Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Woudenberg

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Woudenberg

Algemeen

Verordening individuele voorzieningen Wmo

Gemeente Woudenberg

Datum vaststelling: 26 mei 2011

Datum bekendmaking: 31 mei 2011

Datum ingang: 1 juli 2011

De raad van de Gemeente Woudenberg,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 19 april 2011;

gelet op het gestelde in de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet en artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

overwegende hetgeen volgt:

  • a.

    De Wmo heeft als doel: iedereen moet kunnen meedoen. In de wet is bepaald dat gemeenten een compensatieplicht hebben. Door de regering is, bij de opzet van de wet, bewust een verschuiving gemaakt van een zorgplicht en rechten van burgers naar een compensatie van beperkingen, gericht op de specifieke situatie van de burger, waarbij een groter beroep wordt gedaan op de eigen mogelijkheden van de burger en diens omgeving.

  • b.

    Uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau is gebleken dat de vraag naar huishoudelijke hulp niet alleen sterk oploopt met leeftijd, maar ook met de aanwezigheid van chronische aandoeningen en fysieke beperkingen. Ook alleenstaanden doen vaker een beroep op huishoudelijke hulp. Uit demografische gegevens blijkt dat de groep ouderen in de toekomst aanzienlijk toeneemt, waardoor de vraag naar hulp en zorg eveneens aanzienlijk kan gaan toenemen.

  • c.

    Het gemeentebestuur ziet het dan ook tot haar taak om personen die beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voorzieningen aan te bieden ter compensatie van die beperkingen, binnen het kader van de wet. Het gemeentebestuur ziet het daarbij ook als haar taak om mensen te activeren en te stimuleren om zo goed mogelijk voor zichzelf en hun omgeving te zorgen. De voorzieningen zijn er dan ook mede op gericht om de eigen gezondheid en leefsituatie te verbeteren of achteruitgang in gezondheid zoveel mogelijk te beperken. Gemeend wordt dat ook het vergroten van de verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid en het bevorderen van de zelfredzaamheid gezien moet worden als een onderdeel van de integrale hulp en het compensatiebeginsel.

  • d.

    Het gemeentebestuur heeft ook verplichtingen op grond van de Wet publieke gezondheid die nauw verband houden met opdrachten uit de Wet maatschappelijke ondersteuning. Behalve op het gebied van de jeugdgezondheidszorg is inmiddels ook de ouderenzorg onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid komen te vallen. Dat betreft onder meer:

    • ·

      het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;

    • ·

      het ramen van de behoeften aan zorg;

    • ·

      de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen als comorbiditeit;

    • ·

      het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;

    • ·

      het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

  • e.

    Het gemeentebestuur heeft geconstateerd dat de huidige werkwijzen, wetgeving en maatschappelijke constructies leiden tot een sterk versnipperde, los van elkaar staande hulp- en zorgverlening. Zij ziet het als een opdracht om samen met andere partners in de zorgketen naar mogelijkheden te zoeken om tot een betere afstemming van alle hulp en ondersteuning te komen, welke inspanning rechtstreeks ten goede komt aan individuele personen die een beroep doen op de Wmo.

  • f.

