Regeling vervallen per 31-05-2011

Organisatieverordening Zaanstad

Geldend van 01-01-2002 t/m 30-05-2011

Intitulé

Organisatieverordening Zaanstad

Hoofdstuk 1 De structuur van de ambtelijke organisatie

Artikel 1 Begripsbepalingen:

In deze verordening wordt verstaan onder:

Missie:

het geheel van doeleinden en beleid op hoofdlijnen met het oog op het functioneren van een bepaald organisatieonderdeel.

Visie:

het samenstel van principiële opvattingen omtrent het functioneren van een organisatieonderdeel, mede in relatie tot haar maatschappelijke omgeving en toekomstige ontwikkelingen die daar worden voorzien

Strategie:

een nader uitgewerkt patroon of plan van waaruit het betreffende organisatieonderdeel toewerkt naar de realisatie van voorgenomen doeleinden, beleid en werkwijze.

Reglement van Orde:

het door de raad vastgestelde reglement voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden ter uitvoering van artikel 16 Gemeentewet

Artikel 2

  • 1. De ambtelijke organisatie van de gemeente Zaanstad bestaat uit een Concernstaf (CS) alsmede een aantal nader aangegeven organisatorische eenheden.

  • 2. Aan het hoofd van de Concernstaf staat de secretaris bedoeld in artikel 100 Gemeentewet, terwijl aan het hoofd van elk van de overige in het eerste lid bedoelde organisatieonderdelen een directeur staat.

Artikel 3

Als organisatorische eenheden, bedoeld in artikel 2 worden ingesteld:

  • -

    de Dienst Publiek (DP);

  • -

    de Dienst Wijken (DW);

  • -

    de Dienst Stad (DS);

  • -

    Stadsbedrijven Zaanstad (SZ);

  • -

    de Brandweer (BRW).

Artikel 4

De Concernstaf heeft de volgende missie en visie:

Missie: De gemeentelijke organisatie zorgt voor de ondersteuning van de bestuurorganen en de secretaris bij de uitvoering van hun bestuurlijke en ambtelijke taken. Daarnaast dient organisatiebreed samenhang te bestaan op het terrein van middelen. Kaderstelling en control zijn primaire elementen in de werkprocessen.

Visie: De concernstaf realiseert deze missie door een inhoudelijke en organisatorische ondersteuning van de bestuurlijke processen met bijzondere aandacht voor de daaraan verbonden politieke en maatschappelijke aspecten en ontwikkelingen. De concernstaf biedt een interactief ontwikkeld middelenbeleid op de gebieden personeel, informatiebeleid, communicatie, organisatieontwikkeling, control, financiën en juridische zaken. Tevens wordt zorggedragen voor vernieuwing, initiëring en realisatie van het middelenbeleid. Dit beleid is gericht op cultuur, bevordering van de communicatie, afstemming op onderdelen binnen de organisatie en het bevorderen van uniformiteit van werkwijzen.

Artikel 5

De in artikel 3 genoemde organisatorische eenheden hebben de volgende missies en visies:

  • a.

    de Dienst Publiek

    Missie: De gemeentelijke organisatie staat - met de vraag van de burger als vertrekpunt - voor het realiseren van kwalitatief hoogstaande publieksservice via een klantgerichte houding bij de organisatorische eenheden.

    Visie: De Organisatorische eenheid Publiek realiseert de missie door in ieder geval die openbare functies te verrichten die zonder gemeentelijke inmenging niet, of in onvoldoende mate, zouden worden vervuld en waaraan maatschappelijke behoefte bestaat. Daarnaast dient het dienstenaanbod - rekening houdende met de gestelde rechtsregels – te voldoen aan servicekwaliteit voor de burger en eisen van effectiviteit, efficiency en controleerbaarheid. Dit geheel dient bij te dragen aan een goed imago van de gemeentelijke organisatie.

  • b.

    de Dienst Wijken

    Missie: De gemeentelijke organisatie staat voor de kwaliteit en de leefbaarheid in de stad door maatwerk op wijkniveau. Wijkgericht werken zorgt voor een stad waarin mensen graag willen wonen en werken en voor wijkgerichte serviceverlening. Daarnaast bevordert de gemeentelijke organisatie een actieve bijdrage van burgers en maatschappelijke partners aan een veilige en zorgzame leefomgeving.

    Visie: De organisatorische eenheid Wijken realiseert deze missie door het binnen de organisatie - in samenhang met eventueel aanwezige wijkstructuren en/of andere organisatorische verbanden op wijkniveau - inrichten van decentrale en herkenbare gemeentelijke aanspreekpunten. Deze zijn in staat zowel de vraag als de behoefte van de burgers te onderkennen en te benoemen en daarin -waar nodig in samenwerking met partners te voorzien. Zowel zelfredzaamheid van de burger als de eigen identiteit en de kwaliteit van de wijk zijn daarbij uitgangspunten.

  • c.

    de Dienst Stad

    Missie: De gemeentelijke organisatie zorgt - door het benutten, beheren en vernieuwen van bestaande kwaliteiten en het ontwikkelen en realiseren van nieuwe plannen - voor een ‘sterke’ stad, die zichtbaar, toekomstgericht, leefbaar en compleet is. Een stad die door zijn fysieke, sociale en economische hoofdinfrastructuur aantrekkingskracht heeft en een stevige positie in zijn omgeving inneemt.

    Visie: De organisatorische eenheid Stad realiseert deze missie door - mede in overleg met belanghebbende partners - vanuit gedefinieerd maatschappelijk rendement resultaat gerichte initiatieven te nemen en samen te werken met in- en externe partners. Het werken binnen de dienst Stad vindt plaats in goed gestructureerde en op resultaat gerichte processen.

