Regeling vervallen per 25-09-2020

Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen

Geldend van 01-09-2020 t/m 24-09-2020

Intitulé

Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen

Inhoud

1Inleiding

2Parkeernormering

2.1 Parkeernormen auto 2.2 Parkeernormen fiets

3Toepassingskader

3.1 Berekening parkeerbehoefte

3.2 Confrontatie parkeerbehoefte met parkeeraanbod

3.3 Afwijkingsmogelijkheden

Bijlagen

1. Afbeelding gebiedsbegrenzing

2. Lijst met parkeernormen auto

3. Aanwezigheidspercentages

4. Beschrijving bereikbaarheids- en parkeerfonds

1 Inleiding

Het parkeerbeleid van Zaanstad bestaat uit de Nota Ruimte voor Parkeren en de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. De nota’s zijn een kader voor het handelen van het college. Met voorliggende beleidsregels verstrekt het college helderheid hoe zij de door de raad vastgestelde kaders in de praktijk toepast.

In de beleidsregels zijn de parkeernormen voor auto en fiets geactualiseerd op basis van nieuwe parkeerkencijfers. Datzelfde geldt voor de gebiedsindeling die wordt gebruikt voor toepassing van de normen. Verder zijn de afwijkingsmogelijkheden, als een ontwikkelaar niet volledig kan of wil voldoen aan de parkeernorm, overzichtelijk op een rij gezet, inclusief twee maatwerkoplossingen uit de praktijk die al vaak worden ingezet: minder parkeerplaatsen bij inzet deelauto’s en nabij OV-knooppunten.

Doel van de beleidsregels is, naast actuele parkeernormen en een bijbehorende gebiedsindeling, het verschaffen van meer duidelijkheid over de berekening van de parkeerbehoefte en de afwijkingsmogelijkheden en het verkrijgen van meer eenduidigheid in de toepassing ervan.

Beleidsregels in relatie tot nieuw parkeerbeleid

Als onderdeel van het nieuwe Zaans Mobiliteitsplan (ZMP) wordt nieuw parkeerbeleid opgesteld. Vanuit behoefte aan duidelijkheid wordt een aantal zaken nu al opgepakt in voorliggende beleidsregels. De beleidsregels zijn opgesteld vanuit het hier en nu en lopen niet vooruit op te maken keuzes in het ZMP/nieuw parkeerbeleid.

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze Beleidsregels treden in werking met ingang van 1 september 2020. De parkeernormen en de gebiedsindeling in deze Beleidsregels parkeren bij ruimtelijk ontwikkelingen vervangen de parkeernormen en gebiedsindeling uit de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. De Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 en de daarin opgenomen parkeernormen en gebiedsindeling blijven van toepassing als de aanvrager van een omgevingsvergunning:

  • vóór de datum van inwerkingtreding een aanvraag heeft ingediend;

  • vóór de datum van inwerkingtreding een vooroverleg (via het Zaans portaal of het vergunningenadvies) is aangegaan met de gemeente en er een aanvraag wordt ingediend binnen een jaar na inwerkingtreding van de Beleidsregels parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De Beleidsregels parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn in deze gevallen alleen van toepassing als de aanvrager hierom verzoekt.

2 Parkeernormering

Het is aan de aanvrager van de omgevingsvergunning om de parkeerbehoefte inzichtelijk te maken. De gemeentelijke parkeernormen vormen hiervoor de basis. Deze parkeernormen zijn een weergave van de veel voorkomende praktijk. Soms hebben functies een ander mobiliteitsgedrag; de parkeernorm kan dan niet passen bij die specifieke functie. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden om af te wijken van de gemeentelijke parkeernormen.

2.1 Parkeernormen auto

Parkeerkencijfers CROW als basis

De gemeente Zaanstad heeft de parkeernormen die zijn opgenomen in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 gebaseerd op de parkeerkencijfers van CROW. Dit zijn op de praktijk gebaseerde kencijfers die een inschatting geven van de werkelijk te verwachten toekomstige parkeerbehoefte. Inmiddels heeft CROW nieuwe parkeerkencijfers gepubliceerd (publicatie 381, december 2018). Deze nieuwe parkeerkencijfers kunnen daarom ook als basis worden gebruikt om het benodigde parkeeraanbod te onderbouwen.

Stedelijkheidsgraad en stedelijke zone

In de parkeerkencijfers van CROW wordt onderscheid gemaakt naar stedelijkheidsgraad en naar de ligging in de stedelijke zone. Op basis van de adressendichtheid (CBS) kan de stedelijkheidsgraad van een kern worden bepaald. Binnen Zaanstad betekent dit dat de meeste kernen stedelijk zijn, Zaandam is zeer sterk stedelijk en de lintbebouwing, de kleine kernen, de bedrijventerreinen en het buitengebied zijn matig stedelijk. Voor de indeling naar stedelijke zone (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom en buitengebied) gelden geen richtlijnen.

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is een vrij complexe gebiedsindeling opgenomen. In bijlage 1 is een vereenvoudigde versie van deze gebiedsindeling opgenomen, rekening houdend met de stedelijkheid van een kern in plaats van de stedelijkheid van een postcodegebied.

Voor Achtersluispolder en Hembrugterrein wordt vooralsnog uitgaan van de huidige stedelijkheid (= matig stedelijk). Aansluiten bij de stedelijkheid van de rest van Zaandam (= zeer sterk stedelijk) kan als er voor het betreffende gebied besluitvorming heeft plaatsgevonden over een mobiliteitsplan met daarin maatregelen voor een goede bereikbaarheid per fiets en met het openbaar vervoer.

