Kleine windturbines in Zaanstad

Geldend van 04-12-2008 t/m heden

Intitulé

Kleine windturbines in Zaanstad

1.Waarom beleid voor Kleine Windturbines?

Sinds kort ligt er de ambitie van de raad om als Zaanstad in 2020 klimaatneutraal te zijn en tot de top tien van de milieuvriendelijkste gemeenten van Nederland te behoren. Kleine Windturbines (KWT’s) op zichzelf zullen nooit de gemeente Zaanstad klimaatneutraal maken. Wat KWT’s wel doen, naast energie duurzaam opwekken, is mensen bewust maken van het eigen energiegebruik. Door het plaatsen van een KWT wordt (voor een deel) voorzien in de eigen energiebehoefte. Hierdoor neemt het bewustzijn van het eigen energieverbruik toe en zal bewuster gekeken worden naar de (eigen) energieconsumptie. Dit geldt zowel voor burgers als voor bedrijven. Voor bedrijven en organisaties is het daarnaast een manier om een “groen” imago uit te stralen. Door het plaatsen van een KWT geven bedrijven aan dat zij bewust omgaan met (duurzame) energie en oog hebben voor klimaat.

In het door de raad vastgestelde Uitvoeringsplan klimaatbeleid 2004-2007 is aangegeven beleid te formuleren voor KWT’s. Vooruitlopend hierop is op 25 april 2005 door het college de memo “Kleinschalige windenergie in Zaanstad” (nr. 050425) ter kennisname aangenomen. In deze memo is onder andere aangegeven dat “Het opstellen van een beleidskader KWT’s te laten afhangen van de resultaten van de lopende onderzoeken en praktijkproeven elders in het land”.

Wat uit deze praktijkervaringen en het onderzoek van de drie noordelijke provincies naar voren is gekomen is dat de jaaropbrengst van een KWT sterk afhangt van de gekozen locatie en de windfrequentie aldaar. Ook is het ene merk verder ontwikkeld dan het ander wat ook zijn weerslag kent op de jaaropbrengst van de KWT’s. Tot slot is gebleken dat het vergunningtraject, afhankelijk van welke KWT, lang kan duren, waarbij het niet altijd even duidelijk is welke vergunningen aangevraagd moeten worden

Het aantal KWT’s in Nederland begint gestaag te groeien. Vooral op (hoge) gebouwen zoals het stadhuis in Den Haag en stadsdeelwerf in stadsdeel Oost Watergraafsmeer, Amsterdam en in het buitengebied komen steeds meer KWT’s. Daarnaast zijn subsidiemogelijkheden verruimd naar duurzame energie opwekkers waardoor ook KWT’s vallen onder de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (van het Rijk) en de subsidieregeling van de provincie. En verder worden de KWT’s steeds verder ontwikkeld worden door de komst van meer en meer praktijkvoorbeelden.

Met deze beleidsnotitie wordt een kader meegegeven aan initiatiefnemers die in een KWT een serieuze optie zien voor het zelf opwekken van duurzame energie. Aan het opwekken van duurzame energie via een KWT zitten een aantal wettelijke en ruimtelijke aspecten. Middels deze beleidsnotitie is in kaart gebracht welke aspecten komen kijken bij het plaatsen van een KWT en hoe Zaanstad (ruimtelijk) aankijkt tegen KWT’s. De gemeente Zaanstad wil graag meewerken aan initiatieven voor het plaatsen van KWT’s, uiteraard binnen de eerdergenoemde kaders.

Tot slot is het beleidsstuk bedoeld om de gemeentelijke organisatie een handvat te bieden. Een handvat in ruimtelijke zin, waar mag een KWT wel en waar niet. Maar ook een handvat waar bij het beoordelen van een (vergunning)aanvraag op teruggegrepen kan worden. Dit maakt de afhandeling van deze aanvragen makkelijker en eenduidiger.

1.1 Leeswijzer

Allereerst zal ingegaan worden op de vraag wat KWT’s nu precies zijn. In hoofdstuk 2 zullen de verschillende typen KWT’s behandeld worden en zal een afbakening gegeven worden van het begrip kleine windturbine. Na een verduidelijking van het begrip KWT zal in hoofdstuk 3 gekeken worden naar de belangrijkste onderwerpen die om de hoek komen kijken wanneer een KWT geplaatst wordt. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de bouw- en milieuvergunningen en het bestemmingsplan, drie belangrijke kaders vanuit de gemeente. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de ruimtelijke afwegingskaders die kmen kijken bij de locatiekeuze. Tot slot zal in hoofdstuk 6 stil worden gestaan bij de mogelijkheden om belemmeringen die bestaan bij het plaatsen van een KWT weg te nemen en het plaatsen van een KWT te stimuleren.

2. Wat zijn kleine windturbines?

KWT’s zijn windturbines die op een duurzame manier energie opwekken en, de naam zegt het al, een stuk kleiner zijn ten opzichte van de grote windturbines. KWT’s worden ook wel “urban windturbines” of “stedelijke windmolens” genoemd. In dit beleidsstuk zal verder de afkorting KWT worden gebruikt.

Met maximaal 15 meter zijn de KWT’s moeilijk te vergelijken met de grote windturbines. Ook qua uiterlijk en werking zijn sommige KWT’s geheel anders dan de grote windturbines. Een deel van deze KWT’s zijn dan ook speciaal ontwikkeld voor het plaatsen op daken van (hoge) gebouwen. Ook de hoeveelheid energie dat opgewekt wordt is van een andere orde van grootte. KWT’s wekken genoeg energie op voor ongeveer één of twee huishoudens. Wat de opwekking van energie betreft zijn KWT’s dan ook beter te vergelijken met PV-panelen op een huis.

Er zijn verschillende typen KWT’s op de markt. Allereerst is er een onderverdeling tussen een horizontale en verticale windasturbine. De verticale windasturbine is vervolgens ook weer onder te verdelen in twee typen: de savonius-type en darrieus-type. De verschillende KWT’s zullen hieronder beschreven worden.

2.1 Horizontale windasturbine (HAT), wiekturbines

Horizontale windasturbines zijn windturbines die draaien om een as die in de windrichting staat. Om te zorgen dat dit ook gebeurd wordt gebruik gemaakt van een gondel die door een kruimotor op de wind wordt gezet. Hieraan, samen met de twee of drie wieken, zijn de HAT’s te herkennen. Ook de traditionele Hollandse molen werkt volgens dit principe. Het op de wind zetten van de HAT kan wat tijd in beslag nemen waardoor de HAT minder geschikt is voor locaties waar de windrichting snel verandert. Vooral in stedelijk gebied is dit snel van windrichting veranderen vaak te zien. De grote windturbines, waarvan er een aantal in de gemeente Zaanstad te vinden zijn, zijn van dit type.

2.2 Verticale windasturbine (VAT), slagroomkloppers en wokkels

Verticale windasturbines zijn windturbines die draaien om een as die loodrecht op de windrichting staat. Hiervoor zijn geen gondels en geen kruisystemen nodig. In tegenstelling tot de HAT heeft de VAT geen problemen met (snel) wisselende windrichtingen, dit komt doordat de VAT’s (zowel het darrieus-type als het savonius-type) niet op de wind gezet hoeven te worden. Doordat de VAT’s dwars op de windrichting staan zijn de VAT’s dus altijd “werkklaar”. De VAT-turbines kunnen weer verder onderverdeeld worden in twee types: de savonius-type en de darrieus-type.

2.2.1 Het Savonius-type

Het savonius-type (de wokkel) heeft een dichte rotor waarbij de bladen om de beurt met de wind mee of er tegenin bewegen. De stroom wordt bij dit type opgewekt door gebruik te maken van het weerstandprincipe. De foto hieronder laat een voorbeeld van een KWT van het savonius-type zien.

2.2.2 Het Darrieus-type

Het darrieus-type kan herkend worden aan de open rotorbladen. Dit type VAT wordt ook wel slagroomklopper genoemd. Deze rotorbladen zorgen ervoor dat het darrieus-type werkt volgens het liftprincipe. Op de onderstaande foto is een darrieus-type KWT te zien.

2.3 Wanneer is een kleine windturbine een kleine windturbine?

Wanneer is een KWT een KWT? In de eerste paragrafen van dit hoofdstuk hebben verschillende typen KWT’s de revue gepasseerd. Naast deze verschillende typen is ook de manier van plaatsing van belang. Er zijn grofweg twee mogelijkheden. KWT’s kunnen op het maaiveld of op het dak van een gebouw geplaatst worden.