  • d.

    Stadsbedrijven Zaanstad

    Missie: De gemeentelijke organisatie verleent en levert conform opdracht diensten, respec-tievelijk producten op zakelijke basis, primair aan concernstaf en organisatorische eenheden.

    Visie: Stadsbedrijven Zaanstad realiseert deze missie vanuit de optiek dat kwaliteit is: het voldoen aan de verwachting van de afnemer, met inachtneming van de wettelijke regels en de normen en waarden zoals vastgesteld en geaccepteerd binnen de organisatorische eenheid. Zakelijk betekent dit dat de diensten en producten voor wat betreft prijs en prestatie op efficiëntie en effectiviteit zijn getoetst. Ze zijn marktconform; waar dat niet mogelijk is, wordt dit gemotiveerd.

  • e.

    Brandweer

    Missie: de gemeentelijke organisatie is belast met het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand, alsmede met hulpverlening bij ongevallen en de bestrijding van rampen.

    Visie: De Brandweer realiseert deze missie door een scala aan pro-actieve, preventieve, preparatieve en repressieve acties, alsmede door activiteiten gericht op het leveren van een bijdrage aan nazorgactiviteiten, door inzet van daarvoor opgeleide en geoefende personeelsleden – vrijwillig en beroeps - en met gebruikmaking van adequaat materieel.

    Daarnaast zorgt de Brandweer voor het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen en de coördinatie daarvan. Een geoefende rampenorganisatie en functionele rampenplannen zijn daarbij randvoorwaarden. Door het verlenen van hulp bij ongevallen draagt de Brandweer bij aan een effectieve en veilige afwikkeling van de gevolgen.

Artikel 6

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de in de artikelen 4 en 5 gegeven omschrijvingen van de missie en visie van de verschillende organisatorische eenheden nader preciseren.

  • 2. Op basis van de missie en visie alsmede de instructies en opdrachten bedoeld in artikel 7, vierde lid, stelt het college van burgemeester en wethouders de hoofdstructuur van elke organisatorisch eenheid van de ambtelijke organisatie vast.

Artikel 7

  • 1. Het algemeen beheer van de ambtelijke organisatie van de gemeente Zaanstad berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Onder toezicht van het college van burgemeester en wethouders is het dagelijks beheer, voor wat betreft de Concernstaf, opgedragen aan de secretaris en voor wat betreft een organisatorische eenheid opgedragen aan de directeur.

  • 3. Onverminderd de taken en bevoegdheden die deze verordening aan de secretaris en aan de directeuren toekent en onverkort het gestelde in artikel 30, derde lid, zijn zij elk voorzover het hen aangaat, medeverantwoordelijk voor het functioneren van de gemeentelijke organisatie als concern.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan ten aanzien van het dagelijks beheer instructies vaststellen voor de secretaris, de directeuren en het Gemeentelijk Management-team als bedoeld in artikel 30. Daarnaast kan het college van burgemeester en wethouders bijzondere opdrachten vaststellen.

Artikel 8

Voorzover niet bij wet anders is voorzien, worden de directeuren benoemd, geschorst en ontslagen door het college van burgemeester en wethouders. De secretaris bevordert het totstandkomen van de voordracht.

Artikel 9

De gemeentearchivaris als bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Archiefwet 1995 oefent, in overeenstemming met het bepaalde in het tweede lid van vorengenoemd artikel, rechtstreeks onder de bevelen van het college van burgemeester en wethouders het beheer uit over de naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden en historisch-documentaire verzamelingen.

Artikel 10

Indien bij afzonderlijke verordening een commissie als bedoeld in de artikelen 82 en volgende van de Gemeentewet wordt ingesteld, die belast is met het beheer van een organisatorische eenheid of een onderdeel daarvan, mogen in die verordening of in dat besluit geen bepalingen voorkomen, die de in deze verordening geregelde bevoegdheden van de gemeentesecretaris, directeuren en concerncontroler aantasten.

Hoofdstuk 2 De ambtelijke organisatie in relatie tot de bestuursorganen

Paragraaf 1 Secretaris in relatie tot de bestuursorganen

Artikel 11

  • 1. De secretaris draagt zorg voor een doelmatige ondersteuning van de leden van de raad.

  • 2. Hij draagt er desgevraagd of uit eigen beweging zorg voor dat de leden van de raad informatie wordt verstrekt omtrent onder het gemeentebestuur berustende documenten, waarvan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester kennis heeft genomen, voorzover bedoelde leden in hun hoedanigheid van raadslid daarover beschikking behoeven. De informatie wordt mondeling, door inzage of in de vorm van een uittreksel of kopie verstrekt, waarbij zo veel als redelijkerwijs mogelijk is met de wens van de verzoeker rekening wordt gehouden.

  • 3. De secretaris draagt er zorg voor dat de leden van de raad desgevraagd technische bijstand verkrijgen bij het formuleren van moties, amendementen en voorstellen, het voorbereiden van interpellaties, het stellen van vragen en dergelijke in het Reglement van orde van de raad voorziene initiatieven van leden van de raad.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders stelt met betrekking tot het bepaalde in het tweede en derde lid, nadere regels vast. Het college hoort daaromtrent eerst de raads-commissie Algemeen Bestuur.

  • 5. De secretaris staat de voorzitter van de raad ter zijde bij zijn zorg voor een goede voor-bereiding en een goed verloop van de vergadering van de raad.