    Ook anderen, waaronder de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zoeken naar mogelijkheden om tot een meer integrale zorgverlening te komen. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de brief van de minister aan de tweede kamer van 22 december 2008, nr. 29 247, De visie op de eerstelijnszorg “Dynamische eerstelijnszorg” en zijn brief “Programmatische aanpak van chronische ziekten” In de brief aan de tweede kamer stelt de minister: ‘dat in de toekomst de nadruk steeds meer komt te liggen op de noodzaak voor een geïntegreerde benadering van de zorg. Door de groei en vergrijzing van de Nederlandse bevolking, maar ook de ontwikkeling in leefstijl (onder andere toename overgewicht) en de verbeteringen van medische technologieën zal het aantal chronisch zieken de komende twintig jaar sterk toenemen. Omdat mensen ook vaker meerdere chronische aandoeningen tegelijk hebben, wordt de zorgvraag ook complexer. Dit heeft grote gevolgen voor de mensen die het treft, voor de organisatie van de zorg en voor de maatschappij. Er moet worden gestreefd naar het niet of pas later ziek worden van mensen en dat, indien de ziekte zich eenmaal heeft gemanifesteerd, complicaties worden voorkomen. Mensen moeten geholpen worden zo goed mogelijk met hun chronische aandoening om te kunnen gaan om een zo hoog mogelijk kwaliteit van leven te houden. Ik wil stimuleren dat partijen in het veld meer ruimte krijgen om de zorg samenhangend te organiseren rondom de zorgvraag. De patiënt komt zo meer centraal te staan. Om deze samenhang in het zorg- en ondersteuningsaanbod van de hulpvrager te vergroten is multidisciplinaire samenwerking een vereiste. De verbetering van de coördinatie tussen de hulpverleners en dus afstemming van activiteiten zal tegenstrijdige adviezen voorkomen. Ook zal het de meerwaarde van de individuele hulpverlening vergroten en zodoende de doelmatigheid en de kwaliteit van de hulpverlening verbeteren. Ik wil stimuleren dat partijen in het veld meer ruimte krijgen om de zorg samenhangend te organiseren rondom de zorgvraag. De patiënt komt zo meer centraal te staan. Om deze samenhang in het zorg- en ondersteuningsaanbod van de hulpvrager te vergroten is multidisciplinaire samenwerking een vereiste. De verbetering van de coördinatie tussen de hulpverleners en dus afstemming van activiteiten zal tegenstrijdige adviezen voorkomen. Ook zal het de meerwaarde van de individuele hulpverlening vergroten en zodoende de doelmatigheid en de kwaliteit van de hulpverlening verbeteren.

  • g.

    Er specifieke aandacht moet worden besteed aan ouderen omdat dit de grootste groep gebruikers is van de Wmo en deze groep in de toekomst in omvang zal toenemen. De leidraad voor de verordening is in deze het advies van de gezondheidsraad uit de nota ‘Ouderdom komt met gebreken’. De Gezondheidsraad acht in de zorg aan deze ouderen tenminste vier functies onontbeerlijk: 1) tijdige signalering van dreigende risico’s van multimorbiditeit, 2) regie over de behandeling en zorg aan deze ouderen, 3) specialistisch advies door de tweede lijn en 4) toepassing van geriatrische kennis (in de kliniek).

  • h.

    Vele zorgfuncties zijn te benoemen, zoals huisartsenzorg, paramedische zorg, farmaceutische zorg, verloskundige zorg, psychologische zorg, mondzorg, verpleging, verzorging, preventieve zorg, ouderenzorg, welzijnszorg, thuiszorg en ondersteuning mantelzorgers die een rol kunnen spelen in het leven van een individu waar op enig moment regie en coördinatie moet plaats vinden.

  • i.

    De doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning kunnen het beste behaald worden door het stimuleren van een integrale hulpverlening en het creëren van ruimte om andere werkwijzen en vormen van ondersteuning te kunnen toepassen. Tevens wordt, daar waar mogelijk, aansluiting gezocht bij programma's op andere terreinen, zoals wonen, cultuur, communicatie en ondernemingen.

  • j.

    Aangezien de Wmo als platvorm voor innovatie is bedoeld en het als belangrijke factor voor de ontwikkeling van het welzijn van alle individuen in de gemeenschap wordt gezien, kan de gemeente op grond van artikel 5 van de wet maatregelen nemen om de doelstelling te behalen.

  • k.

    Het compensatiebeginsel, de basis van de wet, verdient een betere uitwerking waardoor ze zowel in juridische als in praktische zin zo optimaal mogelijk kan worden toegepast.