Het is zaak om duidelijk aan te geven wanneer een windturbine valt onder dit beleidsstuk. Dit is noodzakelijk om zo te bepalen wanneer een windturbine een kleine windturbine is en wanneer bij een initiatief aan de randvoorwaarden van een KWT moet worden voldaan. De afmeting is voor de term kleine windturbine een voordehandliggend criterium om op te selecteren. De afmetingen die genomen worden bij het bepalen of een windturbine een kleine windturbine is is echter redelijk arbitrair. Wat is klein? Er zullen hierbij afmetingen gekozen moeten worden die recht doen aan de verschillende typen en manieren van plaatsen. Van invloed zijn de totale hoogte van de KWT, de diameter van de rotor en voor de VAT de hoogte van de rotor. Er zullen voor de HAT en VAT verschillende afmetingen gelden. De totale hoogte is voor beide typen wel hetzelfde.

Totale hoogte

De grens die over het algemeen gesteld wordt aan de hoogte van KWT’s is tot en met 15 meter (totale tiphoogte van mast en rotor samen). De grens tot en met 15 meter is een veel gebruikte grens, zoals door de provincie Zeeland, en het is daarom uit praktisch oogpunt verstandig om bij deze grens aan te sluiten. Als referentieniveau voor KWT’s in het buitengebied is de hoogte van gebouwen en bomen gebruikt. De boomhoogte in Nederland bedraagt 15 tot 20 meter. Met het nemen van een maximale tiphoogte van 15 meter is getracht een goede inpassing in het landschap te waarborgen.

Voor KWT’s op gebouwen geldt, anders dan KWT’s die op het maaiveld staan, dat de meest ideale masthoogte tussen de drie en vijf meter ligt. Ook hier zal echter een maximum gesteld moeten worden. Dit maximum wordt gesteld tot en met 7,5 meter.

De afmetingen waaraan moet worden voldaan om te spreken over KWT’s zijn dan de volgende:

Maximale hoogte KWT op maaiveld

15 meter

Maximale hoogte KWT op gebouw

7,5 meter

Rotordiameter HAT

5 meter

Rotordiameter VAT

3,5 meter

Rotorhoogte VAT

5 meter

Figuur 1: Weergave van KWT’s ten opzichte van de omgeving

afbeelding binnen de regeling

Meest voorkomende woonvorm (2 lagen

+ kap)

KWT op maaiveld 15 meter hoog

KWT van 7,5 meter hoog op gebouw

2.4 Positie binnen beleid hoge objecten

Hoe past de hiervoor genoemde definitie van KWT’s binnen overig Zaans beleid die betrekking hebben op hoge objecten? Er zijn een drietal beleidsnotities die in ogenschouw genomen moeten worden. Dit zijn de volgende beleidsnotities: “Voor de wind, Zaanstad en windenergie”, “Zaans Afwegingskader Hoogbouw” en “Grootschalige Reclamemasten”

In 1999 is de beleidsnotitie “Voor de wind, Zaanstad en windenergie” vast gesteld. Deze beleidsnotitie gaat in op grote windturbines waarbij aangegeven is dat deze grote windturbines enkel geplaatst kunnen worden aan de noordoever van het Noordzeekanaal.

In het “Zaans Afwegingskader Hoogbouw” wordt ingegaan op hoe om te gaan met hoogbouw in Zaanstad. In de nota wordt de volgende definitie voor hoogbouw gehanteerd: “hoogbouw is een gebouw van vijf lagen of hoger en is een verticale bouwvorm die ook horizontaal gerealiseerd kan worden”. In dit afwegingskader worden windturbines, en dus ook KWT’s, expliciet uitgesloten binnen het afwegingskader.

Tot slot is er de beleidsnotitie 'Ruimtelijke visie op locaties voor grootschalige reclamemasten en windturbines'. Deze notitie gaat in op de afwegingen voor zowel de locatiekeuze voor grootschalige reclamemasten als grote windturbines in Zaanstad. Deze beleidsnotitie behandelt reclamemasten van hoger dan 10 meter en windturbines hoger dan 15 meter.

3.Wat zijn de onderwerpen die spelen bij het plaatsen van KWT’s?

Wanneer een initiatiefnemer een KWT wil plaatsen dan komen er een aantal aspecten om de hoek kijken die of voor de initiatiefnemer zelf of voor omwonenden in meer of mindere mate van belang zijn. Zo kan er, terecht of onterecht, de angst bij omwonenden bestaan dat zij last krijgen van geluidsoverlast van de KWT. Naast geluid zal in dit hoofdstuk ingegaan worden op slagschaduw, veiligheid, vermogen en certificering van KWT’s.

3.1 Geluid

Een KWT produceert in de meeste gevallen geluid wanneer deze in werking is. Hoeveel geluid er precies geproduceerd wordt verschilt per type en windsnelheid. Verder zijn het achtergrondgeluid en de afstand tot de KWT (de geluidsbron) bepalend voor de hoorbaarheid van het geluid van de KWT. Door deze verschillende variabelen is een eenduidige norm voor het geluid wat een KWT mag produceren niet eenvoudig te geven. Waar wel naar gekeken kan worden is het geluidsniveau wat op de gevel van omwonenden van de KWT wordt berekend. Vanuit het activiteitenbesluit (zie hoofdstuk 4.3) wordt dit momenteel geregeld. Wordt de KWT gezien als inrichting (zie hiervoor de beslisboom in hoofdstuk 4.3) en valt een KWT onder het activiteitenbesluit dan gelden er normen voor het (totale) geluid dat een inrichting mag produceren op de gevel. Er gelden dan normen voor omwonenden en andere geluidsgevoelige objecten, onder dit laatste vallen gebouwen als scholen, ziekenhuizen en verpleegtehuizen. Het totale geluidsniveau wat een inrichting maximaal mag produceren op de gevel van omwonenden en andere geluidsgevoelige objecten vanuit het activiteitenbesluit is:

  • 50 dB voor de dag (07:00 – 19:00)

  • 45 dB voor de avond (19:00 – 23:00)

  • 40 dB voor de nacht (23:00 – 07:00)

Voor windturbines is hiernaast een extra windcurve opgenomen die zegt dat het toegestane geluidsniveau hoger mag zijn naarmate de windsnelheid toe neemt. De norm ’s nachts bij hoogte van10 meter is bijvoorbeeld 40 dB bij een windsnelheid van 1 m/s en 50 dB bij een windsnelheid van 12 m/s.

Valt een KWT niet onder het activiteitenbesluit dan is de APV van toepassing. De APV stelt dat het verboden is toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Duidelijke normen worden echter niet gegeven.

Voor een eenduidige aanpak kan dan ook het beste aansluiting gezocht worden bij de geluidsnormen uit het activiteitenbesluit. Hierdoor zal het maximaal toegestane geluidsniveau voor overdag, ‘s avonds en ‘s nachts voor alle KWT’s gelden. Dit kan echter niet vooraf getoetst worden bij de bouwvergunningsaanvraag daar de bouwvergunning een gebonden beschikking is. Wel kan de initiatiefnemer geattendeerd worden op het bestaan van de geluidseisen die vanuit de APV gelden. Hier zal dan ook op gehandhaafd moeten worden. Dit zorgt voor een eenduidigere manier van omgaan van de vraag of een KWT op een bepaalde locatie is toegestaan.

3.2 Slagschaduw

Slagschaduw is schaduw dat een object, in dit geval een KWT, werpt op een ondergrond of ander voorwerp. In het geval van een KWT is er daarnaast sprake van een bewegende slagschaduw die ontstaat wanneer de zon schijnt op de draaiende rotorbladen van de KWT. Wanneer deze slagschaduw een raam van een huis binnen valt kan dit als hinderlijk ervaren worden.

Slagschaduw komt voor binnen een straal van 12 keer de rotordiameter van een windturbine. Bij een rotordiameter van bijvoorbeeld drie meter zal slagschaduw voorkomen binnen een straal van 36 meter van de KWT. Voor een VAT (zie hoofdstuk 2.2) geldt de hoogte van de rotor (dus 12 maal de hoogte van de rotor). De norm die gehanteerd wordt in het activiteitenbesluit (zie hoofdstuk 4.3) is dat er gedurende maximaal 17 dagen per jaar 20 minuten slagschaduw op een raam is toegestaan. Als vuistregel geldt hiervoor dat deze norm overschreden wordt binnen een straal van zes maal de rotordiameter. In het genoemde voorbeeld zal dat dus uitkomen op een straal van 18 meter vanaf de KWT. Buiten een straal van 18 meter zal de hoeveelheid slagschaduw onder de norm vallen. Wanneer de norm overschreden wordt verplicht het activiteitenbesluit een automatische stilstandvoorziening zodat op momenten dat de KWT slagschaduw veroorzaakt deze stil gezet kan worden.