  • 6. De secretaris draagt er zorg voor dat van vergaderingen van de raad een presentielijst wordt opgesteld en een verslag wordt gemaakt op de wijze als vastgelegd in het Reglement van orde aan de raad.

  • 7. De secretaris wijst - na overleg met de betrokken directeur - ambtenaren aan die onder zijn toezicht het secretariaat vervullen van de commissies als bedoeld in de artikelen 91 en 92 van de Gemeentewet.

Artikel 12

  • 1. De secretaris draagt onverminderd de verantwoordelijkheden van de burgemeester zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Hij draagt zorg voor een gedegen en tijdige advisering aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Hij is verantwoordelijk voor een snel en adequaat verloop van voor het proces van besluitvorming noodzakelijke procedures en bevordert een voortvarende uitvoering van de besluiten van het college van burgemeester en wethouders.

  • 4. De secretaris draagt zorg voor een doelmatige ondersteuning van de leden van het college van burgemeester en wethouders.

  • 5. De secretaris draagt er desgevraagd of uit eigen beweging zorg voor dat de leden van het college van burgemeester en wethouders over alle informatie kunnen beschikken die zij behoeven om hun functie goed te kunnen uitoefenen.

  • 6. De secretaris draagt er zorg voor dat de tijdens de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders genomen besluiten worden vastgelegd en dat een presentielijst wordt bijgehouden.

  • 7. Ten aanzien van de in dit artikel omschreven taken kan het college van burgemeester en wethouders de secretaris nadere richtlijnen geven.

Artikel 13

  • 1. Tenzij bij afzonderlijke verordening of bij afzonderlijk besluit anders is geregeld, is het bepaalde in de artikelen 11 en 12 voorzover het betreft de daarin opgedragen taken ten aanzien van door de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester ingestelde commissies van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het stellen van nadere regels en richtlijnen als bedoeld in voornoemde artikelen geschiedt door het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester.

  • 2. De secretaris is, zo dikwijls het college van burgemeester en wethouders dat verlangt, of op uitdrukkelijke uitnodiging van een commissie of indien hij dat zelf wenselijk acht, aanwezig in de vergaderingen van de in het eerste lid bedoelde commissies of bij van gemeentewege te voeren besprekingen en heeft daarin een adviserende stem.

Paragraaf 1 Secretaris in relatie tot de bestuursorganen en de ambtelijke organisatie

Artikel 14

  • 1. De secretaris staat de burgemeester in diens hoedanigheid van bestuurlijk coördinator ter zijde.

  • 2. Hij bevordert hiertoe samen met de burgemeester een goede afstemming tussen de bestuursorganen enerzijds en de ambtelijke organisatie anderzijds;

  • 3. Voorts is hij daartoe de burgemeester behulpzaam bij de bevordering van een goede samenwerking en afstemming tussen de bestuursorganen alsmede de bewaking van het functioneren als collegiaal bestuur van het college van burgemeester en wethouders.

  • 4. De secretaris staat de burgemeester ter zijde bij zijn zorg voor de vertegenwoordiging van de gemeente in en buiten rechte en bevordert daartoe in overleg met de burgemeester de goede relaties van de gemeente met andere openbare besturen en de onder die besturen ressorterende ambtelijke organisaties.

Paragraaf 1 Aanwezigheid, verhindering of ontstentenis en vervanging van de secretaris

Artikel 15

  • 1. De secretaris is gehouden aanwezig te zijn bij die evenementen of bijeenkomsten, waarbij zijn aanwezigheid naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders uit representatief oogpunt is vereist.

  • 2. De secretaris geeft, indien hij door ziekte of anderszins verhinderd is zijn functie uit te oefenen, hiervan onmiddellijk kennis aan de burgemeester.

  • 3. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen door één van de door de raad op voordracht van het college van burgemeester en wethouders daarvoor aangewezen ambtenaren.

  • 4. De secretaris bevordert het totstandkomen van de voordrachten bedoeld in het derde lid.

  • 5. Voor een afwezigheid anders dan vanwege ziekte behoeft de secretaris toestemming van het college van burgemeester en wethouders voorzover die afwezigheid langer dan vijf dagen zal duren. De toestemming wordt alleen geweigerd, indien het belang van de gemeente door de afwezigheid zou worden geschaad.

  • 6. Het is niet toegestaan dat de secretaris en de door de raad aangewezen ambtenaren als bedoeld in het derde lid allen gelijktijdig met verlof zijn.

Paragraaf 1 De ambtelijke organisatie en uitoefening van bestuursbevoegdheid

Artikel 16

  • 1. Tenzij de regeling waarop hun bevoegdheid steunt zich daartegen verzet, kan het college van burgemeester en wethouders voor nader door het college aan te geven categorieën van zaken de uitoefening van één of meer van hun bevoegdheden mandateren aan een directeur. Daarbij kan het college de directeur toestaan ter zake alle gemandateerde bevoegdheden dan wel bepaalde van deze bevoegdheden ondermandaat te verlenen. Besluiten tot verlening van ondermandaat worden schriftelijk vastgelegd en ter kennisneming aan het college van burgemeester en wethouders gezonden.

  • 2. De gemandateerde bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders uitgeoefend.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders geeft te dien aanzien nadere aanwijzingen.

  • 4. Indien het college van burgemeester en wethouders voornemens is van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid gebruik te maken, doet het daarvan mededeling aan de raadscom-missie ‘ Algemeen Bestuur’ onder overlegging van het desbetreffende conceptmandaat-besluit.

Artikel 17

Het bepaalde in artikel 16 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester als bestuursorgaan.