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg onder gelijktijdige intrekking van de Verordening individuele voorzieningen gemeente Woudenberg vastgesteld in de raadsvergadering van 21-09-2006.

Begripsbepalingen

Wet- en regelgeving en organen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden zoals nader is bepaald in het protocol gebruikelijke zorg;

  • c.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • d.

    de gemeente: de gemeente Woudenberg;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Algemene begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Nadere regels: nadere regels individuele voorzieningen gemeente Woudenberg.

  • b.

    Buitenwettelijk begunstigend beleid: beleid met betrekking tot het verstrekken van voorzieningen die buiten de vier domeinen vallen, genoemd in artikel 4, lid 1, onder a, b, c en d van de wet;

  • c.

    persoon: de persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, dan wel van een chronische psychisch en/of psychosociaal probleem, aantoonbare beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

  • d.

    aanvrager: de persoon als bedoeld onder c, die een aanvraag doet;

  • e.

    betrokkene: de persoon als bedoeld onder c, op wie een aanvraag of voorziening betrekking heeft;

  • f.

    mantelzorger: iemand die een persoon langdurige en onbetaalde hulp of zorg geeft vanuit een persoonlijke relatie met die persoon;

  • g.

    zelfredzaamheid: het vermogen het leven in te richten zonder dat hulp van anderen nodig is;

  • h.

    compenseren/compensatie: het treffen van noodzakelijke voorzieningen, binnen het kader van artikel 4 lid 1 onder a, b, c en d van de wet, om beperkingen van een persoon of groepen personen zo veel mogelijk op te heffen waardoor zij in aanvaardbare mate zelfredzaam kunnen zijn en kunnen deelnemen aan de maatschappij en dat een besluit met betrekking tot het verstrekken van een individuele voorziening afgestemd is op de omstandigheden van de persoon;

  • i.

    zelfzorg: het algemene vereiste om goed voor de eigen gezondheid te zorgen;

  • j.

    huishoudelijke ondersteuning: integrale hulp en ondersteuning bij het voeren van een huishouden zoals is vastgesteld in de offerteaanvraag van de aanbesteding ‘integrale hulp en ondersteuning bij het voeren van een huishouden’;

  • k.

    algemeen gebruikelijk: kosten die geacht worden tot het gangbare gebruiks- of bestedingspatroon te behoren van de groep personen waartoe de aanvrager behoort;

  • l.

    collectief vraagafhankelijk vervoer: vervoer van deur tot deur op afroep met een deeltaxi, waarbij de rit kan worden gecombineerd met een rit van andere reizigers;

  • m.

    hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de aanvrager in het bevolkingsregister staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres is ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

  • n.

    NANDA: North American Nursing Diagnosis Association: classificeert verpleegkundige diagnosen;

  • o.

    NIC: Nursing Intervention Classification: classificeert verpleegkundige interventies;

  • p.

    NOC: Nursing Outcomes Classification: classificeert verpleegkundige resultaten;

  • q.

    ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health: classificeert het menselijk functioneren.

Voorzieningen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    voorliggende voorziening: elke voorziening, buiten deze verordening, waar de betrokkene aanspraak op kan maken, een beroep op kan doen of gebruik van kan maken, waarmee beperkingen in het participeren kunnen worden gecompenseerd;

  • b.

    individuele voorziening: een voorziening die toegankelijk is op grond van deze verordening.

Financiële begrippen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    voorziening in natura: een individuele voorziening die niet in geld wordt verstrekt;

  • b.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de betrokkene zelfstandig één of meer aan hem of haar te verlenen individuele voorzieningen kan aanschaffen;

  • c.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een individuele voorziening;

  • d.

    inkomen: verzamelinkomen van de betrokkene zoals genoemd in artikel 4.2 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • e.

    meerkosten: kosten die uitgaan boven de als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van de individuele voorziening;

  • f.

    goedkoopst adequaat: niet duurder dan noodzakelijk en toch doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de betrokkene, waar onder eveneens wordt verstaan het hergebruik van roerende zaken.