Parkeernorm versus bandbreedte CROW

De parkeerkencijfers van CROW geven een bandbreedte weer. Ook in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is deze bandbreedte opgenomen, met uitzondering van de woonfuncties. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen met de geactualiseerde parkeernormen. Deze parkeernormen zijn de minimum waardes. De maximum waardes zijn niet meer opgenomen, aangezien doorgaans alleen meer parkeerplaatsen gerealiseerd worden als de aanvrager van de omgevingsvergunning verwacht deze parkeerplaatsen daadwerkelijk nodig te hebben. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het dan verstandig daarin te voorzien en hierop geen maximum te zetten.

Gebruikersdeel en bezoekersdeel

Een parkeernorm is opgebouwd uit een gebruikers- en een bezoekersdeel. In de tabellen waarin de parkeernormen voor de verschillende functies zijn opgenomen, is naast de volledige parkeernorm het aandeel bezoekers (bezoekersdeel) inzichtelijk gemaakt. Dit aandeel is onder andere relevant indien parkeervoorzieningen bij een functie niet openbaar toegankelijk zijn, het bezoekersdeel dient namelijk altijd voor de bezoekers toegankelijk te zijn.

Sociale woningbouw

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is geen specifieke parkeernorm voor sociale huurwoningen opgenomen. In de meest recente CROW-publicatie zijn voor sociale huurwoningen aparte parkeerkencijfers opgenomen, voor sociale huurappartementen zijn de parkeerkencijfers hetzelfde als voor goedkope huurwoningen.

2.2 Parkeernormen fiets

Geen normen maar richtlijnen

Naast de noodzaak om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto´s, is het ook belangrijk om ook te voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor fietsen. De gemeente Zaanstad heeft in 2013 het Beleidsplan Fietsparkeren vastgesteld. In dit plan zijn de landelijke kencijfers van het CROW opgenomen als de Zaanse norm voor stallingen. In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is geconstateerd dat de normen uit het beleidsplan lastig te toetsen zijn als gevolg van de grote interpretatieruimte en bandbreedtes. Daarom zijn in hoofdstuk 4 van de Uitvoeringsnota versoepelingen opgenomen. In praktijk worden deze versoepelingen niet toegepast en wordt maatwerk geleverd, omdat de normen onrealistisch hoog worden ervaren. Dat in praktijk de fietsparkeerkencijfers niet altijd een goede basis vormen, is te verklaren doordat de CROW-fietsparkeerkencijfers1 minder zijn doorontwikkeld dan de autoparkeerkencijfers. Vanuit die gedachte gelden voor het fietsparkeren eigenlijk geen normen maar richtlijnen voor de capaciteitsbepaling voor het aantal fietsparkeervoorzieningen. De nieuwste CROW-fietsparkeerkencijfers1 (februari 2019) vormen daarbij een goede basis om het benodigde parkeeraanbod bij solitaire functies te onderbouwen. Op basis van de door de aanvrager aangedragen argumenten en overwegingen kan de gemeente de geloofwaardigheid van de parkeeroplossing toetsen.

Aandachtspunten bij deze toetsing zijn enerzijds de impact c.q. de grootte van de fietsparkeerbehoefte en anderzijds de inpassing van de parkeeroplossing. Die oplossing hoeft niet inpandig te zijn, hoeft niet met fietsklemmen geregeld te zijn, maar mag het gebruik van de openbare ruimte en de doorgang voor voetgangers en mensen met een kinderwagen of rolstoel niet hinderen.

Fietsparkeren bij woonfuncties

Het Bouwbesluit stelt voor woningen een individuele fietsenberging verplicht, maar biedt ruimte voor gelijkwaardige oplossingen, zoals een gemeenschappelijke fietsenstalling in combinatie met een inpandige berging. Indien een ontwikkelaar ervoor kiest om bij woningen een gemeenschappelijke fietsenstalling te realiseren, zal onderbouwd moeten worden voor hoeveel fietsen deze stalling gerealiseerd wordt. Hiervoor kan naast de fietsparkeerkencijfers van CROW ook de bruikbare verfijning van bijvoorbeeld de gemeenten Amsterdam en Den Haag als basis worden gebruikt.

3 Toepassingskader

Het is aan de aanvrager van de omgevingsvergunning om de parkeerbehoefte inzichtelijk te maken. Op basis van de door de aanvrager aangedragen argumenten en overwegingen toetst de gemeente de vergunningaanvraag. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van drie onderdelen in de rekenmethode nadere duiding op de gemeentelijke werkwijze gegeven:

  • 1.

    Berekening parkeerbehoefte;

  • 2.

    Confrontatie parkeerbehoefte met parkeeraanbod;

  • 3.

    Afwijkingsmogelijkheden.

3.1 Berekening parkeerbehoefte

De parkeernorm wordt gebruikt om de parkeerbehoefte te berekenen. Hiervoor wordt de omvang van de functie vermenigvuldigd met de parkeernorm. Wanneer meerdere functies binnen een ontwikkeling worden gerealiseerd, wordt de parkeerbehoefte van de gehele ontwikkeling bepaald door de berekende parkeerbehoefte van de losse functies bij elkaar op te tellen.

