Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2012

Geldend van 01-04-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2012

De raad van de gemeente Zaltbommel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van d.d. 15 maart 2012;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2012.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    compensatieplicht: De plicht van het college om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • d.

    aanmelding: de kennisgeving aan het college dat een persoon beperkingen ondervindt op grond waarvan wordt verzocht om een gesprek.

  • e.

    gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

  • f.

    aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

  • g.

    belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

  • h.

    psychosociaal probleem: een situatie van dreigend verlies van zelfstandigheid en met name een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

  • i.

    algemene voorziening: een voorziening die:

    • -

      regulier in de handel verkrijgbaar is;

    • -

      niet uitsluitend bedoeld is voor mensen met een beperking

    • -

      wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid;

    • -

      niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel;

    • -

      een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn maatschappelijke participatie.

      De algemene voorziening wordt niet door de gemeente beheerd of verstrekt en is tevens toegankelijk voor personen zonder beperkingen in maatschappelijke participatie.

  • j.

    voorliggende voorziening: iedere voorziening waar de persoon gebruik van kan maken zonder dat daar een toegangsbeoordeling door de gemeente aan vooraf gaat en die een passende oplossing vormt voor de participatiebeperkingen die de persoon ervaart.

  • k.

    wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

  • l.

    individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt als blijkt dat er geen sprake is van algemene, algemeen gebruikelijke of wettelijk voorliggende voorzieningen.

  • m.

    collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt.

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gedrags-, gebruiks- of bestedingspatroon behorend.

  • o.

    gebruikelijke zorg: de zorgplicht die op het gebied van het voeren van een huishouden voor alle leden van de leefeenheid geldt om huishoudelijke activiteiten van elkaar over te nemen als een van de leden hiertoe niet meer in staat is.

  • p.

    voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, huur, bruikleen of als dienstverlening wordt geleverd om het vastgestelde resultaat te bereiken.

  • q.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • r.

    financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • s.

    mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

  • t.

    hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en:

    • -

      in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven;

    • -

      of zal staan ingeschreven;

    • -

      of het feitelijk woonadres als het een persoon met een briefadres is: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

HOOFDSTUK 2 RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet, via compenserende maatregelen, te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

HOOFDSTUK 3 HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

  • 1. Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

    • a.

      De aanmelding afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      de aanmelding afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c.

      Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

  • 2. Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling, telefonisch plaatsvinden bij het WWZ-loket van de gemeente door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5 Het gesprek

  • 1. Het doel van het gesprek is een goed beeld te verkrijgen van de aard van de ervaren belemmeringen in het maatschappelijk participeren en de (on)mogelijkheden van de persoon om deze belemmeringen zelf, met behulp van zijn sociale omgeving of door gebruik te maken van algemene en voorliggende voorzieningen op te lossen.

  • 2. Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health (ICF) als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 3. In die situaties waar een mantelzorger aanwezig is wordt het gesprek, waar mogelijk en voor zover het de mantelzorgtaken betreft, in aanwezigheid van de mantelzorger verricht.

Artikel 6 Het verslag

  • 1. Het gesprek wordt afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 7 lid 3 worden aangemerkt.

  • 2. Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek, dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

HOOFDSTUK 4 DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

Artikel 7 De aanvraag

  • 1. De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of elektronisch via een daartoe door het college aangewezen aanvraag- of aanmeldformulier plaatsvinden.

  • 2. Bij een mondelinge of telefonische aanvraag wordt een aanmeldformulier toegestuurd of direct een afspraak ingepland voor het gesprek.

  • 3. Het ondertekende verslag van het gesprek wordt aangemerkt als aanvraagformulier, als hieruit blijkt dat er behoefte is aan compensatie in de vorm van een individuele voorziening.

HOOFDSTUK 5 BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Uitvoering compensatieplicht

  • 1. Met het oog op het bereiken van een of meerdere resultaten als genoemd in artikel 2, verstrekt het college individuele voorzieningen waarmee belanghebbende naar het oordeel van het college in aanvaardbare mate weer zelfredzaam is en in staat tot maatschappelijke participatie.

  • 2. Het te bereiken resultaat, als bedoeld in lid 1, is maatwerk en houdt rekening met persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager en diens sociale omgeving, waaronder aanwezige mantelzorgers.