Een rotordiameter van minder dan één meter zorgt voor een dusdanig klein slagschaduwvlak dat dit altijd kleiner zal zijn dan een raam. Hierdoor wordt dit ook niet of minder als hinderlijk ervaren. Dit geldt ook wanneer het rotorblad door de geringe dikte de zon niet helemaal bedekt. Bij KWT’s is de dikte van de rotorbladen gering al verschilt dit uiteraard per KWT.

Tot slot is er het toerental wat van belang is. Slagschaduw wat een huis binnen valt met een toerental tussen de 2,5 en 14 hertz (2,5 tot 14 keer dat een rotorblad per seconde voor de zon komt) is niet toegestaan daar dit gevaarlijke schaduwhinder kan veroorzaken. KWT kunnen een hoog toerental hebben. Wanneer dit toerental tussen de 2,5 en 14 hertz ligt is dat geen probleem zolang dit niet een raam van een huis binnen schijnt of wanneer de dikte van de rotorbladen zo klein zijn dat het de zon niet geheel bedekt.

Van te voren is precies te voorspellen in welk gebied rond een te plaatsen KWT slagschaduw hinderlijk zou kunnen worden. Om te beginnen kan er door de baan van de zon vrijwel nooit slagschaduw optreden aan het zuidoosten, zuiden en ten zuidwesten van de KWT. Daarnaast zijn er een aantal andere aspecten waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening of slagschaduw wel of niet hinderlijk is. De volgende variabelen zijn van invloed:

  • de specificaties van de KWT (met name diameter van de rotorbladen);

  • de posities van schaduwgevoelige objecten;

  • de stand van de zon op de rotor;

  • de windkracht ter plaatste;

  • de mate van bewolktheid (schijnt de zon of niet).

3.3 Veiligheid

Ook veiligheid is een belangrijk aandachtspunt bij KWT’s. Uiteraard spelen er vragen wat betreft de risico’s waneer een KWT wordt geplaatst in een bebouwde omgeving. Hoe houdt de KWT zich wanneer het stormt? En zijn er bijvoorbeeld gebreken die op lange termijn van invloed kunnen zijn?

Hierbij geldt dat door het ontbreken van een certificaat voor KWT’s de veiligheid (nog) niet is getest door een onafhankelijke (derde) partij. Uiteraard zijn ook fabrikanten gebaad bij een goede veiligheid van de KWT’s. Fabrikanten nemen dus veiligheidsmaatregelen om gevaarlijke situaties te voorkomen. Een voorbeeld van een dergelijke beveiliging is de rem die alle KWT’s hebben. Dit kunnen zowel automatische als magnetische remmen zijn die de KWT ’s stopzetten bij een bepaalde windsnelheid. Daarnaast hebben KWT’s vaak meerdere remmen.

Verder zullen de nodige technische gegevens, zoals de manier van bevestiging, moeten worden overlegd wanneer een vergunning wordt aangevraagd. Bij de vergunningverlening zal vervolgens een oordeel gegeven worden over de technische aspecten van de KWT. Op deze manier wordt de veiligheid van de KWT’s zoveel mogelijk gewaarborgd.

3.4 Het vermogen

Het nominale vermogen van KWT’s ligt tussen de 0,5 kW en 20 kW. Dit is bij een optimale windsnelheid, wat voor de meeste KWT’s ligt rond de 11 m/s (40 km/u). De kracht van de wind fluctueert echter sterk waardoor er ook veel periodes zijn waarin deze optimale windsnelheid niet wordt gehaald. De minimale windsnelheid die nodig is om een KWT te laten draaien ligt tussen de 2 en 4 m/s (7 en 14 km/u). Verder zijn er grote verschillen in windfrequentie, zo is de windsnelheid landinwaarts een stuk lager dan in het kustgebied (zie ook het kaartje hieronder). Ook op een gebouw kan een verschuiving van de KWT van een paar meter de jaaropbrengst van de KWT de helft doen toe- of afnemen. Hier komt bij dat de ideale plaats van een KWT niet de meest praktische locatie hoeft te zijn. Zo kunnen overige installaties op gebouwen, of bomen wanneer een KWT op het maaiveld wordt geplaatst, “in de weg staan”.

afbeelding binnen de regeling

Overzichtskaart gemiddelde windsnelheid in m/s

De jaaropbrengst van KWT’s verschilt per merk KWT. De door de fabrikanten geschatte jaaropbrengsten van de meeste KWT’s liggen tussen de 500 kW en 10.000 kW, afhankelijk van de locatie. Bij het onderzoek in de drie noordelijke provincies lag de jaaropbrengst van de geteste KWT’s tussen de o en 3.069 kW. In dit onderzoek waren grote onderlinge verschillen te zien. Zo had een aantal KWT’s problemen waardoor er geen vermogen werd geproduceerd, anderen produceerden minder dan de verwachting doordat bijvoorbeeld de windsnelheid lager uitviel waardoor de minimale windsnelheid niet gehaald werd. Uit dit onderzoek is dan ook niet naar voren gekomen wat de beste (type)KWT is en in welk type terrein KWT’s het beste geplaatst kunnen worden.

Ter vergelijking, een PV-paneel (zonnepaneel) van 25m2 brengt jaarlijks ongeveer 2.800 kW op en een huishouden verbruikt jaarlijks gemiddeld 3.500 kW.

De prijs van KWT’s ligt tussen de € 2.500,- en € 20.000,-. Voor de PV-panelen geldt dat de prijzen liggen tussen de € 3.000,- en € 20.000,- (bij een (geschatte) jaaropbrengst tussen de 650 kW en 3.500 kW). Daar de jaaropbrengst van de diverse KWT-systemen ver uit elkaar liggen en het erg locatiegebonden is, is een specifiekere vergelijking met PV-panelen moeilijk te maken.

Het verschil tussen beide systemen zit hem uiteraard in het feit dat de KWT erg afhankelijk is van de hoeveelheid wind op een bepaalde locatie. Er zal dan ook per locatie gekeken moeten worden wat de (geschatte) opbrengst is. Bij PV-panelen is het meer het jaargetij (in de winter schijnt de zon gewoon minder en minder sterk) en de manier van monteren wat van invloed is op de (geschatte) opbrengst.

3.5 Certificering

Voor KWT’s is nog geen certificeringtraject opgezet. Een dergelijk traject is erg kostbaar en de leveranciers van KWT’s zijn veelal pioniers die vooralsnog een dergelijk duur traject niet kunnen financieren. Wel is er een branche-vereniging in het leven geroepen. En om toch de claims die fabrikanten maken op onder andere het gebied van het vermogen wat wordt opgewekt en de geluidsproductie van de KWT’s te kunnen staven zal een branchekeur worden opgericht. Dit zal als voorloper dienen voor het certificaat wat voor KWT’s op den duur zal komen.

De komst van een certificaat maakt het voor burgers en bedrijven een stuk makkelijker en goedkoper bij de keuze en de plaatsing van een KWT. Ook het beoordelen van een vergunningaanvraag zal makkelijker en eenduidiger verlopen door voor de verschillende typen KWT’s dezelfde informatie te hebben welke ook op dezelfde manier wordt gepresenteerd.

4. Vergunningen

Uit onderzoek en verschillende praktijkervaringen blijkt dat het niet altijd duidelijk is welke vergunningen en procedures nodig zijn wanneer een initiatiefnemer een KWT wil gaan plaatsen. Ter verduidelijking zal in dit hoofdstuk ingegaan worden op de verschillende vergunningen en procedures.

Een aanvraag voor een KWT wordt getoetst aan de Woningwet en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Wro is per 1 juli 2008 in werking getreden. Voor een KWT moet een aanvraag om een reguliere bouwvergunning worden gedaan. Een dergelijke aanvraag wordt onder meer getoetst aan het vigerende bestemmingsplan, de bouwverordening en redelijke eisen van welstand. Ook kan een milieuvergunning in het kader van de Wet milieubeheer nodig zijn. Hieronder een opsomming van de verschillende toetsingscriteria.

