Regeling vervallen per 01-10-2003

Convenant woonruimteverdeling 2001

Geldend van 01-01-2002 t/m 30-09-2003

Intitulé

Convenant woonruimte verdeling 2001

Aangegaan door de ondertekenende partijen in maart 1996, gewijzigd bij het 1e herzieningsconvenant zoals door de partijen vastgesteld overeenkomstig het raadsbesluit van 29 januari 1998, voorstelnummer 9, agendapunt 8.1, in werking getreden met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998 , vervolgens gewijzigd overeenkomstig raadsbesluit van 25 maart 1999, voorstelnummer 50, agendapunt 10.2, en zoals hierbij opnieuw gewijzigd.

Ondergetekenden,

W.St. Patrimonium;

ten deze vertegenwoordigd door H.C. Möllenkamp.

W.V. Westzaans Belang;

ten deze vertegenwoordigd door M. Flipse,

W.B.V. Goed Wonen Assendelft;

ten deze vertegenwoordigd door A.M.N. van den Broeke,

Stichting De Woonmij Zaanstad;

ten deze vertegenwoordigd door S.B. de Witte,

Stichting Saenwonen;

ten deze vertegenwoordigd door F. Beekman,

Vereniging Zaandams Volkshuisvesting;

ten deze vertegenwoordigd door drs ir F.C. Sanders (hierna te noemen 'de corporaties').

2. de gemeente Zaanstad, ten deze vertegenwoordigd door P.M.J. Kroesen-van Gelderen (hierna te noemen 'de gemeente')

Overwegende

  • 1.

    dat dit convenant afspraken bevat tussen de gemeente Zaanstad en de corporaties te Zaanstad, met betrekking tot de toewijzing van corporatiewoningen;

  • 2.

    dat het kader voor dit convenant wordt gevormd door de Huisvestingswet, het Huisvestingsbesluit, het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH), de Huisvestingsverordening Zaanstad 1994 en het Convenant "ROA-huisvestingsregio";

  • 3.

    dat partijen streven naar een passende, evenwichtige en rechtvaardige woonruimteverdeling waarbij de corporaties marktgericht, inzichtelijk en controleerbaar te werk gaan;

  • 4.

    dat zij daartoe in maart 1996, een eerste convenant hebben gesloten - in werking getreden in april 1996 - dat is gewijzigd overeenkomstig het raadsbesluit van 29 januari 1998, voorstel nummer 9, agendapunt 8.1, zoals in werking getreden met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998 – dat is gewijzigd overeenkomstig het raadsbesluit van 25 maart 1999, voorstel nummer 50, agendapunt 10.2.

  • 5.

    dat de ervaringen opgedaan met dit convenant en het Convenant 'ROA-huisvestingsregio' inmiddels de ruimte heeft gecreëerd voor het maken van afspraken gericht op een verdergaande harmonisatie van de woonruimteverdeling binnen de regio;

  • 6.

    dat dit heeft geleid tot aanpassing van de Raamovereenkomst Woonruimteverdeling bij besluit van 15 december 1998;

Verklaren te zijn overeengekomen hun samenwerking op het gebied van de woonruimteverdeling als volgt vorm te geven:

Artikel 1 Begrippen

In dit convenant worden de navolgende, cursief aangeduide, begrippen gebruikt. Onder deze begrippen wordt verstaan:

a.

bewoningsduur:

de periode waarin een doorstromer, volgens het persoonsregister, koopcontract, huurcontract of verhuurdersverklaring, zelfstandig een woning bewoont op het huidige adres;

b.

doorstromer:

iemand die aantoonbaar/daadwerkelijk een zelfstandige woonruimte leeg achterlaat in de regio, die daardoor in beginsel voor bewoning voor onbepaalde tijd beschikbaar komt, ongeacht het onderscheid huur/koop, particuliere/ sociale huurwoning, huurhoogte of gebied;

c.

tussengrens:

de huurgrens vanaf waar minimuminkomens-voorwaarden worden gesteld in het kader van de Huursubsidiewetgeving en waarboven geen bezettingsnormen gelden. Deze tussengrens wordt jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in overleg met de Federatie van Zaanse Woningcorporaties;

d.

inschrijfduur:

de duur van de periode waarin een woningzoekende, niet zijnde een doorstromer, geregistreerd staat bij een daartoe functionerende organisatie in de regio;

e.

huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

f.

huurprijs:

het daaromtrent in artikel 1, eerste lid, sub f van de Huisvestingswet bepaalde;

g.

huurprijsgrens:

het daaromtrent in artikel 6, derde lid, sub b van de Huisvestingswet bepaalde;

h.

ingezetene:

degene in het persoonsregister van een gemeente in de regio is opgenomen;

i.

inkomen:

het daaromtrent in artikel 7, juncto artikel 8, derde lid van het Huisvestings besluit bepaalde;

j.

klachtencommissie:

de commissie bedoeld in artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet;

k.

labelen:

bij de aanbieding van een woning, per woning of complex, aangeven of de betreffende woning bij uitstek of uitsluitend bestemd is voor een huishouden behorende tot een bijzondere doelgroep;

l.

passend:

zoveel mogelijk conform de verhouding huur/inkomen uit de tabel van bijlage 1 en de bezettingsnormen uit de tabel van bijlage 2, met inachtneming van de woningmarktomstandigheden, landelijke en lokale volkshuisvestingsdoeleinden en het streven het beslag op de Huursubsidie zoveel mogelijk te beperken;

m.

regio:

het grondgebied van de inliggende gemeenten van het WGR-gebied Amsterdam;

n.

stadsvernieuwingsurgenten:

woningzoekenden met een vanwege het college van Burgemeester en Wethouders afgegeven urgentieverklaring, indien deze hoofdbewoner zijn van een te slopen of ingrijpend te verbeteren woning, welke woning in verband met deze ingreep moet worden ontruimd;

o.

starters:

personen van 18 jaar en ouder, die geen doorstromer zijn;

p.

SMT:

Sociaal Medisch Team van de gemeente;

q.

SMT-urgenten:

woningzoekenden met een vanwege het college van Burgemeester en Wethouders afgegeven urgentieverklaring op grond van de in bijlage 3 opgenomen criteria;

r.

zelfstandige woonruimte:

woonruimte, welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

s.

aftoppingsgrens:

het huurniveau, waarboven aanvragers die nog geen 65 jaar zijn, voor iedere extra gulden huur geen subsidie meer krijgen.

Artikel 2 Duur van de overeenkomst

  • 1. De overeenkomst wordt aangegaan vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 en komt in de plaats van het Convenant Woonruimteverdeling 1999.

  • 2. Uiterlijk 20 weken voor deze einddatum zullen partijen in overleg treden over de wijze waarop vanaf 2002 de verantwoordelijkheden en taken van de partijen op het terrein van de woonruimteverdeling zullen worden vastgelegd.

  • 3. Als niet tijdig wordt aangevangen met het in het vorige lid bedoelde overleg zal het convenant telken male stilzwijgend worden verlengd met een periode van een jaar.

Artikel 3 Taakverdeling

  • 1. Deze overeenkomst treedt voor de corporaties in de plaats van de Huisvestingsverordening Zaanstad 1994.

  • 2. Voor het betrekken van een woning die onder de werking van deze overeenkomst valt, is geen huisvestingsvergunning vereist.

  • 3. De inschrijving en bemiddeling voor en de toewijzing van corporatiewoningen met een huur tot de huurprijsgrens wordt volledig overgedragen aan de corporaties.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de afgifte van urgentieverklaringen.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders verifieert, indien de corporaties daarom verzoeken, bij de toewijzing van een woning de relevante persoons- en bewoningsduurgegevens.

