Regeling vervallen per 13-05-2008

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Zaanstad

Geldend van 13-05-2008 t/m 12-05-2008

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Zaanstad

Hoofdstuk I Begripsbepaling

Artikel I

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:

a.

rechthebbende

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht tot begraven in een eigen graf is verleend;

b.

vergunninghouder

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie vergunning is verleend tot het hebben van enige grafversiering;

c.

eigen graf

een grafruimte, waarin uitsluitend de daarop rechthebbende mag doen begraven;

d.

algemeen graf

een andere grafruimte dan een eigen graf;

e.

asbus

een bus ter berging van as van een overledene;

f.

opzichter van de begraafplaats

de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op een gemeentelijke begraafplaats.

Hoofdstuk II Algemene bepalingen

Artikel II.1

  • 1. De gemeente houdt een gemeentelijke begraafplaats, bestemd voor de begraving van lijken van personen, die in de gemeente zijn overleden, dan wel bij hun overlijden in de gemeente woonachtig waren, in stand

    a.

    te Krommenie

    gelegen aan de Eikenlaan;

    b.

    te Krommenie

    gelegen aan de Krommeniedijk;

    c.

    te Westzaan

    gelegen aan de Dolphijnstraat;

    d.

    te Wormerveer

    gelegen aan de Noordsterweg;

    e.

    te Wormerveer

    gelegen aan de Marktstraat;

    f.

    te Zaandam

    gelegen aan de Zuiddijk;

    g.

    te Zaandijk

    gelegen aan de Guisweg.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen het begraven van lijken van andere personen dan die bedoeld in lid 1, toestaan.

Artikel II.2

Onder het begraven van een lijk wordt in deze verordening mede verstaan het plaatsen in een asbus in of op een grafruimte of op een afzonderlijke plaats op de begraafplaats.

Artikel II.3

  • 1. Een gemeentelijke begraafplaats wordt, voor zover zij is bestemd voor het begraven van lijken van personen, verdeeld in vakken die worden verdeeld in •rijen en die op hun beurt weer worden verdeeld in genummerde grafruimten.

  • 2. De indeling en nummering van grafruimten geschiedt door burgemeester en wethouders.

Artikel II.4

Onverminderd het bepaalde in de aanhef van het eerste lid van artikel II.1 is:

  • a.

    een gedeelte van een gemeentelijke begraafplaats uitsluitend bestemd voor het begraven van leden van de Rooms-Katholieke Kerk;

  • b.

    een gedeelte van de gemeentelijke begraafplaatsen te Krommenie en Zaandam uitsluitend bestemd voor het begraven van leden van de Islamitische gemeenschap.

Artikel II.5

De volgorde van uitgifte van grafruimten wordt bepaald door of vanwege burgemeester en wethouders, overeenkomstig door hen te verstrekken richtlijnen.

Artikel II.6

Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat wordt bijgehouden - zo nodig in meervoud - per begraafplaats:

  • a.

    een nauwkeurig plan van de begraafplaats;

  • b.

    een register, waarin worden aangetekend de namen van hen, die begraven zijn, onder vermelding van de dag en de plaats van begraving;

  • c.

    een register, vermeldende de namen van de personen, die de rechten als bedoeld in de artikelen III.2 en VI hebben verkregen, met aanduiding van de grafruimte waarvoor deze rechten zijn verleend.

Hoofdstuk III De grafruimten

Artikel III.l

De grafruimten worden onderscheiden in eigen graven en algemene graven.

Artikel III.2

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen het recht om lijken in een eigen graf te doen begraven schriftelijk, voor de tijd van twintig jaren.

  • 2. Het recht kan telkens voor de tijd van tien jaren worden verlengd, indien de rechthebbende dit binnen een jaar, voorafgaande aan het tijdstip waarop de termijn afloopt, aan burgemeester en wethouders verzoekt.

  • 3. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 4. Indien het recht als bedoeld in het eerste lid is gevestigd voor een kortere duur dan de minimumbegraaftermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging, kan het recht per kalenderjaar worden verlengd.

  • 5. Een eigen graf wordt slechts voor directe begraving en in volgorde van de uitgifte uitgegeven.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen een uitsluitend recht op een eigen graf verlenen, anders dan voor directe begraving en buiten volgorde van de uitgifte, indien dit naar hun oordeel niet bezwaarlijk is.

