Regeling vervallen per 30-03-2003

Verordening voor de Woonwagencentra in Zaanstad

Geldend van 14-03-2003 t/m 29-03-2003 met terugwerkende kracht vanaf 30-03-2003

Intitulé

VERORDENING VOOR DE WOONWAGENCENTRA IN ZAANSTAD

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

burgemeester en wethouders :

burgemeester en wethouders van Zaanstad;

b.

de gemeenteraad :

de gemeenteraad van Zaanstad;

c.

de afdeling Woonruimteverdeling :

de afdeling Woonruimteverdeling ter gemeentesecretarie van Zaanstad;

d.

dienst Stadsontwikkeling en Openbare Werken :

de Dienst Stadsontwikkeling en Openbare Werken van Zaanstad;

e.

een woonwagencentrum :

een door de gemeente Zaanstad op haar grondgebied als zodanig ingericht openbaar terrein bestemd tot verblijf van woonwagens;

f.

standplaats :

een door burgemeester en wethouders aangewezen en voor een woonwagen bestemd gedeelte van een woonwagencentrum;

g.

een woonwagen :

een wagen welke voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebezigd of daartoe is bestemd;

h.

een bijbehorend voertuig :

een motorvoertuig of ander voertuig, niet zijnde een woonwagen en toebehorende aan een persoon die in de woonwagen zijn hoofdverblijf heeft of aan een persoon die de woonwagen c.q. zijn bewoners bezoekt;

i.

een vergunning :

een vergunning tot net bewonen van een woonwagen als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet;

j.

een hoofdbewoner :

een bewoner van een woonwagen die in de vergunning tot het bewonen van een woonwagen als hoofdbewoner is aangewezen of op grond van artikel 21 van de Woonwagenwet als hoofdbewoner wordt aangemerkt;

k.

een bewoner :

een andere in de vergunning tot het bewonen van een woonwagen genoemde persoon

Paragraaf 1 Toelatingsvereisten

Artikel 2 Recht tot het innemen van een standplaats.

ledere woonwagenbewoner in de zin van artikel 18 van de Woonwagenwet die in het bezit is van een vergunning tot het bewonen van een woonwagen ex artikel 14 van de Woonwagenwet, heeft in principe het recht standplaats op een centrum in te nemen.

Artikel 3 Wachtlijst.

  • 1. Door burgemeester en wethouders wordt een wachtlijst van aanvragers voor een standplaats op de centrum/de centra bijgehouden. Op deze wachtlijst dient ten minste het volgende te worden aangetekend:

    • a.

      de datum van het verzoek om een standplaats;

    • b.

      het centrum waar aanvrager/ster standplaats wil hebben;

    • c.

      de personalia van aanvrager/ster en zijn/haar gezinssamenstelling;

    • d.

      de huidige standplaats van aanvrager/ster;

    • e.

      de datum van afgifte en nummer van de vergunning tot het bewonen van een woonwagen, als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet;

    • f.

      de redenen van het verzoek.

  • 2. Iedere aanvrager voor een standplaats op een centrum dient een aanvraagformulier in te vullen. In dit aanvraagformulier worden ten minste gegevens over de persoon van de aanvrage alsmede zijn gezinssamenstelling gevraagd, alsmede gegevens over zijn/haar wagen. Op de in lid 1 van dit artikel genoemde wachtlijst kan slechts iemand worden ingeschreven die 18 jaar of ouder is.

Artikel 4 Het innemen van een standplaats.

  • 1. Er mag slechts standplaats op een woonwagencentrum worden ingenomen krachtens een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een vergunning tot het innemen van een standplaats gebonden aan het bepaalde in artikel 8 van de Woonwagenwet en aan hetgeen in deze verordening is bepaald.

Artikel 5 Te hanteren richtlijnen.

Burgemeester en wethouders hanteren bij het verlenen van een vergunning tot het innemen van een standplaats de volgende richtlijnen:

  • 1.

    Bij een aanvraag voor een standplaats dienen zij zich ervan te vergewissen dat er op het desbetreffende centrum/de desbetreffende centra nog plaats is. Indien dit niet het geval is dan kan aanvrager/ster - zo er nog plaats is - een standplaats op een ander centrum worden aangeboden.

  • 2.

    Indien er geen plaats op een centrum is, dan dienen zij aanvrager/ster op de in artikel 3 bedoelde wachtlijst in te schrijven.