4.1 Bouwvergunning

Een reguliere bouwvergunning bestaat uit een planologisch en een technisch deel. De initiatiefnemer wordt gevraagd om bij een reguliere bouwvergunning tekeningen en gegevens te overleggen met betrekking tot de dakkrachtenberekening, een constructieplan en de manier van verankering. Een opsomming van de overige in te dienen bescheiden staat op het standaard aanvraagformulier van VROM. Onderdeel van de reguliere bouwvergunning is de technische toets, waarbij de constructie van het bouwplan wordt beoordeeld. Mocht het gevraagde in het bestemmingsplan passen, dan staat voor de afhandeling van een reguliere bouwvergunning 12 weken.

4.2 Bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van de planologische toets is die aan het vigerende bestemmingsplan, waarbij de bouwverordening Zaanstad aanvullende werking heeft. Het bestemmingsplan geeft maximale bouwhoogtes aan. Voor een bestaand gebouw geldt veelal dat deze de hoogte heeft van de maximaal toegestane bouwhoogte ter plaatse of dat het gebouw deze hoogte dicht nadert. Inschatting is, dat KWT’s die op gebouwen worden geplaatst, de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan zullen overschrijden. Dan kan worden overwogen een projectbesluitprocedure op te starten met een doorlooptijd van 26 weken. Tijdens deze procedure krijgen omwonenden gedurende zes weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Voordat een projectbesluitprocedure wordt opgestart, beoordeelt de welstandscommissie op basis van de Welstandsnota 2008 of de KWT voldoet aan redelijke eisen van welstand. In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de criteria die de welstandscommissie bij haar beoordeling hanteert. Ook moet het bouwplan akkoord zijn bevonden wat betreft de stedenbouwkundige en milieuaspecten. Daarbij wordt getoetst op geluidsoverlast en slagschaduw.

4.3 Milieuvergunning

In het kader van de Wet milieubeheer zijn er drie mogelijkheden:

  • 1.

    de aanvrager hoeft geen milieuvergunning aan te vragen of melding te doen;

  • 2.

    de aanvrager moet een milieuvergunning aanvragen;

  • 3.

    de aanvrager moet een melding doen.

De KWT wordt gezien als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, indien de rotordiameter groter is dan twee meter. Indien dat niet het geval is, hoeft geen vergunning te worden verleend of een melding te worden gedaan. Op basis van de beslisboom die hieronder is opgenomen kan de aanvrager nagaan of een melding of een vergunning benodigd is. Een milieuvergunningplichtig bedrijf dat een KWT wil plaatsen, moet daarvan altijd melding doen.

Een melding moet gedaan worden vier weken voordat de KWT in werking wordt gesteld. De KWT mag intussen wel geplaatst worden (mits de bouwvergunning is verleend), maar mag nog niet draaien en energie opwekken. Heeft de aanvrager een milieuvergunning nodig, dan duurt het minimaal zes maanden voordat deze vergunning wordt afgegeven. Pas na afgifte van de milieuvergunning kan de bouwvergunning verleend worden.

Beslisboom milieuvergunning.

afbeelding binnen de regeling

4.4 De afhandelingperiode

De afhandelingstermijn van de vergunning(en) voor het plaatsen van een KWT hangt af van de (combinatie) vergunningen die nodig zijn. Daarnaast kan bezwaar of beroep van belanghebbenden de afhandelperiode aanzienlijk doen verlengen. In onderstaand overzicht is een opsomming te zien van de verschillende procedures welke van toepassing kunnen zijn bij het plaatsen van een KWT met de daarbijbehorende afhandelingstermijnen.

Overzicht van de termijnen bij de verschillende procedures m.b.t. plaatsen van KWT’s

Periode

Opmerking

Bouwvergunning, passend in bestemmingsplan

12 weken

Kan verdaagd worden tot maximaal 18 weken

Bouwvergunning, strijdig met bestemmingsplan

26 weken

Projectbesluitprocedure op grond van artikel 3.10 Wro, met mogelijkheden voor beroep en hoger beroep.

Melding Wet milieubeheer

4 weken

Milieuvergunning

6 maanden

Mogelijkheden voor beroep.

Bij een indiening van een bouwvergunningsaanvraag voor een KWT zal gekeken worden of het plan in strijd is met het bestemmingsplan. Mocht dit het geval zijn dan zal de vrijstellingsprocedure de termijn van afhandeling van de bouwvergunning verlengen. Afhankelijk van eventueel bezwaar en beroep kan deze termijn aanzienlijk langer worden.

Moet daarnaast ook een milieuvergunning aangevraagd worden dan zal de afhandelingprocedure voor de milieuvergunning tegelijk lopen met die van de bouwvergunning. Uiteraard zal de bouwvergunning pas afgegeven worden wanneer de milieuvergunning is toegekend. Al met al zal deze periode dan zes maanden duren, de afhandelingperiode kan hierbij wederom aanzienlijk langer worden wanneer er bij de vrijstellingsprocedure bezwaar en beroep is ingediend.

4.5 Omgevingsvergunning

Momenteel behandelt de Eerste Kamer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wabo. Er worden allerlei voorbereidingen getroffen om de invoering hiervan soepel te laten verlopen, zo ook in Zaanstad. Met de komst van de omgevingsvergunning blijven de wettelijke kaders, voor KWT’s de bouw- en milieuvergunning, bestaan. Wat verandert is de manier van aanvragen, de afhandelingstermijn en de vorm van de vergunning die afgegeven wordt.

De centrale gedachte achter de nieuwe omgevingsvergunning is het één-loket-idee. Er is één loket in de gemeente waar één vergunning wordt aangevraagd. Deze ene vergunning, de omgevingsvergunning, heeft wel verschillende onderdelen, de toestemmingsvereisten zoals de bouw- en milieuvergunning. Deze toestemmingsvereisten zijn dezelfde als de huidige vergunningen, de wettelijke kaders en eisen hiervan blijven dan ook gewoon bestaan.

Een omgevingsvergunning kent twee typen voorbereidingsprocedures. De reguliere en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Is voor een KWT een milieuvergunning vereist dan wordt de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd, zo niet dan de reguliere. Voor de reguliere voorbereidingsprocedure geldt een (finale) afhandelingstermijn van acht weken. Voor de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt een afhandelingstermijn van zes maanden.

5 Ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze KWT’s

Een nieuw bouwwerk moet zowel op zichzelf als in samenhang met zijn omgeving worden beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van KWT’s. De verschijningsvorm betreft een breder belang dan dat van de eigenaar van de KWT. Elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Bij het toestaan van KWT’s in de openbare ruimte wordt er een bijdrage geleverd aan een duurzaam omgaan met de energievoorraad. De keerzijde is dat de openbare ruimte minder duurzaam wordt ontwikkeld. Duurzame ruimtelijke kwaliteit heeft een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte als basis. Een veelheid aan verschillende KWT’s in deze openbare ruimte is een forse aanslag op deze kwaliteit. Vermeden moet worden dat een woonbuurt vol staat met KWT’s zoals zich heeft voorgedaan met de satellietschotels. Daarom is het noodzakelijk beleid op te stellen m.b.t. de KWT’s.

Door de grootte hoeveelheid soorten KWT’s en een grote verscheidenheid aan omgevingen zijn er een oneindig aantal combinaties mogelijk. Beoordeling valt daardoor niet te standaardiseren of te objectiveren. Daarnaast zijn de ontwikkelingen rondom KWT’s en energievoorzieningen voor particulieren zo dynamisch dat het onmogelijk is hiervoor actuele concrete richtlijnen op te stellen. De meeste mensen willen best meewerken aan een beter milieu maar staan ook voor het instandhouden en bevorderen van de kwaliteit van hun leefomgeving. Voorwaarde is dat vroegtijdig duidelijk wordt gemaakt wat het betekent voor de kwaliteit van hun leefomgeving wanneer zij plannen hebben voor het plaatsen van een KWT.

Beleid voor KWT’s moet zijn aangehaakt aan bestaand ruimtelijk beleid. Beleid dat de ruimtelijke kwaliteit van de stad bevordert. De ‘Welstandsnota 2008’ en de ruimtelijke structuurschets van Zaanstad 2005 -2015 ‘Dansen op het Veen’ is bestaand beleid dat kaders biedt voor de beschrijving van de noodzakelijke ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van de ‘Welstandsnota 2008’ en de ruimtelijke structuurschets van Zaanstad 2005 -2015 ‘Dansen op het Veen’ zijn gebieden aangegeven welke kaders hebben die bij de beoordeling een rol spelen. Naast deze kaders is het beoordelen van een aanvraag een complex gebeuren, waarbij bredere deskundigheid en plaatselijke kennis van de omgeving vereist is. Dat betekend dat er onderzoek noodzakelijk is voor deelgebieden dat kaders aangeeft waar KWT’s wel en waar niet zijn toegestaan. Dit zal komen in de vorm van aanvullingen op de welstandsnota en in beeldkwaliteitplannen, waarbij deze notie een belangrijk kader zal vormen. Voor plaatsen waar KWT’s zijn toegestaan moet het gaan om een vrijstelling. Een vrijstelling van het bestemmingsplan waarbij de aanvraag getoetst kan worden op zijn ruimtelijke gevolgen voor zijn directe omgeving. Een werkwijze die ook wordt gebruikt voor de nota Erfbebouwing Zaanstad 2007.