Afronden

Zoals in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen wordt de berekende parkeerbehoefte tussentijds niet afgerond. Pas bij het bepalen van de parkeeroplossing ten behoeve van het indienen van de aanvraag wordt het aantal parkeerplaatsen rekenkundig afgerond op hele parkeerplaatsen. Dit betekent dat tot 0,5 parkeerplaatsen naar beneden wordt afgerond en vanaf 0,5 parkeerplaatsen naar boven.

Dubbelgebruik van parkeerplaatsen (auto)

Indien binnen de ontwikkeling verschillende functies worden gerealiseerd, is het voor het autoparkeren mogelijk rekening te houden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld overdag door werkers en ’s avonds door bewoners. Voorwaarde is wel dat de aanvrager in het bouwplan vastlegt dat de voor dubbelgebruik meegerekende parkeercapaciteit voor alle gebruikers van het bouwplan toegankelijk is. Dat betekent dat exclusief voor functies of doelgroepen gereserveerde parkeerplaatsen daarvan geen deel uit maken. In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 zijn aanwezigheidspercentages opgenomen om het dubbelgebruik te berekenen. CROW heeft ook deze aanwezigheidspercentages geactualiseerd, waardoor er bijvoorbeeld onderscheid kan worden gemaakt naar de aanwezigheid van bewoners en bezoekers van bewoners. In bijlage 3 zijn de meest actuele aanwezigheidspercentages opgenomen.

Rekening houden met bestaande situatie: oud voor nieuw

Zoals in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen mag bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande situatie. In de Uitvoeringsnota staan drie specifieke situaties benoemd waarbij het toepassen van ‘oud voor nieuw’ altijd wordt toegestaan.

Onduidelijk is wat spelregels in andere situaties zijn, en in praktijk wordt ‘oud voor nieuw’ in elke situatie toegepast. Dit betekent dat in het geval van sloop, nieuwbouw, verbouw en/of functiewijziging ook de parkeerbehoefte van de bestaande, te vervallen, functies wordt bepaald. Deze parkeerbehoefte mag vervolgens worden afgetrokken van de parkeerbehoefte van de nieuwbouw. Zodoende dat alleen het verschil aan parkeerplaatsen nog extra benodigd is. Uitgangspunt bij deze regel is dat de parkeerbehoefte van het meest recente legale gebruik enkel mag worden gecorrigeerd op de parkeerbehoefte van de nieuwe functie indien het pand (ten tijde van toetsing) niet langer dan vijf jaar leegstaat.

Parkeerbehoefte maximaal twee parkeerplaatsen

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen dat geen parkeerplaatsen gerealiseerd hoeven worden als de parkeerbehoefte gelijk is aan of minder dan 2 parkeerplaatsen.2 Deze regel is bedoeld om kleine ontwikkelingen eenvoudiger te kunnen realiseren en betekent dus niet dat als de parkeerbehoefte groter is dan 2 parkeerplaatsen, deze 2 parkeerplaatsen in mindering kunnen worden gebracht op de parkeereis.

Om het effect op de parkeersituatie te beheersen geldt daarnaast het uitgangspunt dat voor dezelfde locatie in de afgelopen 5 jaar niet eerder van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt.

3.2 Confrontatie parkeerbehoefte met parkeeraanbod

Na de berekening van de parkeerbehoefte wordt deze parkeerbehoefte geconfronteerd met het geplande parkeeraanbod. Wanneer het geplande parkeeraanbod voorziet in de parkeerbehoefte kan de vergunningaanvraag worden ingediend (paragraaf 3.4). Wanneer dit niet het geval is, wordt gekeken of er afwijkingsmogelijkheden op de ontwikkeling van toepassing zijn (paragraaf 3.3). Uitgangspunt is dat het geplande parkeeraanbod binnen het uitgeefbare gebied wordt gerealiseerd. Parkeerplaatsen voor bezoekers dienen daarbij openbaar toegankelijk te zijn.

Rekenwaarde parkeerplaatsen bij woningen (auto)

Voornamelijk bij woningen blijkt in de praktijk dat bijvoorbeeld een garage(box) niet altijd wordt gebruikt voor het stallen van de auto, maar als bergruimte. Aangezien hier bij de parkeernormen geen rekening mee wordt gehouden, kan parkeeroverlast ontstaan.

Parkeerplaatsen in een garage(box), oprit of carport bij woningen worden daarom niet als volwaardige parkeerplaats meegeteld. In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is in bijlage 4 is aangegeven in welke mate een parkeerplaats voor de functie wonen meetelt aan de aanbodzijde.

Maatvoering parkeerplaatsen (auto)

Naast het minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen wordt de inrichting van parkeervoorzieningen door de gemeente beoordeeld op bruikbaarheid en veiligheid. In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 wordt is voor parkeren in de openbare ruimte verwezen naar de Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad (WIORZ). De passages uit de WIOZ die voor parkeren van belang zijn, zijn opgenomen in bijlage 5 van de Uitvoeringsnota. Aanvullend hierop kan de meest recente versie van de CROW-publicatie 'ASVV: aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' gebruikt worden voor de toetsing van de maatvoering van individuele parkeerplaatsen.

Voor de toetsing op parkeerplaatsen in (gebouwde) parkeervoorzieningen en parkeerterreinen wordt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 al verwezen naar de (meeste recente versie van de) NEN-normering 2443: 'Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in parkeergarages'.

Uiteraard dienen de parkeerplaatsen ook bereikbaar te zijn. Bij twijfel moet dit met behulp van rijcurves inzichtelijk worden gemaakt. Ook daarbij gelden de richtlijnen uit ASVV en NEN 2443.