Niet nader aangeduide begrippen

Voor zover niet nader is aangeduid, gelden de begrippen zoals genoemd in de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Algemene Wet Bestuursrecht.

Opdracht college

Opdracht college

  • 1.

    Het college heeft de verantwoordelijkheid in het kader van de wet om:

    • a.

      een stelsel van voorzieningen te creëren of het ontstaan daarvan te bevorderen waarbij mensen met beperkingen zo adequaat mogelijk worden gecompenseerd in hun beperkingen. Deze voorzieningen zijn mede gericht op het faciliteren en stimuleren van de persoon om de beperkingen op te heffen, te verminderen of te stabiliseren. Daarbij staat het behoud van de eigen gezondheid, regie, zelfredzaamheid en zelfoplossend vermogen voorop maar worden ook de doelmatigheid en kostenbeheersing van die voorzieningen in aanmerking genomen;

    • b.

      mantelzorgondersteuning te bieden, waaronder het verstrekken van informatie, het geven van advies en begeleiding, educatie, hulp bij het zoeken naar en het inzetten van voorliggende voorzieningen waaronder respijtzorg;

    • c.

      ketenpartners te ondersteunen in en te stimuleren tot een proces van doorlopende verbetering met betrekking tot ingezette of nieuwe voorzieningen.

  • 2.

    De maatregelen die kunnen worden getroffen om de in lid 1 vastgestelde verantwoordelijkheid te verwezenlijken, omvatten onder meer de volgende activiteiten:

    • a.

      overleg met ketenpartners en overige van belang zijnde partijen om creativiteit en innovatievermogen te vergroten, samenwerking te bevorderen en tot passende oplossingen te komen;

    • b.

      het subsidiëren, inkopen of stimuleren van voorliggende voorzieningen;

    • c.

      dienstverlening bij voorkeur inkopen bij die organisaties die actief streven om de beste organisatie in hun branche te worden en daarbij zichtbare resultaten kunnen tonen;

    • d.

      het ontwikkelen en toepassen van prestatie-indicatoren;

    • e.

      het toepassen van financiële prikkels;

    • f.

      informatie- en promotiecampagnes om de belangrijkste boodschappen te verspreiden;

    • g.

      het uitvoeren van marktonderzoeken om problemen en behoeften in kaart te brengen;

    • h.

      inventariseren van voorbeelden van goede praktijken en verspreiding van informatie over de gevonden oplossingen en de werkzaamheid daarvan;

    • i.

      betrokkenen stimuleren om de eigen gezondheid, zelfredzaamheid en kwaliteit van leven te bevorderen.

Individuele wettelijke voorzieningen

  • 1.

    Voorzieningen worden overeenkomstig artikel 4 van de wet individueel vastgesteld en betreffen voorzieningen op het gebied van:

    • a.

      een huishouden te voeren;

    • b.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • c.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2.

    Bij de keuze van voorzieningen kan gebruik gemaakt worden van alle, specifiek voor mensen met beperkingen, op de markt verkrijgbare hulpmiddelen en voorzieningen.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de vervoersbehoefte voor maatschappelijke participatie, zoals bedoeld onder lid 1, sub c en d, wordt uitgegaan van:

    • a.

      de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag en;

    • b.

      de aard en omvang van het gemeentelijk grondgebied en dat van de omringende regio en;

    • c.

      de bereikbaarheid van winkels, sociale contacten, openbare en andere activiteiten en voorzieningen.

  • 4.

    De te verstrekken vervoersvergoeding bedraagt, uitgaande van de bepalingen in lid , maximaal:

    • a.

      Voor personen van 4 tot 12 jaar:

      • -

        taxi/auto derden: € 2.578,00

      • -

        rolstoeltaxi: € 2.962,00

    • b.