Artikel III.3

  • 7. Het recht op een eigen graf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgedragen, door overschrijving op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 8. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen een jaar gerekend vanaf de dag van het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 9. Indien het verzoek tot overschrijving niet wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende, vervalt het recht op een eigen graf, tenzij burgemeester en wethouders op verzoek van een belanghebbende ook na de in dit lid genoemde termijn onder door hen te stellen voorwaarden de overschrijving doen geschieden.

Artikel III.4

  • 1. Het aanleggen, het openen, het sluiten en het ruimen van graven, het begraven, het opgraven en het herbegraven van lijken in andere grafruimten en het afnemen en herplaatsen van voorwerpen op graven in verband met het openen van graven geschiedt uitsluitend van gemeentewege.

  • 2. De gemeente is niet aansprakelijk voor schade, die bij de uitvoering van de in het vorige lid bedoelde werkzaamheden aan grafversieringen ontstaan buiten de schuld van het gemeentepersoneel. Voor schade aan grafbedekkingen, beplanting of anderszins, door welke oorzaak ook ontstaan, stelt de gemeente zich nimmer aansprakelijk.

Artikel III.5

  • 1. De graven zullen niet dieper dan ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand worden gegraven.

  • 2. Wanneer de situatie van de begraafplaats dit toelaat, zal met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de Wet op de lijkbezorging maximaal in drie lagen boven elkaar begraven worden.

  • 3. Voor het begraven van lijken van personen van 12 jaar en ouder in een eigen graf heeft de grafruimte ten minste een lengte van 2,30 meter en een breedte van 1,10 meter, terwijl voor algemene graven deze afmetingen onderscheidenlijk bedragen 2,30 en 0,90 meter.

  • 4. Voor het begraven van lijken van personen beneden de 7 jaar in een eigen graf of een algemeen graf heeft de grafruimte ten minste een lengte van 1,50 meter en een breedte van ten minste 0,80 meter.

  • 5. Voor het begraven van personen ouder dan 6 jaar en jonger dan 13 jaar in een eigen graf of een algemeen graf heeft de grafruimte ten minste een lengte van 1,80 meter en een breedte van ten minste 0,80 meter.

  • 6. Indien asbussen op een graf worden geplaatst, dienen deze met een betonnen voet in de grond te worden verankerd.

  • 7. Asbussen die in een urnengraf worden begraven worden maximaal in twee lagen boven elkaar begraven.

Artikel III.6

  • 1. Het stichten van grafkelders is niet toegestaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Hoofdstuk IV Het begraven

Artikel IV.1

  • 1. Het begraven geschiedt op werkdagen en wel tussen 9.00 uur en 14.30 uur.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat ook op andere dagen en tijden wordt begraven.

Artikel IV.2

Degene, die wil laten begraven, geeft daarvan uiterlijk 24 uur voordat de begraving plaats zal hebben, kennis aan de opzichter van de begraafplaats, onder mededeling van de juiste grootte van de kist.

Artikel IV.3

De volgorde van de begraving wordt door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar geregeld.

Artikel IV.4

Geen begraving geschiedt:

  • a.

    zonder dat de kist is voorzien van een door de opzichter van de begraafplaats aan te brengen metalen plaatje, waarop een kenteken is aangebracht, waaruit de identiteit van de overledene kan worden afgeleid;

  • b.

    zonder overlegging van het verlof tot begraven van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Artikel IV.5

  • 1. De draagbaren en gereedschappen, nodig voor het neerlaten van de kisten, worden van gemeentewege ter beschikking gesteld.

  • 2. De bediening van begraaftoestellen geschiedt door personeel van de begraafplaats.

HOOFDSTUK V Grafversieringen

Artikel V.I

  • 1. Voor het hebben van gedenktekens of andere voorwerpen op graven, alsmede voor het beplanten daarvan, is schriftelijke vergunning vereist van burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij een verzoek om vergunning kan de eis worden gesteld dat een tekening in tweevoud wordt overgelegd, waaruit de wijze van plaatsing, de aard en de maten van zowel de materialen als de beplantingen duidelijk blijken.

  • 3. De in het eerste lid genoemde versieringen mogen niet eerder op het graf worden aangebracht dan nadat de desbetreffende vergunning aan de opzichter van de begraafplaats is getoond.

