Regeling vervallen per 10-02-2014

Parkeerverordening Zaanstad 2013

Geldend van 25-07-2013 t/m 09-02-2014

Intitulé

Parkeerverordening Zaanstad 2013

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders,

kennis genomen hebbende van de punten uit de voorbereidende vergadering op 13 december 2012,

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

b.

motorvoertuigen:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 metinbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c.

parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijkladen of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d.

houder van een motorvoertuig

degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

e.

bedrijf

i: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht,

ii: de zelfstandige die arbeid verricht in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep, of

iii: een niet-commerciéle organisatie die hieraan door het college van burgemeester enwethouders is gelijkgesteld;

met dien verstande dat bedrijven worden beschouwd als één bedrijf indien de

vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel

indien sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;elk in de maatschap-pij als zelfstandige eenheid optredend organisa-torisch verbandwaarin krachtens arbeidsover-eenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht, de zelfstandige die arbeid verricht in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep, of een niet-commerciéle organisatie die hieraan door het college van burgemeester enwethouders is gelijkgesteld; met dien verstande dat bedrijven worden beschouwd als één bedrijf indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel indien sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;

f.

parkeerapparatuur

parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

g.

parkeerappara-tuurplaats

een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

h.

parkeerplaats op eigen terrein

i ; een parkeerplaats waarover de aanvrager van een vergunning kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins;

ii ;een parkeerplaats in een (collectieve) garage of op een perceel, die/dat volgens een

raadsbesluit, een bouwvergunning, een erfpachts- of splitsingsakte of een huur- of

koopovereenkomst voor de woning van de aanvrager van een vergunning bestemd is;

iii : een oprit die voldoende ruimte biedt voor het parkeren van tenm inste één auto;

iv. een voormalige parkeerplaats op eigen terrein die na 11 oktober 2012 door of vanwege de aanvrager van een vergunning een andere bestemming dan die van parkeerplaats heeft gekregen;

i.

parkeervergunning

een vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen

zonder de parkeerapparatuur in werking te stellen;

j.

categorie I, II, III of IV:

de categorieindeling als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

k.

bezoekersvergunning

een vergunning krachtens welke het is toegestaan uitsluitend op de door de vergunninghouder aangegeven datum een

motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen

zonder de parkeerapparatuur in werking te stellen;

l.

mantelzorgontvanger

degene met een indicatie voor mantelzorg van het CIZ of de WMO;

m.

bezoekersvergunning mantelzorg

een bezoekersvergunning die op verzoek van

een mantelzorgontvanger wordt verleend aan niet commerciële mantelzorgverleners;

n.

autodate

het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en

een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

o.

autodateplaats

een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate;

p.

autodatevergunning

een vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen autodateplaats.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Het college kan weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door de houders van een parkeer- dan wel bezoekersvergunning.

  • 2. Het college kan een verzameling weggedeelten aanwijzen als gebied waarin een bezoekers- dan wel parkeervergunning geldig kan zijn.

  • 3. Het college kan autodateplaatsen aanwijzen.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een autodate- dan wel een parkeervergunning verlenen. Het college kan bij de vergunningverlening onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een door het college aangewezen gebied als bedoeld in artikel 2, tweede lid (categorie 1).

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf uitoefent dat is gevestigd in een door het college aangewezen gebied als bedoeld in artikel 2, tweede lid (categorie 11).

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf uitoefent in meerdere gebieden waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in meerdere gebieden een motorvoertuig te parkeren (categorie 111).

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate op een autodateplaats binnen de gemeente (categorie IV).

  • 3. Een vergunning in categorie 1 wordt uitsluitend verleend voor het gebied waarbinnen de aanvrager als inwoner staat ingeschreven

  • 4. Een vergunning in categorie 11 wordt uitsluitend verleend voor het gebied waarbinnen het bedrijf van de aanvrager is gevestigd.

  • 5. Een vergunning in categorie 111 wordt verleend voor het gehele grondgebied van de gemeente en wordt aangeduid als een volledige vergunning.