Artikel 4 Inschrijving

  • 1. Voor het bezit van alle corporaties tot de huurprijsgrens geldt één aanbodsysteem, waaronder wordt verstaan een wijze van verdelen waarbij vrijkomende woningen publiekelijk bekend worden gemaakt. Ook woningen vanaf de huurprijsgrens kunnen via het aanbodsysteem worden aangeboden.

  • 2. Starters dienen zich in te schrijven bij een daartoe functionerende organisatie in de regio.

Artikel 5 Aanbieding

  • 1. De corporaties zorgen ervoor dat het aanbod op heldere en toegankelijke wijze aan de woningzoekende kenbaar wordt gemaakt.

  • 2. Corporaties kunnen woningen labelen.

  • 3. Buiten het aanbodsysteem blijft een deel van de woningvoorraad ten behoeve van de aandachtsgroepen:

    • a.

      SMT-urgenten, RIO-Zaanstreekkandidaten en WVG-kandidaten;

    • b.

      statushouders en VVTV-ers;

    • c.

      stadsvernieuwings-urgenten;

    • d.

      overigen, die gelet op hun bijzondere woonsituatie daarvoor naar het oordeel van de corporaties in het bijzonder in aanmerking komen.

      Woningen die tijdelijk worden verhuurd op basis van de Leegstandswet kunnen buiten het aanbodsysteem blijven. Het derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 6 zijn niet van toepassing.

  • 4. Het streven is het in vorige lid sub a. en sub d. genoemde deel niet groter te laten zijn dan 10% van het jaarlijkse woningaanbod van de corporaties. Het streven is het in het vorige lid sub c. genoemde deel niet groter te laten zijn dan 20% van het jaarlijkse woningaanbod van de corporaties.

Artikel 6 Toewijzing

  • 1. De corporaties zullen passend toewijzen, met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel.

  • 2. Woningen kunnen slechts worden toegewezen aan personen van 18 jaar en ouder, die de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel beschikken.

  • 3. Voor de bepaling van het inkomen geldt de som van de laatstelijk voor de toewijzing bekende inkomens van elk van de leden van het betrokken huishouden en blijven de negatieve inkomens en de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de woning wordt toegewezen 26 jaar of jonger zijn, buiten beschouwing.

  • 4. Indien de woningzoekende kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen is gewijzigd of spoedig zal wijzigen, geldt dat lagere of hogere inkomen.

  • 5. De corporaties wijzen geen woning toe, waarbij de zogeheten tussengrens wordt overschreden, als dat leidt tot een aanvraag om Huursubsidie, behoudens toestemming vooraf van het college van burgemeester en wethouders, met dien verstande dat de gemeente alleen instemt met de aanbieding van woonruimte boven deze grenzen aan de doelgroepen senioren, gehandicapten en individuele gevallen, indien niet op redelijke termijn in hun huisvesting zal kunnen worden voorzien".

  • 6. Indien zich meer kandidaten voor één woning aanmelden, telt de woonduur van doorstromers en de inschrijfduur van starters bij het bepalen van de rangorde even zwaar. Degene met de langste bewoningsduur dan wel inschrijfduur heeft voorrang. Als meer kandidaten dezelfde woonduur dan wel inschrijfduur hebben, bepaalt de leeftijd wie als eerste wordt geselecteerd, met dien verstande dat de oudste als eerste in aanmerking komt.

  • 7. De corporaties verbinden zich tot het aangaan van een huurovereenkomst met de kandidaat-huurder, die op basis van de vastgestelde rangorde en/of de overige regels genoemd in het convenant als eerste in aanmerking komt voor de woning.

Artikel 7 Toewijzing van bijzondere categorieën

  • 1. Gelabelde woningen worden bij voorrang toegewezen aan een huishouden behorende tot de doelgroep waarvoor de betreffende woning is gelabeld.

  • 2. De corporaties spannen zich in om hun woningen, naar evenredigheid van het aantal beschikbaar komende woningen per jaar, toe te wijzen aan de verschillende aandachtsgroepen vermeld in artikel 5 derde lid.

  • 3. De corporaties spannen zich in om, naar evenredigheid van het totaal van de in Zaanstad beschikbaar komende woningen per jaar, het, jaarlijks door de rijksoverheid vast te stellen, aantal van de gemeentelijke taakstelling inzake de huisvesting van verblijfsgerechtigden en houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf te huisvesten.

Artikel 8 Gronden voor niet toewijzen

  • De corporaties kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 6 alleen dan besluiten tot het niet aangaan van een huurovereenkomst met een kandidaat-huurder, zoals bedoeld in artikel 6 eerste lid:

    • a.

      indien de huurovereenkomst met betrekking tot diens vorige woning van rechtswege is ontbonden wegens het veroorzaken van overlast;

    • b.

      indien de huurovereenkomst met betrekking tot diens vorige woning is ontbonden wegens een huurschuld;

    • c.

      indien betrokkene zijn vorige woning op dusdanig slechte wijze heeft bewoond dat de woning slechts tegen onaanvaardbaar hoge kosten weer verhuurbaar kan worden gemaakt, welke schade nog niet is voldaan of waarvoor nog geen betalingsregeling is overeengekomen;

    • d.

      indien aannemelijk is op basis van vastgelegde met betrokkene opgedane ervaringen dat het aangaan van een huurovereenkomst het voldoen aan de wettelijke verplichtingen van de corporaties jegens haar andere huurders in gevaar brengt.

  • 2. Indien de corporatie niet overgaat tot het sluiten van een huurovereenkomst met een kandidaat huurder voor een woning waarvoor deze gezien het rangorde-criterium als eerste aan de beurt was, zal de corporatie daarvan mededeling doen aan de betreffende kandidaat-huurder.

  • 3. Alle huurders van Zaanse corporaties, die ontruimd zijn wegens huurschuld en /of overlast komen in principe in aanmerking voor (her)huisvesting door de corporaties onder nader bepaalde voorwaarden als vastgelegd in het tweedekansbeleid (zie bijlage 4).

Artikel 9 SMT-urgenten

  • 1. Indien een woningzoekende met spoed behoefte heeft aan (andere) woonruimte kan hij bij het college van burgemeester en wethouders verzoeken om een urgentieverklaring.

  • 2. De urgentieverklaring houdt het volgende in :

    • a.

      de erkenning dat (andere) woonruimte voor de woningzoekende acuut noodzakelijk is en dat voor hem de in artikel 6 zesde lid genoemde rangorde-criteria niet van toepassing zijn;

    • b.

      een omschrijving van de categorie woonruimte waartoe de onder sub a. omschreven uitzonderingspositie beperkt is;

    • c.

      de mededeling dat de verklaring wordt ingetrokken, indien zich de situatie voordoet als bedoeld in het vierde lid.

  • 3. Bij het verlenen van de urgentieverklaring zullen de in bijlage 3 opgenomen richtlijnen in acht worden genomen.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van de verklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de verklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      zich de situatie voordoet als bedoeld in het zevende lid.

  • 5. De corporaties spannen zich in om de woningzoekenden aan wie een urgentieverklaring is verstrekt binnen 6 maanden na afgifte van de urgentieverklaring te huisvesten.

  • 6. Indien bij de urgentieverklaring tevens nadere eisen aan de nieuwe woning zijn gesteld, dient de aangeboden woning te voldoen aan die eisen.

  • 7. De in het vijfde lid bedoelde inspanningsverplichting komt te vervallen indien in die periode aan de urgente minstens één passende aanbieding, met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid, is gedaan.

  • 8. Een feit als bedoeld in het vorige lid wordt door de corporatie ter kennis gebracht van de woningzoekende en van het college van burgemeester en wethouders.