  • 3.

    Bij het verlenen van toestemming tot het innemen van een standplaats is - zo er geen plaats op een centrum/de centra aanwezig is - in principe de volgorde van inschrijving op de in artikel 3 bedoelde wachtlijst beslissend, behoudens in de volgende gevallen:

    • 3a.

      een aanvrager/ster die in het bevolkingsregister van Zaanstad staat ingeschreven geniet voor het verkrijgen van een standplaats voorrang, ook indien hij/zij later op de wachtlijst is geplaatst dan een aanvrager/ster die niet in genoemd bevolkingsregister staat ingeschreven;

    • 3b.

      een aanvrager/ster die niet in het sub a genoemde bevolkingsregister staat ingeschreven en die aantoonbaar een bepaalde familie-, sociale of economische binding met Zaanstad heeft, geniet bij verder gelijke omstandigheden voor het verkrijgen van een standplaats voorrang boven aanvragers/sters zonder een dergelijke binding;

    • 3c.

      de chef van de afdeling Woonruimteverdeling beoordeelt of de bij sub b genoemde binding zich voordoet:

    • 3d.

      aanvrager/sters die een medische of sociale indicatiestelling bezitten, genieten in alle gevallen voorrang voor het verkrijgen van een standplaats:

    • 3e.

      in bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders voor het verlenen van een vergunning tot het innemen van een standplaats afwijken van het bepaalde in de leden 3a, 3b en 3c van dit artikel.

Artikel 6 Delegatiemogelijkheid.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitvoering van een of meer bepalingen van deze paragraaf over te dragen aan door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.

Artikel 7 De beroepsmogelijkheid.

Indien burgemeester en wethouders van de hen in het vorige artikel gegeven bevoegdheid gebruik maken, staat van beslissingen van de door hen met de uitvoering van een of meer bepalingen belaste ambtenaren beroep open bij burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2 Standplaats woonwagencentrum

Artikel 8 Algemene bepalingen.

  • 1. leder die een woonwagen binnen een woonwagencentrum wil brengen, is verplicht zich vooraf bij de afdeling Woonruimte te melden.

  • 2. ieder die met een woonwagen een woonwagencentrum wil verlaten, is verplicht ten minste 24 uur v66r zijn/haar vertrek op werkdagen tijdens de normale openingstijden daarvan kennis te geven aan de afdeling Woonruimteverdeling.

  • 3. De hoofdbewoners, de bewoners en andere binnen een woonwagencentrum verblijvende personen dienen zich te gedragen naar de aanwijzingen, die door of vanwege burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde, zedelijkheid en gezondheid kunnen worden gegeven.

  • 4. De hoofdbewoners, de bewoners en andere binnen een woonwagencentrum verblijvende personen en ieder, die een woonwagen binnen een woonwagencentrum wil brengen, dienen de afdeling Woonruimteverdeling alle inlichtingen te verstrekken, die op grond van de wet of verordening vereist zijn.

Artikel 9 Verbod tot ingebruikneming van een standplaats op een woonwagencentrum of tot verblijf op een woonwagencentrum wanneer het recht daarop niet of niet meer aanwezig is.

  • 1. Het is de hoofdbewoner/ster of een bewoner/ster van een woonwagen of ieder ander verboden wanneer voor die woonwagen geen vergunning als bedoeld in artikel 1, sub i van deze verordening is verleend, de woonwagen binnen een woonwagencentrum te brengen of een standplaats met die woonwagen op een woonwagencentrum in te nemen.

  • 2. Het is de hoofdbewoner/ster of een bewoner/ster of ieder ander eveneens verboden, wanneer het recht tot het innemen van een standplaats voor een woonwagen op een woonwagencentrum is vervallen, of wanneer het verboden is standplaats in te nemen, nog langer met die woonwagen standplaats op dat woonwagencentrum te blijven innemen of anderszins met die woonwagen binnen dat centrum te verblijven.

  • 3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van het verbod. bedoeld in lid 1 en 2, ontheffing verlenen.

Artikel 10 Verbod binnen een woonwagencentrum met woonwagens en/of bijbehorende voertuigen standplaats in te nemen.