  • 6. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het tweede lid genoemde vereisten.

  • 7. Aan een parkeervergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

  • 8. Aan een autodatevergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1. Een volledige vergunning (categorie III) kan worden verleend aan de aanvrager die aantoont dat hij in meerdere gebieden waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn:

    • a.

      regelmatig werkzaamheden verricht met een spoedeisend karakter, zoals werkzaamheden aan nutsvoorzieningen en storingsdiensten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten;

    • b.

      noodzakelijkerwijs regelmatig bedrijven of personen bezoekt;

  • 2. Geen volledige vergunning wordt verleend voor laden en lossen of voor het doen van financiële afdrachten.

  • 3. Een volledige vergunning kan worden verleend voor de duur van een jaar of van een dag.

Artikel 5

  • 1. Het college kan aan degene die in aanmerking komt voor een parkeervergunning in categorie II op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor parkeerterrein de Burcht.

  • 2. Een vergunning voor parkeerterrein de Burcht wordt aangeduid als een

    Burchtvergunning.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de geldigheid van de Burchtvergunning en kan het maximum aantal uit te geven Burchtvergunningen vaststellen

  • 4. Op dagen en tijden waarop parkeerterrein de Burcht is afgesloten, is de houder van een Burchtvergunning gerechtigd elders in de gemeente te parkeren. De aan de Burchtvergunning verbonden voorschriften en beperkingen, voor zover niet onlosmakelijk verbonden aan parkeerterrein de Burcht, blijven van kracht.

  • 5. Het college kan besluiten om vanaf een door het college te bepalen datum geen Burchtvergunningen meer te verlenen, indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is vanwege een te hoge parkeerdruk op parkeerterrein de Burcht.

  • 6. Vanaf de dag na de datum van bekendmaking van het in het vorige lid bedoelde besluit, worden aanvragen van Burchtvergunningen buiten behandeling gelaten. Aanvragen die voordien zijn ingediend en waarop nog niet is besloten, worden buiten behandeling gesteld.

Artikel 6

  • 1. Per adres worden maximaal twee parkeervergunningen in categorie I of II verleend.

  • 2. Aan de aanvrager van parkeervergunningen voor het parkeerterrein de Burcht worden maximaal tien parkeervergunningen verleend, vergunningen in categorie II daaronder begrepen.

  • 3. Aan de aanvrager die beschikt over één parkeerplaats op eigen terrein op zijn woon- dan wel vestigingsadres, wordt maximaal één parkeervergunning verleend

  • 4. Aan de aanvrager die beschikt over twee of meer parkeerplaatsen op eigen terrein op zijn woon- dan wel vestigingsadres, wordt geen parkeervergunning verleend.

Artikel 7

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkend verzoek van een inwonende van een door het college aangewezen gebied als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bezoekersvergunningen verlenen aan bezoekers van dat gebied.

  • 2. Per adres worden per jaar maximaal 120 bezoekersvergunningen verleend.

  • 3. Het college kan op een daartoe strekkend verzoek van het zorgcentrum Saenden aan de Nova Zembla 2 bezoekersvergunningen verlenen aan bezoekers van de bewoners van het tehuis. Per jaar worden maximaal 11.040 bezoekersvergunningen verleend.

  • 4. Het college kan nadere procedurele regels stellen met betrekking tot het uitgeven en gebruik van bezoekersvergunningen.

Artikel 8

  • 1. Het college kan bezoekersvergunningen mantelzorg verlenen op een daartoe strekkend verzoek van een mantelzorgontvanger die gedurende een periode van meer dan drie maanden minimaal vier uur per week mantelzorg ontvangt.

  • 2. Per adres worden per jaar maximaal 240 bezoekersvergunningen mantelzorg verleend

  • 3. Het college kan nadere procedurele regels stellen met betrekking tot het uitgeven en gebruik van bezoekersvergunningen mantelzorg.

Afdeling III Procedurele voorschriften.