Paragraaf 1 Uitvoerende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de ambtelijke organisatie

Artikel 18

Het aan de secretaris onderscheidenlijk de directeuren opgedragen dagelijks beheer omvat de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de organisatorische eenheid aan het hoofd waarvan zij staan, waaronder het realiseren van de met het college van burgemeester en wethouders overeen te komen omvang en kwaliteit van de dienstverlening en de verantwoordelijkheid voor de daartoe ter beschikking te stellen middelen.

Artikel 19

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders komt daartoe, na overleg met de secretaris respectievelijk de directeuren onverlet het bepaalde in hoofdstuk XIII van de Gemeentewet, met ieder van hen voor een begrotingsjaar overeen:

    • a.

      het jaarplan van de organisatorische eenheid aan het hoofd waarvan zij staan met bijzondere aandacht voor de op realisering van missie en visie gerichte strategie;

    • b.

      het budget van die eenheid;

    • c.

      de richtlijnen waarbinnen het gemeentelijk middelenbeleid door die eenheden, al of niet op basis van de artikelen 16 en 17 zal worden uitgevoerd.

  • 2. Indien tussen het college van burgemeester en wethouders en de secretaris respectievelijke directeur geen overeenstemming wordt bereikt, stelt het college van burgemeester en wethouders deze aangelegenheden eenzijdig vast.

Artikel 20

  • 1. Tot het gemeentelijk middelenbeleid als bedoeld in artikel 19 wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      het personeelsbeleid;

    • b.

      het financiële beleid;

    • c.

      het organisatiebeleid;

    • d.

      het informatiebeleid;

    • e.

      het communicatiebeleid;

    • f.

      het automatiseringsbeleid;

    • g.

      het inkoopbeleid;

    • h.

      het kwaliteitsbeleid;

    • i.

      het huisvestingsbeleid ten aanzien van het ambtelijk apparaat.

  • 2. De Concernstaf is in het bijzonder belast met de coördinatie van het gemeentelijk middelenbeleid en doet voorstellen aan het Gemeentelijk Managementteam als bedoeld in artikel 30 voor de door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen algemene beleidskaders.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast omtrent de voor-bereiding van dit beleid, voorzover dit aan de organisatorische eenheden is opgedragen, alsmede de rapportage door de directeuren inzake de uitvoering ervan.

Artikel 21

Het college van burgemeester en wethouders stelt vast welke gegevens door de organisatorische eenheden worden verstrekt ten behoeve van een goed beheer van de gemeentelijke organisatie als geheel. De aard, de inhoud, de vorm ervan en de frequentie van de informatieverstrekking wordt daartoe per categorie nader bepaald.

Hoofdstuk 3 Werkwijze van de ambtelijke organisatie

Paragraaf 1 Secretaris als ambtelijk coördinator

Artikel 22

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 21 bevordert de secretaris een goede samenwerking en samenhang tussen de eenheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2. De secretaris geeft, indien noodzakelijk, aanwijzingen aan de directeuren om de samenwer-king en samenhang bedoeld in het eerste lid te verzekeren.

  • 3. Hij kan de directeuren ook aanwijzingen geven, indien zij naar zijn oordeel tekortschieten bij het realiseren van de hen op grond van artikel 18 opgedragen taak.

Artikel 23

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 ziet de secretaris toe op een vlot verloop van de informatiestromen. Hij doet op dit punt zo nodig, in overleg met de directeuren, voorstellen aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 24

De secretaris heeft het recht bij alle aan het college van burgemeester en wethouders ondergeschikte ambtenaren, zowel individueel als per organisatorische eenheid, de inlichtingen in te winnen die voor een goede vervulling van zijn taak nodig zijn.

Artikel 25

Voorzover hij zulks in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze verordening is bepaald nodig acht, stelt de secretaris in overleg met de directeuren procedures vast voor de behandeling van zaken die door het bestuur aan de ambtelijke organisatie ter voorbereiding of uitvoering zijn opgedragen.

Paragraaf 2 Procedures

Artikel 26

Ten aanzien van aangelegenheden waarin zulks gewenst wordt geacht, geeft het college van burgemeester en wethouders een kader aan voor de inbreng van de ambtelijke organisatie bij het maken van beleid. Dit kader wordt aangeduid met de benaming ‘bestuursopdracht’. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast voor de inrichting van bestuursopdrachten.

Artikel 27

  • 1. Elke zaak wordt primair voorbereid en uitgevoerd door de organisatorische eenheid tot (gezien missie en visie) wiens taakgebied de desbetreffende zaak behoort, tenzij in een bestuursopdracht anders wordt bepaald.

  • 2. Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan één organisatorische eenheid uitstrekt wijst het college van burgemeester en wethouder op voorstel van de secretaris een organisatorische eenheid aan, die primair verantwoordelijk is voor de voorbereiding of de uitvoering alsmede voor de tijdsplanning en de bewaking van de voortgang.

Artikel 28

  • 1. Indien een zaak het taakgebied van een andere organisatorische eenheid raakt, vraagt de primair met de voorbereiding of uitvoering belaste organisatorische eenheid aanvullend advies aan die andere eenheid.

  • 2. Een organisatorische eenheid kan ook eigener beweging aanvullend advies uitbrengen. De secretaris wordt hiervan op de hoogte gesteld, indien hierdoor eerder afgesproken planningen en procedures zouden worden beïnvloed.

  • 3. Het aanvullend advies wordt rechtstreeks uitgebracht aan de organisatorische eenheid die met de voorbereiding of uitvoering is belast.

