Regeling vervallen per 01-11-1995

Kampeerverordening

Geldend van 01-11-1995 t/m 31-10-1995

Intitulé

Kampeerverordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, wordt verstaan onder:

  • 1.

    wet : de wet van 14 mei 1981 (Stbl. 372), houdende regelen met betrekking tot kampeerplaatsen (Kampeerwet);

  • 2.

    vergunning : een vergunning als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de wet

  • 3.

    vrijstalling : een vrijstellen als bedoeld in artikel 21, lid 1 en artikel 22 van de wet

  • 4.

    ontheffing : een ontheffing als bedoeld in artikel 27, lid 4 van de wet;

  • 5.

    recreatief nachtverblijf : het zich bevinden op of in een kampeerplaats of in een kampeermiddel tussen 22.00 en 06.00 uur

  • 6.

    rechthebbende : degene die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking heeft over enig onroerend goed;

  • 7.

    kampeerplaats : een kampeerplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1,onder a van de wet

  • 8.

    gebouw : een bouwwerk, niet zijnde een kampeerplaats, waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist

  • 9.

    jaarstandplaats : het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn

  • 10.

    seizoenstandplaats : het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel voor ten hoogste de periode van 15 maart tot 31 oktober

  • 11.

    toeristische standplaats : het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken aanwezig is

  • 12.

    reglement : het reglement als bedoeld in artikel 16 van de wet;

  • 13.

    recreatiewoonverblijf : een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, te worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • 14.

    kampeermiddel : een kampeermiddel als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de wet;

  • 15.

    agrarisch bedrijf : een bedrijf als bedoeld in artikel 21, lid 1 van de wet, dat bestemd is en gebruikt wordt voor het voortbrengen van produkten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van vee en dat voorziet in het hoofdinkomen van de aanvrager van de vrijstelling.

Artikel 2 Aanvraag.

  • 1. De aanvraag van een vergunning of vrijstelling vermeldt:

    • a.

      naam en adres van de rechthebbende en de beheerder van de kampeerplaats;

    • b.

      indien van toepassing een opgave van het aantal jaar-, seizoen- en toeristische standplaatsen en recreatiewoonverblijven op de kampeerplaats;

    • c.

      een opgave van het aantal toe te laten verblijfsrecreanten op of in de kampeerplaats;

    • d.

      de periode of het aantal dagen dat de kampeerplaats per kalenderjaar kan worden gebruikt.

  • 2. Bij de aanvraag van een vergunning of vrijstelling moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een situatietekening in drievoud van de kampeerplaats op schaal van ten minste 1:1000 met een kadastrale omschrijving van het perceel, waarop, indien van toepassing, is aangegeven:

      • -

        de plaats van de bestaande en op te richten gebouwen met hun functie;

      • -

        de aanwezige en aan te brengen randbeplanting, alsmede het assortiment waaruit deze randbeplanting bestaat;

      • -

        het verloop van de wegen en paden;

      • -

        de parkeergelegenheid;

      • -

        de kavelbegrenzing van de jaar- en seizoenstandplaatsen, de recreatiewoonverblijven, alsmede de begrenzing van de plaatsen bestemd voor toeristisch kamperen en voor sport en spel;

      • -

        de aanwezige en te realiseren voorzieningen ter bestrijding van brand;

    • b.

      een toelichting waaruit blijkt welke sanitaire voorzieningen er zijn en hoe de afvoer van vaste en vloeibare afvalstoffen is geregeld.

  • 3. Bij de aanvraag van een vergunning of vrijstelling voor een kampeerplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a, sub 2 van de wet moet, naast de in het tweede lid bedoelde bescheiden, een tekening in drievoud van de kampeerplaats worden overgelegd op schaal van ten minste 1:200, waarop, indien van toepassing, zijn aangegeven:

    • a.

      de situering van de slaapplaatsen per vertrek;

    • b.

      de dagverblijf/eetruimte;

    • c.

      de vluchtwegen.

