Regeling vervallen per 01-05-2016

Beleidsregels resultaatgebied ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

Geldend van 06-06-2016 t/m 30-04-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2016

Intitulé

Beleidsregels resultaatgebied ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland,

gelet op de artikelen 4 tot en met 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wormerland 2015

B E S L U I T:

vast te stellen:

Beleidsregels resultaatgebied ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) is de gemeente verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De doelstelling van de nieuwe Wmo en de Verordening is ‘deelname aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren in de maatschappij’. De ondersteuning moet er op gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. In de Verordening wordt aangegeven dat het doel van de cliënt centraal staat. De gemeente denkt in stappen mee hoe dit doel door de cliënt en zijn omgeving zelf/ anders kan worden bereikt, onder meer door gebruik te maken van voorliggende voorzieningen. Als sluitstuk biedt de gemeente hulp. In dit document wordt duidelijk gemaakt wat de cliënt wel of juist niet van de gemeente mag verwachten op het gebied van ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden (huishoudelijke hulp).

Alhoewel het doel van de cliënt centraal staat, kan de gemeente niet altijd volledig aan dit doel tegemoet komen. De nieuwe wet kent niet langer de verplichting de beperkingen van cliënt geheel te compenseren. De maatwerkoplossing dient een passende bijdrage aan het realiseren van het doel van de cliënt te leveren (artikel 8, tweede lid, onder a, van de Verordening). Het uitgangspunt is niet meer een aantal uren hulp, maar een resultaat: 'een schoon en leefbaar huis'. Daarbij wordt gezocht naar een resultaat dat zoveel mogelijk aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt en zijn sociale omgeving.

Als uitgangspunt hanteert de gemeente zeven verschillende huishoudelijke arrangementen. In het contact tussen consulent en cliënt onderzoekt het college of een van deze pakketten volstaat, of dat meer maatwerk nodig is. Daarbij maakt de consulent duidelijk welke hulp bij huishouden de gemeente wel maar ook niet zal leveren. Aan het eind van het onderzoek stelt de consulent een verslag op (artikel 6 Verordening), waarin duidelijk wordt vastgelegd wat de cliënt en zijn omgeving zelf doen en welke aanvullende maatwerkoplossing van de gemeente wordt verlangd. Dit verslag kan de basis voor de aanvraag vormen (artikel 7 Verordening). Nadat het college heeft besloten, stelt de consulent in samenspraak met de cliënt en eventueel de zorgleverancier, een ondersteuningsplan op waarin de ondersteuningsbehoefte en de invulling van de maatwerkvoorziening en het beoogde resultaat staan uitgewerkt (algemene deel van de Toelichting bij de Verordening). Monitoring door de gemeente van het behalen van het afgesproken resultaat en de mogelijkheden van bezwaar en beroep en klachten, zorgen voor verdere borging.

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Algemene voorzieningen: Dit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle inwoners; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken . Voorbeelden zijn:

    • .

      De dagrecreatie voor ouderen

    • .

      De sociale alarmering

    • .

      De boodschappenservice, de vrijwillige boodschaphulp

    • .

      De maaltijdservice

    • .

      K Klusjesdiensten

    • .

      De (ramen)wasservice

    • .

      De rolstoel-pools en scootmobiel-pools voor incidentele situaties

    • .

      Kortdurende huishoudelijke hulp

    • .

      Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen

    Een algemene voorziening is dus per definitie geen Wmo maatwerkvoorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen gelden niet.

  • 2. Algemeen gebruikelijke voorziening: Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs vergelijkbaar met soortgelijke producten. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

  • 3. Besluit: Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wormerland.

  • 4. Centraal Administratie Kantoor (CAK): Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de Wmo 2015.

  • 5. Collectieve voorzieningen: Dit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het aanvullend openbaar vervoer het meest duidelijke voorbeeld.