Artikel 9

Deze afdeling is niet van toepassing op bezoekersvergunningen en

bezoekersvergunningen mantelzorg.

Artikel 10

Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

Artikel 11

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag van een vergunning.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld

Artikel 12

  • 1. Een vergunning wordt verleend voor de termijn van een jaar

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 13

  • 1. Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

    • f.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • h.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2. Bij intrekking van een parkeervergunning in de categorie I of II vindt gedeeltelijke restitutie plaats van de ter zake van de vergunning betaalde belasting. De hoogte van het te restitueren bedrag wordt vastgesteld op basis van het maandtarief zoals vastgelegd in de tarieventabel behorende bij en deel uitmakende van de

    Verordening Parkeerbelastingen 2013.

Afdeling IV Verbodsbepalingen

Artikel 14

  • 1. Het is verboden op een autodateplaats een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder autodatevergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven autodatevergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de autodatevergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 15

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 16

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een autodateplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling V Strafbepaling

Artikel 17

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling VI Overgangs- en strafbepalingen

Artikel 18

  • 1. Vergunningen die zijn verleend krachtens 5:12 b van de Algemene plaatselijke verordening worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening

  • 2. Degene die houder is van een vergunning waarvoor hij ingevolge deze verordening niet meer in aanmerking komt, kan aansluitend aan het verstrijken van de vergunningtermijn een nieuwe vergunning aanvragen. De nieuwe vergunning wordt verleend onder dezelfde

    voorwaarden als de daaraan voorgaande vergunning. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 20

Deze verordening wordt aangehaald als: "Parkeerverordening 2013".

Artikel 21

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt deze verordening voor het gebied Oud West, Russische buurt en Nieuw West in werking op 1 februari 2013.

    Tot 1 februari 2013 blijven de artikelen 5:1, sub c tot en met g en 5:12, sub a tot en met g van de Algemene Plaatselijke Verordening voor dit gebied van kracht.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treden de volgende bepalingen op 1 februari 2013 in werking:

    • -

      artikel 3, tweede lid, onder c;

    • -

      artikel 3, vijfde lid;

    • -

      artikel 4.

  • 4. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt voor het gebied waarop deze verordening in werking is getreden de werking van de volgende bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening:

    • -

      artikel 5:1, sub c tot en met g;

    • -

      artikel 5:12, sub a tot en met g.

  • 5. Op 1 februari 2013 komen de in het vierde lid genoemde bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening te vervallen.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van donderdag 20 december 2012.

1.2 Toelichting

1.3. Algemene toelichting

Parkeerbeleid is vanouds een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid. Parkeerbeleid is van belang in verband met de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid op lokaal en regionaal niveau. Via parkeerbeleid kan de gemeente de verdeling van de schaarse parkeerruimte reguleren en overlast voorkomen.

De Parkeerverordening 2013 is gebaseerd op de visie "Eenvoudiger en Duidelijker Parkeren", welke op 11 oktober 2012 door de raad is vastgesteld. De voorliggende verordening is een directe vertaling van deze visie in een juridisch document. In afwijking van de visie is opgenomen dat er bezoekersvergunningen aan het verzorgingstehuis Nova Zembla kunnen worden verstrekt. Daarmee wordt de huidige situatie gecontinueerd. Voor het overige is de verordening volledig in overeenstemming met de visie.

Met de parkeerverordening wordt ook vastgelegd of een bepaalde aanpassing van de regels bevoegdheid van college of van de raad is. Gezien de politieke gevoeligheden op dit dossier wordt met deze verordening voorgesteld niet meer dan strikt noodzakelijke bevoegdheden bij het college neer te leggen. Afgesproken is dat de vastgestelde parkeervisie geëvalueerd wordt. Dat zou dan de aanleiding kunnen zijn om de bevoegdheden op een andere wijze te verdelen.

In de parkeervisie is ervoor gekozen het systeem van belangenhebbendenvergunningen los te laten. Dit betekent dat er geen parkeerplaatsen meer zijn uitsluitend voor vergunninghouders. Vergunninghouders parkeren op de betaalde parkeerplaatsen.