  • 3. Het college betrekt bij de beoordeling van de noodzaak een voorziening te treffen:

    • a.

      de vastgestelde beperkingen in maatschappelijke participatie die belanghebbende ondervindt op één of meer resultaatgebieden als genoemd in artikel 2;

    • b.

      de woon- en gezinssituatie van belanghebbende en de verdere sociale steunstructuren om de belanghebbende heen;

    • c.

      de feitelijke beschikbaarheid van mantelzorg en overige hulp;

    • d.

      de eigen mogelijkheden, ook in financieel opzicht, om de beperkingen te compenseren;

    • e.

      de beschikbaarheid van algemene en voorliggende voorzieningen waarmee het resultaat behaald kan worden;

    • f.

      de keuzes die belanghebbende maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat hij keuzes maakt die passend en verantwoord zijn gelet op zijn individuele situatie.

Artikel 9 Voorwaarden bij compensatie

Een voorziening kan slechts worden verstrekt indien

  • a.

    deze vanuit de optiek van de gemeente valt aan te merken als de financieel voordeligste oplossing voor het compenseren van de ervaren beperkingen;

  • b.

    deze noodzakelijk is;

  • c.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht;

  • d.

    deze als proportioneel en doeltreffend valt aan te merken.

Artikel 10 Geen compensatie

Artikel 10 Geen compensatie

Een voorziening wordt niet toegekend:

  • a.

    indien de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Zaltbommel of aantoonbaar op korte termijn in Zaltbommel woonachtig zal zijn;

  • b.

    indien de voorziening voor een persoon als belanghebbende algemeen gebruikelijk is;

  • c.

    indien belanghebbende ter compensatie van zijn beperkingen gebruik kan maken van een wettelijk voorliggende voorziening of een algemene voorziening voor zover die passend en toereikend is;

  • d.

    voor zover belanghebbende de beperkingen die hij ondervindt kan opheffen of verminderen door het anders organiseren van het dagelijks leven waaronder het huishouden, eventueel met behulp van huisgenoten of anderen uit zijn sociale omgeving;

  • e.

    indien deze voor de persoon van de gebruiker onveilig is;

  • f.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de aanvraag of de beschikking heeft gemaakt en de noodzaak van de kosten niet meer beoordeeld kan worden;

  • g.

    indien de normale afschrijvingstermijn van een eerdere voorziening nog niet is verstreken, tenzij deze voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die belanghebbende niet zijn toe te rekenen of niet voor zijn risico komen;

  • h.

    indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw;

  • i.

    voor zover er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare extra kosten in vergelijking met de situaties voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;

  • j.

    voor zover het een aanvraag voor het aanpassen van de woning betreft en belanghebbende verhuisd is van een adequate naar een niet-adequate woning en de gemeente hiervoor geen toestemming heeft verleend.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 11 Een schoon en leefbaar huis

  • 1. Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

  • 2. Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 12 Wonen in een geschikt huis

  • 1. Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

  • 2. Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3. Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag van € 5.000,00 te boven gaat.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

Artikel 13 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1. Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

  • 2. Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

  • 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1. Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

  • 2. Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

  • 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1. Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2. Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2. Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 17 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2. Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootermobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 18 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

  • 2. Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

  • 3. Het bezoekbaar maken van een binnen de gemeente Zaltbommel aanwezige woning voor een persoon met beperkingen die woonachtig is in een Awbz-instelling is slechts mogelijk voor zover dit noodzakelijk is om de woonkamer of het toilet te bereiken.

  • 4. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 5. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

HOOFDSTUK 6 VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING; EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen

Artikel 19 Mogelijke verstrekkingwijzen

  • 1. De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2. Belanghebbende heeft de keuzevrijheid tussen een voorziening in natura en persoonsgebonden budget als er geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 23.

Paragraaf 2 Verstrekking in natura

Artikel 20 Voorziening in natura

  • 1. Een voorziening in natura wordt verstrekt in eigendom, in bruikleen of als persoonlijke dienstverlening, ter beoordeling aan het college.

  • 2. Indien een voorziening in bruikleen wordt verstrekt wordt aan de belanghebbende de verplichting opgelegd – middels het ondertekenen van een gebruiksovereenkomst – akkoord te gaan met de voorwaarden waaronder de voorziening wordt verstrekt.