Rekening houden met (toekomstig) gebruik

Bij de vormgeving van de parkeeroplossing dient altijd rekening te worden gehouden met de doelgroep die van deze parkeerplaatsen gebruik gaat maken. Hoewel de gemeente Zaanstad plannen toetst op voldoende parkeergelegenheid (in aantal) voor auto’s en fietsen en de bruikbaarheid daarvan, zijn ook andere elementen van belang die er voor zorgen dat sprake is van een duurzame parkeeroplossing. In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is bijvoorbeeld opgenomen dat bij een school of kinderopvang een Kiss&Ride-voorziening gerealiseerd moet worden en dat ontwikkelingen soms vragen om voorzieningen voor laden en lossen. Daarnaast is sinds 10 maart 2020 aan het Bouwbesluit een passage toegevoegd met eisen om in parkeervoorzieningen laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen aan te leggen c.q. de parkeervoorziening hierop voor te bereiden.3

Aanvullend op deze eisen zal bij de toetsing op een duurzame parkeeroplossing afhankelijk van de ontwikkeling ook worden gekeken naar bijvoorbeeld:

  • Gehandicaptenparkeerplaatsen:

    • -

      De richtlijn is dat bij openbare gebouwen, functies die voor gehandicapten toegankelijk zijn en aangepaste woningen tenminste 1 gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd wordt, zo dicht mogelijk bij de (hoofd)ingang van een gebouw(maximale afstand tot de ingang 50 meter).

    • -

      Bij publieke voorzieningen is de richtlijn dat tenminste 5% van de parkeerplaatsen als gehandicaptenparkeerplaatsen ingericht zijn (maximale afstand tot de ingang 100 meter).

    • -

      Bij een groot openbaar parkeerterrein of openbare parkeergarage is de richtlijn dat per 50 gewone parkeerplaatsen 1 gehandicaptenparkeerplaats wordt gerealiseerd (2% van de parkeercapaciteit).

  • Gereserveerde parkeerplaatsen voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld voor bewoners, deelauto’s, artsen en dergelijke. Bij gereserveerde parkeerplaatsen voor specifieke doelgroepen verminderen de mogelijkheden voor dubbelgebruik van deze parkeerplaatsen.

  • Ruimte voor ‘buitenmodel’ fietsen, zoals bakfietsen, scooters en bromfietsen en voldoende oplaadpunten voor elektrische (brom)fietsen.

Sociale woningbouw

Bij sociale woningbouw is het vaak financieel niet mogelijk om de parkeerplaatsen in een gebouwde parkeervoorziening te realiseren of dat bewoners geen parkeerplaats in de gebouwde parkeervoorziening huren. De gemeente Zaanstad geeft er daarom de voorkeur aan dat parkeerplaatsen bij sociale woningbouw op maaiveld worden gerealiseerd. In de praktijk blijkt immers dat wanneer bij sociale huurwoningen betaald moet worden voor een parkeerplaats, de kosten snel te hoog zijn en hier geen gebruik van wordt gemaakt.

3.3 Afwijkingsmogelijkheden

Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zaanstad is erop gericht dat voor een goede ruimtelijke ordening bij ontwikkelingen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor auto’s en fietsen, zodat een goede parkeersituatie is geborgd. Het uitgangspunt is dat parkeren binnen het uitgeefbare gebied wordt opgelost. In deze paragraaf wordt ingegaan op de afwijkingsmogelijkheden wanneer dit niet in voldoende mate mogelijk is, zonder dat parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat. Daarbij is het mogelijk om meerdere afwijkingsgronden te combineren als meerdere situaties van toepassing zijn op een ontwikkeling.

3.3.1 Minder parkeerplaatsen realiseren bij woningen i.c.m. deelauto’s

Door het aanbieden van deelauto’s hoeven minder parkeerplaatsen voor auto’s te worden gerealiseerd. Een parkeerplaats voor een deelauto (inclusief het aanbieden van de deelauto) vervangt vijf reguliere autoparkeerplaatsen; per saldo zijn per deelauto dus vier parkeerplaatsen minder nodig. Deze substitutie is:

  • voor maximaal 20% van het bewonersdeel van de parkeervraag van woningen mogelijk in gereguleerd gebied;

  • voor maximaal 10% van het bewonersdeel van de parkeervraag van woningen mogelijk in niet-gereguleerd gebied binnen de bebouwde kom.

Aan het inzetten van deelauto’s worden geen consequenties verbonden voor het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen.

3.3.2 Minder parkeerplaatsen realiseren nabij OV-knooppunten

In de nabijheid van OV-knooppunten is het autogebruik lager. Indirect zit dit ook verwerkt in de stedelijke zone, een beperkte extra reductie in de directe omgeving van een OV-knooppunt is redelijk. Hierbij geldt:

  • 15% reductie bij ontwikkelingen op maximaal 350 meter loopafstand van een intercitystation;

  • 10% reductie bij ontwikkelingen op maximaal 250 meter loopafstand van een ander treinstation of een andere HOV-halte.

3.3.3 Minder parkeerplaatsen realiseren in gereguleerd gebied

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen dat een aanvrager van een omgevingsvergunning om ontheffing van de parkeereis kan verzoeken in combinatie met het uitsluiten van het betreffende adres van parkeervergunningen. Deze ontheffing is uiteraard alleen mogelijk bij ontwikkelingen in het gebied met betaald parkeren. Praktisch gezien geldt daarbij als uitgangspunt dat de ontwikkeling minimaal op 250 meter van de grens van het gebied met betaald parkeren moet liggen. Dit om ongewenst uitwijkgedrag naar de parkeerplaatsen waar gratis geparkeerd kan worden, te voorkomen.