Verdere maatregelen als gevolg van de parkeervisie zijn:

• Door een nieuwe gebiedsindeling mogen bewoners alleen parkeren in het deelgebied waar zij wonen.

• Er is één soort parkeervergunning voor bewoners met één tarief. Bewoners komen per adres in aanmerking voor maximaal twee bewonersvergunningen.

• Er is één soort gebiedsvergunning voor bedrijven binnen het gereguleerde gebied met één tarief. Per bedrijfsadres worden maximaal twee gebiedsvergunningen afgegeven.

• Het gebruik van private parkeergelegenheid wordt gestimuleerd. Dit gebeurt door bij het aantal te verstrekken vergunningen rekening te houden met de mogelijkheid voor parkeren op privaat terrein.

• De kraskaart voor bezoek van bewoners blijft. De kraskaart is de informele aanduiding voor een bezoekersvergunning. Bewoners kunnen echter minder bezoekersvergunningen aanschaffen dan in 2012.

• De gemeente introduceert een regeling voor bewoners die mantelzorg ontvangen.

• Bedrijven kunnen aanvullende vergunningen aanschaffen voor parkeerterrein de Burcht. Deze vergunningen zijn geldig op weekdagen, uitgezonderd de avonden.

• Bedrijven kunnen tegen een commercieel tarief een vergunning aanschaffen voor het complete gereguleerde gebied in Zaanstad. De werkzaamheden van het bedrijf zijn bepalend of men in aanmerking komt voor deze vergunning.

In de Parkeerverordening wordt vooral aandacht besteed aan het verlenen van

parkeervergunningen en is een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het zonder vergunning parkeren op een autodateplaats en het plaatsen van andere voorwerpen op parkeerplaatsen die bestemd zijn voor betaald parkeren.

1.4. Fiscalisering

Er is gekozen voor het systeem van fiscale afhandeling van het betaald parkeren. Dit houdt in dat de handhaving door de gemeente zelf wordt gedaan door middel van het opleggen van een fiscale naheffingsaanslag, wanneer iemand niet, niet geheel of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting via de aangewezen parkeerapparatuur heeft voldaan. Dit in tegenstelling tot de strafrechtelijke afhandeling via de 'Wet Mulder', waarbij de handhaving door de politie,

bijzondere opsporingsambtenaren (boa's) en het openbaar ministerie wordt gedaan.

Het parkeren bij parkeerapparatuur (parkeermeters, parkeerautomaten en verder alles wat hieronder kan worden verstaan) kan worden gefiscaliseerd. Bij deze apparatuur wordt een parkeerbelasting geheven. Het college van burgemeester en wethouders wijst de gebieden aan waar het betaald parkeren wordt ingevoerd. Bij niet, niet geheel of niet tijdige betaling van de parkeerbelasting wordt het verschuldigde parkeergeld nageheven en worden ook de kosten van de naheffingsaanslag doorgerekend.

Met de vaststelling van de visie "Eenvoudiger en Duidelijker Parkeren" heeft de raad ervoor gekozen geen aparte parkeerplaatsen alleen voor vergunninghouders meer in stand te houden. Het parkeren voor vergunninghouders valt samen met het betaald parkeren.

Vergunninghouders mogen parkeren op parkeerplaatsen met parkeerapparatuur. In feite is er dus sprake van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren en parkeren voor vergunninghouders. Wanneer iemand in zo'n gebied parkeert zonder vergunning én zonder betaling van de parkeerbelasting, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd.

1.5. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

b. motorvoertuigen

Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. In de Parkeerverordening is ervoor gekozen om de werking van deze verordening te beperken tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 onder z van het RW 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: 'alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen'.