5.2 Bestaand beleid

5.2.1 Welstandsnota

Welstandstoezicht is ingesteld om te voorkomen dat nieuwe bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. De welstandsbeoordeling is volgens de wet gericht op het uiterlijk en de locatie van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving beoordeeld worden, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen.

Het welstandsbeleid van Zaanstad is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Zaanstad.

  • Bijzonder welstandsgebied

  • Voor gezichtsbepalende en een aantal ontwikkelgebieden is het ‘bijzondere welstandsregime’ van toepassing. Het zijn de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet. Het welstandstoezicht in de bijzondere welstandsgebieden is gericht op het voorkomen van aantasting van de ruimtelijke karakteristieken en het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. In nieuw te ontwikkelen gebieden is het welstandstoezicht gericht op het realiseren van stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen zoals vastgelegd in een eigen beeldkwaliteitplan.

    Dit betekent dat het plaatsen van KWT’s hier aan strenge eisen moeten voldoen en vrijwel uitgesloten worden geacht.

  • Regulier welstandsgebied

  • Voor de overige gebieden bestaat een regulier welstandsregime. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen bij gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. Het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden. De welstandscriteria beschrijven deze basiskwaliteit die zijn omschreven in de Welstandsnota die op 13 maart 2008 is vastgesteld.

    Aanvragen voor KWT’s in dergelijke gebieden zijn in principe alleen toetsbaar indien de welstandsnota wordt uitgebreid met welstandscriteria voor de toetsing van de KWT’s. Deze zal in overleg met de welstandscommissie worden opgesteld.

5.2.2 Dansen op het veen

De gebiedstyperingen zoals opgesteld in de structuurschets ‘Dansen op het veen’ geven handvatten voor verdere richtlijnen voor de toepasbaarheid en inpassing van KWT’s.

  • Gebiedstyperingen

  • In de structuurschets ‘Dansen op het veen’ worden gebiedstyperingen gehanteerd. Binnen deze typeringen komen naast wonen de functies werken, groen en openbare ruimte tot uitdrukking.

    Zeven gebiedstyperingen worden onderscheiden. Met behulp hiervan is de stad ingedeeld in verschillende functionaliteiten en verschijningsvormen. In de beschrijvingen van de verschillende gebiedstyperingen wordt binnen deze gebieden een aantal specifieke profielen onderscheiden. Dit zijn verdere verfijningen, die op basis van functionaliteit, beelden en sfeertekeningen zijn ingevuld. Het gaat om zowel bestaande als nieuw te ontwikkelen profielen. In bijlage B zijn kaarten opgenomen met de verschillende gebiedstypen.

    De omschrijving van de bestaande gebieden en de uitgangspunten voor mogelijke herstructurering/ontwikkeling ervan, geven inzicht in de ruimtelijke inpasbaarheid van KWT’s.

5.3 De uitgangspunten voor KWT’s

In de uitgangspunten wordt beschreven wat de basis is voor een vrijstellingsbeleid naast een aanpassing van de welstandsnota. Er zijn algemene regels voor de KWT’s en gebiedsgerichte regels voor de KWT’s. Voor de gebiedsgerichte uitgangspunten wordt er op basis van de gebiedstyperingen uit ‘Dansen op het veen’ per profiel een aanbeveling gedaan ten aanzien van de (on-) wenselijkheid van KWT’s. De algemene regels hebben vooral betrekking op de regels die voor ieder gebied als uitgangspunt kunnen dienen.

  • De algemene uitgangspunten

  • Het ruimtelijke beleid in de laatste beleidsstukken (de welstandsnota 2008, de nota erfbebouwing Zaanstad 2007 en de aanpak van de bestemmingsplannen) is er op gericht dat de kwaliteit aan de openbare zijde wordt bewaakt en dat er grotere vrijheden zijn aan de private kant van de gebouwen.

  • De basisregels voor het plaatsen van een KWT zijn:

  • 1.

    Een KWT komt voor een vrijstelling in aanmerking als deze geen of beperkte invloed heeft op de openbare ruimte en de belangen van derden niet of slechts in geringe mate worden geschaad;

  • 2.

    Gebouwen met meerdere gebruikers, appartementen, bedrijfsverzamelgebouwen, kantoren met meerdere huurders etc., mogen alleen KWT’s plaatsen op basis van een collectieve aanpak;

  • 3.

    Indien op een complex masten voor andere gebruikers aanwezig zijn, radioamateurs, telefonie etc, is combinatie en een samenhangende aanpak verplicht;

  • 4.

    Bij samenhangende bouwblokken moet er sprake zijn van een eenduidige oplossing;

  • 5.

    Complexen eengezinswoningen die aan weerszijden van de woningen openbaar gebied kennen worden uitgesloten van plaatsing van KWT’s;

  • 6.

    KWT’s die direct op een dak kunnen worden geplaatst zijn toegestaan aan de achterzijde van een kap die haaks op de openbare ruimte staat of aan de achterzijde van een platdak. Daken die aan de zij of achterkant ook grenzen aan het openbaar gebied komen worden uitgesloten van plaatsing van KWT’s;

  • 7.

    De plaatsing van een KWT gaat niet ten koste van de aanwezigheid van waardevolle/monumentale bomen en/of van bomen die onderdeel uitmaken van een groene hoofdstructuur;

  • 8.

    De organisatie voor de eerste aanvraag ligt bij de aanvragers;

  • 9.

    Bij een eerste vrijstelling voor een vergunning binnen een bouwblok zijn er bij plaatsing van gelijke types en plaatsing binnen dit bouwblok geen nieuwe vergunningen noodzakelijk.

5.4 De uitgangspunten per gebied (uit ‘Dansen op het Veen’)

5.4.1 Woongebied:

Gebied met overwegend wonen. Slechts op enkele locaties bevinden zich, meestal geconcentreerd, voorzieningen. Samen met enige bedrijvigheid aan huis is het aandeel werken circa 10%.

  • Profielen

  • A

    Functioneel: Het profiel wordt gekarakteriseerd door de hoge flatcomplexen in een ruime groene setting, zoals die langs de A8 staan. Het zijn grootschalige wijken waar hoog- en laagbouw is gecombineerd. Dit profiel bestaat uit een combinatie van zowel hoog- als laagbouw. Er is hier ook enige verspreide bedrijvigheid te vinden in de vorm van buurtcentra en verspreid liggende bedrijven. Een algemeen kenmerk is de zeer groene openbare ruimte. De gebouwen worden als het ware ‘omspoeld’ door de openbare ruimte. Het parkeren gebeurt op straat.

    Binnen dit profiel zijn op basis van de algemene uitgangspunten KWT’s te plaatsen. De groene kwaliteit van de openbare ruimte van deze gebieden is één van de hoofddragers van de ruimtelijke kwaliteit, plaatsing van KWT’s mag niet ten koste gaan van deze kwaliteit.

  • B

    Nieuw tuinstedelijk: Dit profiel wordt gekenmerkt met een monofunctionele opzet van grondgebonden woningen met tuinen. Uitzondering zijn enige voorzieningen in de vorm van (winkel-) centra. Verder is er nog wel enige ruimte voor wat (geclusterde) voorzieningen en beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De openbare ruimte beperkt zich in grote mate tot de noodzakelijke infrastructuur. Bij herstructurering wordt een aantal factoren gestimuleerd, zoals een grotere differentiatie in dichtheden en typologieën. Verdichting door gestapelde bouw in de nabijheid van stedelijke knooppunten, verdunning op de overgangen naar het landelijke gebied en vergroting van de beperkte openbare ruimte door gebruik te maken van voortuinen.

    Een gemeenschappelijke aanpak op de binnenterreinen van de laagbouw moet per complex worden onderzocht.