  • 4. De plaatsing geschiedt voor rekening van de vergunninghouder en voorts onder toezicht en op aanwijzing van de opzichter van de begraafplaats.

  • 5. De aanleg van beplantingen op beplantingsgraven geschiedt van gemeentewege. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunninghouder van een graf zonder beplanting schriftelijk toestemming verlenen daarop zelf beplanting aan te brengen.

Artikel V.2

  • 1. De grafversiering moet vakkundig zijn vervaardigd en gemakkelijk wegneembaar zijn.

  • 2. De grafversiering moet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zodat zij noch op zichzelf, noch in verband met de omgeving aanstoot geeft.

Artikel V.3

  • 1. Op elke grafversiering moet aan de voorzijde het grafnummer zijn aangebracht.

  • 2. Het is verboden op de grafversieringen de firmanaam of het handelsmerk van de leverancier of de fabrikant aan te brengen.

Artikel V.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen betreffende maten, materiaal en soort grafversiering, welke regelen per begraafplaats of gedeelte daarvan kunnen verschillen.

Artikel V.5

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een vergunning te weigeren, indien de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens de vorige artikelen gegeven voorschriften.

    Tegen deze beschikking staat voor belanghebbenden binnen dertig dagen, nadat de beschikking is verzonden of uitgereikt, beroep open bij de gemeenteraad.

Artikel V.6

  • 1. De vergunninghouder is verplicht te gedogen dat de op de grafruimte aanwezige voorwerpen vanwege de gemeente en op haar kosten geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, indien dit voor de begraving van lijken in de nabijheid of om andere redenen nodig is.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de gemeente niet verantwoordelijk voor de voorwerpen, die zich op de graven bevinden.

Hoofdstuk V Onderhoud

Artikel VI.1

  • 1. Het onderhoud van de graven, waaronder voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan het schoonhouden van graven en graftekens alsmede het vernieuwen van beplantingen en het ophogen van verzakte graven, geschiedt van gemeentewege tegen een bij afzonderlijke verordening te regelen vergoeding, doch niet langer dan tot tien jaren na het sluiten van de begraafplaats of van het gedeelte van de begraafplaats, waar de grafruimten zich bevinden.

  • 2. Onder onderhoud als bedoeld in het eerste lid worden niet begrepen het herstellen, het vernieuwen, het verwijderen of het vervangen van grafversieringen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat het in het eerste lid bedoelde onderhoud geschiedt door de rechthebbende of de vergunninghouder, met dien verstande dat genoemd onderhoud ook van gemeentewege blijft geschieden en het de rechthebbende of vergunninghouder niet ontheft van het betalen van de in het eerste lid bedoelde vergoeding.

  • 4. Indien de rechthebbende in gebreke blijft de in het eerste lid bedoelde vergoeding te voldoen, vervalt het recht tot begraven in de betreffende grafruimte aan de gemeente.

  • 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten aanzien van het onderhoud als bedoeld in het eerste lid, dit in nadere regels verder uit te werken.

Artikel VI.2

  • 1. Het herstellen, het vernieuwen, het verwijderen of het vervangen van grafversieringen, beplantingen daaronder niet begrepen, moet geschieden door of vanwege en voor rekening van de vergunninghouder.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunninghouder, die het in het eerste lid bepaalde niet nakomt, gelasten de nodige werkzaamheden binnen drie maanden te doen uitvoeren.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, indien de werkzaamheden niet binnen de gestelde termijn zijn uitgevoerd, de vergunning intrekken, zonder dat de vergunninghouder aanspraak kan doen gelden op enige vergoeding en hen gelasten de voorwerpen binnen een maand na de lastgeving te verwijderen.

  • 4. Indien aan deze lastgeving niet binnen de gestelde termijn is voldaan, geschiedt de verwijdering door de gemeente en vervallen de voorwerpen aan de gemeente.

  • 5. Tegen deze beschikking staat voor belanghebbenden binnen dertig dagen, nadat de beschikking is verzonden of uitgereikt, beroep open bij de gemeenteraad.

Artikel VI.3

Aan steenhouwers, tuinlieden en daarmee gelijk te stellen personen is het toegestaan de in artikel VI.2, eerste lid, bedoelde werkzaamheden op een begraafplaats te verrichten onder toezicht van de opzichter van de begraafplaats en met inachtneming van de door deze in het belang van de orde en veiligheid te geven aanwijzingen.

