouden met de woonsituatie van belanghebbende. Als meerdere volwassen een woning delen, kunnen bepaalde kosten (huur, elektriciteit, internet etc.) ook worden gedeeld. Door het schaalvoordeel heeft belanghebbende, lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.

De wetgever heeft daarom de ‘kostendelersnorm’ ingevoerd. Op basis van het aantal personen dat samen op één adres wonen wordt een percentage van de gehuwdennorm verstrekt. Voor een alleenstaande van 28 jaar met bijvoorbeeld twee meerderjarige huisgenoten komt dat neer op 43,33% van de gehuwdennorm, dat als bijstand wordt verstrekt. Zie voor een berekening artikel 22a lid 1 van de wet.

Uitzondering op de kostendelersnorm zijn:

  • 1.

    Jongeren tot 21 jaar.

  • 2.

    Studerenden.

Alle studenten die op enig moment tijdens dat onderwijs in aanmerking kan komen voor

  • -

    studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of

  • -

    een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

is uitgezonderd van de kostendelersnorm. Dat geldt ook voor jongeren die een BBL-opleiding volgen. Een BBL-opleiding is een beroepsbegeleidende leerweg waarbij de student vier dagen werkt en één dag naar school gaat.

3.Commerciële (onder)(ver)huurder of kostganger.

De kostendelersnorm is niet van toepassing als er aantoonbaar sprake is van een zakelijke relatie, waarbij het voordeel van het delen van bepaalde voorzieningen zoals een woonkamer, badkamer of keuken en nutsvoorzieningen al is verdisconteerd in de huurprijs. Het gaat hier dan om commerciële huur en verhuur. Deze uitzondering is ook van toepassing als de verhuurder een derde is en alle bewoners een commerciële huurprijs betalen aan dezelfde verhuurder. Dat kan gaan om een studentenwoning, maar ook om bijvoorbeeld begeleid wonen.

Wanneer is er sprake van een zakelijke relatie?

Feitelijk moet eerst een aantal bewijsstukken worden overgelegd voordat aangenomen wordt dat een zakelijke relatie aanwezig is. Aan het college moet worden overgelegd:

  • -

    Schriftelijk huurcontract van belanghebbende;

  • -

    Schriftelijke betalingsbewijzen;

  • -

    Schriftelijke verklaring van commerciële huur overige bewoners.

De schriftelijke verklaring van overige bewoners kan door de belanghebbende zelf worden afgegeven of door de verhuurder. Ook als de bewoner valt onder de overige uitzonderingen, jonger dan 21 jaar of student, dan moet dit schriftelijk worden verklaard. De verklaring van belanghebbende wordt in een beschikking vastgelegd en aan belanghebbende wordt de inlichtingenplicht opgelegd om bij wijziging van:

  • -

    het bewonersaantal;

  • -

    leeftijd, bewoner wordt 21 jaar;

  • -

    huurcontract,

dit door te geven aan het college. Het is dan aan het college om te bepalen of dit van invloed is op het recht van bijstand.

Op basis van de overgelegde stukken wordt bepaald of een zakelijke relatie aanwezig wordt geacht. Het huurcontract moet voldoen aan de volgende vormvereisten en bevat:

  • -

    de namen van de verhuurder en huurder

  • -

    de ingangsdatum van de overeenkomst

  • -

    omschrijving van het gehuurde object inclusief de adresgegevens

  • -

    overeengekomen huurprijs

  • -

    aanduiding of sprake is van jaarlijkse indexatie

  • -

    handtekening verhuurder en huurder

Het enkele feit dat één van de vormvereisten niet aanwezig is in het huurcontract wil niet zeggen dat het geen acceptabel bewijsstuk is. Bij uitvoering van de beleidsregels moet gekeken worden of de huurovereenkomst aannemelijk is. Het ontbreken van een jaarlijkse indexatie is bijvoorbeeld een indicatie dat een zakelijke relatie niet aanwezig is, maar hoeft niet te leiden tot afwijzing van de overeenkomst. Wel is het raadzaam om periodiek te handhaven.

Een zakelijke relatie wordt aangenomen als een commerciële huur is overeengekomen, de huur daadwerkelijk wordt betaald en de overige bewoners ieder een individueel huurcontract hebben, tenzij:

  • -

    de huurprijs is gesplitst in afzonderlijke individuele huurcontracten;

  • -

    één of meer bewoners geen huur betaald dan wel een huurcontract heeft.

In de praktijk kan het dus gebeuren dat aan alle voorwaarden voor een zakelijke relatie wordt voldaan, maar de huurprijs is gesplitst of dat een bewoner geen huur betaald dan wel een huurcontract heeft. Er is dan geen zakelijke relatie. De kostendelersnorm is in dat geval onverkort van toepassing.