    Bij toekomstige ontwikkelingen van dit profiel wordt gestreefd naar meer differentiatie in dichtheden en typologieën van de woningbouw. Hierbij wordt gestapelde bouw geïntroduceerd in dit profiel. Deze bouwvorm wordt gekoppeld aan de stedelijke knooppunten. Daarnaast wordt gestreefd naar verdunning aan de randen. Binnen het veranderingsproces moeten KWT’s een onderdeel van de ontwerpopgave vormen. Binnen de randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen wordt beslist op welke wijze er wel of geen medewerking wordt verleend aan de KWT’s.

  • C

    Groenstedelijk: Bij vernieuwing van het profiel Functioneel wordt gestreefd naar een veel compactere groene woonsfeer, die nu nog niet of nauwelijks voorkomt in Zaanstad. Er zijn voorzieningen in de vorm van bedrijvenstrips in combinatie met winkelvoorzieningen binnen de wijk. De openbare ruimte krijgt meer kwaliteit door parkeren zoveel mogelijk ‘gebouwd’ op te lossen. Het groenstedelijke profiel gaat uit van een ruime opzet van de openbare ruimte, met daarin enkele karakteristieke en betekenisvolle plekken of pleinen. De ruimte tussen de middelhoogbouw behoort bij het betreffende gebouwencomplex en wordt beheerd door de eigenaren van het complex. In principe zijn deze ruimtes overdag voor iedereen toegankelijk. Zo wordt hoogwaardige open ruimte aan het gebied toegevoegd.

  • Binnen het veranderingsproces van functioneel naar groentuinstedelijk moeten KWT’s een onderdeel van de ontwerpopgave vormen. Binnen de randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen wordt beslist op welke wijze er wel of geen medewerking wordt verleend aan de KWT’s.

5.4.2 Zaans gemengd gebied:

Gebied met een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen de overhand en varieert van 40-80%. Het werken varieert van 20-60%.

Profielen

  • a.

    Linten: De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef en de wens om de dorpen dorps te houden. Het profiel wordt gekenmerkt door kleinschaligheid. Ieder lint heeft zijn eigen karakteristiek, waarmee het bijdraagt aan de eigen identiteit van het dorp. De linten hebben een zeer groene uitstraling, door het weidse landschap achter de bebouwing. De openbare ruimte wordt bepaald door het lint zelf, dat meestal wordt geflankeerd door diepe voorerven. Dit profiel kent een menging van functies waar het zwaartepunt meer en meer op wonen is komen te liggen. Er is wat verspreide bedrijvigheid en op diverse plekken zijn kleine concentraties van voorzieningen. Vestiging van ambachtelijke niet-hinderlijke bedrijvigheid blijft mogelijk. De linten vervullen een bescheiden rol in het toeristische en recreatieve netwerk. Dit kan worden versterkt door het inrichten van pleisterplaatsen op strategische plekken en het toevoegen van recreatieve functies, horeca en cultuur. Bij herstructurering dient de karakteristiek van het lint behouden te blijven door het beschreven profiel te handhaven.

    De linten vallen binnen het bijzondere welstandsgebied.

  • De dorpslinten in Zaanstad zijn onderdeel van het open veenweidelandschap waarin deze dorpen zijn gelegen, zoals de Polder Westzaan, Polder Assendelft en de Krommenieër Woudpolder.

  • De veelal compacte erven grenzen aan de achterzijde aan het landelijk gebied. Deze gebieden maken deel uit van het nationaal landschap Laag Holland. Openheid is één van de kernkwaliteiten. Geen medewerking wordt verleend aan het plaatsen van KWT’s op erven in dorpslinten. Aantasting van de kwaliteit van het landelijk gebied moet worden voorkomen. Enkele delen van deze dorpslinten zijn zo authentiek dat deze een status hebben als beschermd dorpsgezicht of dat dit moet worden overwogen.

  • b.

    Dorp: Dit profiel bevindt zich in de uitleggebieden van de nabij de “kernen” van de dorpslinten in het landelijk gebied. Tevens kunnen hiertoe worden gerekend de Zaanse dorpslinten op de oude dijken ter weerzijde van de Zaan. Gezien de historische ontwikkeling lijkt het beschreven profiel op dat van de linten. Er bevinden zich veel monumenten van Zaanse houtbouw op en aan deze dijken. Zaandijk is een beschermd dorpsgezicht. De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen en op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Het belangrijkste verschil is de iets hogere dichtheid en de uitgebreidere mogelijkheden voor het combineren van wonen met werkgelegenheid. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt vooral voor de gebieden langs de Zaan. Bij herstructurering is het vergroten van de werkgelegenheid en het vestigen van ‘ broedplaatsen’ mogelijk. Wel is het behoud van het karakter van de openbare ruimte belangrijk.

  • Binnen dit profiel is het niet mogelijk KWT’s te plaatsen gezien het specifieke karakter.

  • Een uitzondering kan gemaakt worden voor de grotere industriële complexen binnen dit gebied. Binnen grootschalige ontwerp opgaven, zoals in het Zaanoeverproject, moeten KWT’s een onderdeel van de ontwerpopgave vormen. Binnen de randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen wordt beslist op welke wijze er wel of geen medewerking wordt verleend aan de KWT’s.

  • c.

    Stedelijk compact: De oude paden loodrecht op de Zaan vormen de basis voor dit profiel. De maat van de bebouwing en de onderlinge afstanden in laagbouw zorgen voor een hoge dichtheid. Ook de openbare ruimte is compact. De wegprofielen zijn smal. Op diverse plaatsen wordt openbare ruimte uitgespaard om te worden ingericht voor speel en/of ontmoetingsplekken. Ook de diverse oude parken vormen een welkome afwisseling in deze dichte structuur. Er is ruimte voor bedrijvigheid, voornamelijk in de vorm van praktijkruimten en andere bedrijvigheid aan huis. Bij herstructurering wordt gedacht aan een compact verkavelingtype waarbij de buitenruimten zijn geïntegreerd in de bebouwing, gebouwde oplossingen voor het parkeren en het handhaven van de aanwezige parkjes.

  • Binnen dit profiel is het niet toegestaan KWT’s toe te passen gezien het specifieke karakter van de compacte openbare ruimte en dichte structuur.

  • d.

    Waterfront: Het waterfront is nu al één van de meest kenmerkende profielen van Zaanstad. Het ligt nu voornamelijk aan de Zaan, waar de combinatie van pleziervaart en beroepsvaart voor een aantrekkelijk beeld zorgt. Uitgangspunt is het zo goed mogelijk gebruik maken van de bestaande, vaak cultureel interessante en waardevolle, gebouwen; dit in combinatie met nieuwbouw. Er wordt ingespeeld op de behoefte aan multifunctionele gebieden door een mix van wonen, bedrijvigheid en voorzieningen mogelijk te maken. De openbare ruimte bestaat grotendeels uit ‘stenige’ ruimte. Het parkeren is in principe in de bebouwde voorzieningen opgelost. Naar het noorden toe wordt de openbare ruimte groener. De aanwezigheid, zichtbaarheid en bereikbaarheid van de Zaan is leidend. Bij herstructurering wordt ingezet op het behoud van de werkgelegenheid en woningen voor ouderen nabij de knooppunten.

  • Binnen dit profiel is het niet toegestaan KWT’s toe te passen gezien het specifieke karakter en de beleving van het gebied vanaf de Zaan. Een uitzondering kan gemaakt worden voor de grotere industriële complexen binnen dit gebied. Binnen grootschalige ontwerp opgaven, zoals in het Zaanoeverproject, moeten KWT’s een onderdeel van de ontwerpopgave vormen. Binnen de randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen wordt beslist op welke wijze er wel of geen medewerking wordt verleend aan de KWT’

5.4.3 Centrumgebied:

Stedelijke concentratie van verschillende functies, waarbij diverse verhoudingen tussen wonen, werken, voorzieningen en zich recreëren mogelijk zijn.

Profiel

Centrum gebied (nieuw): Dit is het meest stedelijke van alle profielen. De hoge dichtheid en de intensieve menging van diverse functies zijn de belangrijkste kenmerken. Dit profiel beantwoordt het meest aan de ambitie om de stad stadser te maken. Het kent een dynamisch karakter. Dit profiel heeft aantrekkingskracht op verschillende doelgroepen en er bevinden zich ook uiteenlopende functies als dienstverlening, kantoren, horeca, ontspanning en wonen. Het gebied bestaat uit een netwerk van hoogwaardige openbare ruimtes, ingericht op een intensief gebruik. Op diverse plekken zijn grotere verblijfsruimtes uitgespaard. Uitgangspunt is dat het parkeren in een gebouwde vorm wordt opgelost.

