Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening toeslagen en verlagingen WWB Zaanstad 2006

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen WWB Zaanstad 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Een ander: de alleenstaande, de alleenstaande ouder en het gezin.

Artikel 2 Leeftijdsbepaling en individualisering

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de belanghebbende alleenstaande en de alleenstaande ouder van 21 tot 65 jaar.

  • 2. In het geval van een gezin gelden de bepalingen van deze verordening alleen als de gezinsleden 18 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar zijn.

  • 3. De bepalingen in hoofdstuk 2 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid van de wet onverlet.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen of verlagen van de toeslag of het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Toeslagen

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt het in artikel 25, tweede lid van de wet bedoelde bedrag als in de woning van de alleenstaande en de alleenstaande ouder geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 50 procent van het in artikel 25, tweede lid van de wet bedoelde bedrag als in de woning van de alleenstaande en de alleenstaande ouder een ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 0 procent van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag als in de woning van de alleenstaande en de alleenstaande ouder twee of meer anderen hun hoofdverblijf hebben.

Artikel 4 Verlaging van de gezinsnorm

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 50 procent van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag als tevens een ander zijn hoofdverblijf heeft in de woning.

  • 2. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 100 procent van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag als tevens twee of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in de woning.

Artikel 5 Verlaging in verband met de woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

  • 1.

    100 procent van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag als een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn;

  • 2.

    50 procent van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag als geen woning bewoond wordt.

Artikel 6 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:

  • 1.

    100 procent van het in artikel 3, eerste lid genoemde bedrag als het een belanghebbende van 21 jaar betreft;

  • 2.

    50 procent van het in artikel 3, eerste lid genoemde bedrag als het een belanghebbende van 22 jaar betreft.

Artikel 7 Zorgbehoeftigen

Geen verlaging van toeslag of gezinsnorm wordt toegepast als de ander, zoals bedoeld in artikel drie en vier, zorgbehoeftig is in de zin van artikel vier, vijfde lid van de wet.

Artikel 8 Anti cumulatiebeding

  • 1. Een combinatie van verlagingen op een te verstrekken toeslag kan niet meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 25, tweede lid van de wet.

  • 2. Een combinatie van verlagingen op de bijstandsnorm voor gehuwden kan niet meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 25, tweede lid van de wet.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006. Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening toeslagen en verlagingen 2005, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 22 december 2005 ingetrokken.

Artikel 11 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad. Tevens zal de tekst van de verordening worden geplaatst op de website van de gemeente.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeslagen en verlagingen WWB Zaanstad 2006”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 maart 2006,

Voorzitter
Raadgriffier

TOELICHTING, ALGEMEEN EN ARTIKELSGEWIJS

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begrippen in deze verordening hebben dezelfde betekenis als in de WWB, waarbij het begrip 'een ander' nader wordt toegelicht. Het begrip 'een ander' houdt verband met één of meer andere personen in dezelfde woning.

Artikel 2 Leeftijdsbepaling en individualisering

In deze verordening worden de toeslagen vastgelegd voor de alleenstaande en alleenstaande ouder van 21 tot 65 jaar en voor het gezin van 18 tot 65 jaar.

Op de alleenstaande, de alleenstaande ouder en het gezin, waarbij een of meer personen 65 jaar of ouder zijn, is deze verordening niet van toepassing en geldt een eigen normensystematiek. Deze systematiek voorziet in de situaties, waarbij bij partners één van hen nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt of reeds de 65 jarige leeftijd heeft bereikt.

Artikel 18 van de wet geeft het college de bevoegdheid om de bijstand op grond van individuele omstandigheden af te stemmen. Los daarvan regelt deze verordening de op de bijstand te verlenen toeslag en eventuele verlagingen.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen of het verlagen van de toeslag of het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Toeslagen

Als in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan, zoals woonkosten, gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en nutsvoorzieningen). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf.

Als er geen sprake is van een situatie waarbij de woonkosten gedeeld kunnen worden, blijft de maximale toeslag op zijn plaats.

In artikel 25, tweede lid van de wet wordt het maximale bedrag gegeven van de toeslag voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder. In artikel 26 van de wet wordt aangegeven, dat het college de norm voor een gezin, zoals bedoeld in artikel 21 van de wet kan verlagen met maximaal het bedrag genoemd in artikel 25, tweede lid van de wet.