      Voor personen vanaf 12 jaar:

      • -

        taxi/auto derden: € 3.438,00

      • -

        rolstoeltaxi: € 3.949,00

      • -

        aanvulling op CVV taxi: € 859,00

      • -

        aanvulling op CVV rolstoeltaxi: € 987,00

    • c.

      Voor personen in een AWBZ-instelling:

    • -

      taxi/auto derden: € 621,00

    • -

      rolstoeltaxi: € 932,00.

  • 4.

    De vergoeding, genoemd in lid 4, onder c kan worden benut voor een collectief vervoerssysteem van de AWBZ-instelling.

Buitenwettelijk begunstigend beleid

  • 1.

    Het college kan buitenwettelijke individuele voorzieningen verlenen op het gebied van:

    • a.

      wonen;

    • b.

      sportbeoefening;

    • c.

      ondersteunende begeleiding.

  • 2.

    Het college bepaalt in nadere regels welke buitenwettelijke individuele voorzieningen kunnen worden verleend en onder welke voorwaarden.

  • 3.

    Met uitzondering van Artikel 7, zijn de bepalingen van deze verordening overeenkomstig van toepassing op de buitenwettelijke voorzieningen, tenzij in de nadere regels anders is bepaald.

  • 4.

    Het college kan maximale of forfaitaire bedragen, dan wel minimale gebruiksperioden vaststellen bij het bepalen van buitenwettelijke voorzieningen.

Samenwerking met andere partijen

  • 1.

    Het college bevordert bij de uitvoering van deze verordening de samenwerking met in de keten werkende organisaties.

  • 2.

    Indien een samenwerking tot stand komt tussen ketenpartners bevordert het college dat een coördinator wordt benoemd die verantwoordelijk is voor de organisatie van de samenwerking.

Voorwaarden individuele voorzieningen

Aanspraak op individuele voorzieningen

  • 1.

    Een betrokkene kan voor noodzakelijke individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet, in aanmerking komen indien:

    • a.

      de betrokkene zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente;

    • b.

      er geen voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die een adequate oplossing bieden, waaronder mede wordt verstaan huisgenoten die gebruikelijke zorg kunnen verlenen;

    • c.

      er sprake is van een langdurig en op een verantwoorde wijze benutten van een voorziening.

  • 2.

    Alleen individuele voorzieningen worden toegekend die als goedkoopst adequaat kunnen worden aangemerkt.

Weigeringsgronden

  • 1.

    Geen individuele voorziening wordt toegekend als:

  • a.

    de gevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    de noodzaak van de voorziening niet meer is vast te stellen indien de kosten van de voorziening zijn gemaakt of verplichtingen daarvoor zijn aangegaan vóór de aanvraagdatum;

  • c.

    er aan de zijde van betrokkene geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • d.

    de kosten, waarop de aanvraag betrekking heeft, vermeden (hadden) kunnen worden;

  • e.

    het een voorziening betreft die reeds eerder is verstrekt en waarvan de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij die eerder toegekende voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de betrokkene zijn toe te rekenen;

  • f.

    de voorziening leidt tot belemmering van de herstelmogelijkheden van de ervaren beperkingen.

  • 2.

    Het college stelt in nadere regels een lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen vast. Het college kan deze aanvullen afhankelijk van wat in het maatschappelijk verkeer en in jurisprudentie als gebruikelijk wordt beschouwd.

  • 3.

    Het college kan, bij het bepalen van de lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen, de hoogte van het inkomen betrekken door het vaststellen van inkomensgrenzen.

Het bepalen van de compensatie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat het onderzoek, naar aanleiding van een aanvraag of heronderzoek, leidt tot een individuele afstemming van de compensatie.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat er overleg gepleegd wordt met betrokkene, waar in alle beschikbare voorliggende voorzieningen worden beoordeeld op bruikbaarheid en toepasbaarheid.

  • 3.