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 staat dat parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren nog steeds nodig kunnen zijn. Voor het bezoekersdeel van de parkeernorm wordt dus geen ontheffing verleend.

3.3.4 Benutten bestaand parkeeraanbod elders

Vanuit het principe ‘eerst benutten dan bouwen’ is in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 opgenomen dat vrijstelling op het realiseren van (een deel van) het benodigde parkeeraanbod kan worden verleend als in de omgeving op acceptabele loopafstand in de nodige parkeerruimte wordt voorzien door parkeerplaatsen elders te huren of te kopen. In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen dat de gemeente Zaanstad als uiterste grens bij het situeren van parkeerplaatsen ten opzichte van de bouwontwikkeling hanteert:

  • 250 meter voor bewonersparkeren;

  • 350 meter voor werknemersparkeren.

Voorwaarde is wel dat de aanvrager onderbouwt waarom het volledige benodigde parkeeraanbod niet binnen het uitgeefbare gebied kan worden gerealiseerd. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat de alternatieve parkeerruimte daadwerkelijk langdurig (ten minste 15 jaar) beschikbaar is op tijden dat die nodig zijn voor de parkeerbehoefte van de ontwikkeling.

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is daarnaast opgenomen dat de aanvrager een beroep kan doen op de openbare ruimte als na onafhankelijk onderzoek blijkt dat daarmee de parkeerdruk in de directe omgeving (het gebied binnen een straal van 250 meter rondom de ontwikkeling), ook na realisatie van de ontwikkeling en eventueel andere lopende ontwikkelingen in de omgeving, op alle momenten in de week onder de 80% zal blijven. De aanvrager zorgt voor de uitvoering en bekostiging van dit onafhankelijke onderzoek; de aanpak van dat onderzoek dient eerst door de gemeente geaccordeerd te worden teneinde de resultaten van dat onderzoek te kunnen accepteren als onderbouwing. Bij deze accordering kunnen de volgende richtlijnen worden gebruikt:

  • het onderzoek wordt op minimaal twee maatgevende momenten uitgevoerd, wat maatgevende momenten zijn, blijkt uit de parkeerbalans;

  • op basis van de acceptabele loopafstanden (zie hierna) kan worden bepaald van welke parkeercapaciteit gebruik gemaakt kan worden, het onderzoeksgebied mag uiteraard groter zijn.

Zoals opgenomen in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 mogen parkeertellingen ten tijde van toetsing niet ouder zijn dan drie jaar.

3.3.5 Realiseren parkeerplaatsen elders

Wanneer benutten niet mogelijk is, kan overwogen worden elders de benodigde parkeerplaatsen te realiseren.

Afkoop – uitgestelde realisatie

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen dat de parkeereis mag worden afgekocht als de aanvrager van een omgevingsvergunning parkeerplaatsen nodig heeft, maar deze niet kan of wil aanleggen. Aangezien de ervaringen tot nu toe hebben geleerd dat het lastig is om de afkoopbedragen te besteden, zal deze afwijkingsmogelijkheid terughoudend worden toegepast. In het verlengde van het nog vast te stellen Zaans Mobiliteitsplan zal onderzocht worden of en hoe met deze afwijkingsmogelijkheid in de toekomst wordt omgegaan. Voor nu betekent dit dat het huidige beleid wordt voortgezet, weliswaar op een terughoudende wijze:

  • alleen als er geen andere oplossing is;

  • alleen als er een concreet voornemen is waarvoor het afkoopbedrag kan worden ingezet; ■ alleen als er een concreet verband is tussen de ontwikkeling en de oplossing waarvoor het afkoopbedrag is, waardoor het realiseren van minder parkeerplaatsen per saldo niet leidt tot parkeeroverlast.

Voor de volledigheid is in bijlage 4 de ‘Beschrijving bereikbaarheids- en parkeerfonds’ uit 2013 opgenomen, aangezien hierin de regeling helder is beschreven. De tekst is geactualiseerd op grond van de gebiedsindeling die is opgenomen in bijlage 1 en de bijdragen die zijn opgenomen in de Uitvoeringsnota.

De kernpunten uit deze regeling zijn:

  • Er zijn twee type fondsen, een parkeerfonds en een bereikbaarheidsfonds:

    • -

      Stortingen in het parkeerfonds kunnen worden aangewend voor het realiseren van openbare parkeervoorzieningen en voor maatregelen die het mogelijk maken om reeds bestaande parkeervoorzieningen te benutten voor andere doelgroepen (bijvoorbeeld private parkeergarages bij bedrijven beschikbaar stellen voor bewoners);

    • -

      Stortingen in het bereikbaarheidsfonds kunnen aanvullend worden aangewend ten behoeve van diensten ter vervanging van het gebruik van de personenauto, zoals:

      • fietsvoorzieningen, waaronder stallingen;

      • infrastructuur openbaar vervoer(voorzieningen), waaronder busbanen;

      • parkeren op afstand;

      • voorzieningen voor deelauto’s.