Artikel 3

  • 1. De aanvraag van een ontheffing vermeldt de naam en het adres van de rechthebbende.

  • 2. De aanvraag van een ontheffing gaat vergezeld van een situatietekening in drievoud van het terrein op schaal van ten minste 1:1000, waarop ten minste is aangegeven:

    • a.

      de aanwezige en aan te brengen randbeplanting, alsmede het assortiment waaruit deze randbeplanting bestaat;

    • b.

      de situering van het kampeermiddel.

Artikel 4

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat niet alle bescheiden, genoemd in de artikelen 2 of 3, behoeven te worden overgelegd.

Artikel 4a

  • 1. Indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2 of 3, stellen burgemeester en wethouders aanvrager in de gelegenheid deze aanvraag aan te vullen of te verbeteren binnen een termijn van twee weken nadat hem dit is medegedeeld.

  • 2. Indien aanvrager de in het eerste lid bedoelde gelegenheid niet of niet voldoende benut, verklaren burgemeester en wethouders hem in zijn aanvraag niet ontvankelijk. Deze beslissing delen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk mede aan de aanvrager, onder terugzending van de bescheiden.

  • 3. Van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in de artikelen 19, eerste lid; 24, eerste lid en 27, vierde lid van de Kampeerwet is pas sprake op het moment dat met inachtneming van het hiervoor bepaalde, de vereiste bescheiden en, indien van toepassing, het reglement als bedoeld in artikel 16, eerste lid van de Kampeerwet zijn overgelegd.

Artikel 5 Wijziging reglement.

Wijzigingen in het reglement worden niet van kracht dan nadat burgemeester en wethouders ermee hebben ingestemd.

Artikel 6 Voorschriften.

  • 1. Burgemeester en wethouders 'verbinden aan de vergunning, vrijstelling of ontheffing voorschriften met betrekking tot de geldigheid en duur van de vergunning, vrijstelling of ontheffing.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning, vrijstelling of ontheffing voorschriften verbinden betreffende de aanwezigheid van voorzieningen voor sport en spel en betreffende het gebruik en de inrichting van de kampeerplaats.

Artikel 7 Beroep op de gemeenteraad.

  • 1. Beroep op de gemeenteraad, als bedoeld in de artikelen 19, lid 5; 24, lid 6; 26, lid 2 en 27, lid 4, van de wet, moet schriftelijk worden ingesteld.

  • 2. Het beroepschrift moet inhouden:

    • a.

      naam en adres van de tot het beroep gerechtigde en - indien een gemachtigde is aangewezen - ook die van de gemachtigde;

    • b.

      de dagtekening van het besluit van burgemeester en wethouders;

    • c.

      de gronden van het beroep;

    • d.

      een omschrijving van de beslissing welke men verlangt.

    Indien een gemachtigde is aangewezen moet een machtiging worden overgelegd, tenzij de gemachtigde als advocaat of procureur is ingeschreven.

  • 3. Het beroepschrift moet door de tot het beroep gerechtigde of zijn gemachtigde zijn ondertekend.

Artikel 8 Slotbepaling.

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Kampeerverordening".

  • 2. Zij treedt in werking op de dag na de dag waarop zij is afgekondigd.

  • 3. Met ingang van die dag vervalt de "Verordening op de kampeerplaatsen en kampeermiddelen", vastgesteld bij raadsbesluit van 22 September 1975, nr. 439 en sedertdien gewijzigd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 mei 1987,

Voorzitter
Secretaris

Toelichting

Artikel 1

Lid 5.

Recreatief nachtverblijf omvat het verblijf gedurende de nacht op of in een kampeerplaats of in een kampeermiddel, al dan niet in slapende toestand. Of er sprake is van recreatief nachtverblijf kan op een redelijk eenvoudige wijze geconstateerd worden.

Lid 10.

Het staat de gemeente vrij zelf te bepalen gedurende welke periode een seizoenstandplaats mag worden gebruikt. De in dit lid vermelde periode is gekozen omdat deze zowel de paas- als de herfstvakantie omvat.