Een brommobiel is in het RVV 1990 (art. 1 onder ia) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een 'gewone' automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening en de Verordening parkeerbelastingen ook van toepassing te verklaren op brommobielen.

c. parkeren

In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 onder ac. van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghouderparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.

d. houder

In de definitie van het begrip houder van een motorvoertuig komt het begrip 'motorrijtuig' voor. Dit is gedaan, omdat in de WVW 1994 bepaald is dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, spreekt daarentegen over motorvoertuigen. Dit is op zich verwarrend, maar materieel gezien komen de definities van beide begrippen goeddeels overeen.

j. autodate

De omschrijving van het begrip autodate is bewust ruim gelaten, om ruimte te bieden aan verschillende vormen van autodate. Anderzijds dient autodate te worden onderscheiden van andere, met name reguliere vormen van autoverhuur, hetgeen uiteraard niet betekent dat reguliere autoverhuurbedrijven geen autodate kunnen aanbieden. Deze 'reguliere' vormen van autoverhuur vallen niet onder autodate, omdat het daarbij niet gaat om herhaald gezamenlijk gebruik op grond van een overeenkomst. Bij autodate worden overeenkomsten gesloten tussen meerdere deelnemers en een aanbieder op grond waarvan deelnemers meerdere malen een auto kunnen gebruiken. Bij reguliere autohuur wordt in beginsel per

huurperiode een overeenkomst gesloten.

k. bezoekersvergunning

Dit is een speciaal soort vergunning. Deze wordt verstrekt aan bewoners, maar degene die de kaart in zijn auto legt is op dat moment de vergunninghouder. De kraskaart wordt geactiveerd door het vermelden van het kenteken en het aangeven van de datum van parkeren, door middel van het open krassen van vakjes op de kaart. De kaart is de hele dag geldig.

1.5.1. Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2.

De bevoegdheid tot het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op parkeerapparatuurplaatsen geparkeerd kan worden, is uit praktische overwegingen bij het college neergelegd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheid tot het aanwijzen van autodateplaatsen.

Het motief voor het aanwijzen van autodateplaatsen is gelegen in het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer (zie artikel 2, tweede lid WVW 1994).

Autodate levert een bijdrage aan een selectiever autogebruik en daarmee aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verminderen van de geluidsoverlast door het verkeer. Het reserveren van een autodateplaats in een gebied zonder parkeerdruk is nodig om autodate als werkbaar alternatief voor de eigen auto te kunnen aanbieden. Voorkomen moet worden dat de gebruiker van een date-auto eerst de gehele buurt moet gaan afzoeken naar de plek waar de date-auto door de vorige gebruiker is geparkeerd. Het welslagen van autodatesystemen is in grote mate afhankelijk van de mate waarin de aanbieder een dienst kan aanbieden die hetzelfde gebruikersgemak kent als 'de (eigen) auto voor de deur'.

Artikel 3.

Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op autodateplaatsen of plaatsen met parkeerapparatuur.

ln het tweede lid worden verschillende categorieën belanghebbenden genoemd die inaanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning. ln de verordening zijn vier categorieën opgenomen: bewoners, in het gereguleerde gebied gevestigde bedrijven met een parkeerbehoefte bij het bedrijf, bedrijven die voor hun bedrijfsvoering op uiteenlopende verschillende plaatsen in Zaanstad moeten kunnen parkeren en autodatebedrijven.

Bewoners kunnen alleen een vergunning krijgen voor het gebied waarbinnen zij

wonen. Bedrijven kunnen een vergunning krijgen voor het gebied waarin zij gevestigd. Er zijn geen afzonderlijke parkeerplaatsen voor bewoners en voor bedrijven.

Een vergunning voor het gehele gereguleerde gebied, de volledige bedrijvenvergunning, kan worden verstrekt aan bedrijven die zowel binnen als buiten Zaanstad zijn gelegen. Een volledige vergunning kan worden verleend, indien een bedrijf aantoont dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in één of meerdere parkeerzones het gebruik van een motorvoertuig onmisbaar is en het bedrijf bovendien de noodzaak van een parkeervergunning aantoont. ln artikel 4 zijn criteria opgenomen op basis waarvan deze vergunning verstrekt kan worden.