    Onder het ‘rekening houden met de capaciteit van de aanvrager om uit het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien’, zoals is bepaald in artikel 4 lid 2 van de wet wordt mede verstaan de mogelijkheden van de betrokkene om de eigen omstandigheden te verbeteren en de gezondheid te bevorderen.

  • 4.

    Het college stimuleert zo veel mogelijk zelfzorg en het zelfoplossend vermogen van betrokkene.

Voorwaarden die leiden tot beperking of beëindiging voorziening

  • 1.

    Het college kan aan het verlenen van een individuele voorziening verplichtingen opleggen tot het verbeteren van de lichamelijke en geestelijke gezondheid en individuele psychosociale omstandigheden, die strekken tot vermindering of beëindiging van de voorziening.

  • 2.

    Een verplichting kan ook, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

  • 3.

    Het college kan bij de toepassing van de leden 1 en 2 ondersteuning verlenen aan de persoon.

Financiële voorwaarden

Eigen bijdrage

  • 1.

    De persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    De eigen bijdrage wordt vastgesteld conform de maximum bedragen zoals bepaald in hoofdstuk IV van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.

    De eigen bijdrage per uur voor huishoudelijke ondersteuning in natura bedraagt maximaal de basisprijs per uur die het college contractueel is verschuldigd aan de door de betrokkene gekozen zorgaanbieder.

Voorzieningen zonder eigen bijdrage

Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor de toegang tegen gereduceerd tarief tot het collectieve vraagafhankelijk vervoer.

Eigen aandeel

Bij financiële tegemoetkomingen is geen eigen aandeel verschuldigd.

Wijze van verstrekking en voorwaarden

Keuzemogelijkheden

In natura

  • 1.

    Een voorziening kan in natura worden verleend indien de voorziening voor groepen van mensen kan worden ingekocht, verkregen of gehuurd. Dat betreft in ieder geval de volgende voorzieningen:

  • a.

    voorzieningen gericht op het voeren van een huishouden;

  • b.

    voorzieningen gericht op het verplaatsen in en om de woning.

  • 2.

    Een voorziening wordt uitsluitend in natura verleend indien de voorziening redelijkerwijs niet door een individu kan worden aangeschaft, georganiseerd, gehuurd of ingekocht of om redenen van doelmatigheid. Dat betreft in ieder geval de toegang tot collectief vraagafhankelijk vervoer tegen gereduceerd tarief door middel van een vervoerspas.

  • 3.

    Het college kan in nadere regels bepalen welke voorzieningen uitsluitend in natura of uitsluitend als financiële tegemoetkoming worden verleend.

Persoonsgebonden budget

Voorzieningen kunnen op verzoek van de betrokkene in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verleend tenzij bepaald is dat een voorziening uitsluitend in natura of uitsluitend als financiële tegemoetkoming wordt verleend.

Voorwaarden persoonsgebonden budget

Algemene voorwaarden verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    Roerende zaken die met een persoonsgebonden budget in eigendom zijn aangeschaft mogen niet zonder toestemming van het college worden vervreemd of verhuurd.

  • 2.

    De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, inclusief kosten van instandhouding.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor voorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard wordt vastgesteld voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn van die voorziening.

  • 4.

    De betrokkene met een persoonsgebonden budget is verplicht om kwalitatief goede en voor de betrokkene geschikte producten of dienstverlening in te kopen. Het college kan nadere eisen stellen waaraan de aan te schaffen of in te zetten voorziening dient te voldoen.

  • 5.

    Een persoonsgebonden budget wordt bij wijze van voorschot verstrekt aan de aanvrager.

  • 6.

    De definitieve toekenning van een in voorschot verstrekt persoonsgebonden budget geschiedt nadat de kosten door betrokkene zijn verantwoord.

  • 7.