Wanneer is sprake van een commerciële huurprijs?

Een commerciële prijs wordt aangenomen als de overeengekomen prijs gelijk is aan of hoger dan het bedrag genoemd in de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht), artikel 17 lid 2 inclusief de verhoging van artikel 16 Wht. In deze wet is bepaald dat de belanghebbende ten minste een basisbedrag aan huur zelf betaald en voor het meerdere in aanmerking kan komen voor huurtoeslag.

Het is logisch om aan te sluiten op de bepalingen van de Wht, omdat eerder al aansluiting op deze wet is gezocht voor het begrip ‘woning’. Bijkomend voordeel is dat de basishuur jaarlijks wordt geïndexeerd en in die zin het prijspeil van de consumentenprijsindex volgt.

Ontbreken van woonkosten

Naast de kostendelersnorm heeft de wetgever ruimte gegeven aan gemeenten om bij het ontbreken van de woonkosten de uitkering te verlagen. Om in het stramien te blijven van de Wht, is ook hier gekozen voor een verlaging ter hoogte van het bedrag aan basishuur.

De verlaging kan alleen worden toepast op de normen die vermeld staan in de artikelen 20 en 21 van de wet.

Bij samenloop van de kostendelersnorm en het ontbreken van woonkosten wordt artikel 27 van de wet niet toegepast. Hier is gekozen voor een pragmatische insteek om in de uitvoering niet nodeloos ingewikkelde handelingen te laten verrichten.

Wanneer is sprake van lagere bestaanskosten?

Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn in de volgende gevallen:

  • -

    bij het niet aanhouden van een woning (bij een zwervend bestaan);

  • -

    bij bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers;

  • -

    indien een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning;

  • -

    als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt. Het college heeft de keuze om dit woongenot aan te merken als inkomen in natura of de norm of toeslag te verlagen op grond van artikel 27 Participatiewet (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 54-55).

Indien artikelen 27 en 33 lid 4 van de wet niet voorziet in het geval dat een ander dan belanghebbende de woonkosten betaald dan kan het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 van de wet worden toegepast om de hoogte van de uitkering aan te passen aan de woonsituatie.

Inkomsten uit verhuur

Als belanghebbende inkomsten ontvangt voor het beschikbaar stellen van woonruimte op zijn adres, kan het college op grond van de artikelen 32 lid 1 aanhef onder a en 33 lid 4 van de wet de inkomsten in mindering brengen op de uitkering, voor zover nog geen rekening wordt gehouden met een lagere bijstandsnorm wegens het kunnen delen van woonkosten als bedoeld in artikel 22a, lid 1 tot en met 3.

Het gaat in dit geval om volledig zakelijke of commerciële relaties, waarbij sprake is van deelname aan het economisch verkeer doordat de verhuurder een commerciële prijs vraagt voor de huur van de woning en de geleverde diensten én de huurder deze commerciële prijs betaalt. In deze situaties is het uitgangspunt dat de kosten niet op dezelfde wijze worden gedeeld als met woningdelers die geen onderlinge zakelijke

relatie met elkaar hebben. De volgende categorieën moeten duidelijk onderscheiden moeten worden:

  • -

    zakelijke relaties enerzijds: artikel 22a, vijfde lid, onder b en

  • -

    de uitzondering voor degenen die van dezelfde huurder huren anderzijds: artikel 22a, vijfde lid, onder c van de wet.

Die laatste categorie valt niet onder het begrip “commerciële relatie”, maar moet als een afzonderlijke uitzondering worden beschouwd. Ze hebben geen zakelijke relatie (anders dan degenen die met elkaar een zakelijk contract hebben), maar zijn wel uitgezonderd van de kostendelersnorm. Dit omdat degenen die van dezelfde huurder huren, elk een commerciële prijs betalen aan de verhuurder zodat het onredelijk zou zijn de huurders ten opzichte van elkaar mee te tellen voor de kostendelersnorm.

De inkomsten worden niet volledig in mindering gebracht op de uitkering om redenen dat er wel degelijk hogere lasten ontstaan bij verhuur. Het water-, gas- en lichtverbruik is hoger, gemeentelijke belastingen zijn hoger en eventuele huurtoeslag is lager. Het is dan onredelijk om inkomsten volledig te korten, gezien de kosten die er tegenover staan. Ook hiervoor is aansluiting gezocht bij de Wht en worden de inkomsten ter hoogte van het bedrag aan basishuur vrijgelaten en het meerdere wordt gekort op de uitkering.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Dit onderdeel behoeft geen verdere toelichting.