  • Het type ontwikkeling en de locatie van de ontwikkeling bepaalt in welk fonds een afdracht wordt gestort:

    • -

      Het parkeerfonds wordt gevoed met afdrachten ten gevolge van alle type ontwikkelingen buiten de zones centrum en schil in Zaandam (het zeer sterk stedelijk gebied) en ten gevolge van woningbouwontwikkelingen in heel Zaanstad;

    • -

      Het bereikbaarheidsfonds wordt gevoed met afdrachten ten gevolge van niet-woningbouwontwikkelingen in de zones centrum en de schil in Zaandam (het zeer sterk stedelijk gebied).

Realisatie in openbare ruimte

Een alternatieve mogelijkheid is daarnaast dat de initiatiefnemer in overleg met de gemeente Zaanstad kijkt of het mogelijk is de parkeerplaatsen in de openbare ruimte te realiseren binnen een straal van 250 meter rondom de ontwikkeling. Hierbij wordt door de gemeente Zaanstad een afweging gemaakt tussen de realisatie van parkeerplaatsen en de kwaliteit van de openbare ruimte. Indien dit mogelijk is, kan worden afgeweken van het aantal te realiseren parkeerplaatsen binnen het uitgeefbare gebied. De gemeente Zaanstad zal zorg dragen voor de realisatie van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte, zodat deze parkeerplaatsen beschikbaar zijn op het moment dat het bouwplan wordt opgeleverd. De kosten hiervan komen voor rekening van de ontwikkelende partij. Hierdoor is het dus niet nodig afkoopbedragen te hanteren, maar worden de daadwerkelijke kosten altijd betaald. Voorwaarde blijft dat de aanvrager onderbouwt waarom het volledige benodigde parkeeraanbod niet binnen het uitgeefbare gebied kan worden gerealiseerd.

3.3.6 Parkeerbehoefte is lager

Wanneer door de initiatiefnemer afdoende kan worden onderbouwd dat de parkeerbehoefte van de ontwikkeling voor een langere periode (15 jaar) lager ligt dan berekend met de parkeernorm kan hiervan worden afgeweken. Hierbij dient de initiatiefnemer te onderbouwen dat:

  • de doelgroep wezenlijk anders is dan het gemiddelde gedrag;

  • een lagere parkeerbehoefte wordt verwacht.

Bij het opstellen van deze onderbouwing kan de initiatiefnemer bijvoorbeeld gebruik maken van zijn reeds eerder opgestelde business- of ondernemingsplan. Bij het opstellen van deze plannen is reeds aandacht besteed aan de specifieke bezoekersdoelgroep, formule, verwachte bezoekersaantallen en verzorgingsgebied. Deze gegevens kunnen worden gebruik bij de onderbouwing van de parkeerbehoefte. Van belang blijft dat de parkeeroplossing passend is bij de ontwikkeling en dat dit niet leidt tot mogelijke parkeeroverlast in de omgeving. Deze onderbouwing dient aan het College van Burgemeester en Wethouders ter besluitvorming te worden voorgelegd.

3.3.7 Zwaarwegend belang

Wanneer een aanvrager afdoende onderbouwt dat het benodigde parkeeraanbod niet (volledig) binnen het uitgeefbare gebied gerealiseerd kan worden en het blijkt niet mogelijk parkeerplaatsen elders te benutten of te realiseren, is het mogelijk om bij zwaarwegende belangen af te wijken van de eis om een parkeeroplossing te bieden voor de gehele parkeerbehoefte en daarmee een maatwerkoplossing te creëren.

Dit speelt bijvoorbeeld wanneer het onmogelijk of onwenselijk is om parkeerplaatsen binnen het uitgeefbare gebied te realiseren vanwege:

  • de ontsluiting van het bouwplan;

  • overwegingen van verkeersveiligheid;

  • toepassing van andere wettelijke kaders.

De initiatiefnemer moet zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning in dat geval voorzien van een onderbouwing van de noodzaak om af te wijken, de effecten die dit (eventueel) heeft op de omgeving en hoe hij participatie (informeren van buren/omgeving) heeft toegepast. Omdat het van belang is dat bij afwijkingen de noodzaak en de effecten zorgvuldig worden afgewogen, dienen alle afwijkingen op basis van zwaarwegend belang voldoende gemotiveerd ter besluitvorming te worden voorgelegd aan het College van Burgemeester en Wethouders.

Bijlage 1 Afbeelding gebiedsbegrenzing

Op de volgende pagina is de gebiedsindeling voor de parkeernormen opgenomen.

Toelichting bij deze gebiedsindeling:

  • Op hoofdlijnen worden drie gebieden onderscheiden:

    • -

      zeer sterk stedelijk gebied (het gebied binnen de paarse lijn);

    • -

      sterk stedelijk gebied (het gebied binnen de rode lijn);

    • -

      matig stedelijk gebied (het gebied buiten de paarse en rode lijn).

  • De aanduiding van de stedelijke zones is als volgt:

    • -

      de zone centrum is aangeduid met een paarse arcering;

    • -

      de zone schil is aangeduid met een oranje arcering;

    • -

      de zone rest bebouwde kom is aangeduid met een groene arcering;

    • -

      de zone buiten de bebouwde kom is niet gekleurd.