    De betrokkene legt over het verleende bruto persoonsgebonden budget voor voorzieningen, niet zijnde periodieke voorzieningen, verantwoording af door binnen zes maanden na de verzenddatum van de beschikking de nota of betalingsbewijs van de gerealiseerde voorziening in te leveren bij de gemeente.

  • 8.

    De betrokkene dient de bewijsstukken gedurende vijf kalenderjaren na het jaar van verstrekking van het persoonsgebonden budget te bewaren en deze, desgevraagd, ter beschikking te stellen van het college.

Nadere voorwaarden persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    De betrokkene met een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning dient alle wettelijke regels met betrekking tot werkgeverschap in acht te nemen.

  • 2.

    De betrokkene sluit een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de persoon die de huishoudelijke ondersteuning verleent of een zorgovereenkomst met de instantie bij wie de betrokkene de huishoudelijke voorziening betrekt, waarin de afspraken zijn opgenomen met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden.

  • 3.

    Betrokkene zorgt voor bewijsstukken met ten minste een overzicht van:

  • a.

    de dagen waarop is gewerkt, het aantal te betalen uren en het tarief hiervoor;

  • b.

    het burgerservicenummer en de naam en adres van de persoon die de huishoudelijke ondersteuning verleent of;

  • c.

    het btw-nummer of inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel, de naam en het adres van de instantie die de huishoudelijke voorziening levert.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning kent een vrij besteedbaar bedrag van € 250,00, waarover geen verantwoording verschuldigd is.

  • 5.

    Het college kan bepalen dat met andere dan de hierboven genoemde documenten verantwoording wordt afgelegd.

Hoogte persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning is vastgesteld op het salaris van functieschaal FWG 15, verhoogd met eindejaarsuitkering, vakantietoeslag en vakantiedagen zoals in de CAO VVT is vastgesteld voor of op 1 januari en voorts verhoogd met 5% voor de kosten van administratie en overige kosten zoals reiskosten, vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren per jaar.

  • 2.

    Indien de noodzaak aanwezig is dat op meer dan 4 dagen per week huishoudelijke ondersteuning wordt verleend door dezelfde persoon, dan wordt het salaris zoals vastgesteld onder lid 1 verhoogd met 20%.

  • 3.

    De betrokkene met een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning kan gratis gebruik maken van de administratieve diensten en collectieve verzekeringen aangeboden door een door het college aangewezen instantie.

Weigering van een persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen het ernstige vermoeden bestaat dat de betrokkene problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    als is gebleken dat de betrokkene een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet;

  • c.

    door de progressiviteit van de ziekte of handicap de aangevraagde voorziening snel weer door een andere voorziening vervangen moet worden. In die situatie wordt de voorziening in natura aangeboden;

  • d.

    verstrekking van een persoonsgebonden budget gezien de (verwachte) korte duur van de verstrekking zou leiden tot een inefficiënte besteding van gemeentelijke middelen.

Voorwaarden financiële tegemoetkoming

Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Uitsluitend in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden voorzieningen verleend die voldoen aan één of meer van de volgende voorwaarden:

  • a.

    Het betreft een voorziening waarin geen keuzemogelijkheid is;

  • b.

    Het betreft een eenmalige voorziening waarop geen afschrijvingstermijn van toepassing is;

  • c.

    Het betreft een voorziening waarop een door het college vastgestelde eenmalige nominale tegemoetkoming van toepassing is;

  • d.

    het betreft een voorziening die zeer beperkt wordt verleend.

  • 2.

    Dat betreft in ieder geval de kosten van de volgende voorzieningen:

  • a.

    verhuizing en inrichting;

  • b.

    tijdelijke huisvesting;

  • c.

    huurderving.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt en de hoogte van de financiële tegemoetkomingen.

Nadere voorwaarden financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming wordt betaald na ontvangst van de nota of andere bewijsstukken.

De uitvoering

De aanvraag en samenhang met andere voorzieningen

Onderzoek, verstrekken van gegevens en advies

  • 1.