Als er sprake is van een niet rechthebbende partner, wordt deze partner gezien als een ander waarmee de kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag van 50 procent van de maximale toeslag, zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet blijft dan op zijn plaats.

Een kostganger of onderhuurder wordt niet aangemerkt als een persoon, die met een ander woonkosten kan delen. Binnen zijn wooneenheid verblijft immers alleen de kostganger of de onderhuurder, die hiervoor een vergoeding verschuldigd is aan de verhuurder.

De verhuurder deelt wel zijn woonlasten. Hij ontvangt immers een vergoeding van de kostganger of onderhuurder.

Artikel 5 Verlaging in verband met de woonsituatie

Artikel 27 van de wet geeft het college de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen voor zover de uitkeringsgerechtigde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft door zijn woonsituatie. Artikel 27 van de wet is aanvullend bedoeld op de artikelen 25 en 26 van de wet.

Blijkens de toelichting op artikel 27 van de wet heeft het college de mogelijkheid als er helemaal geen woning wordt bewoond, een verlaging te kunnen te kunnen toepassen. In dit artikel is in het eerste lid een verlaging opgenomen voor de situatie dat aan de woning van belanghebbende geen kosten van huur of hypotheekkosten zijn verbonden.

Dit laat de toepassing van artikel 18, eerste lid van de wet gegeven bevoegdheid open om de bijstand af te stemmen op de overige individuele omstandigheden van belanghebbende. Bijvoorbeeld als sprake is van een situatie waarbij belanghebbende uitzonderlijk lage kosten van het bestaan heeft.

In het tweede lid wordt de verlaging, als er door belanghebbende in het geheel geen woning wordt bewoond, vastgesteld op 50 procent van het bedrag bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet. Dit is in overeenstemming met de toelichting op artikel 27 van de wet. Een belanghebbende, die geen woning bewoond wordt geacht lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te hebben. Niettemin zijn de kosten van het bestaan niet zoveel lager als voor een belanghebbende die kosteloos woont in een woning. Een dakloze wordt immers geconfronteerd met de hogere kosten van het op straat leven, zoals bijvoorbeeld de kosten van nachtopvang.

Artikel 6 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

Artikel 29 van de wet geeft het college de bevoegdheid om een verlaging toe te passing als het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het minimum jeugdloon voor een 21-jarige lager is dan dat voor een 22-jarige ligt het voor de hand om voor een 21-jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22-jarige. De verlaging voor een 21- of 22-jarige kan alleen op de toeslag ingevolge artikel 25, tweede lid van de wet plaatsvinden.

De 22-jarige belanghebbende heeft alleen recht op een toeslag van 50 procent van de toeslag, zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet als hij woonkosten heeft die niet gedeeld kunnen worden met een ander.

Artikel 7 Zorgbehoeftigen

In deze verordening wordt op "een ander" een uitzondering gemaakt ten aanzien van degene die zorg verleent of ontvangt. Door het opnemen van deze uitzondering wordt de positie van de zorgverlener en de zorgvrager, zoals vastgelegd in de wet, voortgezet. Het kabinet heeft in de Memorie van Toelichting beschreven waarom dit beleid wenselijk is.

In de Memorie van Toelichting wordt hierover het volgende gezegd:

"Door in deze situatie een uitzondering te maken op de gezinsbijstand kan het college voorkomen dat een meerderjarig, thuiswonend zorgbehoevend (stief/aangetrouwd) kind of de zorgbehoevende (stief/schoon)ouder(s), uit huis moeten worden geplaatst, omdat de ouder(s) of het meerderjarig kind 10 wellicht niet meer in staat zijn de zorgbehoevende te verzorgen. Zij bieden nu mantelzorg, maar kunnen zich dat misschien niet meer veroorloven, omdat er kosten gemaakt worden vanwege het zorgen voor het de (stief/schoon)ouder(s) of (stief/aangetrouwde) kind(eren). Zij zouden zich door deze kosten genoodzaakt kunnen zien de zorgbehoevende uit huis te plaatsen. Dat zou per saldo voor de overheid tot hogere kosten kunnen leiden."

Artikel 8 Anti cumulatiebeding

Als gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogelijkheden, zoals die zijn genoemd in de artikelen 3, 4, 5, en 6, dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van verlagingen. Een dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.