  • Daarnaast is een zone aangeduid die in principe geldt als ‘rest bebouwde kom’, tenzij de ontwikkellocatie valt in een gebied waar besloten is tot de invoering van betaald parkeren of waar betaald parkeren geldt. In dat geval gelden de parkeernormen voor de zone schil. Hiermee wordt flexibiliteit gecreëerd voor een situatie die op dit moment nog niet zeker is;

  • Voor Achtersluispolder en Hembrugterrein wordt vooralsnog uitgaan van de huidige stedelijkheid (= matig stedelijk). Aansluiten bij de stedelijkheid van de rest van Zaandam (= zeer sterk stedelijk) kan als er voor het betreffende gebied besluitvorming heeft plaatsgevonden over een mobiliteitsplan met daarin maatregelen voor een goede bereikbaarheid per fiets en met het openbaar vervoer.

De grenzen van stedelijke zones zijn veelal dynamisch, dit is aangeduid met stippellijnen. Aanpassing van de kaart op veranderende omstandigheden kan daarom tussentijds wenselijk zijn.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Lijst met parkeernormen auto

De parkeernormen die de gemeente Zaanstad hanteert zijn in de volgende tabellen opgenomen. Hierbij geldt:

  • Tabel 1 voor het zeer sterk stedelijke gebied;

  • Tabel 2 voor het sterk stedelijke gebied;

  • Tabel 3 voor het matig stedelijke gebied.

Onderstaand twee aandachtspunten bij het toepassen van de juiste functies.

Zorgwoningen: woning of gezondheidszorg?

Onder de categorie wonen valt alleen de functie ‘serviceflat’ en onder de categorie gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen alleen de functie verpleeg- en verzorgingstehuis. Binnen de zorgwoningen geldt een grote diversiteit. De gemeente Zaanstad hanteert het volgende onderscheid:

  • Intramurale zorgwoningen voor mensen met een zwaardere zorgindicatie (dagverzorging). Deze zorgwoningen vallen onder de categorie verpleeg-/verzorgingshuis.

  • Extramurale zorgwoningen voor zorgbehoevenden met behoefte aan zorg op afroep. Dit type zorgwoningen valt onder de categorie serviceflat.

  • Extramurale zorgwoningen voor vitale bewoners. Voor dit type zorgwoningen gelden de parkeernormen voor reguliere woningen.

Verschillende typen detailhandel

CROW onderscheidt veel verschillende detailhandelsfuncties. Als op voorhand nog niet bekend is welk type detailhandel zich zal vestigen, wordt de parkeernorm voor binnenstad, buurt- en dorpscentrum gehanteerd. Hierop gelden de volgende uitzonderingen:

  • een supermarkt, waarbij de grootte bepalend is voor het type parkeernorm en niet het voorziene type;

  • functies zoals een makelaar, hypotheekverstrekker, kapper of zonnebankstudio vallen in de categorie commerciële dienstverlening.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Aanwezigheidspercentages

In de tabel op de volgende pagina zijn aanwezigheidspercentages opgenomen om dubbelgebruik te kunnen berekenen. Voor de functies waarvoor geen aanwezigheidspercentages zijn opgenomen, dient te worden aangesloten bij een passende alternatieve functie of dient een specifieke onderbouwing voor de gebruikte aanwezigheidspercentages te worden gegeven.

afbeelding binnen de regeling

Tabel B3.1: Aanwezigheidspercentages (bron: CROW publicatie 381)

Bijlage 4 Beschrijving bereikbaarheids- en parkeerfonds 4

Inleiding

Bij de aanvraag van een bouwvergunning of functiewijziging dient een aanvrager op basis van artikel 2.5.30 te voorzien in een bepaalde parkeereis op eigen terrein. De Parkeernota geeft de basis voor deze parkeereis.

In gebieden met een sterke functiemenging is het belangrijk om efficiënt met de ruimte om te gaan en daarom te streven naar uitwisselbaarheid (beperken aantal benodigde plaatsen door dubbelgebruik) en gebouwde voorzieningen (beperken ruimtegebruik door compacte bouw). Vaak is het praktisch ook niet haalbaar om parkeerplaatsen te realiseren op eigen grond (bijvoorbeeld in centrumgebieden). Op grond van het zesde lid van artikel 2.5.30 van de bouwverordening kan voor de in de parkeernota aangewezen gevallen ontheffing worden verleend van de parkeereis door middel van afkoop. De gemeente neemt dan de verantwoordelijkheid op zich om de gestorte bedragen te besteden voor de bereikbaarheid van de functie, waar parkeren een onderdeel van is.

Het parkeerbeleid van de gemeente speelt in op de feitelijke en gewenste situatie in een bepaald gebied. De stad is hiervoor opgedeeld in zones. Voor alle zones kan er sprake zijn van een verplichting tot een financiële afdracht aan de gemeente voor het realiseren van parkeervoorzieningen die gerelateerd zijn aan de omvang van een bouwplan. Voor de zones centrum en schil in het zeer sterk stedelijk gebied heeft dat zelfs de voorkeur. Bij afkoop kan de gemeente openbare voorzieningen realiseren. Dit samen met efficiënt ruimtegebruik en innovatieve oplossingen maakt het mogelijk de kosten voor de aanvrager relatief laag te houden. De gemeente neemt daarom niet de parkeereis (in aantallen parkeerplaatsen) over, maar zet de financiën in voor de bereikbaarheid van de locatie.

I. Het parkeerfonds

  • 1.

    Inkomsten voor het parkeerfonds zijn:

    • a.

      de financiële afdracht die hoort bij de parkeervraag van woningen in de zones centrum en schil in het zeer sterk stedelijk gebied.

    • b.

      de financiële afdracht die hoort bij de afkoop van parkeren van alle functies buiten de zones centrum en schil in het zeer sterk stedelijk gebied.