  • 9. Woningzoekenden met een binding aan een gemeente uit de regio, niet zijnde Zaanstad, of Wormerland, moeten voor de urgentieaanvraag verwezen worden naar de betreffende gemeente. Indien zij beschikken over een door die gemeente afgegeven urgentieverklaring of daaraan gelijk te stellen verklaring, waarvan de afgiftedatum 52 weken ligt voor de datum dat zij een beroep doen op de in de Zaanstad geldende regeling voor urgenten, worden ze gelijkgesteld met urgenten met een binding aan Zaanstad, indien zij voldoen aan de criteria vermeld in bijlage 3.

  • 10. Woningzoekenden uit Wormerland en Zaanstad, waaraan een urgentie is verleend als bedoeld in bijlage 3, behorende bij het convenant, worden wederzijds in de respectievelijke gemeenten als zodanig erkend.

Artikel 9A Stadsvernieuwingsurgenten

  • 1. In geval van sloop of ingrijpende woningverbetering kan het college van Burgemeester en Wethouders stadsvernieuwingsurgentie toekennen aan huishoudens die hoofdbewoner zijn van de te slopen of ingrijpend te verbeteren woning, welke woning in verband met deze ingreep moet worden ontruimd, tenzij het gaat om huishoudens die op het moment van het besluit over urgentietoekenning een tijdelijk huurcontract op basis van de Leegstandswet hebben.

  • 2. Stadsvernieuwingsurgentie wordt maximaal twee jaar voor de voorgenomen sloopdatum of datum van de ingrijpende woningverbetering toegekend.

  • 3. Voorwaarde voor het toekennen van stadsvernieuwingsurgentie door Burgemeester en Wethouders is dat de verhuurder een sloop- dan wel ingrijpend verbeteringsplan kan overleggen, waarin is aangegeven om hoeveel en welke woningen het gaat, wanneer de ingreep is gepland en hoeveel en welke woningen door de vervangende nieuwbouw/ingrijpende verbetering worden gerealiseerd.

  • 4. Bij de toewijzing aan stadsvernieuwingsurgenten kan worden afgeweken van het gestelde betreffende de passendheidsnormen in artikel 6, eerste, derde, vierde en vijfde lid.

  • 5. Stadsvernieuwingsurgenten hebben voorrang indien sprake is van terugkeer in de eigen woning of het eigen complex na (ver)nieuwbouw of indien sprake is van een toewijzing van vervangende (tijdelijke of permanente) huisvesting. Het recht van voorrang bij terugkeer geldt alleen bij de eerste passende aanbieding van een woning die ter vervanging van gesloopte woningen is gerealiseerd dan wel van een ingrijpend verbeterde woning. De volgorde tussen de stadsvernieuwingsurgenten onderling wordt bepaald door de criteria genoemd in artikel 6, zesde lid.

  • 6. Stadsvernieuwingsurgenten worden door corporaties bemiddeld.

  • 7. De stadsvernieuwingsurgentie vervalt indien het betreffende huishouden

    • a.

      gebruik heeft gemaakt van zijn recht op voorrang bij herhuisvesting en terugkeer, of

    • b.

      gebruik heeft gemaakt van zijn recht op voorrang bij herhuisvesting maar geen gebruik heeft gemaakt van het recht van voorrang bij de eerste passende aanbieding van een woning die ter vervanging van gesloopte woningen is gerealiseerd dan wel van een ingrijpend verbeterde woning, na oplevering van deze woningen.

  • 8. Tenzij sprake is van terugkeer naar dezelfde woning op het oude adres, ongeacht of al dan niet sprake is van een nieuw huurcontract, telt bij sloop en ingrijpende verbetering de bewoningsduur zoals genoemd in artikel 1 sub a. vanaf het moment van terugkeer of herhuisvesting. In het geval dat sprake is van terugkeer naar dezelfde woning op het oude adres, telt de bewoningsduur vanaf het moment – voorafgaand aan de ingreep – dat de bewoner op het betreffende adres is gaan wonen.

  • 9. Woningzoekenden uit Zaanstad en Wormerland, waaraan een stadsvernieuwingsurgentie is verleend, worden wederzijds in de respectievelijke gemeenten als zodanig erkend, mits dit de lokale woningmarkt niet ernstig verstoort.

Artikel 9B Hardheidsclausule

  • 10. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de woningzoekende afwijken van het bepaalde in artikelen 9 en 9A van dit convenant, indien toepassing van het convenant tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 11. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders advies vragen.

Artikel 10 Klachtencommissie

  • 1. De gemeente stelt een klachtencommissie in waar een ieder, die door een besluit ter uitvoering van deze overeenkomst rechtstreeks in zijn belang getroffen is, zijn beklag kan doen.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op klachten van woningzoekenden die betrekking hebben op het besluit op het verzoek tot verlening van een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 9 en 9A.

  • 3. De commissie verricht haar taak onafhankelijk van de gemeente en de corporaties.

  • 4. Uitspraken van de klachtencommissie, strekken voorzover zij betrekking hebben op de uitvoering van dit convenant de partijen bij dit convenant tot bindend advies.

  • 5. Jaarlijks doet de klachtencommissie ten behoeve van de gemeente en de corporaties verslag van haar werkzaamheden.

Artikel 11 Rapportage

  • 1. Jaarlijks, uiterlijk op 1 juni, leveren de corporaties aan het college van burgemeester en wethouders de gegevens, betreffende het voorafgaande jaar, die nodig zijn om de in dit convenant opgenomen regels en richtlijnen inzake de toewijzingen te kunnen toetsen. Alle afwijkingen zullen daarbij gemotiveerd worden.

  • 2. Het in het vorige lid bedoelde jaaroverzicht bevat minimaal:

    • a.

      aantallen urgenten uit Zaanstad/regio, geregistreerd en toegewezen woningen;

    • b.

      aantallen starters uit Zaanstad/regio, geregistreerd en toegewezen woningen;

    • c.

      aantal woningen toegewezen aan doorstromers uit Zaanstad/regio;

    • d.

      aantallen op grond van artikel 5 derde lid, geregistreerd en toegewezen woningen;

    • e.

      aantal op grond van artikel 5 tweede lid gelabelde woningen per doelgroep;

    • f.

      aantal afwijkingen van artikel 6 zevende lid, op grond van artikel 8 eerste lid.

  • 3. Het jaaroverzicht bevat eveneens informatie die inzicht geeft in:

    • a.

      de woningbehoefte aan de hand van het aantal geregistreerde woningzoekenden en de reacties van de woningzoekenden op de aangeboden woningen;

    • b.

      de situaties waarin bij de toewijzing is afgeweken van het criterium passend;

    • c.

      de kansen voor woningzoekenden op de sociale huurwoningmarkt aan de hand van de toewijzingen en de reacties van de woningzoekenden;

    • d.

      het aantal overschrijdingen van de tussengrens en aftoppingsgrens.

  • 4. Corporaties en college van burgemeester en wethouders kunnen in onderling overleg besluiten naast het eerste lid bedoelde jaaroverzicht, incidenteel of structureel, tussentijds informatie uit te wisselen en/of te rapporteren met betrekking tot een of meerdere aspecten zoals bedoeld in de het tweede en derde lid.

  • 5. Indien het college van burgemeester en wethouders een tussentijdse rapportage verlangt over een of meer van de aspecten zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid dan zullen de corporaties deze leveren.

  • 6. Een in het vorige lid bedoelde rapportage wordt slechts aangevraagd indien het ernstige vermoeden bestaat dat door een of meer corporaties het convenant niet juist wordt nageleefd.

  • 7. De kosten, gemaakt met het leveren van de in het vijfde lid bedoelde rapportage, komen ten laste van een der partijen, al naar gelang het gelijk.