Artikel 21 Inhoud beschikking

  • 1. Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      indien van toepassing wat de duur is van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    • d.

      welk te behalen resultaat met de voorziening wordt beoogd.

  • 2. Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 22. Algemene bepalingen bij persoonsgeboden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Financieel Besluit.

  • 3. De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en de hoogte van het persoonsgebonden budget worden vastgelegd in het Financieel Besluit.

  • 4. In de beschikking worden de onderbouwde hoogte en de verwachte looptijd c.q. afschrijvingstermijn van de voorziening, de hiermee te bereiken resultaten en indien van toepassing, de aanvullende eisen met betrekking tot de besteding van het te verstrekken persoonsgebonden budget vastgelegd.

Artikel 23 Gronden voor weigering van een persoonsgebonden budget

Belanghebbende heeft niet de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget als er overwegende bezwaren zijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de wet. Daarvan is in ieder geval sprake als zich een van de volgende situaties voordoet:

  • a.

    de voorziening betreft een vervoerspas voor gebruik van het collectief vervoer waarmee de belanghebbende volledig in zijn vervoersbehoefte kan voorzien;

  • b.

    belanghebbende heeft zich in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag niet gehouden aan –bij eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget- opgelegde verplichtingen;

  • c.

    belanghebbende zit in een financieel hulpverleningstraject of zou daarvoor in aanmerking kunnen komen;

  • d.

    er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat belanghebbende zelf niet in staat is tot een verantwoord beheer en een verantwoorde besteding en er is geen ondersteuning beschikbaar van een echtgenoot, wettelijke vertegenwoordiger, bewindvoerder of mentor.

Artikel 24 Inhoud beschikking

  • 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 2. Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 25 Inhoud beschikking

  • 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a. voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

  • b. wat de duur van de verstrekking is;

  • c. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

  • d. wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

  • 2. Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

  • 3. Het college kan de verplichting opleggen om de voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, adequaat te verzekeren tegen beschadiging, verlies en/of diefstal.

Paragraaf 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 26 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening legt het college een eigen bijdrage of een eigen aandeel op ten aanzien van de volgende resultaten:

  • a. een schoon en leefbaar huis;

  • b. wonen in een geschikt huis;

  • c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f. zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

  • g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2. Het college legt in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel de hoogte van de eigen bijdragen of het eigen aandeel vast.

  • 3. Voor het resultaat ‘zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel’ maakt de gemeente Zaltbommel gebruik van het vervoerssysteem van de Regiotaxi, voor zover dit als passende compenserende oplossing in de situatie van de aanvrager, kan worden aangemerkt. Daarbij wordt een omvang van maximaal 600 zones op jaarbasis aangemerkt als toereikende compensatie voor reguliere vervoerspatronen.

HOOFDSTUK 7 PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 27 Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:

  • a.

    Een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken.

  • b.

    Een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken.

  • c.

    Een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: maximaal 8 weken.

  • d.

    Een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken.

  • e.

    Een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:

1o. als het gaat om een voorziening waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 8 weken;

2o als het gaat om voorzieningen waar wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 26 weken.

  • f.

    Een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 13 weken.

  • g.

    Een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken.

  • h.

    Een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken.

Artikel 28 Advisering

  • 1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

  • a. Het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 3 is gevoerd en een beoordeling door een deskundige noodzakelijk is voor de beoordeling van de vraag of een voorziening op grond van de Wmo noodzakelijk is.

  • b. Het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 3 heeft gevoerd, maar waarvan de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

  • c. Het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 29 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 30 Intrekking

1.Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • b.

    Beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 31 Terugvordering

  • 1. Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 33 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente (gemeentenaam) geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 34 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast. Het college zendt hiertoe telkens 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2012.

Artikel 36 Intrekking oude regeling en overgangsregeling

De verordening maatschappelijke ondersteuning 2011 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij:

  • a.

    van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor 1 april 2012;

  • b.

    van toepassing blijft op de financiële vaststelling, verantwoording en uitbetaling van voorzieningen die zijn verstrekt voor 1 april 2012.

  • c.

