Regeling vervallen per 21-04-2005

Verordening adviescommissie beeldende kunst

Geldend van 21-04-2005 t/m 20-04-2005

Intitulé

Verordening adviescommissie beeldende kunst

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

a.

Gemeenteraad:

de raad van de gemeente Zaanstad;

b.

burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

c.

commissie

de ´Adviescommissie Beeldende Kunst`, ingesteld volgens artikel 92 van de Gemeentewet;

d.

kunstwerken

toepassingen van beeldende kunst in de ruimste zin van het woord;

e.

percentageregeling

de regeling op grond waarvan bij de vaststelling van de bouwsommen voor gemeentelijke objecten een percentage wordt gereserveerd voor kunsttoepassingen.

Artikel 2 Taak

  • a.

    de commissie heeft tot taak burgemeester en wethouders gevraagd of ongevraagd te adviseren over:

    • 1.

      het aankopen van kunstwerken;

    • 2.

      het verlenen van opdrachten tot het (mede) voor rekening van de gemeente Zaanstad vervaardigen van kunstwerken, waaronder in ieder geval begrepen kunstwerken dienende ter stadsverfraaiing, kunstwerken in het kader van de toepassing van de percentageregeling en kunstwerken voor de Topografische Historische Atlas;

    • 3.

      de besteding van de middelen van het Fonds Beeldende Kunst van de gemeente Zaanstad;

    • 4.

      de plaatsing van kunstwerken binnen het grondgebied van de gemeente Zaanstad;

    • 5.

      het beheer van kunstwerken waarvan de gemeente Zaanstad eigenaar is of die de gemeente in bruikleen heeft;

    • 6.

      alle andere zaken die met beeldende kunst te maken hebben.

  • b.

    De commissie begeleidt de uitvoering van kunstopdrachten, waaronder in ieder geval begrepen het selecteren van de kunstenaars, het beoordelen van de ontwerpen en het controleren van de opleveringen.

  • c.

    De commissie pleegt overleg en beraad over de stand van zaken en de ontwikkelingen op het gebied van de beeldende kunst. De commissie pleegt in ieder geval eenmaal per kwartaal overleg met de wethouder tot wiens portefeuille de kunstzaken behoren.

Artikel 3

De commissie is bevoegd de advisering over zaken van minder gewicht of zaken van spoedeisende of uitvoerende/toetsende aard aan de secretaris en/of één of meer leden te mandateren. Van deze adviezen wordt de commissie voor de eerstvolgende vergadering in kennis gesteld.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit 5 (vijf) stemgerechtigde leden, waarvan 4 (vier) beeldend kunstenaars en 1 (één) architect, die door burgemeester en wethouders worden benoemd.

  • 2. De leden worden via een advertentie opgeroepen en de selectie vindt plaats door de adviescommissie beeldende kunst.

  • 3. Bij de selectie wordt rekening gehouden met het samenstellen van een commissie die breed gevarieerd is qua disciplines en affiniteit.

  • 4. De leden als bedoeld in lid 1, dienen professioneel werkzaam te zijn, ruime bekendheid en affiniteit te hebben met de ontwikkelingen op het vakgebied, te beschikken over voldoende inzicht en ervaring met beeldende kunst in opdrachten en te beschikken over goede communicatieve en contactuele eigenschappen.

  • 5. De adviescommissie komt met een voorstel aan het college voor benoeming.

  • 6. De leden van de gemeenteraad van Zaanstad en ambtenaren in dienst van de gemeente Zaanstad kunnen niet tot lid van de commissie worden benoemd.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen aan de commissie, al dan niet op haar verzoek, ambtenaren in dienst van de gemeente Zaanstad als adviserend lid toevoegen.

  • 8. Als adviserend lid als bedoeld in lid 7 worden in ieder geval aan de commissie toegevoegd:

    • a.

      een stedebouwkundige, die bij de Dienst Stadsontwikkeling en Openbare Werken werkzaam is,

    • b.

      een ambtenaar, die bij de Dienst Onderwijs/Welzijn werkzaam is en tevens secretaris van de commissie is.

  • 9. De commissie kan één of meer personen uitnodigen om voor bepaalde tijd als adviserend lid aan zijn beraadslagingen deel te nemen.

  • 10. De adviserende leden als bedoeld in de leden 6 tot en met 9 hebben in de vergaderingen geen stemrecht.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1. De leden worden voor een periode van 4 (vier) jaar benoemd en zijn bij aftreden maximaal éénmaal herbenoembaar voor een periode van 2 (twee) jaar.