II. Het bereikbaarheidsfonds

  • 1.

    Inkomsten voor het bereikbaarheidsfonds zijn: de financiële afdracht die hoort bij andere parkeervraag anders dan het stallen van auto’s van bewoners (zoals bezoekers en werkers) in de zones centrum en schil van het zeer sterk stedelijk gebied.

III. De financiële afdracht

  • 1.

    Een financiële afdracht is nodig bij

    • a.

      Verbouw of nieuwbouw.

    • b.

      Functiewijziging.

  • 2.

    De hoogte van de afdracht wordt als volgt bepaald:

    • a.

      Per periode van de week (werkdag overdag, werkdag middag, werkdag avond, koopavond, zaterdagmiddag, zaterdagavond en zondag middag) wordt de parkeereis van het bouwplan vastgesteld volgens de berekeningswijze vastgelegd in de vigerende Parkeernota van de gemeente Zaanstad.

    • b.

      Uit de uitkomsten wordt het maatgevende (hoogste) getal bepaald. Dit getal geeft dan het aantal ‘af te kopen’ parkeerplaatsen. Het maatgevende getal wordt vermenigvuldigd met het voor het betreffende gebied geldende eenheidsbedrag per parkeerplaats.

Tabel 1 Bijdrage per parkeerplaats per zone

Zone

bijdrage per

parkeerplaats5

€ 16.500,-

uitgaande van een mix van 45% gebouwde ondergrondse voorzieningen, 40% gebouwde bovengrondse voorzieningen en 15% beschikbaar maken van private parkeervoorzieningen

zone schil

€ 12.000,-

Uitgaande van een mix van 10% gebouwde ondergrondse voorzieningen, 50% gebouwde bovengrondse voorzieningen en 40% beschikbaar maken van private parkeervoorzieningen of maaiveld

parkeerterrein

overige zones

€ 4.000,-

Mix van parkeerplaatsen op terreinen en langs straten

    • c.

      In afwijking van wat is beschreven onder b Indien de maatgevende extra parkeervraag twee of minder bedraagt, geldt een standaardbedrag van € 5.000,- per plan.

    • d.

      Een financiële afdracht betekent niet dat de gebruikers zijn vrijgesteld van het betalen van een parkeertarief of aanspraak kunnen maken op een eigen exclusieve parkeerplaats.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het tweede lid kan het college bepalen dat de bijdrage wordt berekend op basis van een andere zone uit tabel 1.

IV. Besteding uit het parkeerfonds

  • 1.

    Het parkeerfonds wordt aangewend voor de volgende doeleinden.

    • a.

      openbare parkeervoorzieningen realiseren,

    • b.

      maatregelen die het mogelijk maken om reeds bestaande parkeervoorzieningen te benutten voor andere doelgroepen (bijvoorbeeld private parkeergarages bij bedrijven beschikbaar stellen voor bewoners).

  • 2.

    De parkeervoorzieningen moeten gelegen zijn binnen maximaal 1000 meter tot de functie waarvoor de afdracht heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Bedragen moeten worden besteed 10 jaar na afdracht

V. Besteding uit het bereikbaarheidsfonds

  • 1.

    Het bereikbaarheidsfonds wordt aangewend voor de volgende doeleinden.

    • a.

      openbare parkeervoorzieningen realiseren,

    • b.

      maatregelen die het mogelijk maken om reeds bestaande parkeervoorzieningen te benutten voor andere doelgroepen (bijvoorbeeld private parkeergarages bij bedrijven beschikbaar stellen voor bewoners),

    • c.

      realiseren ten behoeve van diensten ter vervanging van het gebruik van de personenauto, zoals:

      • -

        fietsvoorzieningen, waaronder stallingen;

      • -

        infrastructuur openbaar vervoer(voorzieningen), waaronder busbanen;

      • -

        parkeren op afstand;

      • -

        voorzieningen voor deelauto’s.

  • 2.

    Aangetoond wordt dat de maatregelen de bereikbaarheid vergroten van de functie waarvoor de afdracht heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Bedragen moeten worden besteed 10 jaar na afdracht.

VI. Mandateringsregels

Voor het bereikbaarheids- en parkeerfonds gelden de binnen de gemeente Zaanstad reguliere mandateringsregels.


Noot
1

In deze publicatie staat ook veel achtergrondinformatie die waardevol kan zijn bij een maatwerkonderbouwing. De zone-indeling voor de parkeernormen auto kan hierbij als basis worden gebruikt.

Noot
2

Vanwege het rekenkundig afronden geldt deze regel in feite voor een onafgeronde parkeerbehoefte tot 2,5 parkeerplaatsen.

Noot
3

Deze passaage is opgenomen in artikel 5.15 en 5.16 van de 'Afdeling 5.4 Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, nieuwbouw en bestaande bouw'. Dit Artikel geeft invulling aan de herziene Europese Energy Performance of Buildings Detective (EPBD III).

Noot
4

De tekst uit de 'Beschrijving bereikbaarheids- en parkeerfonds 2013' d.d. 14 maart 2013 is geactualiseerd op grond van de gebiedsindeling die is opgenomen in bijlage 1 en de bijdragen die zijn opgenomen in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. De tekst is niet aangepast op het vervallen van de Bouwverordening als wettelijk e basis.

Noot
5

Prijspeil 2016. Tarief wordt jaarlijks verhoogd met het Prijsindicatiecijfer van de productie van gebouwen, totaal nieuwbouw (bron: CBS Statline).