    Voor zover de inwerkingtreding van deze verordening leidt tot een lagere vergoeding, dan wel een hogere bijdrage voor de belanghebbende aan wie op grond van de voorgaande verordening een individuele voorziening is toegekend, wordt een overgangsperiode van 3 maanden in acht genomen. Gedurende deze periode van 3 maanden wordt de hogere eigen bijdrage slechts voor 50% in rekening gebracht. Betreft het een financiële tegemoetkoming dan zal 50% van het verschil tussen de oude en nieuwe vergoeding gedurende een periode van drie maanden worden uitbetaald. Na drie maanden wordt de individuele voorziening geheel conform de nieuwe verordening verstrekt.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning Zaltbommel 2012”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaltbommel in zijn vergadering van 15 maart 2012.

De raad voornoemd,

de raadsgriffier,

de voorzitter, 

drs. M.S.P. Muurling

A.van den Bosch

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

c. compensatieplicht

De begripsomschrijving van het cruciale begrip ´compensatieplicht´ is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt: ´4.2.2. Artikel 4 van de Wmo verplicht het college aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het college gericht moet zijn. Het is – gelet op de artikelen 3 en 5 van de Wmo – in beginsel aan de gemeenteraad en – gelet op artikel 4 van de Wmo – aan het college om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De rechter dient de keuze(n) die de gemeenteraad en het college daarbij hebben gemaakt in beginsel te respecteren, onverminderd de rechtsplicht van het college om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 van de Wmo legt het college, wat dat aangaat, de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden. De Raad heeft noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor een terughoudende beoordeling van een ter uitvoering van artikel 4 van de Wmo genomen besluit. Wel heeft hij daarin aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat een dergelijk besluit in het individuele geval maatwerk dient te zijn. Onder omstandigheden kan dit leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De Raad vindt hiervoor steun in de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder in het verslag van het wetgevingsoverleg (Tweede Kamer 2005-2006, 30 131, nr. 98, p. 58 en 61), de brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2006 (Tweede Kamer 2006-2007, 30 131, nr. 122, p.6), de memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, C , p.7, 9, 10 en 57), de nadere memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, E, p. 19 en 25) en de Handelingen (Eerste Kamer 27 juni 2006, p. 34-165).´

Uit dit citaat zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving: ´Compensatieplicht: De plicht van het college van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is´.

De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, waaronder ook ouderen kunnen vallen. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is belanghebbenden in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten.

Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: ´Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.´

d. Aanmelding

In het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Er is immers nog niet zeker of de ervaren participatieproblemen aanleiding zijn om een individuele voorziening te treffen. De aanmelding is de kennisgeving van belanghebbende dat hij een aanvraag in wil dienen of behoefte heeft aan ondersteuning om zijn participatieproblemen op te lossen.

e. Gesprek

Onder ´het gesprek´ wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, zich bij het WWZ-loket meldt en in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met belanghebbende en eventueel door hem naar het gesprek meegenomen derde(n) inventariseert waar belanghebbende en/ of zijn sociaal systeem participatieproblemen ondervinden, wat belanghebbende nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van belanghebbende, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. De oplossingen dragen bij aan het behalen van de resultaten zoals die worden beschreven in artikel 2 van deze verordening. In het gesprek wordt aan de hand van de te bereiken resultaten geïnventariseerd welke oplossingen belanghebbende zelf (al dan met behulp van zijn sociale omgeving) kan realiseren en welke algemene voorzieningen er zijn die een oplossing bieden voor de ervaringen beperkingen en het gewenste resultaat. Als deze niet toereikend zijn, dan komt verstrekking van een individuele voorziening in beeld. Het gesprek is niet vrijblijvend. Er worden afspraken gemaakt wie wat gaat ondernemen. Indien het gesprek leidt tot de conclusie dat een of meerdere individuele voorzieningen noodzakelijk zijn, dan wordt het ondertekende gespreksverslag aangemerkt als een aanvraag voor een voorziening. De persoon met wie het gesprek wordt gevoerd is vrij om een aanvullend standpunt in te brengen als bijlage bij het verslag, dat eveneens onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Het moge duidelijk zijn dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van belanghebbende volstrekt helder is en belanghebbende goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek verplaatst daarmee in feite het gesprek naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter gezegd zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.