Parkeervergunningen voor autodate worden veelal verleend aan bedrijven die zich

bezighouden met het aanbieden van date-auto's. Deze vergunningen zijn geldig op de voor specifiek aangewezen autodateplaatsen. Daarnaast kunnen dit soort vergunningen ook worden verleend aan natuurlijke personen of aan een maatschap ten behoeve van particuliere autodate.

ln het zesde lid is een soort hardheidsclausule opgenomen. ln bijzondere gevallen kan het college ook een (tijdelijke) parkeervergunning verlenen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de vereisten die in het tweede lid zijn opgenomen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan personen of bedrijven die nog niet in het vergunningenhoudersgebied wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen. Ook kan gedacht worden aan schijnende persoonlijke situaties waarbij de aanvrager geen permanente bewoner is of geen eigenaar van het voertuig kan zijn. ln deze

gevallen zal getoetst worden op basis van de noodzakelijkheid van het autogebruik, bijvoorbeeld als gevolg van een handicap, of de rechten als bewoner centraal gesteld worden. Financide overwegingen zijn geen reden om ontheffing te verlenen.

ln de parkeervisie is alleen voor de Burcht een plafond ingesteld. Wanneer voor andere gebieden een plafond noodzakelijk is, is een aanpassing van de verordening noodzakelijk.

Op grond van zevende lid kunnen met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte aan de vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is. Voor betaald parkeren wordt dit via de belastingverordening geregeld. Het betaald parkeren is daarom hier niet opgenomen.

Artikel 4.

ln artikel 4 zijn criteria opgenomen op basis waarvan een volledige vergunning verstrekt kan worden. Deze criteria worden ook genoemd in bijlage 5 van de visie.

Artikel 5.

Bedrijven kunnen aanvullende vergunningen aanschaffen voor parkeerterrein de Burcht. De Burchtvergunningen zijn alleen geldig op maandag tot en met vrijdag tot 19.00 uur. Wanneer de Burcht wordt afgesloten voor de kermis of andere activiteiten is de vergunning ook elders in Zaandam geldig. Op koopavond en zaterdag kan de Burchtvergunning niet worden gebruikt.

Het college kan een maximum stellen aan het aantal uit te geven Burchtvergunningen. Mocht blijken dat de parkeerdruk te hoog is, dan kan het college besluiten geen verdere vergunningen te verlenen. De bevoegdheid om uitgegeven vergunningen in te trekken wordt in dit artikel niet toegekend, omdat het college die bevoegdheid al heeft ingevolge artikel 13: het college kan een vergunning intrekken of wijzigen om redenen van openbaar belang.

Arikel 6.

Bewoners en bedrijven kunnen maximaal twee parkeervergunningen krijgen voor het gebied waarin zij wonen dan wel gevestigd zijn.

Parkeermogelijkheid op eigen terrein is een reden om het aantal vergunningen per adres omlaag te brengen. Bedrijven en bewoners uit complexen waar een deel van het parkeren op eigen terrein is opgelost, komen in aanmerking voor maximaal één parkeervergunning.

Uitgangspunt is de situatie zoals deze is vastgelegd in bouwvergunningen.

Indien aan een woon- dan wel vestigingsadres een eigen parkeerplaats is gekoppeld, wordt voor dit adres maximaal één parkeervergunning afgegeven. Het gaat dan om parkeervoorzieningen in de vorm van een:

• een oprit met en lengte van minimaal vijf meter;

• een carport;

• een losse garagebox;

• een garage die verbonden is met de woning;

• een collectieve gebouwde stallingvoorziening.

Indien aan een woon- dan wel vestigingsadres twee of meer parkeerplaatsen zijn gekoppeld, wordt voor dit adres maximaal geen parkeervergunning afgegeven.

Het recht op aanschaf van bezoekersvergunningen vervalt niet wanneer er één of meerdere parkeerplekken op eigen terrein aanwezig zijn.

Bedrijven en bewoners uit complexen waarvoor het parkeren volledig (voor zowel bewoners als bezoekers) op eigen is gerealiseerd, zijn niet opgenomen in de vergunningengebieden.