  • 2. Behalve door aftreden eindigt het lidmaatschap:

    • a.

      door ontheffing op eigen verzoek;

    • b.

      door overlijden;

    • c.

      door onder curatelestelling of ander verlies van handelingsbekwaamheid;

    • d.

      door het verliezen van de hoedanigheid waarop men tot commissielid werd benoemd;

    • e.

      door ziekte langer dan 6 (zes) maanden, indien die ziekte volledige deelname aan de werkzaamheden van de commissie belet.

  • 3. In tussentijdse vacatures wordt binnen 3 (drie) maanden voorzien. Zolang niet in tussentijdse vacatures is voorzien, doet dat geen afbreuk aan de bevoegdheden van de commissie.

  • 4. Het lid, dat in een tussentijdse vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

Artikel 6 Uitsluiting

Gedurende de periode van hun lidmaatschap van de commissie, alsmede een aansluitende periode van 12 (twaalf) achtereenvolgende maanden, zijn de leden uitgesloten van aankopen en opdrachten als bedoeld in artikel 2, onder a.1 en a.2.

Artikel 7 Ontslag

  • 1. Wanneer enig commissielid handelingen verricht welke kennelijk ten nadele strekken van de commissie en/of zijn plichten als commissielid verwaarloost, kan de commissie besluiten burgemeester en wethouders te verzoeken de betreffende persoon als lid van de commissie te ontslaan.

  • 2. Een dergelijk besluit dient genomen te worden in een vergadering waar tenminste 4 (vier) zitting hebbende stemgerechtigde leden aanwezig zijn.

  • 3. Na een ontslag als bedoeld in lid 1 kan het betreffende lid niet herbenoemd worden.

  • 4. In bijzondere omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders tot ontslag van een lid dat zich aan de in lid 1 genoemde handelingen of verwaarlozing schuldig maakt, besluiten zonder dat de commissie daartoe een verzoek heeft gedaan.

Artikel 8 Werkwijze

  • 1. De commissie vergadert minimaal zesmaal per jaar en voorts indien de voorzitter of tenminste 3 (drie) leden dit nodig achten.

  • 2. De commissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De vergaderingen worden door de voorzitter belegd, die zorgt dat ieder lid tenminste 5 (vijf) dagen voor het houden van de vergadering hiertoe schriftelijk wordt uitgenodigd.

  • 4. De oproep voor de vergadering wordt namens de voorzitter verzorgd door de secretaris. De te behandelen onderwerpen worden in een agenda vermeld, eventueel met een toelichting. Relevante stukken worden bij de uitnodiging gevoegd.

  • 5. De leden kunnen tijdens de vergadering voorstellen een punt aan de agenda toe te voegen. De commissie beslist of dit punt onderwerp van behandeling in de vergadering zal zijn, dan wel tot een volgende vergadering moet worden uitgesteld.

Artikel 9 Openbaarheid

De vergaderingen van de commissie zijn besloten.

Artikel 10 Verslag

De commissie brengt ieder jaar voor 1 juli een verslag uit van haar werkzaamheden.

Artikel 11 Quorum

  • 1. De commissie mag alleen vergaderen en besluiten als tenminste 3 (drie) zitting hebbende stemgerechtigde leden aanwezig zijn.

  • 2. Wanneer het vereiste aantal leden niet aanwezig is, kunnen na tenminste 2 (twee) dagen de leden voor een nieuwe vergadering worden opgeroepen. De dan aanwezige leden kunnen besluiten over de geagendeerde onderwerpen voor de vergadering die niet is doorgegaan, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Artikel 12 besluitvorming

  • 1. De commissie besluit bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 2. Alle stemmingen worden mondeling gehouden, die over personen echter schriftelijk.

  • 3. Een voorstel wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij een van de leden om stemming vraagt.

  • 4. Commissieleden onthouden zich van stemming als besluiten genomen moeten worden over de zaken die de commissieleden zelf, hun echtgenoten of levenspartners, hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad aangaan, of wanneer zij als gemachtigden optreden.

Artikel 13 Advisering

De adviezen van de commissie worden schriftelijk uitgebracht en deze worden ondertekend door de voorzitter. Wordt een advies niet eenstemmig bepaald, dan wordt van de mening van de minderheid melding gemaakt als deze dat nodig vindt.

Artikel 14

De commissie is bevoegd voor de uitvoering van haar taken werkgroepen in te stellen.

Artikel 15 Verantwoordingsplicht

De leden van de commissie zijn ieder afzonderlijk en gezamenlijk, voor de uitoefening van hun taak verantwoording schuldig aan burgemeester en wethouders. Zij geven deze alle gevraagde inlichtingen.

Artikel 16 Slotbepalingen

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen de burgemeester en wethouders.

Artikel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Adviescommissie Beeldende Kunst”.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995.