Artikel VI.4

Indien het recht op een grafruimte als bedoeld in artikel III.2 vervalt of indien met inachtneming van het bepaalde in artikel VII.1 tot ruiming van graven wordt overgegaan, kunnen de voorwerpen die op de grafruimte zijn geplaatst, worden verwijderd en door de gemeente worden behouden.

Artikel VI.5

Verwelkte bloemen, vergane kransen en dergelijke worden zonder voorafgaande kennisgeving door het personeel van de begraafplaats verwijderd.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven

Artikel VII.1

  • 1. Ruiming van graven anders dan op verzoek van de rechthebbende geschiedt slechts nadat het voornemen tot ruiming over te gaan - ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden - op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbende is gebracht en ten minste drie maanden tevoren is kenbaar gemaakt in een, door burgemeester en wethouders aan te wijzen, landelijk verschijnend dagblad en twee regionale dag- of weekbladen.

  • 2. Onder het ruimen van graven als bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het openen en ledigen van urnen.

Artikel VII.2

Overblijfselen uit geruimde graven worden herbegraven in een daartoe bestemd en afgesloten gedeelte van de begraafplaats.

Artikel VII.3

Indien een eigen graf op verzoek van de rechthebbende wordt geruimd, kunnen de daaruit verzamelde stoffelijke resten in hetzelfde graf worden herbegraven.

Hoofdstuk VII Ordemaatregelen

Artikel VIII.1

  • 1. De begraafplaats is voor bezoekers opengesteld gedurende de door burgemeester en wethouders te bepalen tijden.

  • 2. Kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar worden zonder geleide van ouderen niet dan met toestemming van de opzichter van de begraafplaats toegelaten.

  • 3. Voor werklieden die op de begraafplaats voor derden werkzaamheden moeten verrichten is deze toegankelijk gedurende de tijden waarop aldaar door gemeentepersoneel arbeid wordt verricht.

Artikel VIII.2

Het opgraven van lijken en het ruimen is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Artikel VIII.3

Bezoekers, bedienaren van begrafenissen en personen, die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de rust, orde en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder van de begraafplaats.

Artikel VIII.4

Plechtigheden, zoals dodenherdenking, overdrachten of onthullingen, op een gemeentelijke begraafplaats, mogen niet geschieden dan na schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel VIII.5

  • 1. het is niet toegestaan op de begraafplaats:

    • a.

      te colporteren of goederen ten verkoop aan te bieden;

    • b.

      op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

    • c.

      op de graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

    • d.

      loslopende honden mee te nemen;

    • e.

      gereedschappen, klederen (kleden) of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen of te laten liggen op de graven, de graftekens of de beplantingen;

    • f.

      zich neer te zetten anders dan op de aanwezige banken;

    • g.

      een rijwiel te plaatsen anders dan in de daarvoor aangebrachte rijwielstandaards;

    • h.

      zich te gedragen in strijd met de eerbied aan de doden verschuldigd.

  • 2. De opzichter van de begraafplaats is bevoegd degene die handelt in strijd met het bepaalde in het eerste lid de toegang tot de begraafplaats te ontzeggen.

Hoofdstuk VIII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel IX.1

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1993.

  • 2. Op het in het eerste lid genoemde tijdstip vervalt de 'Verordening op de algemene begraafplaatsen van Zaanstad', vastgesteld door de raad der gemeente Zaanstad bij zijn besluit van 4 november 1974.

Artikel IX.2

  • 1. Graven die bij het in werking treden van deze verordening zijn uitgegeven voor een bepaalde termijn, worden geacht tot het einde van die termijn te zijn uitgegeven op grond van deze verordening.

  • 2. Graven die bij het in werking treden van deze verordening zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd worden geacht op grond van deze verordening voor onbepaalde tijd te zijn uitgegeven.

Artikel IX.3

Vergunningen tot het hebben van enigerlei versiering op graven, verleend voor het in werking treden van deze verordening, worden geacht te zijn verleend op grond van de bepalingen van deze verordening.

Artikel IX.4

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, beslissen burgemeester en wethouders.

Tegen een dergelijke beslissing staat voor belanghebbenden binnen dertig dagen, nadat de beschikking is verzonden of uitgereikt, beroep open bij de gemeenteraad.

Artikel IX.5

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam 'Beheerverordening op de begraafplaatsen Zaanstad'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 mei 1993.