  • 8. De corporaties dragen er zorg voor dat op heldere en toegankelijke wijze aan de woningzoekenden kenbaar wordt gemaakt:

    • a.

      welke woningen op basis van de criteria genoemd in artikel 6 zesde lid zijn toegewezen, waarbij per woning aangegeven wordt het aantal reacties en het kenmerk van de woningzoekende aan wie de woning is toegewezen;

    • b.

      welke gelabelde woningen op basis van de criteria genoemd in artikel 6 zesde lid zijn toegewezen, waarbij per woning aangegeven wordt het aantal reacties en het kenmerk van de woningzoekende aan wie de woning is toegewezen;

    • c.

      welke woningen niet op basis van de criteria, genoemd in artikel 6 zesde lid, zijn toegewezen, waarbij afgezien wordt van verdere vermeldingen.

Artikel 12 Evaluatie

Partijen treden regelmatig en gestructureerd in overleg met elkaar om de werking van dit convenant te evalueren. Op basis van deze evaluaties kunnen partijen overeenkomen om dit convenant te wijzigen of aan te vullen.

In ieder geval zullen in dit overleg aan de orde komen:

  • a.

    de in artikel 11 eerste lid bedoelde rapportages ;

  • b.

    de inspanningsverplichting van artikel 9 vijfde lid;

  • c.

    de inspanningsverplichting van artikel 7 derde lid;

  • d.

    de hoogte van de in artikel 5 vierde lid vermelde streefpercentages, alsmede de verdeling over de aandachtsgroepen sub a. en sub d..

Artikel 13 Overgangsbepalingen

Voor starters, m.u.v. de starters die zich voor 1 januari 1996 hebben ingeschreven bij een corporatie in de gemeenten Zaanstad en Wormerland, wordt de inschrijfduur gerekend vanaf 1 januari 1996 of indien men toen nog niet ingeschreven stond vanaf het moment van inschrijving.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1. De huurprijzen en inkomensgrenzen zullen worden gewijzigd, wanneer dit noodzakelijk gemaakt wordt door wijzigingen in het BBSH, het Huisvestingsbesluit of het convenant ROA-huisvestings- regio.

  • 2. Dit convenant zal in onderling overleg worden gewijzigd om mogelijke harmonisatieafspraken binnen de regio te implementeren.

  • 3. Het kan zijn dat na de totstandkoming van dit convenant zich omstandigheden voordoen, welke partijen ten tijde van het sluiten van dit convenant niet hebben voorzien of waarvan zij de consequenties ten tijde van het sluiten van dit convenant niet hebben kunnen voorzien. Partijen treden, op verzoek van de meest gerede partij, met elkaar in overleg teneinde:

    • a.

      in incidentele gevallen een oplossing te bewerkstelligen;

    • b.

      dit convenant te wijzigen, aan te vullen of wanneer een andere oplossing niet mogelijk is te ontbinden, indien die omstandigheden respectievelijke consequenties van zodanige structurele aard zijn dat het reeds gesloten convenant of onderdelen daarvan in redelijkheid niet gehandhaafd kunnen worden.

  • 4. De arrondissementsrechtbank te Haarlem is bij uitsluiting bevoegd geschillen over dit convenant of over de uitvoering daarvan te berechten, tenzij partijen in een voorkomend geval tezamen het besluit nemen het geschil te laten oplossen door arbitrage of bindend advies.

Artikel 15 Citeertitel

Het convenant woonruimteverdeling, kan worden aangehaald als het "Convenant Woonruimteverdeling 2001".

Ondertekening

Aldus in zevenvoud overeengekomen en ondertekend te Zaanstad:
namens W.St. Patrimonium;
w.g. H.C. Möllenkamp
namens Stichting Saenwonen;
w.g. F. Beekman
namens Vereniging Zaandams Volkshuisvesting;
w.g. drs ir F.C. Sanders
namens W.V. Westzaans Belang;
w.g. M. Flipse
namens W.B.V. Goed Wonen Assendelft;
w.g. A.M.N. van den Broeke
namens Stichting De Woonmij Zaanstad;
w.g. S.B. de Witte
namens de Gemeente Zaanstad;
w.g. P.M.J. Kroesen-van Gelderen, wethouder

Bijlage 1 , behorende bij het Convenant Woonruimteverdeling 2001

Bij de toewijzing zal de volgende tabel voor de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen gehanteerd worden:

peildatum 1 juli 2001

Inkomen

HUURPRIJS

alleenst < 65 jr

Alleenst > 65 jr

mphh < 65 jr

mphh > 65 jr

< € 298,59

per mnd

€ 16.948,69

€ 15.042,81

€ 22.711,70

€ 19.625,99

Bijlage 2 , behorende bij het Convenant Woonruimteverdeling 2001

Bij de toewijzing van woningen tot de tussengrens zal de volgende tabel voor de bepaling van het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woning gehanteerd worden:

Omvang huishouden

Maximum kamertal

1 persoon

4

2 personen

4

3 personen

5

4 personen

6

5 personen

n.v.t.

> 5 personen

n.v.t

Bij één-ouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen.

Bijlage 3 , behorende bij het Convenant Woonruimteverdeling 2001

Wanneer een woningzoekende in de omstandigheid verkeert, waarbij sprake is van een ernstige huisvestingsproblematiek, kan de desbetreffende woningzoekende om voorrang vragen.

Indicatie-regeling.

I. Uitgangspunten

  • a.

    Indicatie-bepaling

    Een indicatie is een advies, op grond waarvan als gevolg van medische, sociale of andere bijzondere omstandigheden van de woningzoekende in verband met de woonsituatie aan de belanghebbende de urgentie-status wordt toegekend, met het doel daarmee het huisvestingsprobleem binnen 6 maanden te kunnen oplossen.

  • b.

    Indicatie.

    Er kan pas sprake zijn van een indicatie als er - in verband met zeer bijzondere omstandigheden- een dringende noodzaak tot (her)huisvesting is.

  • c.

    Zeer bijzondere omstandigheden/dringende noodzaak

Hiervan is sprake als objectiveerbaar vastgesteld kan worden dat de belanghebbende ernstige lichamelijke, psychische of sociaal-maatschappelijke problemen ondervindt, waarvan de oorzaken aantoonbaar buiten de schuld van de belanghebbende liggen.

Daarbij moet eveneens de overtuiging aanwezig zijn dat voortduring van de bestaande woonsituatie een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid en/of psychische gesteldheid van belanghebbende. Deze ernstige problematiek is uitsluitend te verminderen of op te heffen door middel van verhuizing naar een vervangende of toewijzing van een zelfstandige woning.

II. Wie kunnen voor een indicatie in aanmerking komen?

Alleen de woningzoekende in kwestie kan een aanvraag voor een sociale of medische indicatie indienen. Op grond van de volgende huisvestingsproblemen kunnen woningzoekenden voor een sociale of medische indicatie in aanmerking komen.

  • a.

    Calamiteiten

    Als men door een objectief vast te stellen calamiteit buiten eigen schuld een andere woning toegewezen dient te krijgen, heeft men altijd recht op voorrang. Te denken valt hierbij aan calamiteiten zoals brand, overstroming, milieu-incident etc.

  • b.

    Niet-zelfstandig wonenden, komende uit tehuis of inrichting

    Woningzoekenden komende uit de hulp- en dienstverleningsinstellingen en penitentiaire inrichtingen en waarvan aantoonbaar gemaakt kan worden dat het huisvestingsprobleem uitsluitend in Zaanstad opgelost kan worden.

    Tot deze doelgroep-urgenten kunnen bijvoorbeeld behoren woningzoekenden komend uit "Blijf van mijn Lijf" opvanghuizen, Fiom, Ex-gedetineerden en Ex-psychiatrische patiënten.

  • c.