f. Aanvraag

De aanvraag is het ondertekende gespreksverslag of het ondertekende aanvraagformulier daar waar het gesprek om welke reden dan ook niet plaatsvindt. De aanvraag kan schriftelijk of elektronisch gedaan worden.

g. Belanghebbende

Onder belanghebbende wordt de persoon met beperkingen bedoeld. De ondersteuning van de mantelzorger betreft een van de belanghebbende afgeleid recht. De mantelzorger zelf kan dan ook geen aanspraak maken op individuele ondersteuning. Zaltbommel kent mantelzorgondersteuning als algemene voorziening, waar mantelzorgers gebruik van kunnen maken.

h. Psychosociaal probleem

Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als ´grondslag´ uit de AWBZ geschrapt. Dit is gebeurd omdat gebleken is dat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling – dit begrip een heel specifieke betekenis.

Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft vooral een verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijke verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo.

i. Algemene voorziening

Dit is een voorziening, waaronder diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken door alle inwoners. Anderzijds is deze door iedereen waarvoor deze wel bedoeld is op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:

  • -

    de dagrecreatie voor ouderen

  • -

    de sociale alarmering

  • -

    de boodschappenbus, de supermarktservice, de vrijwillige boodschappenhulp

  • -

    de maaltijdservice en de open eettafel

  • -

    klusjesdiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren zoal de buurtconciërge, klussendienst, 55+service, thuiszorgservice

  • -

    De (ramen)wasservice

  • -

    De rolstoelpools en scootmobielpools voor incidentele situaties

  • -

    De kort durende huishoudelijke hulp

  • -

    Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen

Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet. Dit wil niet zeggen dat alle hiervoor genoemde voorbeelden op dit moment realiteit zijn in Zaltbommel.

j. Voorliggende voorziening

Een voorliggende voorziening kan zijn: een algemeen gebruikelijke voorziening, een algemene voorziening of een collectieve voorziening. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend. Alle voorzieningen, diensten en/of regelingen waar de aanvrager gebruik van kan maken buiten de Wmo, worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

k. Wettelijk voorliggende voorziening

De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen, in wetgeving en in regelgeving vastgelegd, die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo, zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

l. Individuele voorziening

In dit lid wordt de individuele voorziening gedefinieerd. Deze is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en de mogelijkheid van bezwaar en beroep staat open tegen een negatief besluit van de gemeente. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel.

m. Collectieve voorziening

Dit is een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief (vraagafhankelijk) vervoer (cvv) het meest duidelijke voorbeeld. Het cvv is een algemene voorziening, waarvoor alleen aan die mensen die op basis van een beperking een indicatie van de gemeente hebben ontvangen, een korting op het reguliere tarief wordt verleend. Voor deze mensen is het cvv geen algemene voorziening, omdat de normale aanvraagprocedure geldt, er een beschikking wordt afgegeven en bezwaar en beroep mogelijk is.

n. Algemeen gebruikelijk

Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, vooral producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare voorzieningen.

De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat voor onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

o. Gebruikelijke zorg

Als in een leefeenheid meerdere meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de herverdeling van de taken als een van de huisgenoten die deze zorg verrichte door beperkingen deze taken niet meer kan verrichten. Dit begrip en de bijbehorende normen zijn rechtstreeks overgenomen uit het protocol gebruikelijke zorg van het Centraal orgaan Indicatiestelling in de Zorg (CIZ). Dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter.

p. Voorziening in natura

Omschreven is in dit lid wat een voorziening in natura is.

q. Persoonsgebonden budget

Dit lid beschrijft het persoonsgebonden budget als een geldbedrag bedoeld om het te bereiken resultaat te bereiken. Het budget is gekoppeld aan de persoon met beperkingen en kan door of namens hem ingezet worden om een vooraf bepaald resultaat te bereiken.

r. Financiële tegemoetkoming

Hierin wordt omschreven wat een financiële tegemoetkoming is. Daarbij wordt gesproken over een forfaitair bedrag, een vooraf vastgesteld bedrag waarbij er geen directe relatie ligt met de werkelijke kosten. De hoogte van dit bedrag wordt vastgesteld in het Financieel Besluit.

s. Mantelzorger

Dit geeft een begripsomschrijving van de mantelzorger. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving van mantelzorg zoals de wet die geeft in artikel 1 lid 1 onder b.

t. Hoofdverblijf

Het begrip hoofdverblijf biedt nogal eens problemen. Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men op een bepaalde plaats doorbrengt. Bij twijfel kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar een groot deel van het jaar wordt doorgebracht, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz.

Artikel 2 De te bereiken resultaten

Artikel 2 is het hart van de verordening. Dit artikel gaat over de bij wet beoogde resultaten, die door het aanvullend op de eigen kracht van mensen, hun sociaal netwerk en algemene voorzieningen, inzetten van individuele voorzieningen bereikt moeten worden om te voldoen aan de in artikel 4 van de wet vastgelegde compensatieplicht. Deze resultaten zijn door de Vereniging van Nederlandse gemeenten verder gespecificeerd in de volgende 8 te bereiken resultaten :

  • a.

    een schoon en leefbaar huis

  • b.

    wonen in een geschikte woning

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve,

maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Op deze 8 terreinen heeft het college een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Ook de Centrale Raad spreekt over resultaatverplichting, bijvoorbeeld in de eerdergenoemde uitspraak van december 2010.

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

Dit artikel bepaalt dat er een scheiding wordt aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk:

  • -

    wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening,

  • -

    wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen, of

  • -

    wanneer of belanghebbende of de gemeente dat overigens gewenst vindt,

wordt een aanvraag voorafgegaan door het gesprek.

Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als belanghebbende aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht dient de aanvraag door de gemeente te worden ingenomen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaats kunnen vinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek. Het weigeren van een gesprek waarin de gemeente een goed beeld kan verkrijgen van de eigen mogelijkheden, die van het sociaal netwerk en de passendheid van algemene en voorliggende voorzieningen, zal er echter toe leiden dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld (Awb artikel 4:5 lid 1 sub c: Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien .. c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.) Er kan immers niet worden vastgesteld welke de mogelijkheden zijn van de persoon zelf, zijn sociale omgeving en eventuele algemene en voorliggende voorzieningen.

Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden zijn vastgelegd als resultaatgebieden die vallen onder de Wmo.

Een aanvraag kan ook direct worden ingediend voor zover er op basis van een eerder gevoerd gesprek helder is wat de situatie is van de persoon en er geen relevante wijzigingen zijn opgetreden die leiden tot een andere beoordeling van de situatie in casu een andere conclusie voor wat betreft de noodzaak voor het treffen van een individuele voorziening.

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Artikel 4 bepaalt dat een gesprek aangevraagd wordt middels een aanmelding. Het gespreksverslag dat niet gelijk staat aan een aanvraag voor een individuele voorziening leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan, wat in principe niet automatisch voor een formele aanvraag, zoals in hoofdstuk 4 genoemd, geldt.

Als een aanmelding is gedaan dient binnen maximaal vijf werkdagen een afspraak voor het gesprek gemaakt te worden. Dit is van belang, omdat de belanghebbende direct het gevoel dient te hebben serieus genomen te worden. Een vlotte afspraak duidt daar (onder andere) op. Een aanmelding die daarna gedurende enkele weken blijft liggen zonder enige activiteit rond het maken van een afspraak wekt niet het vertrouwen dat de gemeente meldingen serieus neemt. Bovendien geeft een aanmelding aan dat belanghebbende een probleem ervaart. Het is van belang te laten blijken dat er vaart gezet wordt achter het oplossen van een probleem. En tot slot mag de extra stap van het gesprek niet leiden tot tijdsverlies, het gesprek zou moeten leiden tot tijdwinst.

Artikel 5 Het gesprek

Het gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.

Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt.

Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert:

  • -

    op welk van de resultaatgebieden in de Wmo de belanghebbende beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie

  • -

    de aard van de beperking, het chronisch psychische probleem of het psychosociale probleem dat de basis vormt van de behoefte aan compensatie.

  • -

    De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks deze beperkingen heeft om zelf, met behulp van zijn sociale omgeving of door de inzet van algemene voorzieningen zelfredzaam te functioneren en/ of maatschappelijk te participeren.

  • -

    De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen.

  • -

    De persoonskenmerken en behoeften van de persoon in relatie tot het te behalen resultaat dat behoort tot de resultaatgebieden in de Wmo.

  • -

    De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen.

  • -

    Wat belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen.

  • -

    De mogelijkheden die de gemeente in principe biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen.

Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien kan dit betekenen dat een gemeente moeilijk maatwerk kan leveren. Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangspunt zijn. Ook voor de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF de basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden. Zo blijkt uit de toelichting op amendement 65, waarin staat ´Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de International Classification of Functions, Disabilities and Health (ICF-classificatie) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen. De gemeente Zaltbommel werkt conform deze regels, hetzij direct via de eigen indicaties, hetzij indirect via de externe adviseurs, die eveneens gebruik maken van dit begrippenkader.

Het gesprek zal alleen gevoerd kunnen worden door een persoon die uitstekend bekend is met de lokale situatie. Kennis van alle in de regio aanwezige mogelijkheden aan algemene, collectieve en ook individuele voorzieningen is onmisbaar voor het goed voeren van een gesprek. Na dit gesprek moet een gemeente er immers van uit kunnen gaan dat alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken en beoordeeld zijn op hun passendheid. Het kan niet de bedoeling zijn dat dit na het indienen van een aanvraag alsnog beoordeeld moet worden

In praktijk zal het gesprek gevoerd worden aan de hand van een itemlijst. Een dergelijke lijst is van belang om ervoor te zorgen dat er een bepaalde mate van uniformiteit ontstaat in de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt en de onderwerpen die daarbij aan bod komen. Bijkomend voordeel is dat deze itemlijst aan de belanghebbende kan worden toegestuurd, zodat deze zich op het gesprek kan voorbereiden. Het doel van het gesprek is echter om maatwerk te leveren, dat wil zeggen om aan te sluiten op de door belanghebbende gewenste resultaten, die passen bij zijn of haar persoonskenmerken en behoeften. Dit vraagt een flexibele en persoonsgerichte opstelling van diegene die het gesprek voert.

Het gesprek wordt in principe bij de belanghebbende thuis gevoerd. Er zijn een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van belanghebbende, een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional, het kan relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de loop van het gesprek beter te begrijpen, enz. Ook is het mogelijk het ten kantore van degene die als professional aan het gesprek deelneemt te houden. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door allerlei omstandigheden (kleine kinderen?) een gesprek niet mogelijk of uiterst ingewikkeld is.

Verder is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

Eerste lid

Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een lijst van te bespreken punten die tegelijk met de bevestiging van de afspraak voor het gesprek aan belanghebbende wordt toegezonden. Een dergelijke lijst maakt het voor belanghebbende, indien hij dit wil, mogelijk zich voor te bereiden op het gesprek. Daardoor komen belanghebbende en de professional meer in een gelijkwaardige positie te verkeren dan zonder informatie vooraf. De lijst mag niet leiden tot een starre benadering van het gesprek door de lijst strikt te volgen. De lijst is bedoeld als ondersteuning.

Tweede lid

Lid 2 geeft aan dat het ICF de basis is voor het begrippenkader van het gesprek. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Het ICF zal aan de basis liggen van de lijst met te bespreken punten en de daarbij te gebruiken begrippen. Het ICF gaat uit van gezondheid als resultante van drie factoren: het fysiek en psychisch functioneren (al dan niet belemmerd), de activiteiten die iemand verricht (werk, vrijwilligersactiviteit, opvoeder) en de mate van participatie (sociale contacten en verbanden), De activiteiten worden weer bepaald door in de persoon gelegen factoren en externe factoren. Deze samenhangen in de situatie van de persoon dienen tijdens het gesprek in beeld te worden gebracht. Dit betekent dat de professional het ICF dient te kennen.

Derde lid

Lid 3 bepaalt dat als er een mantelzorger aanwezig is, het gesprek waar mogelijk samen met de mantelzorger en degene waaraan mantelzorg wordt verleend gevoerd zal worden. In die situaties is het mogelijk om de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen in de ondersteuningsvraag van de belanghebbende.

Artikel 6 Het verslag

Eerste lid

Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het gesprek met een verslag wordt afgesloten.

Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd. Het ondertekende verslag inclusief aanvullingen van belanghebbende, fungeert als aanvraagformulier voor een individuele aanvraag, als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit het perspectief van de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Het verslag is een weergave van het gevoerde gesprek. De daarin weergegeven oplossingsrichtingen zullen wat hun passendheid en bruikbaarheid betreft, getoetst moeten zijn aan de feitelijke realiteit. Dit maakt onderdeel uit van het onderzoek.

