Regeling vervallen per 27-06-2013

Algemene subsidieverordening gemeente Zaltbommel 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 26-06-2013

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Zaltbommel 2006

De raad van de gemeente Z a l t b o m m e l ;

gelezen het voorstel d.d. 14 juni 2005 van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

B e s l u i t :

vast te stellen de:volgende Algemene Subsidieverordening Gemeente Zaltbommel 2006

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    beleidsveld: samenhangende activiteiten om een specifiek deel van het gemeentelijk beleid te realiseren;

  • c.

    subsidie: zoals omschreven in de wet;

  • d.

    subsidieplafond: zoals omschreven in de wet;

  • e.

    egalisatiereserve: een reserve, die ertoe dient om onvoorziene

schommelingen in de bedrijfsvoering op te vangen;

  • f.

    budgetsubsidie: een subsidie waarmee de gemeente de activiteiten van de ontvanger inhoudelijk stuurt op resultaten;

  • g.

    éénmalige subsidie: een subsidie voor een éénmalige activiteit of een

project;

  • h.

    investeringssubsidie: een subsidie voor de aanschaf, bouw of verbouwing van gebouwen of voor de aanschaf van andere kapitaalgoederen, waarvan de lasten onevenredig zwaar op de exploitatie van een aanvrager drukken;

  • i.

    prestatiesubsidie: een subsidie waarbij de gemeente de activiteiten van de ontvanger stuurt op prestatie(s);

  • j.

    waarderingssubsidie: een subsidie waarbij de gemeente de activiteiten van de ontvanger niet stuurt op aard en inhoud

  • k.

    de raad: de gemeenteraad van Zaltbommel

  • l.

    het college: het college van Burgemeester en wethouders van

Zaltbommel.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verstrekken subsidies voor activiteiten op het gebied van de programma’s:

  • -

    zorg (programma 1);

  • -

    onderwijs (programma 2);

  • -

    cultuur, sport en recreatie (programma 4);

die het belang van de gemeente en/of haar inwoners dienen.

Artikel 3 Bevoegdheden

  • 1. Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies binnen de door e raad gestelde kaders.

  • 2. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college is bevoegd voor subsidies nadere beleidsregels te stellen.

  • 4. Het college is bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een overeenkomst te sluiten, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid subsidie verlenen aan natuurlijke personen en/of groepen van natuurlijke personen.

Artikel 5 Non-discriminatie

  • 1. Gesubsidieerde activiteiten dienen open te staan voor alle inwoners van de gemeente Zaltbommel, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, sekse of seksuele geaardheid, leeftijd, tenzij er sprake is van specifieke activiteiten gericht op, in het kader van het gemeentelijk beleid, vastgestelde doelgroepen.

  • 2. De gesubsidieerde activiteiten mogen in geen enkel opzicht strijdig zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1. De raad kan voor aanvang van het subsidietijdvak voor bepaalde beleidsvelden een subsidieplafond instellen.

  • 2. Het college maakt voor aanvang van het subsidietijdvak bekend, hoe de beschikbare subsidie wordt verdeeld wanneer het subsidieplafond dreigt te worden overschreden.

Hoofdstuk II Subsidieverstrekking

Artikel 7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie dient vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 2. Bij een aanvraag voor een subsidie, moet de aanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

    • -

      het activiteitenplan, waarin een overzicht is opgenomen van door de instelling voorgenomen activiteiten en de door de instelling nagestreefde doelen;

    • -

      een gespecificeerde begroting, waarin de kosten van het uit te voeren werkprogramma per activiteit worden gespecificeerd.

  • 3. Het college kan modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor de stukken die bij een aanvraag moeten worden ingediend.

  • 4. Bij een eerste subsidieaanvraag moet de aanvrager, in aanvulling op lid 2, de volgende stukken indienen:

    • -

      een afschrift van de notarieel vastgelegde statuten of bij ontbreken daarvan een afschrift van het huishoudelijk reglement;

    • -

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling voor zover niet vervat in de statuten van de instelling;

    • -

      een opgave van de actuele bestuurssamenstelling;

    • -

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 5. Het college kan indien een aanvraag niet tijdig of onvolledig is ingediend, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen binnen een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 6. Het college kan indien het dit nodig acht ook andere gegevens vragen voor het beoordelen van de aanvraag.