Binnen dit profiel is het niet toegestaan KWT’s toe te passen gezien het specifieke karakter, de hoge dichtheid en intensieve menging van diverse functies. Uitzondering hier op zijn systemen welke uit het zicht vanuit de openbare ruimte op platte daken zijn te plaatsten.

5.4.4 Werkgebieden:

Bedrijvigheid heeft hier altijd de overhand. Alleen in het lichtste profiel, het gemengde werkgebied, is een aandeel wonen van 0-20% mogelijk, mits dit geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid.

Profielen

  • 1.

    Haven-gerelateerd / industrieel: Dit gebied wordt gekenmerkt door grootschalige bedrijven en een functionele inrichting van de terreinen. Het bevindt zich langs het Noordzee Kanaal. Hierdoor is er ook plaats voor havengebonden bedrijvigheid. Woningbouw is onmogelijk binnen dit gebied en in de rand hier omheen. De openbare ruimte is functioneel ingericht.

    Bij herstructurering is er aandacht voor het clusteren van vergelijkbare bedrijven, de positie van het langzame verkeer in de openbare ruimte en in het beheer geven van delen van de openbare ruimte aan derden.

  • Gezien de grootschaligheid van het gebied zal hier eerder ingezet worden op de grotere windturbines. KWT’s passen binnen de ontwikkeling van dit type gebied. Binnen een beeldkwaliteitplan, welstandscriteria moet worden aangegeven hoe binnen dit gebied met KWT’s dient te worden omgegaan.

  • 2.

    Bedrijventerrein: De schaal van dit profiel is kleiner dan het voorgaande profiel. De inrichting is functioneel. Zoveel mogelijk wordt er gestreefd naar een themagerichte invulling van de terreinen. Ook hier wordt de openbare ruimte vooral functioneel ingericht en gelden dezelfde uitgangspunten als bij bovenstaand profiel. Bij herstructurering wordt ingezet op het creëren van ruimtes in combinatie van water en groen, samen met recreatief gebruik

    KWT’s passen binnen de ontwikkeling van dit type gebied. Binnen een beeldkwaliteitplan, welstandscriteria moet worden aangegeven hoe binnen dit gebied met KWT’s dient te worden omgegaan. Tevens kan een koppeling gemaakt worden met de inrichting van de openbare ruimte.

  • 3.

    Gemengd werkgebied: Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid waarbij dienstverlening en kantoren zijn toegestaan. Er bevinden zich ook grootschalige detailhandelsvestigingen. Ook hier wordt gestreefd naar een thematische invulling van de terreinen. Binnen dit profiel is ook woningbouw mogelijk. De openbare ruimte dient hier als een verbinding tussen diverse functies. Daarbij kan de ruimte dienen ter clustering van diverse activiteiten, bijvoorbeeld door de realisatie van verschillende pleinen. De openbare ruimte moet zowel functioneel als ruimtelijk afgestemd zijn op de bedrijfstypen. Zo krijgt een gebied met kantoorachtige bedrijfsruimten een heel andere inrichting dan bijvoorbeeld een meubelboulevard.

  • KWT’s passen binnen de ontwikkeling van dit type gebied. Binnen een beeldkwaliteitplan, welstandscriteria moet worden aangegeven hoe binnen dit gebied met KWT’s dient te worden omgegaan. Tevens kan een koppeling gemaakt worden met de inrichting van de openbare ruimte daar waar de bedrijvigheid een link heeft met bijvoorbeeld energie(ver-)gebruik.

5.4.5 Agrarisch gebied:

In het buitengebied van Zaanstad is de agrarische bedrijvigheid gericht op (melkvee-)houderij in de veenweidegebieden en akkerbouw in de voormalige IJpolders (Wijkermeerpolder).

Profielen

Agrarisch gebied: De hoofdfunctie is agrarische productie. In het geval van veehouderij is deze deels gericht op economische melkveehouderij in de Polder Assendelft. In alle andere veenweidegebieden is dit gericht op veehouderij in combinatie met agrarisch natuurbeheer of reservaatbeheer. In het eerste geval is spraken van steeds toenemende schaalvergroting en verdwijnen van kleinere veehouderijbedrijven. Tijdens de ruilverkaveling maar ook recent zijn met name de grotere veehouderijbedrijven uit het dorpslint verplaatst. In het tweede geval hebben de bestaande bedrijven een duidelijke functie bij de instandhouding van natuur- en landschapswaarden. Extensivering van het beheer kan hier worden opgevangen met areaalvergroting van bezittingen van natuurbeschermingsorganisaties en gebruikmaking van beheersvergoedingen. Ook nevenberoepsbedrijven kunnen een rol vervullen bij het agrarisch natuurbeheer. Er is dan geen sprake van melkveehouderij.

Het buitengebied van zaanstad en de daarin gelegen historische dorpslinten maken deel uit van het in de Nota Ruimte ingestelde nationaal landschap Laag Holland. Dit nationaal landschap is met name aangewezen vanwege de volgende  kernkwaliteiten: de grote openheid van het landschap, de vele weide- en moerasvogels, het verkavelingpatroon van het aanwezige veenpakket en de karakteristieke dijk- en lintdorpen.

Het provinciaal beleid voor het nationaal landschap vindt zijn vertaling in de volgende doelstellingen:

  • Het open houden van het veenweidelandschap.

  • Behoud van de veenweidegebieden.

  • Het behoud en ontwikkeling van ecologisch belangrijke gebieden vooral de gebieden die onder de Habitatrichtlijn vallen.

  • Het behoud van het cultuurhistorische karakter van het gebied. Het gaat hierbij om de:

    • °

      bouwstijl en de karakteristieke structuur van de dijk- en lintdorpen;

    • °

      het traditionele verkavelingspatroon van de droogmakerijen en de veenweidegebieden;

    • °

      de archeologische locaties van het Oer-IJ gebied en de veenweidegebieden;

    • °

      de historische dijk- en waterstructuren.

  • Schaalvergroting, structuurverbetering en specialisatie van agrarische bedrijven zodat het land duurzaam beheerd kan worden.

Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het nationaal landschap Laag Holland is een beeldkwaliteitplan verplicht. Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel de kernkwaliteiten van het landschap te behouden en te versterken. Aangesloten moet worden bij bebouwingskarak-teristieken en ordeningsprincipes van het landschap.

De kwaliteiten van het buitengebied zijn een belangrijke voorwaarde voor een goed woon- en vestigingsklimaat. Onderdeel hiervan is het bevorderen van het recreatief medegebruik door aanleg van fiets- en wandelpaden. Inde waterrijke gebieden zijn kanoroutes uitgezet.

Het plaatsen van KWT’s in het landelijk gebied is niet mogelijk om redenen van behoud van de kernkwaliteiten van het open landschap en het beleid dat daarop van rijks en provinciale zijde is ingezet. De bouw van weidemolentjes ten behoeve van de detailontwatering is geregeld in de algemene vrijstellingsbepalingen van het bestemmingsplan.

5.4.6 Natuurgebied:

Agrarische bedrijvigheid gericht op inpassing van natuurwaarden in de bedrijfsvoering, veenweidebeheer door natuurbeschermingsorganisaties en moerasnatuur met wat (bedrijfs-)wonen.

Profielen

  • I

    Stil natuurgebied: Dit profiel ligt voor een deel binnen de gemeentegrenzen van Zaanstad en maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en (deels) van een Speciale Beschermingszone op grond van Europese Habitatrichtlijn (Natura 2000). Daarnaast vallen hieronder enkele belangrijke ecologische verbindingen. Behoud en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden staan hier voorop.

  • Dit profiel biedt geen ruimte voor KWT’s.

  • II

    Toegankelijk Natuurgebied (nieuw): In delen van het Stille natuurgebied moet het in de toekomst mogelijk zijn om de natuur meer te ‘beleven’. Het voornaamste middel hiervoor is het verbeteren van de toegankelijkheid, waarbij gedacht wordt aan de toegankelijkheid te voet en per kano/schaats. Op diverse plaatsen kunnen – afhankelijk van de aanwezige en te handhaven natuurwaarden, – extra fietspaden worden aangelegd. Toegankelijkheid wordt ook bevorderd door het geven van informatie, door b.v. bezoekerscentra in te richten. Samenwerking met de verantwoordelijke gebiedsbeheerder Staatsbosbeheer is onontbeerlijk.

  • Gekoppeld aan b.v. bezoekerscentra zijn KWT’s denkbaar binnen dit profiel.

5.4.7 Recreatiegebied:

Groengebieden met recreatie- of sportfunctie.