  • 6. Gebruikelijke hulp: De normale, dagelijkse ondersteuning die partners of ouders en inwonende kinderen of anderen met wie een gezamenlijk huishouden wordt gevoerd, geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Met dit begrip wordt het uitgangspunt bedoeld op grond waarvan er in eerste instantie wordt bekeken of de (extra) werkzaamheden binnen de leefeenheid zelf vallen te organiseren. Als één van de gezinsleden uitvalt, is het immers heel gewoon dat de andere gezinsleden diens taken overnemen. Ondersteuning bij het huishouden is pas aan de orde als huisgenoten de noodzakelijke taken niet op een verantwoorde manier kunnen bieden of daar te zwaar door worden belast. Dit kan bijvoorbeeld als een huisgenoot ook beperkingen heeft, waardoor huishoudelijke werkzaamheden niet (volledig) kunnen worden uitgevoerd. Een uitzonderingspositie bij de beoordeling van de behoefte aan gebruikelijke hulp hebben kinderen: van hen wordt een bijdrage gevraagd die past bij hun leeftijd. Vanaf 18 jaar wordt verwacht dat deze meerderjarige huisgenoot de taken op het gebied van huishouden volledig kan compenseren.

  • 7. Gesprek: Gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. Met dit gesprek wordt het onderzoek bedoeld dat na de melding door de cliënt plaats dient te vinden, waarbij beoordeeld wordt wat de cliënt zelf kan met inzet van alle mogelijkheden waaronder een algemene voorziening en waarvoor als het probleem door de cliënt zelf niet (voldoende) opgelost kan worden, een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget verstrekt moet worden.

  • 8. Hulpvraag: Behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. De hulpvraag wordt tijdens het onderzoek verduidelijkt. Dan wordt beoordeeld of de cliënt op eigen kracht in staat is het probleem op te lossen of niet. Als dit wel het geval is zal er geen maatwerkvoorziening worden verstrekt. Anders kan een maatwerkvoorziening of een persoonsgeboden budget verstrekt worden.

  • 9. Ingezetene: Cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Wormerland. Over het algemeen zal het gaan om een cliënt die ook in Wormerland staat ingeschreven. Als dat niet het geval is zal conform vaste jurisprudentie beoordeeld moeten worden of de cliënt de meeste nachten per jaar in Wormerland doorbrengt of in een andere gemeente. Het hoofdverblijf is dan in de gemeente waar de cliënt feitelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

  • 10. Inkomen: Het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde dan wel de gehuwde personen tezamen vastgesteld op grond van het verzamelinkomen bedoeld in de Wet inkomstenbelasting of in de overige gevallen op grond van het belastbaar loon bedoeld in de Wet op de loonbelasting in het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een maatwerkvoorziening is verleend.

  • 11. Leefeenheid: Een eenheid bestaande uit alle huisgenoten met wie de persoon met beperkingen duurzaam een huishouding voert. De leefeenheid betreft een gezamenlijke huishouding zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de wet. Van een gezamenlijke huishouding is in ieder geval sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Denk bijvoorbeeld aan gehuwden, het hebben van een samenlevingscontract, broer en zus met gezamenlijke huur, het hebben van een kind waarvan de huisgenoot het kind heeft erkend.

  • 12. Maatschappelijke ondersteuning:

    • 1°.

      bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

    • 2°.

      ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking en/ of met chronische psychische en/ of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

    • 3°.

      bieden van beschermd wonen en opvang;

    De maatschappelijke ondersteuning richt zich op 3 soorten voorzieningen: de algemene en preventieve voorzieningen ten behoeve van alle burgers van de gemeente en dan toegespitst op de personen met een beperking; de maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten voor het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid en het bieden van een beschermde woonsituatie en zo nodig opvang. De eerste groep is preventief en voor zover niet preventief voor iedereen vrij toegankelijk, de tweede en de derde groep verstrekkingen is beschikbaar na een melding en het daaropvolgende traject.

  • 13. Maatwerkvoorziening: Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1°.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2°.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3°.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

    De maatwerkvoorziening is de verstrekking in de tweede en derde groep van de maatschappelijke ondersteuning (zie 12). De maatwerkvoorziening biedt maatwerk, want hij is afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon. Een maatwerkvoorziening is gericht op:

    • 1.

      zelfredzaamheid, waar ook ontlasting van de mantelzorger toe gerekend wordt, en kan het hele scala van verstrekkingen bevatten.

    • 2.

      participatie en kan het hele scala van verstrekkingen bevatten.

    • 3.

      beschermd wonen en opvang en biedt dan een voorziening op maat.

  • 14. Mantelzorg: Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Gebruikelijke hulp (6) en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Mantelzorg is zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorg/hulpverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Niet alle zorg, die mensen aan hun naaste bieden, is mantelzorg. Mantelzorg is alleen die zorg of hulp, die de gebruikelijke zorg/hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit overstijgt.