Dit betekent dat voor deze adressen geen vergunningen worden verleend. Ook kunnen bewoners van deze complexen geen bezoekersvergunningen aanschaffen. Deze situatie is niet anders dan onder de huidige regeling. Het betreft hier de complexen:

• Hermitage

• Murano

• Aurum

In het aanwijzingsbesluit worden de exacte adressen genoemd die van het

vergunningengebied zijn uitgezonderd.

In de "Parkeernota Zaanstad 2009" is aangekondigd dat in gebieden met parkeerregulering rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van parkeervoorzieningen op eigen terrein. De gemeente eist van ontwikkelaars dat zij parkeren op eigen terrein realiseren. Daarmee is het niet nodig om in de openbare ruimte het parkeren van deze voorziening te faciliteren. In de "Parkeernota Zaanstad 2009" is daarom aangegeven dat de gemeente het aantal

vergunningen aan bewoners met parkeermogelijkheden op eigen terrein wil beperken en daarmee het gebruik van die voorzieningen stimuleren. Eigen terrein moet hierin ruim beschouwd worden. Het gaat om bouwplannen waar het parkeren binnen het plan is opgelost, zonder dat hiervoor de openbare weg is gebruikt. Voor deze bouwplannen zijn in de omgeving geen of minder parkeerplaatsen gerealiseerd.

Het maximaal aantal van twee vergunningen voor het gebied waarin een bedrijf gevestigd is, kan worden aangevuld met parkeervergunningen voor parkeerterrein de Burcht. Wanneer het bedrijf niet beschikt over vergunningen voor het gebied, kunnen er tien Burchtvergunningen worden aangeschaft.

Artikel 7.

Bezoekersvergunningen zijn een bijzonder soort vergunningen. Ze kunnen per tien worden aangeschaft door een inwoner van het gereguleerde gebied, maar deze wordt daardoor nog geen vergunninghouder. De inwoner kan de bezoekersvergunningen ter beschikking stellen aan bezoekers. Een bezoeker activeert de bezoekersvergunning door de datum en het kenteken van zijn auto op de vergunning aan te geven. Dit gebeurt door de desbetreffende vakjes open te krassen, Bezoekersvergunningen staan daarom ook wel bekend als kraskaarten.

Als gevolg van de parkeervisie worden er 120 bezoekersvergunningen (kraskaarten) per jaar per adres verstrekt. Een afwijkende regeling geldt voor het verzorgingstehuis Nova Zembla. Dit tehuis voorziet de bezoekers van de bewoners van de bezoekersvergunningen. Nova Zembla is het enige verzorgingstehuis in het gebied met parkeerregulering.

De vastgestelde parkeervisie wordt na één jaar geëvalueerd. Dat zou dan de aanleiding kunnen zijn om deze bevoegdheden op een andere manier en mogelijk een meer flexibele manier te regelen.

Artikel 8.

De parkeerverordening sluit aan bij landelijk gehanteerde definities van mantelzorg. Dezelfde definitie wordt ook gebruikt bij de indicatiestelling van CIZ en WMO. Deze indicatiestelling is noodzakelijk om in aanmerking te komen voor een bezoekersvergunning voor mantelzorg. De vereiste indicatiestelling is geregeld in de definities van artikel 1.

Speciaal voor mantelzorgers staat de parkeervisie 240 extra bezoekersvergunningen toe. De bezoekersvergunningen mantelzorg bestaan naast de gewone bezoekersvergunningen en worden verstrekt tegen een ander tarief.

1.5.2. Afdeling III. PROCEDURELE VOORSCHRIFTEN.

Artikel 9.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10.

Dit artikel behoeft geen toelichtibg.

Artikel 11.

De gemeente verstrekt jaarlijks aan het eind van het jaar nieuwe vergunningen. Door deze werkwijze is een relatief lange beslistermijn noodzakelijk. In de situatie dat iemand voor het eerst een nieuwe vergunning aanvraagt kan de vergunning over het algemeen direct worden meegegeven.