  • 4. De organisatorische eenheid, die aanvullend advies uitbrengt, treedt zo veel mogelijk in overleg met de met de voorbereiding of uitvoering belaste organisatorische eenheid, teneinde te trachten tot geïntegreerde advisering te komen, waarin de argumenten voor mogelijke beleidskeuzes worden opgenomen.

  • 5. Bij blijvend verschil van inzicht voegt de organisatorische eenheid die primair met de voorbereiding of uitvoering van het beleid is belast, de aanvullende adviezen onverkort aan het advies toe.

  • 6. De Concernstaf voorziet waar nodig gevraagd of ongevraagd in de coördinatie bij de advisering als bedoeld in dit artikel.

Artikel 29

  • 1. De directeuren wijzen ieder voor hun organisatorische eenheid ambtenaren aan, die omtrent onderdelen van het beleid waarvoor de directeuren verantwoordelijkheid dragen, rechtstreeks overleg kunnen voeren met het voor dat beleid primair verantwoordelijke lid van het college van burgemeester en wethouders. Deze ambtenaren ontvangen daartoe mandaat van de directeur. Omtrent de inhoud van het overleg leggen zij verantwoording af tegenover de directeur.

  • 2. Indien een zaak de hoofdzaak van een andere eenheid binnen de organisatorische eenheid raakt, vraagt de primair met de voorbereiding of uitvoering belaste eenheid aanvullend advies aan de andere eenheid.

  • 3. Een eenheid kan ook eigener beweging of op aanwijzing van de directeur aanvullend advies uitbrengen. Steeds wordt een geïntegreerd advies uitgebracht waarin de argumenten voor mogelijke beleidskeuzes worden opgenomen. De directeur kan daartoe interne overlegorganen instellen, onder zijn leiding of onder de leiding van een door hem aan te wijzen ambtenaar.

  • 4. Bij blijvend verschil van inzicht worden de verschillende meningen beargumenteerd in het advies opgenomen. Bij verschil van inzicht voegt de directeur zijn standpunt uitdrukkelijk toe aan het advies. Hij doet dit eveneens indien geen verschil van inzicht tussen betrokken eenheden bestaat, maar naar zijn oordeel zijn verantwoordelijkheden op grond van artikel 18 van deze verordening in het geding zijn.

Paragraaf 3 Het Gemeentelijk Managementteam

Artikel 30

  • 1. Ter bewaking van de eenheid in de uitoefening van de aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken voert de secretaris wekelijks gezamenlijk overleg met de directeuren van de organisatorische eenheden bedoeld in artikel 3. Dit overleg vindt plaats in de vergadering die wordt aangeduid met de benaming 'Gemeentelijk Managementteam' (GMT).

  • 2. De concerncontroller als bedoeld in artikel 41 is adviserend lid van het GMT.

  • 3. Het GMT is als zodanig tegenover het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor een gecoördineerde en geïntegreerde beleidsadvisering en beleidsuitvoering.

  • 4. Indien in het GMT geen overeenstemming wordt bereikt over de aan het college van burgemeester en wethouders te adviseren verdere beleidsvoorbereiding of over aangelegenheden betreffende de beleidsuitvoering is de stem van de secretaris beslissend.

Artikel 31

  • 1. De secretaris is voorzitter van het GMT. In geval van afwezigheid van de voorzitter treedt één van de loco-secretarissen als voorzitter op.

  • 2. De secretaris kan functionarissen aanwijzen die -al dan niet ad hoc- tevens aan het overleg van het GMT deelnemen.

  • 3. Het secretariaat van het GMT wordt verzorgd door één of meer door de secretaris aan te wijzen ambtenaren van de Concernstaf.

Artikel 32

  • 1. De secretaris stelt de vergaderdata van het GMT vast.

  • 2. Ieder lid van het GMT kan zaken voor plaatsing op de agenda bij de secretaris indienen en in bijzondere omstandigheden aan de secretaris verzoeken een extra vergadering bijeen te roepen.

  • 3. De verslagen van het GMT worden in ieder geval aan de leden van het GMT en aan het college van burgemeester en wethouders toegezonden.

Artikel 33

  • 1. Ter bewaking van de eenheid in de uitoefening van de aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken voert de secretaris - onverkort het bepaalde in artikel 30, eerste lid -voorts regelmatig overleg met elk der directeuren van de organisatorische eenheden bedoeld in artikel 3.

  • 2. Voor zover het in het eerste lid bedoelde overleg niet leidt tot overeenstemming over de wijze van uitvoering van de aan de betrokken organisatorische eenheid opgedragen taken, zal de secretaris het college van burgemeester en wethouders voorstellen ten aanzien daarvan nadere aanwijzingen te geven.

Paragraaf 4 Directeuren

Artikel 34

  • 1. Binnen de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde hoofdstructuur als bedoeld in artikel 6, tweede lid, regelt de directeur de organisatorische indeling van zijn organisatorische eenheid.

  • 2. Van zijn op grond van het eerste lid genomen besluiten doet de directeur mededeling aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 35

  • 1. De secretaris, respectievelijk de directeur, draagt de medewerkers, die hij heeft uitgekozen om te werken bij de organisatorische eenheid aan het hoofd waarvan hij staat, voor aan het college van burgemeester en wethouders voor benoeming in gemeentedienst.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan zich met betrekking tot benoemingen in nader door het college vast te stellen functies tevens doen adviseren door een door het college in te stellen adviesorgaan. Het college van burgemeester en wethouders kan regels vaststellen ten aanzien van de daarbij te volgen procedure.