Artikel 8 Meerjarige subsidie

  • 1. Het college verstrekt subsidies in beginsel per boekjaar. Afdeling 4.2.8 van de wet is hierop van toepassing.

  • 2. Het college kan subsidie verstrekken voor een periode van langer dan een boekjaar.

  • 3. Indien het college een meerjarige subsidie verstrekt, geeft het in de beschikking aan op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 4. Indien er sprake is van indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan, conform deze indexering.

Artikel 9 Subsidieverlening

  • 1. Het college deelt een beslissing over een directe vaststelling of verlening van een subsidie voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 2. Het college kan in beleidsregels vaststellen, dat een subsidie zonder voorafgaande subsidieverlening wordt vastgesteld.

Artikel 10 Voorschriften

  • 1. Het college kan aan de subsidieverlening voorschriften verbinden.

  • 2. Instellingen, die werken met vrijwilligers moeten deze vrijwilligers verzekeren tegen de gevolgen van ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3. Instellingen die betaalde krachten in dienst hebben, treffen zelf de nodige voorzieningen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en dergelijke.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Subsidie kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de Wet genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente, of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • -

    de gelden niet, of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager doelstellingen heeft of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, of de openbare orde;

  • -

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • -

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Zaltbommel.;

  • -

    de activiteit is uitgevoerd voordat een aanvraag is ingediend.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger stelt het boekjaar gelijk aan het subsidiejaar, tenzij hij hiervoor van burgemeester en wethouders schriftelijk ontheffing krijgt.

  • 2. De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • - de accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • - de accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring over de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 3. Het college kan bij subsidieverlening de subsidieontvanger verplichten voor bepaalde rechtshandelingen schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 4. Instellingen die in overwegende mate of geheel afhankelijk zijn van subsidie van de gemeente Zaltbommel moeten vooraf schriftelijk toestemming hebben van het college voor het creëren van een voorziening.

  • 5. Het college kan bij de subsidieverlening aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 6. Het college kan verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie slechts aan de subsidie verbinden voorzover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 7. Verplichtingen als bedoeld in het voorgaande lid, kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 13 Egalisatiereserve

  • 1. Het college kan bij subsidieverlening bepalen dat de ontvanger een egalisatiereserve mag of juist moet vormen en hoe groot deze mag of moet zijn.

  • 2. Het college kan bij subsidieverlening bepalen welk bedrag de ontvanger jaarlijkse maximaal toevoegt aan de egalisatiereserve.

  • 3. De egalisatiereserve is niet groter dan 10% van het totaal van de jaarlasten, minus de huurlasten of kapitaalslasten van een eigen gebouw en storting in voorzieningen en de jaarbaten, minus overheidssubsidies.

  • 4. Het college kan een ontvanger schriftelijk toestemming geven een grotere egalisatiereserve op te bouwen, indien ontvanger, naar het oordeel van het college te maken heeft met buitengewone bedrijfsrisico’s.

  • 5. Als de egalisatiereserve hoger is dan het bepaalde in lid 3 of lid 4 brengt het college het meerdere in mindering op de subsidie voor de volgende periode.

  • 6. Het college kan hier van afwijken als het in overleg met de instelling een besteding overeenkomt, die past binnen de subsidiabele activiteiten of producten.

Artikel 14 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten tussentijds te rapporteren over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2.

    Het college geeft in de subsidievoorschriften aan hoe de tussentijdse

rapportage dient plaats te vinden.

  • 3.

    De subsidieontvanger brengt de volgende zaken onverwijld ter kennis van het college:

  • -

    oprichting van of deelname in een andere rechtspersoon;

  • -

    wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement;

  • -

    ontbinding van de rechtspersoon;

  • -

    wijzigingen in de samenstelling van het bestuur;

  • -

    wijziging van activiteiten;

  • -

    faillissement, surséance van betaling of andere ernstige financiële problemen;

  • -

    adere wijzigingen die van betekenis zijn voor de subsidieverhouding.

Artikel 15 Vaststelling

  • 1. Uiterlijk binnen dertien weken na afloop van het subsidietijdvak of beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger bij het college een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat in ieder geval:

  • - een verslag van de activiteiten. Dit verslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

  • - een financieel verslag. Dit verslag geeft inzicht in het vermogen, het exploitatiesaldo, de solvabiliteit en liquiditeit van de subsidieontvanger. Een egalisatiereserve staat op de balans als zelfstandige post met verantwoording. Het financieel verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar voorafgaande aan het boekjaar. Het financieel verslag dient voorzien te zijn van een accountantsverklaring.

  • - een exploitatieoverzicht met toelichting. In het exploitatieoverzicht staan de mutaties in de egalisatiereserve.

  • - een accountantsverklaring, als beschreven in art. 12 lid 2 van deze verordening.

  • 3. Het college kan in voorkomende gevallen bepalen dat van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken.

  • 4. Indien de subsidieontvanger niet binnen de gestelde termijn een aanvraag tot vaststelling heeft ingediend, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

  • 5. Het college stelt binnen 26 weken na de aanvraag om vaststelling de subsidie definitief vast.

  • 6. Het college kan een verleende subsidie lager vaststellen, indien:

  • - de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • - de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • - de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag op subsidieverlening zou hebben geleid;

  • - de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten.

Artikel 16 Wijziging en intrekking

  • 1. Het college kan, zo lang de subsidie nog niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken, of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • - de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • - de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • - de subsidieontvanger onjuiste of onvoledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag op subsidieverlening zou hebben geleid;

  • - de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten;

  • - met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid van de wet een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Indien sprake is van meerjarige subsidies is lid 1 ook van toepassing bij significante gemeentelijke lastenstijgingen of inkomstenderving vanwege exogene factoren, zulks ter beoordeling van de raad.

  • 3. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • - op grond van feiten of omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijze niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • - de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of dit behoorde te weten;

  • - de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van eventueel betaalde voorschotten.

  • 2. Indien het vastgestelde subsidiebedrag over een subsidiejaar lager is dan het totaal over dat jaar verleende voorschotten, wordt het verschil teruggevorderd van de subsidieontvanger.

Hoofdstuk III Afwijkende bepalingen subsidiesoorten

Artikel 18 Toepasselijke bepalingen budgetsubsidies

  • 1. Op budgetsubsidies zijn de bepalingen van Hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2. De aanvrager van een budgetsubsidie drukt het activiteitenplan en de begroting uit in meetbare prestaties met vermelding van de daarvoor benodigde personele en materiële middelen en de door de instelling nagestreefde doelen.

  • 3. Het college verstrekt een budgetsubsidie onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Het college treedt in overleg met de aanvrager om tot overeenstemming te komen over de gewenste activiteiten en resultaten en de te verstrekken subsidie.

  • 5. De ontvanger van een budgetsubsidie rapporteert uiterlijk op 1 september van het subsidiejaar aan het college over de voortgang van de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft een prognose voor de tweede zes maanden.

  • 6. De ontvanger geeft indien de tussentijdse resultaten niet overeenkomen met de afgesproken resultaten aan hoe hij de afgesproken resultaten alsnog zal realiseren.

  • 7. Het college kan aangeven hoe deze rapportage moet plaatsvinden.

Artikel 19 Toepasselijke bepalingen prestatiesubsidies

  • 1. Op prestatiesubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2. Bij de aanvraag tot vaststelling van een prestatiesubsidie is de aanvrager niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college wethouders dat bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

Artikel 20 Toepasselijke bepalingen waarderingssubsidies

  • 1. Op waarderingssubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2. Het college kan voor de aanvraag van waarderingssubsidies een vereenvoudigde procedure vaststellen. Bij aanvragen in dit kader kan het college besluiten af te zien van de verplichting van de subsidieaanvrager een begroting in te dienen.

  • 3. Bij de aanvraag tot vaststelling van een waarderingssubsidie is de ontvanger niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

Artikel 21 Toepasselijke bepalingen éénmalige subsidies

  • 1. Op éénmalige subsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2. Een aanvraag voor een éénmalige subsidie dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteiten schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 3. Bij een aanvraag voor een éénmalige subsidie, moet de aanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

  • - een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • - een begroting waarin de inkomsten en uitgaven voor de activiteiten worden gespecificeerd.

  • 4. Bij de aanvraag tot vaststelling van een éénmalige subsidie is de ontvanger niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

  • 5. Het college verstrekt een éénmalige subsidie voor hetzelfde doel of dezelfde activiteiten slechts een maal.

  • 6. Het college deelt een beslissing over een directe vaststelling of een verlening van een éénmalige subsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag mee aan de aanvrager.

  • 7. Het college bepaalt bij subsidieverlening dat de ontvanger van een éénmalige subsidie binnen een bepaalde termijn na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. Het college bepaalt dan hoe de vaststelling plaatsvindt. Het college stelt de subsidie vast binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Artikel 22 Toepasselijke bepalingen investeringssubsidies

  • 1. Op investeringssubsidies zijn de bepalingen van Hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2. Bij een aanvraag voor een investeringssubsidie moet de aanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

  • - een kostenspecificatie of –raming van de voorgenomen investering;

  • - een plan voor de financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie van de aanvrager;

  • - een beschrijving hoe de investering past binnen het beleid van de gemeente.

  • 3. Bij de aanvraag tot vaststelling van een investeringssubsidie is de ontvanger niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

  • 4. Het college deelt een beslissing over een directe vaststelling of een verlening van een investeringssubsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag mee aan de aanvrager.

  • 5. Het college bepaalt bij subsidieverlening dat de ontvanger van een investeringssubsidie binnen een bepaalde termijn een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. Het college bepaalt dan hoe de vaststelling plaatsvindt. Het college stelt de subsidie vast binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Hoofdstuk IV Overige bepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen één of meer bepalingen uit deze verordening niet van toepassing verklaren, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 24 Onvoorziene omstandigheden

Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet de nodige voorzieningen.

Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 Overgangsbepaling

  • 1. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen het intrekken van de oude subsidieverordening en de inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening.

  • 2. Op subsidies die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening, zoals vastgesteld op 14 september 2000 van toepassing.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Zaltbommel 2006.’

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006. Met ingang van die datum vervalt de ‘Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Zaltbommel’, zoals vastgesteld op 14 september 2000.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaltbommel in zijn vergadering van 5 september 2005

De raad voornoemd,

de raadsgriffier,

de voorzitter, 

G.B. Gnodde

A.van den Bosch

Algemene subsidieverordening gemeente Zaltbommel 2006: artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:

De subsidieverordening benoemt vijf soorten subsidies. We hebben gekozen voor de soorten budget-, prestatie- en waarderingssubsidie, éénmalige subsidie en investeringssubsidie. Het verschil in behoefte en mogelijkheden van sturing door de gemeente bepaalt het onderscheid tussen de subsidiesoorten waarderings-, prestatie- en budgetsubsidie.

Daarnaast hanteren we intern richtbedragen van minder dan € 1.500,-- voor waarderingssubsidies, tussen € 1.500,-- en € 25.000,-- voor prestatiesubsidies en meer dan € 25.000,-- voor budgetsubsidies. Het inhoudelijke onderscheid van sturingsmogelijkheden en -behoefte is echter doorslaggevend. Dat houdt in, dat het mogelijk blijft om een budgetsubsidie voor minder dan € 25.000,-- te verlenen en een prestatiesubsidie voor meer dan € 25.000,--, mits:

  • -

    een besluit daartoe goed onderbouwd is;

  • -

    en de subsidiëring bovenal past binnen de gekozen beleidsdoelen.

We hebben gekozen voor de eerder genoemde subsidievormen, omdat:

  • -

    de drie soorten voldoende onderscheid geven in niveau van sturingsbehoefte en

  • -

    mogelijkheden;

  • -

    de subsidievorm “prestatiesubsidie” benadrukt, dat de subsidiegever beoogt dat de aanvrager met de subsidie bepaalde activiteiten onderneemt. De oude term exploitatiesubsidie suggereerde (onterecht) dat de gemeente altijd tekorten in de exploitatie van gesubsidieerde instellingen dekt;

  • -

    de termen budget- en waarderingssubsidie zijn landelijk gebruikelijk.

Budgetsubsidie: bij budgetsubsidie gaat het veelal om basisvoorzieningen, geleverd door professionele instellingen. De gemeente wil en kan sturen op “output”. De subsidierelatie wordt bepaald door te leveren productie. De aanvrager werkt aan de hand van een productbegroting en een productrekening.

Eenmalige subsidies: is een term die ook al in de eerdere subsidieverordening werd gehanteerd. Het gaat om subsidies die voor een eenmalige activiteit worden verleend (bijvoorbeeld een project).

Investeringssubsidies zijn als subsidiesoort niet in de eerdere verordening opgenomen. De term als zodanig behoeft geen nadere toelichting: het gaat om subsidies ten behoeve van het doen van investeringen.

Prestatiesubsidie: bij deze subsidie gaat het wel om de aard en inhoud van de activiteiten. De aanvrager moet een prestatie, in de zin van inspanning leveren. In systeemtermen gesproken gaat het hier om “throughput”. De gemeente wil of kan niet sturen op productie (zoals bij budgetsubsidie). Bijvoorbeeld omdat het belangrijker is dat een voorziening bestaat dan wat zij precies voortbrengt, of omdat het niet mogelijk is de activiteiten van een aanvrager uit te drukken in meetbare producten. Daarbij is het van belang of de aanvrager in staat geacht mag worden de administratie in te richten naar producten (professionaliteit van de aanvrager).

Waarderingssubsidie: de gemeente vindt de activiteiten van de subsidieontvanger waardevol voor de Zaltbommelse samenleving, zonder dat ze wil sturen op aard of inhoud, noch van de gesubsidieerde, noch van de door de gesubsidieerde georganiseerde activiteiten.

Artikel 2:

De wet bepaalt dat in de verordening de reikwijdte moet worden aangeven en specifiek de terreinen worden benoemd, waarop de subsidie wordt verstrekt (art. 4:23 Awb). Feitelijk is het mogelijk een algemene subsidieverordening te hanteren voor alle gemeentelijke terreinen. Een dergelijke aanpak – verdient eigenlijk de voorkeur – is echter achterwege gelaten, omdat zulks in dit stadium nog een stap te ver is. Wellicht dat in de (nabije) toekomst een eenduidige aanpak gemeentebreed gerealiseerd kan worden. Bezien in dat licht is de reikwijdte van deze verordening beperkt tot de producten, waarvan de afdeling Welzijn & Onderwijs primaathouder is. Die terreinen zijn dan ook, conform de wettelijke richtlijn, specifiek benoemd. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat, voor zover het subsidies betreft die betrekking hebben op het terrein van onderwijs, de verstrekkingen in het kader van de onderwijshuisvesting niet vallen onder de werkingssfeer van deze verordening. De reden daarvoor is simpel: een en ander is reeds bij wet geregeld.

Artikel 3:

Uit het dualiteitsbeginsel vloeit voort, dat de raad de kaders bepaalt en het college de uitvoering verzorgt. De raad stuurt door middel van de begroting en de verordening. Nadere (beleids)regels hebben betrekking op de uitvoering.

Het gaat om de afbakening welke instellingen of activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en welke specifieke voorwaarden en berekeningsmethoden daaraan verbonden zijn. Het college heeft de bevoegdheid om nadere regels te stellen. Deze nadere regels vervangen de tot dusverre gehanteerde regelingen (deelverordeningen). Doorvoeren van het duale denken en handelen dragen bij aan een flexibele(r) uitvoering van de door de Raad gestelde (financiële) kaders.

Artikel 4:

Vanwege de aansprakelijkheidskwestie, het toezicht op het reilen en zeilen van de gesubsidieerde etc., worden subsidies in het kader van deze verordening uitsluitend verleend aan rechtspersonen en niet aan natuurlijke personen.

Artikel 5:

Dit artikel spreekt voor zich: gesubsidieerde activiteiten mogen evenmin strijdig zijn met de wet. In dit kader wordt mede verwezen naar artikel 11 (weigeringsgronden).

Artikel 6:

Het vaststellen van een subsidieplafond maakt de financiële gevolgen van subsidieverlening beheersbaar. Het vaststellen van subsidieplafonds is een bevoegdheid van de raad, in aansluiting op het budgetrecht van de raad. Ten overvloede: het college dient een aanvraag af te wijzen, als honorering leidt tot overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 7:

Lid 1: Dit is een gebruikelijke termijn. Bij indiening van de stukken voor deze datum kunnen de aanvragen worden meegenomen in de voorbereiding van de Kadernota en de begroting (vanaf de voorjaarsnota).

Lid 2: Subsidie moet in relatie staan tot activiteiten. Dit vloeit voort uit de Algemene wet bestuursrecht en de daarbij horende Memorie van Toelichting. Voor de afhandeling van de aanvraag dient inhoudelijke en financiële informatie te worden overgelegd tot op het niveau van de activiteiten.

Het ligt enigermate voor de hand dat, ingeval sprake is van (een verzoek om) waarderingssubsidie, de uitgebreide informatievoorziening – en in het verlengde daarvan: financiële verantwoording – achterwege kan blijven.

Lid 3: Om de afhandeling te uniformeren en te vergemakkelijken zal met sjablonen e.d. worden gewerkt. De vaststelling van die sjablonen e.d. is een uitvoeringszaak en daarom een bevoegdheid van het college.

Lid 4: Het moet duidelijk zijn wat de aanvrager beoogt en wie de aanvrager bestuurt.

Lid 5: Dit vloeit voort uit een wettelijke bepaling in de Algemene wet bestuurrecht.

Lid 6: Het is nu niet te voorzien of zich situaties voordoen waarbij meer informatie nodig is dan standaard geregeld in lid 2 en lid 4. Lid 6 regelt dat het college van burgemeester en wethouders desgewenst meer, voor de afhandeling van de aanvraag noodzakelijke, informatie kan opvragen.

Artikel 8

.

Meerjarige verlening past bij budgetsubsidies en waarderingssubsidies. Het biedt zowel de gemeente als de aanvrager financiële zekerheid. Artikel 16 lid 2 biedt in bijzondere gevallen een ontsnapping. Hierbij moet de gemeente verschillende beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen (zorgvuldigheid, vertrouwensbeginsel etc.). Als de mogelijkheid voor meerjarige subsidieverstrekking niet in de verordening is geregeld, zal meerjarige subsidieverstrekking niet mogelijk zijn, zonder de verordening opnieuw aan te passen.

Artikel 9:

De subsidieverlening kan met een voorbehoud van begrotingsvaststelling zo spoedig mogelijk na behandeling van de kadernota aan de instellingen meegedeeld worden. Dit dient uiterlijk voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd schriftelijk meegedeeld te worden aan de aanvrager.

De Awb kent lange en korte trajecten van subsidieverstrekking.

In het lange traject is er een aanvraag, waarop subsidie wordt verleend, dan wel geweigerd. Het college meldt de verlening of weigering schriftelijk aan de aanvrager. Het geld waarop de aanvrager op grond van de verlening aanspraak kan maken wordt bij wijze van voorschot uitbetaald. Aan het einde van de subsidieperiode vraagt de ontvanger vaststelling aan. Het college beoordeelt deze aanvraag en geeft een beschikking af. Vervolgens wordt het vastgestelde bedrag verrekend met de betaalde voorschotten.

In het korte traject beslist het college op de eerste aanvraag met een vaststelling. Ze geeft een beschikking af en betaalt het subsidiebedrag uit. Tenzij er onregelmatigheden blijken, is hiermee de verstrekking afgedaan. Artikel 16 lid 3 biedt een ontsnapping.

Het korte traject levert ten opzichte van het lange traject meer efficiency.

Artikel 10:

Dit artikel regelt welke algemene voorschriften er aan subsidies van de gemeente Zaltbommel verbonden zijn. Het college moet nadere voorschriften kunnen stellen. Ze is hierbij gebonden aan bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht, die de aanvrager beschermen. Het bestuursorgaan mag niet ieder voorschrift opleggen, dat ze maar kan bedenken.

Artikel 11:

De wet geeft een aantal gronden om subsidie te weigeren. De gronden in artikel 11 zijn een gebruikelijke aanvulling op die wettelijke weigeringsgronden.

Artikel 12:

Lid 1: Vooral instellingen op het gebied van onderwijs en cultuur werken met afwijkende periodes (seizoenen). Het college kan overwegen deze instelling ontheffing te verlenen van de verplichting in dit lid.

Lid 2: De formulering van dit lid is een uitvloeisel van de wet. Alle ontvangers van subsidie zijn verplicht een accountantsverklaring op te laten maken, tenzij “het bestuursorgaan” ( d.i. het college van burgemeester en wethouders) ontheffing verleent. Zie ook de afwijkende bepalingen in hoofdstuk III.

Lid 3: Dit artikel is ruim gesteld om in te kunnen spelen op de bijzonderheden van individuele subsidierelaties.

Lid 4: Subsidieverstrekking is in beginsel niet bedoeld om voorzieningen in het leven te roepen. Toch kan het nodig zijn dat een gesubsidieerde instelling een voorziening creëert. Als die instelling helemaal, of voor een belangrijk deel gefinancierd wordt met subsidie van de gemeente is het redelijk dat het college vooraf toestemming moet verlenen voor een voorziening. Met betrekking tot de term “voor een belangrijk deel” hanteren we als lijn: voor tenminste 51% van de lopende begroting.

Lid 5, 6 en 7: Voor de goede uitvoering van de subsidieverstrekking kan het nodig zijn, dat het college aanvullende verplichtingen oplegt aan de ontvanger. Lid 5 en 6 maken dit onder voorwaarden mogelijk. Lid 7 beschermt de ontvanger: het college kan in beginsel alleen verplichtingen opleggen die te maken hebben met de inzet van de subsidie.

Artikel 13:

Dit artikel heeft voornamelijk betekenis bij de inzet van budgetsubsidie. De bedrijfsvoering is in beginsel een zaak van de ontvanger. Het belang van continuïteit van de uitvoering van de activiteiten is ermee gediend dat de ontvanger een egalisatiereserve heeft om schommelingen in de exploitatie op te vangen.

Artikel 14:

Spreekt voor zich en is vooral van belang bij budgetsubsidie.

Artikel 15:

Dit zijn gebruikelijke bepalingen bij de vaststelling van subsidies.

Artikel 16:

Lid 1 spreekt voor zich. In de situatie van verlening, krijgt een gesubsidieerde instelling slechts aanspraak op middelen. Het is logisch dat die aanspraak kan worden ingetrokken of bijgesteld in de gevallen als beschreven.

Lid 2 is een bepaling die vragen kan oproepen. De verordening moet dit voorbehoud maken, omdat zonder deze bepaling het college minder gemakkelijk een beroep kan doen op onvoldoende beschikbaarheid van middelen. Uiteraard bieden allerlei beginselen van behoorlijk bestuur tegenwicht aan deze bepaling (zorgvuldigheid, vertrouwensbeginsel). Er is voldoende relevante jurisprudentie.

Lid 3: als de subsidie al is vastgesteld, kan het college daar in uitzonderingsgevallen toch nog op terugkomen.

Artikel 17:

Lid 1: zes weken is een redelijke en haalbare termijn voor het doen van een uitbetaling.

Lid 2: teneinde (langdurige) procedures te voorkomen is dit artikel in de verordening opgenomen. Op grond van deze bepaling kan onmiddellijk worden teruggevorderd

Artikel 18:

Budgetsubsidiëring is outputsubsidiëring. De activiteiten van de ontvanger moeten uit te drukken zijn in concrete, meetbare producten of diensten. Die vormen de basis voor de verlening en de vaststelling. In overleg komen de gemeente en de instelling tot afspraken over de producten en diensten en over de manier om deze te meten. De gevraagde producten moeten een relatie hebben met de doelstellingen van de gemeente op het betreffende beleidsterrein.

Met betrekking tot het in het 2e lid gehanteerde term “materiële middelen” worden zowel financiële als andere, op geld waardeerbare, middelen bedoeld (o.a. kantoorartikelen, inventaris etc.)

Artikel 19:

Spreekt voor zich.

Artikel 20:

De vereenvoudigde procedure betekent dat het college de korte procedure van de Awb hanteert, waarbij de beslissing op de aanvraag meteen een vaststelling inhoudt.

Artikel 21:

De meeste subsidierelaties van de gemeente Zaltbommel zijn duurzaam. Op een beperkt aantal terreinen wordt met éénmalige subsidies vernieuwing beoogd. Subsidie kan worden aangevraagd in het boekjaar. De raad stelt een subsidieplafond vast voor het budget aan éénmalige subsidies op een beleidsterrein. Het college bepaalt nadere regels voor het verstrekken van deze subsidies, binnen het kader van de algemene verordening.

Artikel 22:

Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 21. De stukken die een aanvrager moet indienen, hebben betrekking op een investering en zijn daarom anders dan bij een aanvraag voor activiteiten. Het college zal nadere regels stellen voor de verstrekking van investeringssubsidies.

Artikel 23:

Spreekt voor zich.

Artikel 24:

Spreekt voor zich.

Artikel 25:

De vigerende regelingen of deelverordeningen moeten worden gezien als “nadere regels”, als bepaald in artikel 3 van deze verordening. De regelingen blijven gelden, zoals ze nu bestaan, maar hebben een andere status. De bevoegdheid om de regelingen te wijzigen verschuift naar het college.