Regeling vervallen per 31-12-2014

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2014

Geldend van 30-11-2013 t/m 30-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2014

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

Parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

2.

Houder:

degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb.496) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

3.

Parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

4.

Parkeerterrein:

de als één parkeergelegenheid functionerende geheel van parkeerplaatsen en als zodanig aangegeven in een door het college openbaar te meken besluit betreffende de plaatsen aan de Behouden Haven en Burcht;

5.

Mantelzorgontvanger:

degene met een indicatie voor mantelzorg van het CIZ of de Wmo;

6.

Centraal register:

Het register van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten.

7.

Gehandicapten

parkeerkaart:

Hetgeen hieronder verstaan wordt in het RVV 1990.

8.

Oplaadpunt elektrisch rijden:

Parkeerplaats met infrastructuur voor het oplaadpunt.

9.

Autodate:

het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

10.

marktparkeervergunning

een parkeervergunning die op een daartoe strekkend verzoek wordt verleend aan de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Verordening op de markten van Zaanstad.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een door het college verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      Degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onder a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • I.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • II.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onder b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5. Gehandicapten in het bezit van een geldige gehandicaptenparkeerkaart mogen zonder daarvoor parkeerbelasting te hoeven betalen hun voertuig in parkeervakken plaatsen waarvoor niet-invaliden parkeerbelastingplichtig zijn. De parkeerkaart dient tijdens het parkeren duidelijk zichtbaar in het voertuig te liggen.

  • 6. Gebruikers van elektrische voertuigen mogen zonder daarvoor parkeerbelasting te betalen hun voertuig parkeren op een parkeerplaats met infrastructuur voor het opladen van een elektrisch voertuig, indien zij hun voertuig met een stekker aansluiten aan het bijbehorende oplaadpunt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Zaanstad een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling

    bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, voor het parkeren op de parkeerapparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze door het invoeren van het kentekennummer van het voertuig.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, voor het parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen wordt geheven bij wege van inworp van geld in een betaalautomaat dan wel bij wege van nota en moet worden betaald na afloop van het parkeren dan wel terstond na aanbieding van de nota.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Indien een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de loop van het vergunningjaar wordt verleend en de vergunning geldig is tot het einde van het betreffende vergunningjaar, dan is parkeerbelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor een jaarvergunning verschuldigde belasting als er na het verlenen

    van de vergunning in dat vergunningjaar nog hele of gedeelten van kalendermaanden overblijven.

  • 5. Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, welke geldig is tot het einde van het vergunningjaar in de loop van het vergunningjaar wordt ingetrokken op de wijze genoemd in artikel 15, onder a, b en c van de Parkeerverordening 2014, bestaat aanspraak op restitutie voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor een jaarvergunning verschuldigde belasting als er in dat vergunningjaar na de intrekking nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Zaanstad een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van

    telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.

  • 7. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onder a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag parkeerbelastingen bedragen € 58,00.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordeningen Parkeerbelastingen 2013 en de Wijzigingsverordening Parkeerbelastingen 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van respectievelijk 6 en 8 november 2012 en 27 juni 2013, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Parkeerbelastingen 2014'.

Artikel 12 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad.

In een huis-aan-huisblad wordt meegedeeld dat de verordening voor een ieder kosteloos ter inzage ligt in het gemeentehuis. Daarnaast zal de tekst van de verordening worden geplaatst op de website van de gemeente.

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ EN DEEL UITMAKENDE VAN DE VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2014

1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt:

a.

tariefzone I

€2,50

per uur

tariefzone II

€2,00

per uur

tariefzone III en IV

€1,50

peruur

b.

De maximale parkeerduur is twee uur, behalve op de parkeerterreinen als bedoeld in artikel 1, vierde lid van de Parkeerverordening waar de parkeerduur onbeperkt is.

c.

Het dagtarief voor het parkeren op de parkeerterreinen

- Burcht en Behouden Haven

6,00

- Burcht en Behouden Haven na 19.00 uur

3,00

d.

Bij de parkeerapparatuur kan met € 0,10, € 0,20, € 0,50 en € 1,00 worden betaald, dan wel op electronische wijze, met dien verstande, dat bij elke inworp met een munt of ander Nederlands betaalmiddel in de parkeerapparatuur de toegestane parkeerduur automatisch wordt vermeld.

2.

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een door het college verleende vergunning als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt:

a.

voor een parkeervergunning voor bedrijven voor één kenteken per periode van

- één maand of een gedeelte daarvan

22,50

- één jaar

270,00

- één jaar voor een Burchtvergunning

203,00

- één maand of een gedeelte ervan voor een Burchtvergunning

17,00

- één jaar voor een volledige vergunning

810,00

- één dag voor een volledige vergunning

10,70

b.

voor een parkeervergunning voor bewoners voor één kenteken voor een periode van

- één maand of een gedeelte daarvan

7,50

- één jaar

90,00

c.

voor een marktparkeervergunning voor één kenteken voor een periode van

- één jaar of een gedeelte daarvan

40,00

d.

voor een parkeervergunning voor autodate voor een periode van:

- één jaar of een gedeelte daarvan

40,00

e.

voor de wijziging van een parkeervergunning voor bewoners en bedrijven

10,20

f.

voor bezoekersvergunningen (10 stuks)

20,00

g.

voor bezoekersvergunningen mantelzorg (10 stuks)

4,00

h.

voor de hierboven onder punt 2 van de verordening genoemde tarieven geldt dat op de aanvraag van toepassing is het tarief van het belastingjaar waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.