  • 15. Mantelzorger: Een persoon die mantelzorg verleent, zoals benoemd in 14.

  • 16. Melding: Kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet. De melding is het startpunt van de reeks onderzoek (gesprek) verslag met eventueel als gevolg een aanvraag en een beschikking. Voor deze hele procedure is in totaal een termijn van 6 + 2 = 8 weken beschikbaar.

  • 17. Persoonsgebonden budget: Persoonsgebonden budget is een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken. Het persoonsgebonden budget is één van de mogelijkheden tot verstrekking, naast de voorziening in natura. Het persoonsgebonden budget is een trekkingsrecht en wordt alleen toegekend als men in staat is de consequenties van het persoonsgebonden budget te overzien of als er een persoon is die dat namens cliënt verantwoord kan doen. Verder moet de cliënt motiveren dat hij of zij een persoonsgebonden budget wil, als men een persoonsgebonden budget wil aanvragen.

  • 18. Sociaal netwerk: Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Tot het sociale netwerk van een cliënt horen alle personen die een cliënt kent en met wie hij meer heeft dan alleen maar een vluchtig contact, maar met wie hij een sociale relatie heeft. Deze sociale relatie zal in ieder geval wederzijds moeten zijn.

  • 19. Verordening: De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wormerland 2015.

  • 20. Verstrekking: Een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget.

  • 21. Voorliggende voorziening: Voorliggende voorzieningen kunnen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen.. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor maatwerkvoorzieningen voorzieningen.

  • 22. Vrijwilliger: Een persoon die onverplicht en onbetaald werkzaamheden verricht ten behoeve van andere mensen of de samenleving.

  • 23. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 24. Wettelijk voorliggende voorziening: De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen in wetgeving en in regelgeving vastgelegd, die voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet en de Wet Langdurige Zorg. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo.

  • 25. Zelfredzaamheid: Het vermogen tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Algemeen dagelijkse levensverrichtingen zijn alle handelingen die te maken hebben met het lichaam en dagelijks gedaan moeten worden, zoals wassen, aankleden, toiletgang, haren wassen, eten en slapen. Het merendeel van de algemene dagelijkse levensverrichtingen valt niet onder de Wmo maar onder de Zvw (Zorgverzekeringswet).

Hoofdstuk 2 De procedure van melding, via onderzoek, verslag, aanvraag en afweging naar beschikking

Artikel 2.1 Melding

Als bij het college een melding is gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, bevestigt het college de melding en voert het binnen zes weken een onderzoek uit. Daarbij kunnen ook mantelzorgers of andere personen worden betrokken (art. 2.3.2, lid 1 Wmo 2015).

Artikel 2.2 Persoonlijk plan

Voordat het onderzoek van start gaat kan de cliënt met een persoonlijk plan komen. Dit persoonlijk plan heeft betrekking op dezelfde aspecten als het onderzoek en de visie van de cliënt op die aspecten. De cliënt krijgt 7 dagen na de melding de gelegenheid om dit plan in te dienen. Deze zeven dagen gaan van de termijn van 6 weken af, zodat die nog slechts 5 weken telt (art. 2.3.2 lid 2 Wmo 2015).

Artikel 2.3 Cliëntondersteuning

Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning. De onafhankelijke ondersteuning:

  • o

    Is gericht op informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

  • o

    Gaat om het ondersteunen van de cliënt bij het regelen of verkrijgen van passende zorg en ondersteuning en vormen van kortdurende ondersteuning. Het kortdurend ondersteunen van mensen die verminderd zelfredzaam zijn, bijvoorbeeld bij het oplossen van een vraag of situatie die zo complex is dat zij het niet zelf - of met hulp van hun omgeving - kunnen oplossen. Kortdurende cliëntondersteuning kan er toe leiden dat ondersteuning/zorg niet meer nodig is.

Artikel 2.4 Het onderzoek

Als het persoonlijk plan is ingediend na 7 dagen, of indien de cliënt afziet van een persoonlijk plan, zo spoedig als mogelijk na de melding, volgt het onderzoek, dat zich op 7 zaken dient te richten:

"a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn." (artikel 2.3.2, lid 4 Wmo 2015)

Ook dient de cliënt tijdens het onderzoek geïnformeerd te worden over de mogelijkheden om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (artikel 2.3.2 lid 6 Wmo 2015).