Artikel 36

Met inachtneming van door het college van burgemeester en wethouders gestelde regels treft de secretaris, respectievelijk de directeur, de maatregelen en voorzieningen, die hij nodig acht omwille van een doelmatige uitvoering van de taken die zijn opgedragen aan de organisatorische eenheid aan het hoofd waarvan hij staat. Indien daartoe maatregelen door het gemeentebestuur zijn te nemen, rapporteert hij daaromtrent aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 37

  • 1. Periodiek en in elk geval op nader door het college van burgemeester en wethouders aan te geven tijdstippen legt de secretaris, respectievelijk de directeur, aan het college van burgemeester en wethouders verantwoording af over het door hem gevoerde dagelijks beheer.

  • 2. Hij brengt hiertoe aan het college een managementrapport uit. Indien bijzondere opdrachten zijn verstrekt als bedoeld in artikel 7, vierde lid, tweede volzin, wordt in het management-rapport op het verloop van die opdracht ingegaan.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast omtrent de inrichting van het managementrapport.

Hoofdstuk 4 Controlling, financieel management en de administratieve organisatie van de gemeente

Artikel 38

  • 1. De functies van concerncontroller als bedoeld in artikel 40, respectievelijk van controller als bedoeld in artikel 41, van concernadministrateur als bedoeld in artikel 44, eerste lid en van administrateur als bedoeld in artikel 44, tweede lid, zijn onverenigbaar.

  • 2. De functie van treasurer als bedoeld in artikel 47, tweede lid, sub d, is onverenigbaar met de functies van concerncontroller, controller en administrateur als bedoeld in respectievelijk artikel 40, 41 en 44, tweede lid.

Artikel 39

  • 1. De directeuren zijn ervoor verantwoordelijk, dat bij het college van burgemeester en wethouders ingediende voorstellen zijn getoetst op:

    • a.

      inhoud en integraliteit;

    • b.

      rechtmatigheid;

    • c.

      tijdigheid;

    • d.

      juistheid en volledigheid van de gegeven informatie, onder andere met het oog op de handhaving van de begrotingsdiscipline;

    • e.

      doelmatigheid;

    • f.

      juistheid van de te volgen procedure;

    • g.

      toedeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de besluiten waartoe het voorstel leidt.

  • 2. Deze toetsing vindt in elk geval plaats aan de hand van de bij of krachtens deze verordening vastgestelde regels.

  • 3. De Concerncontroller ziet erop toe, dat deze toetsing van voorstellen plaats vindt. Waar nodig voorziet De Concerncontroller in een aanvullende toetsing.

  • 4. Van bij het college van burgemeester en wethouders ingediende voorstellen wordt door de directeur een afschrift gezonden aan de Concernstaf.

Artikel 40

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijst een ambtenaar van de Concernstaf aan als concerncontroller.

  • 2. De concerncontroller richt zich op het bevorderen van de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het functioneren van de gemeentelijke organisatie. In het kader van deze taken heeft de concerncontroller de bevoegdheid de raad gevraagd en ongevraagd rechtstreeks te adviseren.

  • 3. De concerncontroller is belast met en ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders, voor de gemeente als geheel, verantwoordelijk voor:

    • a.

      het voorbereiden van gemeentelijke middelenbeleidskaders;

    • b.

      het ontwikkelen en (doen) praktiseren van planning- en controlinstrumenten en van de administratieve organisatieontwikkeling;

    • c.

      het samenstellen van de concern jaar- en meerjarenbegroting en de toelichting daarop;

    • d.

      het doen samenstellen van managementrapportages en het samenstellen van concern- en bestuursrapportages, -jaarverslagen en -rekeningen;

    • e.

      het arrangeren van doelmatigheidsoperaties;

    • f.

      het behandelen van bedrijfseconomische vraagstukken;

    • g.

      het (doen) verrichten van beleidsevaluerende onderzoeken en doelmatigheidsonderzoeken in verband met de bedrijfsvoering;

    • h.

      het scheppen van randvoorwaarden ter bevordering van de rechtmatige aanwending van middelen en integer handelen van de organisatie,

    • i.

      het over de onder a tot en met h genoemde onderwerpen adviseren van het college van burgemeester en wethouders, in algemene zin na overleg met het Gemeentelijk Managementteam en in bijzondere gevallen met de betrokken directeur en/of de concernadministrateur als bedoeld in artikel 44, eerste lid;

Artikel 41

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijst op voorstel van de directeur een ambtenaar aan als controller bij de betreffende organisatorische eenheid.

  • 2. De controller richt zich op het bevorderen van de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het functioneren van de organisatorische eenheid.

  • 3. De controller is belast met en ten opzichte van de directeur, voor de organisatorische eenheid als geheel, verantwoordelijk voor:

    • a.

      het vanuit de organisatorische eenheid leveren van bijdragen aan de financiële meerjarenplanning en aan de voorbereiding van middelenbeleidskaders, onder meer door het samenstellen van het jaarplan, managementrapportages en jaarverslagen;

    • b.

      het samenstellen van de begroting, managementrapportage en jaarrekening van de organisatorische eenheid als bijdragen aan de op te stellen begroting, management-rapportage en jaarrekening;

    • c.

      het toetsen van de beleidsuitvoering aan de doelstellingen van de organisatorische eenheid;

    • d.

      het bijdragen aan de ontwikkeling en de invoering van systemen en instrumenten voor de beheersing en sturing;

    • e.

      het doen van verbeteringsvoorstellen in verband met de administratieve organisatie;

    • f.

      het scheppen van randvoorwaarden ter bevordering van de rechtmatige aanwending van middelen en integer handelen van de organisatie;

    • g.

      het adviseren over de onder a tot en met f genoemde onderwerpen aan de directeur.

Artikel 42

  • 1. Uit oogpunt van consistentie bij de bevordering van de doelmatigheid en doeltreffendheid op het niveau van de organisatorische eenheid en binnen de gemeente als geheel, bestaat een controllersoverleg.

  • 2. Het controllersoverleg wordt gevormd door de controllers van de organisatorische eenheden bedoeld in artikel 3, sub a tot en met e, en staat onder leiding van de concerncontroller.

  • 3. De concerncontroller regelt vanuit de Concernstaf de administratieve ondersteuning van het controllersoverleg.

  • 4. Onverkort het bepaalde in het eerste en tweede lid voert de concerncontroller ter bevor-dering van de doelmatigheid en doeltreffendheid op het niveau van de organisatorische eenheid regelmatig overleg met elk van de controllers van de organisatorische eenheden bedoeld in artikel 3.

Artikel 43

  • 1. De concerncontroller is verantwoordelijk voor de inrichting van het financieel beheer van de gemeentelijke organisatie als geheel.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan onderwerpen vaststellen ten aanzien waarvan de concerncontroller ter handhaving en uitvoering van deze verordening nadere richtlijnen kan geven.

  • 3. Indien de concerncontroller van oordeel is dat op enigerlei wijze een meer doelmatig financieel beheer kan worden verkregen, treedt hij over te nemen maatregelen in overleg met de verantwoordelijke directeur en de verantwoordelijke administrateur en legt hij zo nodig een voorstel aan het college van burgemeester en wethouders voor.

Artikel 44

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijst op voorstel van de secretaris, gehoord de directeur Stadsbedrijven Zaanstad, een ambtenaar van Stadsbedrijven Zaanstad aan als concernadministrateur.

  • 2. Voor iedere organisatorische eenheid wijst het college van burgemeester en wethouders, gehoorde de betrokken directeur, een ambtenaar aan die de functie van administrateur van die organisatorische eenheid vervult.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, in bijzondere gevallen een niet-ambtenaar aan te wijzen als administrateur.

Artikel 45

  • 1. Uit oogpunt van consistentie bij de bevordering van de doelmatigheid en doeltreffendheid op het niveau van de organisatorische eenheid en binnen de gemeente als geheel, bestaat een administrateursoverleg.

  • 2. Het administrateursoverleg wordt gevormd door de administrateurs van de organisatorische eenheden bedoeld in artikel 3 en staat onder leiding van de concernadministrateur.

  • 3. De concernadministrateur regelt de administratieve ondersteuning van het administrateursoverleg.

  • 4. Onverkort het bepaalde in het eerste en tweede lid voert de concernadministrateur ter bevordering van de doelmatigheid en doeltreffendheid op organisatorische eenheidniveau regelmatig overleg met elk van de administrateurs van de organisatorische eenheden bedoeld in artikel 3.

Artikel 46

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt, gehoord de concerncontroller en de concernadministrateur en met inachtneming van het gestelde in deze verordening, op advies van de directeur in een beheersverordening de organisatiestructuur met betrekking tot het financieel management en de administratieve organisatie van de betreffende organisatorische eenheden vast, en zendt deze ter kennisneming aan de raad en aan gedeputeerde staten.

  • 2. De organisatiestructuur als bedoeld in het eerste lid omvat onder meer:

    • a.

      een organisatieschema dat een doelmatige functiescheiding waarborgt;

    • b.

      beschrijvingen van de bij het financiële beleid, het financiële beheer en de financiële administratie betrokken functies;

    • c.

      procesgerichte beschrijvingen;

    • d.

      een regeling van de teken- en beschikkingsbevoegdheden;

    • e.

      een beschrijving van de beveiligingsmaatregelen van gegevensbestanden;

    • f.

      voorschriften inzake periodieke verslaggeving en de rapportering zowel naar het college van burgemeester en wethouders als naar de budgethouders in de organisatorische eenheid.

  • 3. De controller en de administrateur van de betreffende organisatorische eenheid en de accountant, aangewezen ingevolge artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, worden gehoord over het ontwerp van de voorschriften als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel.

  • 4. De administratieve organisatie is zodanig ingericht dat kan worden voldaan aan de eisen van doelmatig beheer en interne controle, gericht op tijdigheid, volledigheid en juistheid van de administratieve verantwoording en de verslaggeving. Daarbij worden de door de concerncontrolIer verstrekte richtlijnen voor de door de organisatorische eenheid te hanteren hoofdlijnen van de administratieve organisatie in acht genomen.

Artikel 47

  • 1. De raad stelt een statuut voor de treasury vast, waarin het beheer van de gemeentelijke geldstromen is geregeld en dat is gericht op het doelmatig financieren van gemeentelijke activiteiten.

  • 2. Dit statuut regelt in ieder geval:

    • a.

      doelstelling en taken;

    • b.

      treasuryorganisatie;

    • c.

      de wijze van vaststelling van het treasurybeleid;

    • d.

      renterisicobeheer;

    • e.

      het opstellen en vaststellen van een treasuryjaarplan en -jaarverslag;

    • f.

      de aanwijzing van de treasurer, zijnde degene die belast is met uitvoering van de treasury-activiteiten, alsmede de verdere taken waarmee treasurer is belast.

Artikel 48

  • 1. De secretaris draagt er zorg voor dat elke directeur tijdig en schriftelijk op de hoogte gesteld wordt van alle door de raad en door het college van burgemeester en wethouders genomen besluiten waaraan financiële consequenties voor de organisatorische eenheid zijn verbonden.

  • 2. De hiervoor in aanmerking komende functionarissen van de organisatorische eenheid verstrekken de administrateur alle gegevens en stukken die hij ten behoeve van een juiste verzorging van zijn administratie, de financiële planning, de budgetbewaking en de verslaggeving nodig heeft. Zij stellen in overleg met de administrateur, de controller en de directeur zodanige organisatorische maatregelen vast, dat aan deze verplichting tijdig en volledig zal worden voldaan. De directeur ziet erop toe dat deze maatregelen worden genomen.

Artikel 49

De administrateur draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    aan het college van burgemeester en wethouders en de daarvoor in aanmerking komende functionarissen van de gemeente (waaronder de concernadministrateur, de treasurer en de accountant ex artikel 213 van de Gemeentewet) alle benodigde informatie wordt verstrekt;

  • 2.

    aan hogere overheidslichamen alle benodigde informatie wordt verstrekt.

Artikel 50

  • 1. De concernadministrateur kan één of meer afzonderlijke bank- en/of girorekeningen en/of rekening-courantrekeningen aanwijzen voor het innen van door hem aan te geven inkomsten onderscheidenlijk het verrichten van uitgaven.

  • 2. De inkomsten en uitgaven van de organisatorische eenheid geschieden met inachtneming van door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen procedures en toe te kennen fiatteringsbevoegdheden.

  • 3. De administrateur is belast met het toezicht op de inning van de inkomsten van de organisatorische eenheid en met het tijdig nemen van invorderingsmaatregelen.

Artikel 51

  • 1. Jaarlijks voor een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen datum, biedt de directeur aan het college van burgemeester en wethouders een na overleg met de controller en de Concernstaf overeenkomstig de door het college vastgestelde richtlijnen opgemaakt ontwerp jaarplan en een ontwerp jaarverslag aan, waarin opgenomen de ontwerpbegroting van het komend dienstjaar, respectievelijk de ontwerp jaarrekening van het afgesloten dienstjaar. De controller tekent het ontwerp jaarplan, respectievelijk het ontwerp jaarverslag, voor gezien.

  • 2. De directeur voorziet de aan het college van burgemeester en wethouders voor te leggen beleidsvoorstellen van een financiële paragraaf, waarbij de financiële consequenties voor het jaarplan, respectievelijk de concernbegroting, nader uitgewerkt zijn. De controller voorziet deze financiële paragraaf van zijn paraaf.

  • 3. Indien en voor zover de controller met betrekking tot de financieel-technische aspecten van het ontwerpjaarplan of het ontwerpjaarverslag, dan wel de beleidsvoorstellen bedoeld in het voorgaande lid, een van de directeur afwijkend standpunt heeft doet hij, na overleg met de directeur, bij de aanbieding van het dienstplan, het ontwerpjaarverslag, dan wel die beleidsvoorstellen schriftelijk mededeling aan het college van burgemeester en wethouders. Een afschrift van dat advies zendt hij aan de directeur.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 52

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de voorbereiding van de besluiten die ter uitvoering van deze verordening genomen moeten worden - de actualisering van die besluiten daarbij inbegrepen - tijdig plaats vindt.

  • 2. De secretaris brengt voor 1 juli 2003, of zo veel eerder als hij redenen daartoe aanwezig acht, aan het college van burgemeester en wethouders een rapport uit inzake het functioneren van deze verordening. Vervolgens brengt hij zodanig rapport om de twee jaar uit en voorts op ieder tijdstip dat hij nodig acht. In zijn rapport besteedt hij bijzondere aandacht aan de vraag of de organisatie aanpassing behoeft, bij voorbeeld ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkelingen en het door de raad vastgestelde beleid.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders brengt de rapporten van de secretaris ter kennis van de raad, vergezeld van het door hen daarop ingenomen standpunt.

Artikel 53

Voorzover dit nodig is, worden voor een bepaald aangewezen organisatorische eenheid bij afzonderlijke verordening door de raad afwijkende en/of aanvullende regels vastgesteld.

Artikel 54

Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat besluiten genomen ter uitwerking van het bepaalde in de navolgende artikelen van deze verordening worden opgenomen in de uitgave bedoeld in artikel 139, tweede lid, Gemeentewet, die wordt aangeduid met de term ‘Verzameling gemeentelijke verordeningen, besluiten en beleidsregels Zaanstad’:

  • 1.

    artikel 6, eerste en tweede lid;

  • 2.

    artikel 7, vierde lid, eerste volzin;

  • 3.

    artikel 16, eerste lid, met inbegrip van de in de derde volzin bedoelde besluiten tot ondermandaat;

  • 4.

    artikel 17;

  • 5.

    artikel 26;

  • 6.

    artikel 34, tweede lid;

  • 7.

    artikel 43, tweede lid;

  • 8.

    artikel 46, eerste lid;

  • 9.

    artikel 47.

Artikel 55 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 2. Op dat moment vervalt de Organisatieverordening Zaanstad, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 12 september 1996 en nadien gewijzigd op 13 maart en 28 mei 1997.

Artikel 56 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Organisatieverordening Zaanstad.

Artikel 57 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekend gemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad. Tevens zal deze verordening worden opgenomen in de algemeen verkrijgbare uitgave die is getiteld Verzameling gemeentelijke verordeningen, besluiten en beleidsregels Zaanstad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 mei 2001,

voorzitter

w.g.

dr. R.L. Vreeman

secretaris