    Dakloosheid

    Dakloosheidsproblematiek dient altijd individueel te worden beoordeeld. Er dient sprake te zijn van achterliggende problematiek (psychiatrisch, medisch, sociaal, etc.) om in aanmerking te komen voor een indicatie. Dakloosheid door eigen schuld komt niet in aanmerking voor een indicatie.

  • d.

    Psychiatrische problematiek

    Situaties waarbij sprake is van ernstige psychiatrische problematiek, dienen individueel beoordeeld te worden.

  • e.

    Traumatische ervaringen

    Belanghebbenden die bij hun aanvraag aangeven op grond van traumatische ervaringen (geweldsvoorvallen, incestproblematiek, seksueel misbruik etc.) in aanmerking te willen komen voor een indicatie, worden individueel beoordeeld.

  • f.

    Medische en sociale woonomstandigheden

    Om in aanmerking te kunnen komen voor een indicatie dient sprake te zijn van de volgende situatie:

    de woningzoekende woont in een type woning dat om aantoonbare medische of sociale reden ongeschikt is.

  • g.

    Echtscheiding of beëindiging samenwoning

    Om op grond van echtscheiding of beëindiging samenwoning voor een indicatie in aanmerking te kunnen komen, dient sprake te zijn van de volgende situatie:

    de aanvrager is de partner die de woning moet verlaten met daarbij de constante zorg voor de minderjarige kinderen;

    de aanvrager moet kunnen aantonen dat hij of zij de huidige woning via een gerechtelijke procedure heeft opgeëist, maar dat dit niet is gelukt (echtscheidingsuitspraak of beschikking op een voorlopige voorziening).

  • h.

    Medische Indicatie in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten ( WVG ).

Aanvragen in het kader van de WVG worden uitsluitend ingediend bij het RIO-Zaanstreek.

III. Wie komen niet in aanmerking voor VOORRANG?

Een aanvraag om een indicatie, die betrekking heeft op onderstaande situaties wordt niet als een acute huisvestingsprobleem gezien. Op dergelijke aanvragen kan op voorhand afwijzend worden beschikt, behoudens in gevallen waarin sprake is van een bijzondere hardheid.

  • a.

    Niet-zelfstandig wonenden

    Niet-zelfstandig wonenden, ongeacht leeftijd, komen om die reden niet in aanmerking voor een indicatie.

  • b.

    (Dreigende) dakloosheid na echtscheiding/verbroken samenwoning zonder kinderen.

    Hiervan kan gesteld worden dat niet bij voorbaat sprake is van een noodsituatie.

  • c.

    (Dreigende) dakloosheid als gevolg van afloop tijdelijke huurovereenkomst

    In deze situatie wordt ervan uitgegaan dat de desbetreffende woningzoekende zich ervan bewust was dat het een tijdelijke woonsituatie betrof.

  • d.

    Co-ouderschap

    Geeft niet bij voorbaat aan dat sprake is van een noodsituatie.

  • e.

    (Aanstaande) alleenstaande ouders

    Geeft niet bij voorbaat aan dat om die reden sprake is van een noodsituatie.

  • f.

    (Re)migratie

    Personen die zijn geëmigreerd of buiten Zaanstad zijn gaan wonen en terug willen, dienen zich te realiseren dat het feit dat zij geen woning in Zaanstad hebben een gevolg is van een eigen keuze.

  • g.

    Problemen met de woonomgeving

    Heimwee, verloedering van de buurt, burenoverlast en isolement. Geeft niet bij voorbaat aan dat sprake is van een noodsituatie.

  • h.

    Personen woonachtig buiten het WGR-gebied Amsterdam (ROA)

    Het probleem waarvoor men een aanvraag indient, dient opgelost te worden in de plaats (of regio) waar men woonachtig is.

  • i.

    Bedrijfs-urgenten

    Als bedrijven regelingen treffen met hun werknemers en die regeling intrekken, dienen zij daar zelf een oplossing voor te zoeken.

  • j.

    Slechte kwaliteit van de woning

    Geeft niet aan dat sprake is van een noodsituatie, tenzij er een rapport van het gemeentelijk bouw-en woningtoezicht is en nadat is gebleken dat de eigenaar niet reageert op een gemeentelijke aanschrijving tot het treffen van voorzieningen als bedoeld in de woningwet of de huidige bewoner reeds kennis van zaken had van de slechte kwaliteit van de woning.

  • k.

    Te klein of te groot behuisd

    Het feit dat een woning te klein of te groot is, betekend niet dat er bij voorbaat sprake is van een noodsituatie.

  • l.

    65 +

    Het feit dat men ouder is dan 65 jaar, is geen reden voor een indicatie..

  • m.

    Flatneurose

    Als personen, die in een flat wonen, aangegeven hier ernstige problemen (flatneurose) mee te hebben, is dat geen reden om bij voorbaat aan te nemen dat hierbij sprake is van een noodsituatie.

  • n.

    Onderhoud

Als personen op grond van medische klachten het onderhoud van de woning of tuin niet meer kunnen verrichten, is dat geen reden om bij voorbaat aan te nemen dat er sprake is van een noodsituatie.

Bijlage 4 , behorende bij het Convenant Woonruimteverdeling 2001.

Tweedekansbeleid.

1. Gebruikte begrippen

In dit reglement wordt verstaan onder:

Aanbodmodel:

het stelsel van afspraken, regels en activiteiten met als titel ‘Huren in de Zaanstreek’, volgens welke de corporaties hun woningen in Zaanstad en Wormerland verdelen onder belangstellende woningzoekenden;

Coördinatiecommissie:

commissie van vertegenwoordigers van de corporaties, belast met de uitvoering van het aanbodmodel en in dat kader tevens belast met de uitvoering van het Tweede Kansbeleid;

Coördinator Woonruimteverdeling:

functionaris in dienst van de corporaties, belast met de coördinatie van het aanbodmodel en ondersteuning van de Coördinatiecommissie;

Corporatie(s):

een van de) woningcorporaties in Zaanstad en Wormerland die zijn aangesloten bij de Vereniging van Samenwerkende Woningcorporaties in de Zaanstreek en Waterland (SWZW), afdeling Federatie van Zaanse Woningcorporaties (FZW):

Huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

Netwerk:

Projekt Netwerk te Zaanstad van de Stichting Jeugdhulp Zaanstreek/Waterland, dat als centraal loket optreedt voor de intake voor en het aanbieden van passende hulp- en begeleiding in het kader van het T KB:

Ontruimingsvonnis:

Vonnis van daartoe bevoegd rechter inzake ontbinding van het huurcontract, ontruiming en eventueel invordering huurschuld;

SMT:

Sociaal Medisch Team van de gemeente Zaanstad, belast met het beoordelen en afgeven van urgenties en zoekprofielen aan huishoudens die woningzoekend zijn in Zaanstad en/of Wormerland.;

Woningzoekendensysteem:

geautomatiseerd systeem en bestand met informatie over woningen en woningzoekenden uitsluitend ten behoeve van de corporaties en het aanbodmodel;

Zoekprofiel:

beschrijving van de voorwaarden waaraan een aangeboden woning en/of de directe woonomgeving moet voldoen om als passend te kunnen worden beschouwd;

Zorgovereenkomst:

schriftelijke en ondertekende overeenkomst tussen een betreffend huishouden en Netwerk, bevattende bindende afspraken over inspanningen, begeleiding en hulpverlening gericht op het oplossen en voorkomen van problemen die hebben geleid of kunnen leiden tot overlast en/of huurschuld en zonder welke (her) huisvesting door de corporaties niet mogelijk is.

2. Voortraject en vonnis

Huurachterstand of overlast wordt gesignaleerd en geregistreerd door de corporatie die aan het betreffende huishouden woonruimte verhuurt.