De cliënt dient het college de gegevens en bescheiden te verschaffen die nodig zijn en waar de cliënt over kan beschikken (artikel 2.3.2, lid 7 Wmo 2015).

Artikel 2.5 Verslag

Na het onderzoek geeft het college de cliënt een verslag van het gesprek (art. 2.3.2 lid 8 Wmo 2015).

Artikel 2.6 Aanvraag en beschikking

Een aanvraag kan niet worden ingediend zonder melding en/ of onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.1, tenzij het onderzoek niet binnen 6 weken is uitgevoerd (artikel 2.3.2 lid 9 Wmo 2015).

Als na het onderzoek een aanvraag wordt ingediend, moet het college op deze aanvraag beschikken. De termijn die het college hiervoor heeft bedraagt 2 weken (art. 2.3.5, lid 2 Wmo 2015) zodat er niet veel tijd is voor een extern (medisch) onderzoek. Mocht dat nodig zijn, dan zal dat indien mogelijk in gang gezet moeten worden tijdens het onderzoek. Dat zal alleen noodzakelijk zijn als er duidelijk medische vragen zijn en als de verwachting bestaat dat het tot een aanvraag leidt.

Mocht de termijn voor het nemen van een beschikking niet worden gehaald, dan kan op de normale manier (dus voor afloop van de termijn, zie de Awb) bericht gegeven worden van de vertraging, met opgave van het moment dat naar verwachting wel beschikt zal worden.

De beschikking omschrijft welke maatwerkvoorziening wordt toegekend en waarom, zo nodig met ingangsdatum, voor welke duur, onder welke voorwaarden en met vermelding van de overige relevante informatie, die per maatwerkvoorziening anders zal zijn.

Hoofdstuk 3 De afweging van de aanvraag ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

Het college biedt conform artikel 5 van de Verordening ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden als er voor het structureel verzorgen van het huishouden geen of niet in voldoende mate eigen mogelijkheden, gebruikelijke zorg, mantelzorg en/ of voorliggende voorzieningen aanwezig zijn.

Artikel 3.1 Eigen mogelijkheden

Het eerste beoordelingspunt van het college als iemand een hulpvraag stelt is of er onderdelen zijn die iemand zelf kan (blijven) doen. Een andere vorm van benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke zorgverlening. Dit betekent dat van de cliënt verwacht mag worden dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke activiteiten.

Ook financiële mogelijkheden vallen onder de eigen mogelijkheden van de cliënt. Mensen kunnen ondanks hun inkomen altijd aanspraak maken op ondersteuning. Was men echter gewend om zelf een schoonmaakhulp in te huren, dan is er geen reden om dit te veranderen als men beperkingen krijgt. Wel moet worden afgewogen of deze hulp na het ontstaan van de beperkingen nog toereikend is. Voor de inzet van algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals bijvoorbeeld het gebruik van de diensten van glazenwassers voor het zemen van de ramen buiten kan hiernaar worden verwezen.

Artikel 3.2 Gebruikelijke zorg

Wat iemand niet zelf kan doen zal overgenomen moeten worden. Dat kan allereerst door huisgenoten. We spreken dan over gebruikelijke hulp, het tweede beoordelingspunt. Alle huisgenoten van 18 jaar en ouder worden verondersteld de taken van zwaar en licht huishoudelijk werk over te kunnen nemen. Als er een medische reden is waardoor zij het niet kunnen wordt daarmee rekening gehouden. Als een huisgenoot langdurig afwezig is (dat is niet gedurende de week, want het gaat hier om uitstelbare taken) kan dit, indien nodig, leiden tot een maatwerkvoorziening. Van in huis wonende kinderen onder de 18 jaar wordt verwacht dat zij naar vermogen een bijdrage te leveren. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. Van kinderen tot 5 jaar wordt niet verwacht dat zij bijdragen aan taken in het huishouden. Zijn er oudere kinderen, dan wordt bekeken welke taken zij in het huishouden kunnen uitvoeren. Dit zijn  taken waarvan de meeste ouders het normaal vinden dat kinderen een bijdrage leveren: de eigen kamer opruimen, het helpen dekken van de tafel en opruimen en dergelijke. Het is aan de consulent om maatwerk te leveren en te beoordelen in hoeverre de gebruikelijke zorg in het specifieke geval van de hulpvrager geleverd kan worden.