Lid 15.

Op basis van artikel 21, lid 1 van de Kampeerwet kunnen burgemeester en wethouders door het afgeven van een vrijstelling het kamperen bij de boer toestaan. Wat onder agrarisch bedrijf moet worden verstaan is in de wet evenwel niet geregeld. De hier gegeven omschrijving beoogt de werking van evengenoemd wetsartikel te beperken tot die gebouwen in de landelijke gebieden van de gemeente die daadwerkelijk een agrarische produktiefunctie hebben. Deze beperking wordt nodig geacht om aan de bedoelingen van de wetgever te voldoen.

Artikel 2

In dit artikel is opgesomd welke gegevens de aanvrager van een vergunning of vrijstelling aan burgemeester en wethouders moet overleggen. Deze opsomming is een aanvulling op de eisen, die de Kampeerwet stelt; daarin is in artikel 16, lid 1 bepaald dat de aanvraag van een vergunning vergezeld gaat van een reglement (in het reglement worden de rechten en plichten van vergunninghouder en kampeerder weergegeven). In dit artikel is onderscheid gemaakt tussen aanvragen die betrekking hebben op een kampeerterrein en aanvragen die betrekking hebben op een zomerhuisjesterrein of een bouwwerk, zoals een kampeerboerderij en een appartementengebouw.

Lid 1, onder b.

Op grond van artikel 18, lid 1 van de Kampeerwet moeten burgemeester en wethouders aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende soort en aantal van de op de kampeerplaats toe te laten kampeermiddelen. Burgemeester en wethouders moeten derhalve inzicht hebben in het (gewenste) aantal jaar-, seizoen- en toeristische standplaatsen op een terrein. Bij vrijstellingen is het verbinden van voorschriften betreffende soort en aantal van de toe te laten kampeermiddelen niet verplicht. In die gevallen zijn deze gegevens nodig om te weten of een vrijstelling mag worden afgegeven omdat de Kampeerwet in de artikelen 21 en 22 veelal maximum-aantallen noemt t.a.v. het aantal kampeermiddelen waarvoor vrijstelling mag worden verleend.

Lid 1, onder c. .

De AMvB ex artikel 13 van de Kampeerwet (het "Besluit hygilne en gezondheid kampeerplaatsen") koppelt de eisen met betrekking tot sanitaire voorzieningen aan het aantal kampeerders. Burgemeester en wethouders moeten bij de afgifte van een vergunning of vrijstelling beoordelen of voldaan wordt aan de regelen, gesteld bij of krachtens de Kampeerwet. Derhalve moeten zij over deze gegevens kunnen beschikken.

Lid 1, onder d.

Inzicht in de periode of het aantal dagen dat de kampeerplaats kan worden gebruikt, is van belang om te kunnen bepalen of het, gezien de artikelen 21 en 22 van de Kampeerwet, is toegestaan een vrijstelling af te geven. Ook bij de afgifte van vergunningen kan het van belang zijn vast te leggen gedurende welke periode een kampeerplaats wordt gebruikt, bij voorbeeld in verband met het voorkomen van permanent gebruik.

Lid 2.

In het tweede lid worden gegevens gevraagd die betrekking hebben op alle soorten kampeerplaatsen.

Lid 2, onder a.

De gevraagde gegevens hebben betrekking op de algehele inrichting van de kampeerplaats. Inzicht hierin is nodig om te bepalen of aan redelijke eisen wordt voldaan of dat het nodig is om nadere voorschriften aan de vergunning of vrijstelling te verbinden. De richtlijnen van de Kampeerraad (een rijksadviescollege) kunnen bij het bepalen daarvan als richtsnoer dienen.

Lid 2, onder b.

De hier gevraagde gegevens zijn nodig om te kunnen bepalen of aan de eisen van de AMvB ex artikel 13 Kampeerwet wordt voldaan.

Lid 3.

In dit lid gaat het om aanvullende gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van een aanvraag met betrekking tot zomerhuisjesterreinen, kampeerboerderijen, appartementengebouwen, blokhutten, kamphuizen enz.