    Samen met betrokkene worden alle beschikbare voorliggende voorzieningen beoordeeld op bruikbaarheid en toepasbaarheid. Indien voorzieningen op grond van andere wetgeving nodig lijken, wordt betrokkene daarover geïnformeerd.

  • 2.

    Huisbezoek wordt regulier toegepast om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de woon- en leefsituatie van betrokkene in relatie tot de benodigde voorzieningen. Een huisbezoek is vrijwillig en kan door betrokkene worden geweigerd.

  • 3.

    De aanvraag van een individuele voorziening wordt schriftelijk of elektronisch ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 4.

    Een betrokkene is verplicht die gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening.

  • 5.

    Het college kan, om vast te stellen welke voorzieningen noodzakelijk zijn om de beperkingen compenseren, de betrokkene oproepen om in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip:

  • a.

    om hem om inlichtingen te vragen of

  • b.

    om hem door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen of te laten onderzoeken.

  • 6.

    Bij het onderzoek zoals genoemd in dit artikel kan gebruik gemaakt worden van de classificatiesystematieken zoals neergelegd in de ICF, NANDA, NIC en/of NOC.

Aanwijzingsbesluit adviesorgaan

Onderzoeken, zoals bedoeld in , lid , onder kunnen worden uitgevoerd door een indicatieorgaan dat hiertoe door het college is aangewezen.

Intrekking, wijziging en terugvordering

Intrekking

  • 1.

    Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de nadere regels;

  • b.

    gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Wijzigingen in de situatie

  • 1.

    De betrokkene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    Het college kan de betrokkene, na toekenning van een voorziening op grond van deze verordening, oproepen om vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot toekenning van de voorziening, gewijzigd zijn.

Terugvordering

  • 1.

    Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kan zij de voorziening van betrokkene terugvorderen.

  • 2.

    De terugvordering van roerende voorzieningen in natura of die met een persoonsgebonden budget in natura zijn omgezet, vindt plaats door de voorziening onverwijld aan het college ter beschikking te stellen.

  • 3.

    Indien de terugvordering niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, kan de omvang van de terugvordering worden bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings/aanschafwaarde indien de voorziening onrechtmatig is verkregen.

  • 4.

    Het college kan, naast het opeisen van de voorziening, ook een bedrag in rekening brengen voor de afschrijvingskosten gebaseerd op de economische levensduur van de verstrekte voorziening. De omvang daarvan is gebaseerd op de duur van het onrechtmatig gebruik van de voorziening.

Slotbepalingen

Nadere regels

Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening.

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Indexering

  • 1.

    Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen van bij leveranciers in te kopen voorzieningen conform de contractafspraken met leveranciers.

  • 2.

    Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening verstrekte persoonsgebonden budgetten voor hulpmiddelen overeenkomstig de daarvoor gehanteerde tarieven genoemd onder lid 1.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor de voorziening huishoudelijke ondersteuning wordt telkens per 1 januari aangepast aan de op dat moment geldende CAO zoals genoemd in , lid .

  • 4.

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de nadere regels geldende bedragen van de overige voorzieningen verhogen met de consumentenprijsindex (CPI) van het CBS.

Evaluatie

Het in het kader van deze verordening gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Overgangsrecht, citeertitel en inwerkingtreding

Overgangsrecht

  • 1.

    Een betrokkene aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een voorziening is verleend waarvoor geen eigen bijdrage gold, wordt tot 1 januari 2012 geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 2.

    Een betrokkene aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een voorziening huishoudelijke ondersteuning kreeg die was geïndiceerd in klassen, geldt vanaf de in werking treding van de verordening de feitelijke uren zoals die voor de inwerkingtreding gebruikelijk werden geleverd.

Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Woudenberg.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2011 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van: 26 mei 2011.

K.Wiesenekker J.G.P. van Bergen

raadsgriffier voorzitter