De betreffende corporatie spant zich in om de problemen op te lossen, eventueel met behulp van derden en/of inschakeling van contacten c.q. infrastructuur van het TK8.

Indien de actie zoals bedoeld in het tweede lid niet tot een voor de corporatie bevredigende oplossing leidt wordt het betreffende huishouden door de betreffende corporatie schriftelijk en met gebruikmaking van de daarvoor bestemde brochure, op de hoogte gesteld van:

Het voornemen om de rechter te verzoeken om een ontruimingsvonnis als de overlast en/of huurachterstand blijft bestaan;

Het Tweede-kansbeleid en de daarbij behorende voorwaarden.

Indien ook de actie zoals bedoeld in het derde lid zonder voor de corporatie bevredigend resultaat blijft, verzoekt de corporatie de rechter om ontbinding van de huurovereenkomst c.q. een ontruimingsvonnis.

Alleen in die gevallen waarbij uitsluitend sprake is van huurschuld wordt een vonnis zoals bedoeld onder lid 3 gevraagd uitsluitend op grond van huurschuld. Indien (mede) sprake is van overlast dient dat ook in de aanvraag voor het vonnis te zijn opgenomen.

Indien de rechter een ontruimingsvonnis wijst;

Ingeval van overlast, wordt altijd tot ontruiming overgegaan en zijn paragrafen 1, 2, 3 en 4 van toepassing.

Ingeval er uitsluitend sprake is van huurschuld, besluit de betreffende corporatie of al dan niet tot ontruiming wordt over gegaan, in welk geval paragrafen 1, 2 en 3 van toepassing zijn, alsmede:

- indien wordt ontruimd, paragraaf 4;

- indien niet wordt ontruimd, paragraaf 5.

3 Melding en registratie

Elk ontruimingsvonnis wordt door de betreffende corporatie gemeld aan de coördinator woonruimteverdeling.

De coördinator woonruimteverdeling registreert het ontruimingsvonnis in het woning- zoekendensysteem, conform het bepaalde in artikel 2.

In het woningzoekendensysteem worden vier typen registraties onderscheiden:

A. Vonnis-status

Deze status wordt geregistreerd bij het eerste vonnis wegens huurschuld. De vonnisstatus houdt het volgende in:

  • I.

    Het betreffende huishouden kan in de periode tussen vonnis en eventuele ontruiming niet via de gangbare wijze in het aanbodmodel in aanmerking komen voor (her-) huisvesting door een van de corporaties;

  • II.

    Als niet tot ontruiming wordt overgegaan en er wordt niet binnen 3,5 jaren na het eerste vonnis opnieuw een vonnis wegens huurschuld tegen het betreffende huishouden uitgesproken, blijft deze registratie zonder gevolgen, anders dan bedoeld onder I.

  • III.

    Als niet tot ontruiming wordt overgegaan en er wordt binnen 3,5 jaren opnieuw een vonnis wegens huurschuld tegen het betreffende huishouden uitgesproken, dan wordt de registratie van vonnis-status omgezet in een voorwaardelijke status;

  • IV.

    Als tot ontruiming wordt overgegaan door de betreffende corporatie wordt de registratie van vonnis-status omgezet in een voorwaardelijke status.

B. Voorwaardelijke status

Deze status wordt geregistreerd na een:

vonnis wegens overlast;

eerste vonnis wegens huurschuld dat tot ontruiming leidt, zoals bedoeld in 2.A.IV;

tweede vonnis wegens huurschuld binnen 3,5 jaren na een eerste vonnis wegens huurschuld dat niet tot ontruiming heeft geleidt, zoals bedoeld in 2.A.III.

De voorwaardelijke status houdt het volgende in:

  • I.

    Het betreffende huishouden kan gedurende 3,5 jaren na het vonnis dat heeft geleid tot de voorwaardelijke status, uitsluitend in aanmerking komen voor (her- ) huisvesting door de corporaties indien wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals bedoeld in paragraaf 4 van deze procedure, in welk geval de registratie van voorwaardelijke status wordt omgezet in een TKB-status.

  • II.

    In die gevallen waarbij het tweede vonnis wegens huurschuld binnen 3,5 jaren leidt tot de voorwaardelijke status zoals bedoeld onder 2.A.III maar niet tot daadwerkelijke ontruiming, geldt dat: Als een derde ontruimingsvonnis wegens huurschuld tegen het betreffende huishouden wordt uitgesproken binnen een periode van 3,5 jaren na het tweede ontruimingsvonnis, dat tot de voorwaardelijke-status heeft geleid, wordt de registratie van voorwaardelijke-status omgezet in een buitenspel-status, ongeacht of daadwerkelijke ontruiming plaats vindt.

C. TKB-status

Deze status wordt geregistreerd zo gauw het betreffende huishouden voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in paragraaf 4 van deze procedure en door de corporaties is geherhuisvest. De TKB-status houdt het volgende in:

  • I.

    Het betreffende huishouden is onder voorwaarden geherhuisvest door een corporatie en komt volgens die voorwaarden in aanmerking voor begeleiding c.q. ondersteuning bij het voorkomen van huurschuld en/of overlast.

  • II.

    Het betreffende huishouden kan gedurende 3,5 jaren na het vonnis dat heeft geleid tot de voorwaardelijke status niet op de gangbare wijze via het aanbodmodel maar uitsluitend met instemming vooraf van de corporaties in aanmerking komen voor verhuizing naar een andere woning van de corporaties.

  • III.

    Indien binnen 3,5 jaren na het ontruimingsvonnis dat tot de voorwaardelijke-status heeft geleid opnieuw een ontruimingsvonnis tegen het betreffende huishouden wordt , uitgesproken, wordt de registratie van TKB-status omgezet in een buitenspel-status.

D. Buitenspel-status

Deze status wordt geregistreerd na een: ontruimingsvonnis gedurende de periode dat de TKB-status van kracht is, zoals bedoeld onder 2.C.III, waarop onvermijdelijk ontruiming volgt;

derde ontruimingsvonnis wegens huurschuld, binnen 3,5 jaren na het tweede, waarbij het eerste noch het tweede tot ontruiming hebben geleid, zoals bedoeld onder 2.B.II.

De buitenspel-status houdt het volgende in:

  • I.

    Het betreffende huishouden komt binnen 5 jaren na het ontruimingsvonnis dat heeft geleid tot de buitenspel-status onder geen voorwaarde in aanmerking voor (her-) huisvesting door de corporaties;

  • II.

    In uitzondering op het bepaalde in 2.D.I. kan de betreffende corporatie besluiten het derde ontruimingsvonnis, zoals bedoeld onder 2.B.11, en eventuele volgende ontruimingsvonnissen niet ten uitvoer te laten leggen, in welk geval het betreffende huishouden kan blijven wonen in de woning van de betreffende corporatie.

De registraties in het woningzoekendensysteem van de statussen zoals bedoeld onder 2.A., 2.B. en 2.C. blijven 3,5 jaren van kracht, gerekend vanaf de datum waarop het laatste ontruimingsvonnis is uitgesproken dat heeft geleidt tot registratie c.q. een wijziging in de registratie van betreffende status.

De registratie van de buitenspel-status, zoals bedoeld onder 2.D. blijft van kracht:

5 jaren gerekend vanaf de datum waarop, gedurende de periode dat de TKB- status van kracht is, het ontruimingsvonnis is uitgesproken dat leidt tot ontruiming, zoals bedoeld onder 2.D.a of

3,5 jaren gerekend vanaf de datum waarop het derde ontruimingsvonnis wegens huurschuld is uitgesproken dat niet heeft geleidt tot ontruiming, zoals bedoeld onder 2.D.b., indien en voorzover:

dat ontruimingsvonnis niet tot daadwerkelijke ontruiming leidt en

niet binnen 3,5 jaren na de datum waarop dat derde ontruimingsvonnis is uitgesproken niet tegen het betreffend huishouden opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken.

5 jaren gerekend vanaf de datum waarop het derde ontruimingsvonnis wegens huurschuld is uitgesproken, zoals bedoeld onder 3.b.2.a. indien dat vonnis leidt tot daadwerkelijke ontruiming.

3,5 jaren gerekend vanaf de datum waarop elk laatste ontruimingsvonnis wegens huurschuld is uitgesproken, in een reeks van ontruimingsvonnissen wegens huurschuld gerekend vanaf het derde, zoals bedoeld onder 3.b.2.b. indien dat betreffende laatst uitgesproken vonnis niet tot ontruiming leidt.

5 jaren gerekend vanaf de datum waarop elk laatste ontruimingsvonnis wegens huurschuld is uitgesproken, in een reeks van ontruimingsvonnissen wegens huurschuld gerekend vanaf het derde, zoals bedoeld onder 3.b.2.b. indien dat betreffende laatst uitgesproken vonnis tot ontruiming leidt.

4 Tweede Kans na ontruiming

1. Een huishouden waarvan de woning wegens huurschuld en/of overlast door een corporatie is ontruimd kan uitsluitend in aanmerking komen voor herhuisvesting door corporaties Indien:

Wordt voldaan aan de TKB-voorwaarden, zoals bedoeld onder 2 en

Het huishouden niet reeds onder TKB-voorwaarden was gehuisvest, en

Het huishouden niet is ontruimd op grond van een ontruimingsvonnis dat het laatste is in een reeks, waarin het werd voorafgegaan door tenminste twee ontruimingsvonnissen wegens huurschuld die niet hebben geleid tot ontruiming en voorzover de periode tussen twee opeenvolgende ontruimingsvonnissen in die reeks niet meer bedraagt dan 3,5 jaren.

Ondertekening van het huurcontract, en daarmee de feitelijke (her-)huisvesting van het betreffende huishouden kan pas plaatsvinden als tenminste:

Duidelijke bereidheid bestaat bij het huishouden om bestaande relevante problemen op te lossen en te voorkomen dat nieuwe huurschuld of overlast ontstaat èn om daarvoor begeleiding van of via Netwerk te accepteren èn het daarop toegesneden contact met de betrokken instanties te onderhouden;

Een door Netwerk en het betreffende huishouden ondertekende zorgovereenkomst kan worden overlegd, met bindende afspraken over de onder a. bedoelde bereidheid en begeleiding.

Bij de ondertekening iemand van of namens Netwerk aanwezig is.

Het betreffende huishouden met het huurcontract tevens een daarbij behorend aanhangsel ondertekent, waarin het betreffende huishouden verklaart dat:

het op de hoogte is van en instemt met het TKB en de daarbij behorende registratie in het woningzoekendensysteem;

het zich zal inspannen om huurschuld c.q. overlast te voorkomen;

de onder 2.b. bedoelde zorgovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met het huurcontract en dat het betreffende huishouden zich houdt aan wat in die zorgovereenkomst is overeengekomen.

Een huishouden dat in aanmerking wil komen voor (her-)huisvesting onder TKB-voorwaar- den door corporaties dient contact op te nemen met Netwerk.

Een uit een door een corporatie ontruimde woning afkomstig huishouden dat zich niet meldt bij Netwerk, komt de eerstkomende 3,5 jaren na het betreffende ontruimingsvonnis niet in aanmerking voor herhuisvesting door de corporaties, conform het dien aangaande bepaalde in paragraaf 3.

In beginsel wordt er naar gestreefd om ieder huishouden dat voldoet aan de voorwaarden die zijn omschreven onder 2 (her-)huisvesting te bieden onder TKB-voorwaarden maar de corporaties behouden zich het recht voor om in voorkomende gevallen, bijvoorbeeld als sprake is van bedreiging of geweldpleging, gedurende een periode van tenminste 3.5 jaren na het vonnis dat tot ontruiming heeft geleid, onder geen enkele voorwaarde (her-) huisvesting te bieden aan het betreffende huishouden.

Indien corporaties na overleg met Netwerk, oordelen dat (her-)huisvesting in het kader van het TKB niet of niet meer mogelijk en/of gewenst blijkt. wordt het betreffende huishouden daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld en zal het de eerstkomende 3.5 jaar na het vonnis dat tot ontruiming heeft geleid, niet worden gehuisvest door de corporaties, conform het dienaangaande bepaalde in paragraaf 3.

Indien en zolang corporaties in overleg met Netwerk van mening zijn dat respectievelijk (her-) huisvesting en zorgverlening in het kader van het T KB mogelijk en gewenst is voeren zij de werkzaamheden uit die zijn vastgelegd in het protocol "Werkwijze Tweede- Kansbeleid" en die moeten leiden tot respectievelijk een passend zorgcontract en passende (her-) huisvesting.

Netwerk start onverwijld met het aanbieden c.q. organiseren van adequate zorgverlening en sluit daarvoor een zorgverleningscontract af met het betreffende huishouden.

De corporaties stellen in overleg met Netwerk een zoekprofiel op voor het betreffende huishouden.

Pas nadat het betreffende huishouden via Netwerk schriftelijk heeft verzocht om (her-) huisvesting door de corporaties en tevens schriftelijk instemt met het zoekprofiel dat wordt bedoeld in 9., starten corporaties met het zoeken van een passende woning, waarbij geldt dat:

Onder passend wordt verstaan conform de voorwaarden in het zoekprofiel en volgens in het aanbodmodel algemeen geldende criteria, zoals die inzake huishoudenssamenstelling en inkomen.

De corporaties zich gezamenlijk inspannen om binnen een termijn van zes maanden een passende aanbieding te doen.

De toewijzing van woningen in het kader van het TKB in principe geschiedt naar rato van het woningbezit.

De uitvoering van de werkzaamheden en de verantwoordelijkheden hieromtrent geschiedt conform bestaande regelingen rond de huisvesting van urgenten.

Huisvesting na een ontruiming op grond van uitsluitend huurschuld. in beginsel wordt geboden door de corporatie die tot die betreffende ontruiming is overgegaan.

Huisvesting na een ontruiming (mede) op grond van overlast, in beginsel wordt geboden door een andere dan de corporatie die tot die betreffende ontruiming is overgegaan.

Indien Netwerk en/of het betreffende huishouden niet in kunnen stemmen met het onder 9 bedoelde zoekprofiel stellen zij daarvan de coördinator woonruimteverdeling onverwijld op de hoogte en volgt nader overleg tussen Netwerk en de coördinator woonruimteverdeling c.q. de coördinatiecommissie.

Indien het overleg zoals bedoeld onder a. niet alsnog tot overeenstemming over het zoekprofiel, wordt het SMT dienaangaande gevraagd om een voor partijen bindend advies.

Een concrete aanbieding van de corporaties volgt niet eerder dan nadat door Netwerk een zorgverleningscontract is opgesteld, dat door het betreffende huishouden is ondertekend, hetgeen door Netwerk wordt gemeld aan de coördinator woonruimteverdeling.

De aanbieding van een woning door de corporaties aan het betreffende huishouden geschiedt via Netwerk.

Indien het betreffende huishouden een aangeboden woning wenst te weigeren, stelthet betreffende huishouden Netwerk daarvan op de hoogte.

Indien het betreffende huishouden na overleg met Netwerk in de weigering volhardt, informeert Netwerk de coördinator woonruimteverdeling daarover.

De coördinator woonruimteverdeling legt de weigering voor aan de coördinatiecom-missie, die aan de hand van het zoekprofiel en eventuele informatie van Netwerk kan oordelen dat:

de weigering als terecht kan worden beschouwd, omdat de aangeboden woning onvoldoende passend is, hetgeen betekent dat door corporaties zo spoedig mogelijk een andere, wel passende woning wordt aangeboden, of

de weigering als niet terecht kan worden beschouwd, omdat de aangeboden woning voldoende passend is, hetgeen betekent dat de inspanningsverplichting van de corporaties vervalt en dat het betreffende huishouden de eerstkomende 3,5 jaar na het vonnis dat tot ontruiming heeft geleid, niet wordt gehuisvest door de corporaties, conform het dienaangaande bepaalde in paragraaf 3.

Het betreffende huishouden wordt door de coördinator woonruimteverdeling via Netwerk schriftelijk geïnformeerd over het oordeel zoals bedoeld in a.

De noodzakelijke contacten over de zorgverlening en herhuisvesting onder TKB-voorwaar- den, verlopen zoveel mogelijk rechtstreeks tussen Netwerk en de betrokken corporatie, die daarvoor een contactpersoon aanwijst.

Tussen corporatie en het betreffende huishouden bestaat overigens het gebruikelijke contact tussen verhuurder en huurder.

5. Niet uitvoeren ontruimingsvonnis

1. In die gevallen waarin uitsluitend sprake is van huurschuld kan de betreffende corporatie besluiten het ontruimingsvonnis niet uit te voeren en de betreffende woning niet daadwerkelijk te ontruimen.

Voor elk vonnis, ook als dat niet wordt uitgevoerd geldt dat het wordt gemeld en geregistreerd conform het bepaalde in paragraaf 3.

Indien een corporatie besluit tot het niet ten uitvoer brengen van een ontruimingsvonnis, zijn de gevolgen daarvan in het kader van het TKB mede afhankelijk van de vraag of en zo ja met welke frequentie, dat vonnis reeds door andere ontruimingsvonnissen is voorafgegaan, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

Het eerste vonnis, indien er in een periode van 3,5 jaren voorafgaand aan de datum waarop het betreffende ontruimingsvonnis is uitgesproken niet eerder een ontruimingsvonnis tegen het betreffende huishouden is uitgesproken.

Het tweede vonnis, indien er in een periode van 3,5 jaren voorafgaand aan de datum waarop het betreffende ontruimingsvonnis is uitgesproken, reeds eerder een ontruimingsvonnis tegen het betreffende huishouden is uitgesproken.

Het derde vonnis, indien er in een periode van 3,5 jaren voorafgaand aan de datum waarop het betreffende ontruimingsvonnis is uitgesproken reeds eerder een ontruimingsvonnis tegen het betreffende huishouden is uitgesproken èn er in een periode van 3,5 jaren voorafgaand aan dat eerdere vonnis ook reeds eerder een ontruimingsvonnis tegen het betreffende huishouden is uitgesproken.

Het vierde en elk volgend vonnis, indien aan het betreffende ontruimingsvonnis een reeks van tenminste drie eerdere ontruimingsvonnissen tegen het betreffende huishouden is uitgesproken, waarbij geldt dat tussen de data van twee opeenvolgende vonnissen uit die reeks niet meer dan 3,5 jaren zijn verstreken.

Voor elk eerste vonnis, zoals bedoeld in 3.a. geldt het volgende:

Als de betreffende corporatie besluit tot ontruiming, is herhuisvesting uitsluitend mogelijk onder TKB-voorwaarden, conform het bepaalde in paragraaf 4;

Als de betreffende corporatie niet tot ontruiming besluit, blijft het betreffende vonnis met uitzondering van het daarover bepaalde in paragraaf 3. zonder gevolgen, zolang er in de periode van 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken geen nieuw ontruimingsvonnis tegen het betreffende huishouden wordt uitgesproken.

Voor elk tweede vonnis, zoals bedoeld in 3.b. geldt het volgende:

Als de betreffende corporatie besluit tot ontruiming, is herhuisvesting uitsluitend mogelijk onder TKB-voorwaarden, conform het bepaalde in paragraaf 4;

Als de betreffende corporatie niet tot ontruiming besluit, krijgt het huishouden feitelijk de "tweede kans" aangeboden in de bestaande woning, en

Wordt de betreffende registratie in het woningzoekendensysteem van "vonnis-status" omgezet naar "voorwaardelijke status" zoals bepaald in paragraaf 3.;

Wordt tenminste gedurende 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door een andere dan de betreffende corporatie.

Indien in de 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken tegen het betreffende huishouden dat niet tot ontruiming leidt, wordt tenminste 3,5 jaren na de datum waarop dat nieuwe ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door een andere dan de betreffende corporatie.

Indien in de 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken tegen het betreffende huishouden dat wel tot ontruiming leidt, wordt tenminste 5 jaren na de datum waarop dat nieuwe ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her- )huisvesting van het betreffende huishouden geboden door de corporaties.

Informeert de betreffende corporatie het betreffende huishouden over het TKB en de gevolgen daarvan, met name die zoals bedoeld onder 3 en

Krijgt het betreffende huishouden een nieuw huurcontract ter ondertekening voorgelegd, waaraan een aanhangsel is toegevoegd waarin tenminste is opgenomen een bepaling waaruit blijkt dat het betreffende huishouden op de hoogte is van en instemt met het TKB en daaraan verbonden voorwaarden en gevolgen.

6. Voor elk derde vonnis, zoals bedoeld in 3.c. geldt het volgende:

  • a.

    Als de betreffende corporatie besluit tot ontruiming, vindt gedurende tenminste 5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken geen (her-) huisvesting plaats door de corporaties.

Als de betreffende corporatie niet tot ontruiming besluit, heeft het huishouden feitelijk de "tweede kans" in de bestaande woning gemist, en

Wordt de registratie in het woningzoekendensysteem van "voorwaardelijke status" omgezet naar "buitenspel status" zoals bepaald in paragraaf 3.;

Wordt tenminste gedurende 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door een andere dan de betreffende corporatie.

Indien in de 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken tegen het betreffende huishouden dat niet tot ontruiming leidt. wordt tenminste 3,5 jaren na de datum waarop dat nieuwe ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door een andere dan de betreffende corporatie.

Indien in de 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken tegen het betreffende huishouden dat wel tot ontruiming leidt, wordt tenminste 5 jaren na de datum waarop dat nieuwe ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door de corporaties.

7. Voor elk vierde en volgend vonnis, zoals bedoeld in 3.d. geldt het volgende:

Als de betreffende corporatie besluit tot ontruiming, vindt gedurende tenminste 5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken geen (her-)huisvesting plaats door de corporaties.

Als de betreffende corporatie niet tot ontruiming besluit:

Wordt de .'buitenspel-status" zoals bedoeld in 3. geactualiseerd en

Wordt tenminste gedurende 3.5 jaren na de datum waarop het betreffende ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door een andere dan de betreffende corporatie.

Indien in de 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken tegen het betreffende huishouden dat niet tot ontruiming leidt, wordt tenminste 3,5 jaren na de datum waarop dat nieuwe ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door een andere dan de betreffende corporatie.

Indien in de 3,5 jaren na de datum waarop het betreffende vonnis is uitgesproken opnieuw een ontruimingsvonnis wordt uitgesproken tegen het betreffende huishouden dat wel tot ontruiming leidt, wordt tenminste 5 jaren na de datum waarop dat nieuwe ontruimingsvonnis is uitgesproken, geen (her-)huisvesting van het betreffende huishouden geboden door de corporaties.

(schematische weergave van het Tweede-Kansbeleid, als afzonderlijk document opgenomen. NB let op aanpassing paginanummering en voettekst!!)