Artikel 3

Bij een aanvraag om een ontheffing (die alleen gegeven kan worden voor het zgn. kamperen op eigen terrein, zie artikel 27, lid 4 van de Kampeerwet) kan volstaan worden met het overleggen van een situatietekening waarop de randbeplanting staat aangegeven en de situering van het kampeermiddel.

Artikel 4

In dit artikel wordt de mogelijkheid geopend om af te wijken van het bepaalde in de artikelen 2 en 3. Deze mogelijkheid is opgenomen voor die gevallen waarin het gaat om de vernieuwing van een vergunning, vrijstelling of ontheffing die voor beperkte tijd is verleend, of waar het gaat om een hernieuwde aanvraag in verband met kleine wijzigingen.

Artikel 5

De aanvrager van een vergunning moet bij zijn aanvraag een reglement voegen, behoudens in de gevallen genoemd in artikel 16, lid 2 van de Kampeerwet. Als het reglement niet aan redelijke eisen voldoet, kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren. Wat "redelijke eisen" zijn, kan worden beoordeeld aan de hand van het model van de Kampeerraad.

Wijzigingen in het reglement moeten ingevolge artikel 20, lid 1 van de Kampeerwet worden toegezonden aan burgemeester en wethouders. Daar de tweede volzin van evengenoemd artikellid niet in werking is getreden, zouden deze wijzigingen niet aan de instemming van burgemeester en wethouders onderhevig zijn. Omdat dit ongewenst wordt geacht, is artikel 5 in deze verordening opgenomen.

Artikel 6

Dit artikel bevat geen inhoudelijke voorschriften. Voor deze benadering is gekozen om een zo groot mogelijke differentiatie mogelijk te maken. Veel voorschriften zijn namelijk zo gedetailleerd dat het de voorkeur verdient om deze per vergunning, vrijstelling of ontheffing vast te stellen. De aanbevelingen van de Kampeerraad bieden hiervoor een handvat.

Ten aanzien van de onderwerpen waarop deze voorschriften betrekking kunnen hebben, zij verwezen naar de artikelen 18 en 23 van de Kampeerwet; het gaat om beperkingen en voorschriften in het belang van de orde en rust, de veiligheid, de welstand, de natuur- en landschapsbescherming, de gezondheid en de milieuhygiëne, alsmede ten aanzien van de overige in de kampeerverordening geregelde onderwerpen. Deze laatste zijn in artikel 6 van deze verordening opgenomen en vormen dus een aanvulling op de in de wet genoemde onderwerpen.

Lid 1.

Bij het verlenen van een vergunning, vrijstelling of ontheffing moet worden bepaald of deze persoons- of objectgebonden is en of deze voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt afgegeven. Omdat dit onderwerpen zijn, die in ieder geval moeten zijn geregeld, is dit artikellid imperatief geformuleerd. Uit oogpunt van efficiency en rechtszekerheid is gekozen voor een objectgebonden aanpak.

Lid 2.

Dit bevat de onderwerpen ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders aan de vergunning, vrijstelling of ontheffing voorschriften kunnen verbinden. Met de in de leden 1 en 2 vermelde onderwerpen wordt een volledige "dekking" verkregen van de richtlijnen van de Kampeerraad.

Artikel 7

In de artikelen 19, 24, 26 en 27 van de Kampeerwet is bepaald in welke gevallen en binnen welke termijnen de aanvrager of verzoeker, dan wel de houder van een vergunning, vrijstelling of ontheffing tegen een besluit van burgemeester en wethouders in beroep kan gaan bij de gemeenteraad. In dit artikel worden vormvoorschriften gegeven t.a.v. het beroepschrift.

De procedure die bij de behandeling daarvan gevolgd wordt, is opgenomen in de 11 Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften". Voor derden-belanghebbenden bevat de Kampeerwet geen beroepsprocedure. Voor hen is derhalve de Wet AROB van toepassing.