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een woonwagen verboden om, zolang het aantal zich op een woonwagencentrum bevindende woonwagens gelijk is aan het door burgemeester en wethouders vastgestelde maximum of dat maximum overschrijdt, woonwagens en/of - eveneens ter bepaling door genoemd college – bijbehorende voertuigen op dat woonwagencentrum te plaatsen. Burgemeester en wethouders geven nun besluiten tot vaststelling van het maximum aantal woonwagens kennis op de wijze, als bedoeld in artikel 10 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 2. Op vordering van burgemeester en wethouders dient - indien op het desbetreffende woonwagencentrum het bij lid 1 van dit artikel vastgestelde maximum aantal woonwagens reeds aanwezig of overschreden is - dit door de Dienst Stadsontwikkeling en Openbare Werken door middel van een bord of door tekens duidelijk te worden gemaakt.

Artikel 11 Artikel 11 Gebruiksbepalingen op een woonwagencentrum

  • 1. Het is op een woonwagencentrum niet toegestaan:

    • a.

      enigerlei bedrijf uit te oefenen of enigerlei opslag van materialen, afvalstoffen en dergelijke te doen plaatsvinden, welke tot de uitoefening van enig bedrijf kunnen worden gerekend;

    • b.

      sloopmateriaal aan te voeren en sloopwerkzaamheden te verrichten;

    • c.

      voertuigen te stallen op andere dan de daartoe bestemde of aangewezen plaatsen;

    • d.

      zich van afvalstoffen te ontdoen op een andere wijze dan is voorzien in de 'Verordening regelende het aanbieden en ophalen van huisvuil";

    • e.

      op andere wijze een aansluiting met een openbare nutsvoorziening tot stand te brengen, dan conform de aanwijzingen van ambtenaren van de Dienst Stadsontwikkeling en Openbare Werken of van ambtenaren van het desbetreffende nutsbedrijf;

    • f.

      stallen, hokken, schuttingen of ander getimmerte, van welke aard dan ook te hebben, onverminderd het te dien aanzien bepaalde in de bouwverordening van Zaanstad;

    • g.

      buiten een woonwagen dieren te hebben of te houden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1 ontheffing verlenen.

Artikel 12 Nadere regels.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ter aanvulling van hetgeen in deze verordening met betrekking tot het gebruik van een woonwagencentrum is geregeld.

    Deze nadere regels mogen niet verder gaan dan noodzakelijk is voor het behoorlijk functioneren van het dagelijkse huishouding van het centrum.

  • 2. Van de in lid 1 bedoelde nadere regels wordt door burgemeester en wethouders openbare kennisgeving gedaan op de wijze als bepaald in artikel 10 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Artikel 13 Sancties.

  • 1. Hij/zij die de bepalingen in paragraaf 2 van deze verordening niet naleeft, kan op last van burgemeester en wethouders van een woonwagencentrum worden verwijderd. Hem/haar kan in dat geval het verblijf met een woonwagen op dat woonwagencentrum voor de tijd van ten hoogste een jaar worden ontzegd.

  • 2. Voor degene tegen wie de maatregel van verwijdering en ontzegging van verblijf is genomen, staat binnen een maand vanaf de dag waarop die maatregel genomen werd, beroep open bij de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland. Het beroep heeft geen schorsende werking.

  • 3. Indien wordt gehandeld in strijd met een nadere regel, wordt dit aangemerkt als handelen in strijd met de verordening.

Artikel 14 Bijzondere opsporingsambtenaren.binnentreden van woonwagens, eed en belofte.

  • 1. Naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde ambtenaren zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening belast, de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Het aanwijzingsbesluit vermeldt op welke artikelen in paragraaf 2 van de verordening de opsporingsbevoegdheid betrekking heeft.

  • 2. De in het vorige lid van dit artikel genoemde ambtenaren wordt de last verstrekt om in het belang van de opsporing te allen tijde al dan niet afgesloten ruimten, woonwagens daaronder begrepen, desnoods tegen de wil van de eigenaar, bewoner of gebruiker te betreden.

  • 3. De krachtens lid 1 van dit artikel aangewezen ambtenaren leggen, voor zover zij niet uit anderen hoofde bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten hebben, in handen van de burgemeester de volgende eed of belofte af: 'Ik zweer/beloof dat ik mij krachtens de Verordening voor de Woonwagencentra in Zaanstad opgelegde verplichtingen zonder aanzien des persoons zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig/Dat beloof ik'.

Artikel 15 Slotbepaling

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening voor de Woonwagencentra in Zaanstad'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 oktober 1983.

Voorzitter
Secretaris