Artikel 3.3 Mantelzorg

Het derde beoordelingspunt is de mantelzorg. Het college onderzoekt en beoordeelt of er familie, uitwonende kinderen, of kleinkinderen ouder dan 18 jaar, beschikbaar zijn die in staat zijn het zware of lichte huishoudelijke werk over te nemen. Er is geen sprake van afdwingbaarheid, maar gezien de achtergrond van de Wmo 2015 wordt dit punt wel serieus betrokken. Dat betekent dat als er mantelzorg aanwezig is die het zou kunnen doen, dat een aanleiding zou kunnen zijn een maatwerkvoorziening te weigeren. Hierbij spelen argumenten van redelijkheid een rol: in de nabijheid wonen, tijd beschikbaar hebben enz.

Artikel 3.4 Inzet sociale netwerk

Het vierde beoordelingspunt is het sociale netwerk. Het is niet uitgesloten dat activiteiten als zwaar- en licht huishoudelijk werk verricht kunnen worden door bekenden. Het college zal dit moeten onderzoeken en beoordelen.

Artikel 3.5 Voorliggende voorzieningen

Daarna worden de (wettelijk) voorliggende voorzieningen beoordeeld. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor maatwerkvoorzieningen voorzieningen.

Dit kunnen voorliggende wettelijke regelingen zijn zoals de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. Als ondersteuning vanuit andere wet- en regelgeving mogelijk is zal er geen maatwerkvoorziening worden verstrekt vanuit de Wmo.

Het kan ook gaan om algemene voorzieningen zoals de maaltijdbezorging, de klussendienst of collectieve voorzieningen zoals het aanvullend openbaar vervoer.

Indien na onderzoek op al deze punten blijkt dat er nog een deel van het probleem niet is opgelost, dan kijkt het college voor het resterende deel naar een maatwerkvoorziening.

Artikel 3.6 Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden als maatwerkvoorziening

  • 1. Lid 1 Relevante leefdomeinen voor maatwerkvoorziening ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

    Binnen 3 leefdomeinen van de zelfredzaamheidsmatrix komt ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden in beeld maatwerkvoorziening, als de score op de zelfredzaamheid 1,2 of 3 bedraagt:

    • .

      Beperkingen in Activiteiten dagelijks leven. Dit betreft mensen die door ziekte, handicap of ouderdom niet (meer) in staat zijn om hun huishouden (gedeeltelijk of helemaal) zelf te doen en niet in staat zijn het op een andere manier te regelen door bijvoorbeeld zelf een hulp in te huren of iemand uit hun omgeving in te zetten.

    • .

      Beperkingen in Geestelijke gezondheid. Dit betreft mensen die vanwege geestelijke problematiek of beperkte verstandelijke vermogens niet in staat zijn hun huishouden te doen en/ of te organiseren en waarbij de kans op verwaarlozing aanwezig is of waar al verwaarlozing bestaat. Als mensen geen andere oplossing via hun eigen omgeving of algemene voorzieningen hebben, dan komt een maatwerkvoorziening in beeld.

    • .

      Beperkingen ten gevolge van verslaving. Hier kan verwaarlozing of negeren van noodzakelijke huishoudelijke taken een rol spelen. Ontregeling van het huishouden is aan de orde of dreigt. Mensen hebben hulp bij huishoudelijke taken en begeleiding nodig bij het doen van de taken.

  • 2. Lid 2 Mogelijke resultaten voor ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

    Resultaten voor ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden kunnen zijn:

    • a.

      Een schoon en leefbaar huis – het gaat hierbij om het schoonhouden van de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn:

    • .

      Een woonkamer

    • .

      De als slaapkamer gebruikte slaapkamers

    • .

      De keuken en de sanitaire ruimten

    • .

      Een balkon of inwendige berging, alleen als die daadwerkelijk worden gebruikt

    • .

      Verkeersruimten zoals gang en trap

    • b.

      Schone en doelmatige kleding

    • c.

      Organisatie, advies en/ of instructie van het huishouden:

      • .

        Plannen en organiseren van huishoudelijke activiteiten

      • .