  • Profielen

  • Buitenstedelijk recreatiegebied: Het gaat in dit profiel om diverse grotere gebieden, waarin de nadruk ligt op recreatie, zoals de Noorder IJ-plas (buiten de gemeentegrens), de Nauernasche polder (na voltooiing van de vuilstortplaats), de Randzone Saendelft (De Omzoom) en het Jagersveld. Deze gebieden zijn volop in ontwikkeling.

  • Mogelijkheid voor het toepassen van KWT’s bestaat hier maar KWT’s zullen gekoppeld moeten zijn aan de recreatieve bebouwde voorzieningen en in overeenstemming zijn met bestaand beleid.

  • (Sport-)Parken: Dit zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor recreatie en de beleving van grootschalig groen in de stad. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere parken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en natuurbeleving. De sportterreinen en parken zullen qua functie steeds meer naar elkaar toe groeien. De kleinere parken maken onderdeel uit van de diverse andere profielen. Bij herstructurering wordt ingezet op het verhogen van de gebruikswaarde, het gebruik van voorzieningen voor meerdere doeleinden en het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.

  • Het authentieke karakter van de kleinere oude stadsparken dient behouden te blijven.

  • Het plaatsen van KWT’s in de kleinere oude stadsparken is niet toegestaan. Wel is het denkbaar KWT’s te plaatsen in de grotere (sport-)parken mits deze gekoppeld zijn aan de recreatieve bebouwde voorzieningen. Met uitzondering van de sportparken Provily, Slibkuil en Omzoom.

6. Stimuleren van het plaatsen van Kleine Windturbines

In de hoofdstukken twee, drie en vier is in beeld gebracht wat KWT’s zijn, welke onderwerpen er spelen bij het plaatsen van een KWT en hoe het huidige vergunningtraject eruit ziet. In hoofdstuk vijf is ingegaan op ruimtelijke aspecten voor het plaatsen van een KWT. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op wat de mogelijkheden zijn voor de gemeente Zaanstad om de komst van KWT’s te stimuleren, uiteraard binnen de hierboven beschreven grenzen. In 6.1 en 6.2 zal eerst gekeken worden naar de mogelijkheden van het wegnemen van belemmeringen. Eerst zal ingegaan worden op het vergunningtraject dat komt kijken bij het plaatsen van een KWT om vervolgens in te gaan op de mogelijkheden de kosten van het plaatsen voor initiatiefnemers te verlagen. In het laatste hoofdstuk zal de voorbeeldfunctie die de gemeente Zaanstad kan innemen behandeld worden.

6.1 Het vergunningtraject

Zoals in hoofdstuk 4.4 naar voren is gekomen, gelden in het vergunningtraject verschillende termijnen. De gemeente Zaanstad heeft geen beleidsvrijheid met betrekking tot de regels en procedures omtrent de bouw- en milieuvergunning. Het Rijk is het aangewezen overheidorgaan dat eventueel versoepelingen hierin kan aanbrengen.

Bij het plaatsen van een KWT zal in de meeste gevallen een ontheffingsprocedure/ projectbesluitprocedure gevoerd moeten worden in verband met het overschrijden van de maximale bouwhoogte. De ontheffingsprocedure/ projectbesluitprocedure duurt 14 c.q. 26 weken. Gedacht kan worden aan de mogelijkheid KWT’s toe te voegen aan de binnenplanse ontheffingsbevoegdheden in de bestemmingsplanvoorschriften van nieuwe bestemmingsplannen. Deze bevoegdheden zullen dan opgenomen worden voor de locaties waar KWT’s wenselijk zijn. Binnenplanse ontheffingsprocedures duren maximaal 14 weken. Tijdens een dergelijke procedure krijgen belanghebbenden de gelegenheid om ten aanzien van het voorgenomen besluit zienswijzen in te dienen en beroep in te stellen. Vanzelfsprekend is vooroverleg en duidelijke, heldere communicatie met omwonenden van essentieel belang. Uit ervaring op andere beleidsterreinen blijkt dat omwonenden minder zienswijzen indienen dan wel beroep instellen tegen plannen wanneer deze van tevoren met omwonenden besproken zijn.

6.2 Mogelijkheden van het reduceren van de kosten

Aan het plaatsen van een KWT zijn uiteraard de nodige kosten verbonden. Hierbij valt te denken aan de aanschaf van de KWT zelf, het onderzoek naar de dakconstructie en de leges over de bouw– en/of milieuvergunning. Een mogelijkheid om deze kosten voor initiatiefnemers te verlagen is het bieden van subsidiemogelijkheden.

Momenteel kunnen zowel burgers als bedrijven aanspraak maken op de nieuwe stimuleringsregeling duurzame energie (SDE) van het rijk. Dit is een regeling waarbij op basis van de opgewekte energie een bedrag door het rijk wordt uitbetaald. Deze regeling is gebaseerd op de grote windturbines waardoor de subsidie voor de energie die KWT’s opwekken niet heel erg lonend is. De SDE is een regeling van het rijk welke door SenterNovem wordt uitgevoerd en daar ook aangevraagd moet worden. Bedrijven kunnen daarnaast gebruik maken van de energie-investeringsaftrek (eia). Deze regeling loopt ook via het rijk en is voor initiatiefnemers die handelen namens een bedrijf of organisatie een mogelijkheid de kosten die het plaatsen van een KWT met zich meebrengen verder te drukken.

Voor burgers is er vanuit de provincie een subsidie in het leven geroepen die even als de SDE kijkt naar duurzame energieopwekkers. Anders dan de SDE is de subsidieregeling van de provincie een aanschafsubsidie waardoor het aanschaffen van de duurzame energieopwekker, in dit geval de KWT, goedkoper wordt voor de initiatiefnemer. Deze regeling kan overigens in combinatie met de SDE gebruikt worden. De subsidie van de provincie wordt uitgevoerd door de Noord-Hollandse gemeenten en geldt voor een periode van één jaar. Hiervoor dient wel een aanvraag bij de provincie te worden ingediend. De gemeente Zaanstad heeft dit voor het komende jaar reeds gedaan waardoor het voor Zaankanters mogelijk provinciale subsidie aan te vragen via de gemeente. Uiteraard zal ter zijner tijd reclame gemaakt worden voor deze subsidiemogelijkheid om burgers hierop te attenderen.

Deze subsidie van de provincie geldt voor een periode van één jaar. Na deze periode zal gekeken moeten worden of deze mogelijkheid er nog steeds is of dat er eventueel andere mogelijkheden zijn om initiatiefnemers te subsidiëren.

6.3 Voorbeeldfunctie van de gemeente Zaanstad

Om burgers en bedrijven te stimuleren KWT’s te plaatsen is het goede voorbeeld geven één van de opties. Dit heeft een aantal functies. Ten eerste laat de gemeente zien duurzaamheid belangrijk te vinden. Door KWT’s te plaatsen is de gemeente actief en vooral zichtbaar bezig met het klimaat. De raad heeft de doelstelling gesteld om als Zaanstad in 2020 klimaatneutraal te zijn. Uiteraard zullen KWT’s niet kunnen voorzien in de gehele energiebehoefte van de gemeente, wat het wel laat zien is de inspanning van de gemeente om met de begrippen duurzaamheid, klimaat en milieu actief bezig te zijn. Als gemeente geef je dus het goede voorbeeld.

Verder laat de gemeente zien wat KWT’s zijn. KWT’s zijn niet alom bekend. Daarnaast wordt bij de term windturbines al snel de onterechte link gemaakt met de grote windturbines. Door als gemeente zelf KWT’s te plaatsen zal de bekendheid van KWT’s toenemen.

Tot slot wordt ook in het Uitvoeringsplan Klimaatbeleid 2004-2007 gesproken over het plaatsen van een tweetal KWT’s. Het Stadskantoor wordt hierbij expliciet genoemd. Met de komst van het nieuwe stadhuis zal het Stadskantoor een nieuwe functie krijgen. Om te zorgen dat de verbinding van de KWT en de gemeente behouden blijft zal gekeken moeten worden naar een gebouw of locatie die de eerst komende jaren in gemeentelijk bezit blijft.

Om een goed voorbeeld te geven zal gekeken moeten worden of zowel op het maaiveld wordt geplaatst als op het dak van een hoog gebouw een KWT geplaatst kan worden. Onderzocht zal moeten worden wat geschikte locaties zijn. Eén optie waaraan gedacht wordt is de tweede milieustraat.

Bijlage A: Beslisboom het plaatsen van een KWT.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage B Kaarten met gebiedstyperingen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling