Regeling vervallen per 01-02-2010

Verordening Wet inburgering gemeente Zaanstad 2008

Geldend van 10-07-2008 t/m 31-01-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING ZAANSTAD 2008

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

    a)

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

    b)

    de wet:

    de Wet inburgering;

    c)

    inburgeringsplichtige

    de persoon die op grond van de wet inburgeringsplichtig is;

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2 Doelgroep en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Doelgroep

Het college biedt alle inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de eveneens aangeboden inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • c.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • d.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Namens het college wordt het inburgeringsaanbod tijdens een persoonlijk gesprek schriftelijk aan de inburgeraar voorgelegd.

  • 2. De inburgeraar die het aanbod accepteert:

    • a.

      zet ter plaatse zijn handtekening onder het inburgeringsaanbod;

    • b.

      of reageert binnen vijf dagen en stuurt het vervolgens aan zijn consulent met inburgeringstaken;

    • c.

      de inburgeraar wordt binnen 28 werkdagen na acceptatie van het aanbod geplaatst

  • 3. Indien de inburgeraar het aanbod niet aanvaardt, kan hij dit tijdens het gesprek, of uiterlijk vijf dagen daarna, onder opgave van zijn motieven, meedelen aan de consulent met inburgeringstaken. Het college kan op advies van de consulent de overwegingen van de inburgeraar wegen en kan naar aanleiding daarvan een ander aanbod doen.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatseamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Staatsexamen

Het inburgeringsprogramma kan worden afgesloten met deelname aan het staatsexamen NT2 I of II.

Artikel 12 Stimuleringsbonus

Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen dan wel het staatsexamen heeft afgelegd op het tijdstip zoals opgenomen in de beschikking, benoemd in artikel 8 van de verordening, zal een bonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage worden uitgekeerd, mits de inburgeringsplichtige niet meer dan 20% heeft verzuimd tijdens de duur van het inburgeringsprogramma.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Intrekking

De Verordening Wet inburgering gemeente Zaanstad 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

Artikel 15 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Zaanstad 2008.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 juni 2008

Voorzitter
Griffier

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

De Verordening Wet inburgering Zaanstad 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 september 2007, wordt grotendeels gehandhaafd. Een drietal artikelen is gewijzigd en een artikel is gewijzigd:

Artikel 1 gewijzigd Begripsomschrijvingen;

Artikel 3 gewijzigd Aanwijzen van doelgroepen

Artikel 11 gewijzigd Stimuleringsbonus (wordt artikel 12)

Artikel toegevoegd Staatsexamen (wordt artikel 11).

Dit leidt tot een vernummering. In de nieuwe Verordening Wet inburgering Zaanstad 2008 zijn alle artikelen opgenomen in de goede volgorde en met de juiste tekst.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid is opgenomen wat wordt verstaan onder een inburgeringsplichtige. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Artikel 3 Doelgroep

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangen;

  • oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Door de vereenvoudigingsmaatregel “een aanbod kunnen doen aan elke inburgeringsplichtige” wordt voor gemeenten een belangrijke belemmering in de uitvoering weggenomen. Vanaf 1 december 2007 biedt de gemeente Zaanstad nu ook aan nieuwkomers (houders van een verblijfsvergunning regulier met een niet-tijdelijk doel, zoals gezinsvormers en –herenigers) zonder werk en zonder uitkering en aan nieuwkomers en oudkomers met werk een inburgeringsaanbod doen. Gemeenten hoeven dus niet meer na te gaan in welke situatie iemand verkeert om te toetsen of de inburgeringsplichtige wel in aanmerking komt voor een aanbod.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven. In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Het inburgeringsaanbod staat op papier. Het aanbod wordt, zonodig met een mondelinge toelichting, uitgereikt tijdens een gesprek met de consulent met inburgeringstaken. Het inburgeringsaanbod moet door de inburgeraar worden ondertekend om van kracht te worden. In dit document staan ook de rechten en plichten vermeld. Door ondertekening wordt het inburgeringsaanbod een inburgeringscontract. Zoals aangegeven bij artikel 2 valt het aanbod inhoudelijk onder verantwoordelijkheid van het college. Het doen van een aanbod geschiedt, wanneer dat gebeurt door een consulent met inburgeringstaken. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Er is de mogelijkheid om aanpassingen in het aanbod aan te brengen in het geval dat er redelijke bezwaren zijn tegen het aanbod. Accepteert de inburgeringsplichtige een al of niet aangepast aanbod niet, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen, waarbij hij wordt gehandhaafd door de gemeente. Dit wil zeggen dat gecontroleerd zal worden of de inburgeraar voldoet aan zijn inburgeringsplicht en indien dit niet het geval is, er een boete kan worden opgelegd.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening. Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende

overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de

overtreding

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn opnemen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 11 Staatsexamen

Aan de inburgeringsplicht is voldaan als het inburgeringsexamen dan wel het staatsexamen is behaald. Vanaf 1 januari 2008 kan in de gemeente Zaanstad het inburgeringsprogramma worden afgesloten met deelname aan het staatsexamen NT2 I of II in plaats van het inburgeringsexamen.

Artikel 12 Stimuleringsbonus

In dit artikel is een bonusregeling opgenomen als een extra stimulans tot het succesvol afronden van het inburgeringsprogramma. De bonus kan worden verkregen na het behalen van zowel het inburgeringsexamen als het staatsexamen.

Artikel 13 Intrekking

De Verordening Wet inburgering gemeente Zaanstad 2007 wordt uitdrukkelijk ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

De verordening treedt terug tot 1 januari 2008. Het doen van een gemeentelijk aanbod tot het volgen van een inburgeringsprogramma aan iedere inburgeringsplichtige in Zaanstad wordt al in de praktijk gebracht. Dit geldt ook voor de mogelijkheid van een staatsexamen in plaats van een inburgeringsexamen. Hoewel op beide punten sprake is van ‘begunstigend beleid’ dient de huidige verordening hierop te worden aangepast.

Artikel 15 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.