        Helpen met verkrijgen van structuur

      • .

        Instructie bij huishoudelijke taken

    • d.

      Begeleiden bij het laten doen van het huishouden

    • .

      Instructie geven hoe de activiteiten te doen

    • .

      Instructie bij omgaan met hulpmiddelen

    • .

      Voordoen, aanleren van activiteiten

    • e.

      Het verzorgen van de broodmaaltijd

  • 3. Lid 3 De beschikbare profielen binnen ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden  

    Er zijn 7 profielen onderscheiden. Aan elk profiel hangt een geldbedrag per 4 weken en globaal de activiteiten. Op basis van de bevindingen uit het onderzoek wordt een van de profielen gekozen. De aanbieder maakt vervolgens met de cliënt de afspraken over de exacte invulling in de periode van 4 weken.

    Profiel 1

     

    Dit is de laagste inzet. Dit profiel kan gebruikt worden voor

    .1 persoonshuishouden of meerpersoonshuishouden waar het zware werk, deels lichte schoonmaakwerk gedaan hoeft te worden of

    . huishouden waar de cliënt meehelpt of een deel op een andere manier organiseert.

     

    Profiel 2

     

     

    Dit profiel gaat uit van een situatie waar het eerste profiel niet voldoet. Het blijft gaan om huishoudens waar de klant zelf de regie kan voeren en weet wat er in het huishouden gedaan moet worden en dat zelf met de aanbieder kan afspreken. Bijvoorbeeld:

    . meerpersoonshuishouden waar zwaar en licht huishoudelijk werk overgenomen moet worden

    . eenpersoonshuishouden waar iemand ten gevolge van een handicap geen taken zelf meer kan doen

     

    Profiel 3

     

     

    Naast een schoon huis kan dit profiel worden ingezet voor ondersteuning bij de organisatie van het huishouden. Dit profiel past bij mensen die zelf minder regie hebben en op onderdelen hulp nodig hebben. Ook hulp aan gezinnen met kinderen kan hierbij horen. Bij dit profiel wordt ervan uitgegaan dat mensen ook taken zelf doen of op een andere manier regelen. Zo kan een gezond persoon die niet gewend is om het huishouden te doen, en dit aangeleerd moet krijgen, tijdelijk onder dit profiel vallen.

     

    Profiel 4

     

     

    Dit profiel heeft hetzelfde doel als profiel 3 maar vraagt om meer inzet om de resultaten te halen. Ook is dit profiel bruikbaar bij mensen die zelf het huishouden niet meer kunnen organiseren en die rol door de hulp overgenomen moet worden, zoals mensen met dementie of mensen met een verstandelijke beperking.

     

    Profiel 5

     

     

    Dit profiel heeft naast een schoon huis en het organiseren van het huishouden ook te maken met ontregeling, grip kwijt op het huishouden. Ook kan dit profiel worden ingezet als huishoudelijke taken aangeleerd kunnen worden. Er wordt hierbij uitgegaan dat mensen, onder begeleiding, taken zelf kunnen uitvoeren.

     

    Profiel 6

     

     

    Tijdelijk intensieve hulp: dit profiel kan worden ingezet als tijdelijk een grote hulpvraag speelt vooral als het huishouden met jonge kinderen overgenomen moet worden. Dit is altijd een tijdelijke situatie, totdat de aanvragen eigen mogelijkheden of structurele oplossingen heeft gevonden. Denk hier bijvoorbeeld aan maximaal 6 tot 8 weken.

     

    Profiel 7

     

    Broodmaaltijd

    Er zijn globaal 2 groepen te onderscheiden waar het nodig is de broodmaaltijd te regelen. Dit zijn:

    . De mensen met persoonlijke verzorging zonder medische indicatie voor maaltijdverzorging. De persoonlijke verzorging is dan ingezet voor andere handelingen zoals douchen of medicijnen geven.

    . De mensen met alleen huishoudelijke hulp, die al dan niet tijdelijk, hun maaltijd niet kunnen bereiden.

     

     

    Voor het verzorgen van de broodmaaltijd is er vaak sprake van een tijdelijke situatie; mensen zijn tijdelijk beperkt t.g.v. een operatie. Ook kan het zijn dat iemand langdurig is beperkt en dan zal er al snel sprake zijn van een medische indicatie via de zorgverzekeringswet. Tot die indicatie is gesteld is een oplossing via profiel 7 mogelijk.