Artikel 12.

Om de administratieve lasten laag te houden is het gewenst om vergunningen voor een lange termijn geldig te laten zijn. Om te voorkomen dat vergunninghouders die geen recht meer op de vergunning hebben, de vergunning blijven gebruiken is het echter verstandig om de geldigheidsduur te beperken. De gemeente heeft gekozen voor een periode van een jaar. Dit is in het land een gebruikelijke periode.

Artikel 13.

In de aanhef van het eerste lid wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning 'kan' intrekken of wijzigen. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.

Het tweede lid maakt het mogelijk dat houders van parkeervergunningen die in de loop van het jaar worden ingetrokken, in aanmerking komen voor restitutie voor de gehele kalendermaanden dat de vergunning niet is gebruikt. Dit stimuleert het teruggeven van de vergunning wanneer men hier geen recht meer op heeft.

1.5.3. AFDELING IV. VERBODSBEPALINGEN.

Artikel 14.

Bij het zonder vergunning parkeren in op een autodateplaats kan geen fiscale

naheffingsaanslag worden opgelegd. Daarom moet in de verordening een strafbepaling worden opgenomen, die alleen voor strafrechtelijke handhaving via de 'Wet Mulder' in aanmerking komt.

Artikel 15.

Ook dit artikel bevat een verbodsbepaling voor gedragingen die niet gefiscaliseerd kunnen worden. In de toekomst wordt het mogelijk om ook met het zogenaamd belparkeren te betalen voor het parkeren. Dit wordt dan op de automaat aangegeven en is daardoor eveneens toegestaan.

Artikel 16.

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op

parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering.

Artikel 17.

Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun

verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.

Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop de zwaarste strafsanctie te stellen. Er is daarom gekozen voor een hechtenis van maximaal een maand of een geldboete van de eerste categorie. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

Artikel 18.

Als overgangsregeling blijven alle huidige vergunningen bestaan of worden omgezet naar een vergelijkbaar product in de nieuwe situatie. Nieuw uit te geven vergunningen gaan gelden volgens de nieuwe regels. Dit betekent dat alle bewonersvergunningen en bedrijvenvergunningen worden omgezet naar de nieuwe gebiedsvergunningen. Wanneer op basis van de huidige regelgeving meer dan twee vergunningen per adres verstrekt zijn, worden deze gecontinueerd. Dit geldt ook voor vergunningen dit op basis van de regeling ten aanzien van het parkeren op eigen terrein niet meer binnen de voorgestelde regeling passen.

Artikel 19.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 20.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 21.

De parkeervisie is vastgesteld op 11 oktober 2012. Direct daarna zijn

parkeerautomaten besteld om uitvoering te geven aan het invoeren van één soort

parkeerregulering. Deze automaten hebben een levertijd van 3 maanden en worden daarmee pas half januari 2013 geplaatst.

In de periode tussen de inwerkingtreding van de verordening en het daadwerkelijk in bedrijf zijn van de automaten zou er dan feitelijk sprake van vrij parkeren in de gebieden waar nu belanghebbenden parkeren is. Dit trekt parkeerders aan in deze omgeving en veroorzaakt overlast in deze buurten. Maatschappelijk leidt dit tot een ongewenste situatie. Daarom wordt het belanghebbendenparkeren voor het gebied, bestaande uit Oud West, Russische buurt en Nieuw West bij wijze van overgangsregeling gecontinueerd tot 1 februari 2013.

Om dezelfde reden kunnen de Burchtvergunning en de volledige bedrijven-vergunning pas per 1 februari 2013 worden verstrekt. Daarom treden de artikelen die op deze vergunningen betrekking hebben pas op die datum in werking.

De bepalingen in de APV met betrekking tot het oude parkeerregime, kunnen niet direct per 1 januari 2013 vervallen. Zij zijn nog nodig zolang niet het nieuwe regime niet in het gehele gebied in werking is getreden. Ze vervallen per 1 februari 2013.