     

  • 4. Lid 4 De weging van de profielen

    De consulent weegt het volgende mee om het profiel te bepalen:

    • .

      de samenstelling van het huishouden: gaat het om één persoon of meer personen? Zijn er nog meer gezinsleden die verzorgd moeten worden of die juist kunnen meehelpen? Is er sprake van gebruikelijke zorg?

    • .

      werkzaamheden die gedaan moeten worden en waar ondersteuning bij nodig is: als alleen het zware schoonmaakwerk gedaan hoeft te worden kan een lager profiel ingezet worden dan als er ook lichte taken gedaan moeten worden. Als er weinig kamers gebruikt worden kan er een lager profiel worden ingezet dan als er meerdere kamers worden gebruikt.

    • .

      het type hulp (alleen schoonmaken, helpen met organiseren, omgaan met complex gedrag),

    • .

      mogelijkheden om tot andere oplossingen te komen (als er mogelijkheden zijn om tot een andere oplossing te komen kan iemand lager worden ingeschaald)

    Het te behalen resultaat met het bijbehorende profiel wordt in het ondersteuningsplan opgenomen.

    De aanbieder bespreekt het te behalen resultaat met de klant en spreekt af wat de hulp doet en wat de klant zelf doet. De aanbieder kan ervoor kiezen om eens per 2 weken bij de cliënt langs te komen. Dit kan alleen met instemming van de cliënt.

  • 5. Lid 5 Basisnorm van een schoon huis

    Uitgangspunt bij resultaatfinanciering in het arrangement ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden, is ‘een schoon en leefbaar huis’. Het gaat om de ruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning. Deze ruimten dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Dit wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks of meer wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van ‘schoon’ te realiseren. De taken en frequenties bij het begrip schoon en leefbaar huis moeten per geval duidelijk worden omschreven. Hierdoor is het duidelijk wat er verwacht wordt in dit arrangement.

    Normering schoon huis

    Taken

    Omschrijving

    Frequentie

    Lichte huishoudelijke taken

    Stof afnemen, ragen (hoog en/of laat)

    wekelijks

    Kamers opruimen

    wekelijks

    Zware huishoudelijke taken

    Schrobben/dweilen/soppen (toilet, badkamer, keuken)

    wekelijks

    Bedden verschonen

    1 maal per 2 weken

    Opruimen huishoudelijk afval

    wekelijks

    Stofzuigen

    wekelijks

    Ramen lappen (aan binnenzijde)

    1 maal per kwartaal

    Wasverzorging

    Kleding en linnengoed sorteren en wassen in machine

    wekelijks

    Vouwen en opbergen

    wekelijks

    Ophangen/afhalen wasgoed

    wekelijks

    De frequentie geeft aan hoe vaak een de ruimten voor dagelijks gebruik schoongemaakt moeten worden. De frequentie geeft aan wat als een algemeen aanvaard basisniveau wordt beschouwd.

    De frequentie om de bovenstaande taken uit te voeren is afgeleid van het CIZ protocol Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden. Bij het opstellen van de profielen is uitgegaan van deze basisnorm van wat onder een schoon huis wordt verstaan.

  • 6. Lid 6De eigen bijdrage

    De eigen bijdrage is gekoppeld aan de kostprijs van de ondersteuning. In de systematiek van de arrangementen is de kostprijs gelijk aan het overeengekomen profielbedrag. Voor de hulp in het huishouden zal daarom als basis voor de berekening van de eigen bijdrage het profielbedrag worden gehanteerd. De cliënt betaalt een inkomenafhankelijke bijdrage die gerelateerd is aan de prijs van het arrangement.

Artikel 4 inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie in het gemeenteblad en werkt terug tot 1 januari 2016

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels resultaatgebied ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

  • 3. Indien de plaatselijke of landelijke regelgeving verandert, blijven deze beleidsregels van kracht, voor zover daar door die plaatselijke of landelijke regelgeving niet in wordt voorzien en voor zover deze regeling niet in strijd is met de letter of bedoeling van regelgeving.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 januari 2016
Het college van burgemeester en wethouders van Wormerland,
de secretaris, de burgemeester,
P.Koetsier P.C. Tange