Tweede lid

Lid 2 bepaalt dat het ondertekende gespreksverslag dient als een formele aanvraag voor een individuele voorziening bij de gemeente. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het een ander traject is met een ander regime en een andere sfeer is de aanvraag in een nieuw hoofdstuk opgenomen.

Artikel 7 De aanvraag

Eerste lid

In lid 1 is geregeld dat een aanvraag van een individuele voorziening altijd schriftelijk of via het digitale E-loket moet worden gedaan. Als er sprake is van een persoon die om redenen niet in staat is zelfstandig deze aanvraag in te dienen, kan hij iemand een schriftelijke machtiging verlenen om namens hem een aanvraag in te dienen. Deze machtiging moet bij het indienen van de aanvraag worden afgegeven aan de gemeente en wordt bewaard in het persoonsdossier van belanghebbende. Een bewindvoerder of curator is te allen tijde gemachtigd een aanvraag voor de onder bewind of curatele gestelde belanghebbende in te dienen. In dat geval zal er een beschikking van de Rechtbank worden gevraagd waaruit deze bevoegdheid blijkt en zal deze worden opgenomen in het persoonsdossier.

Tweede lid

Lid 2 regelt dat aan de persoon die zich mondeling of telefonisch wendt tot de gemeente met een vraag een meldingsformulier wordt toegezonden. Het kan ook zijn dat er op basis van het gesprek direct een gesprek wordt gepland.

Derde lid

Lid 3 regelt dat er alleen sprake is van een aanvraag bij een ondertekend gespreksformulier als in dit gespreksverslag is opgenomen dat een individuele voorziening van de gemeente noodzakelijk is om het gewenste resultaat te bereiken.

Artikel 8 Uitvoering compensatieplicht

Eerste lid

De wet zelf geeft niet aan wat de ondergrens of bovengrens is van de compensatie. Het hoogste rechtscollege zegt in dit verband:

´het college heeft de rechtsplicht om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. En voorts: ´het college heeft de plicht om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden´. In elk individueel geval moet dus worden beoordeeld of de persoon met beperkingen voldoende wordt geholpen. Hij moet gelijke kansen hebben als een gezond persoon, volgens de parlementaire geschiedenis. In lid 1 wordt verwezen naar de resultaatgebieden zoals die zijn vastgelegd in artikel 2 van de verordening.

Tweede lid

Lid 2 geeft aan dat er rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de persoon en aanwezige mantelzorgers. Aan dit rekening houden met zit een grens. Het gaat om het vaststellen wat ´voldoende helpen´ inhoudt. Bij het begrip ´in aanvaardbare mate´ kan worden gedacht aan de volgende aspecten:

  • -

    Niet elke beperking kan worden opgeheven. In sommige gevallen is het reëel om genoegen te nemen met het verminderen van de beperkingen. Dit verminderen is dan het hoogst haalbare.

  • -

    Niet elke wens van belanghebbende hoeft te worden ingewilligd. Weliswaar moet de gemeente rekening houden met de behoefte van belanghebbende, maar deze behoefte is niet absoluut. Dit wel zeggen dat niet elke behoefte hoeft te worden vertaald in een voorziening (voor de verzorging van huisdieren wordt bijvoorbeeld geen huishoudelijke hulp verstrekt). Ook de rechtspraak heeft aangeven dat de gemeente niet gehouden is de voor belanghebbende best denkbare oplossing te verstrekken (bijvoorbeeld er hoeft geen hoog-laag keuken te worden verstrekt uitsluitend omdat dit gunstiger is voor de huisgenoten van belanghebbende).

Derde lid

In dit lid is vastgelegd hoe de afweging van de vraag of en welke voorziening er nodig is in de situatie van de persoon met beperkingen wordt gemaakt. Daarmee wordt de reikwijdte van het onderzoek tijdens het gesprek, vastgelegd.

Artikel 9 Voorwaarden bij compensatie

Ad a

Deze bepaling regelt dat de voorziening moet kunnen worden aangemerkt als de financieel voordeligste voorziening. Bij de toepassing van deze regel staat voorop dat een voorziening wordt verstrekt die compenserend is voor de ondervonden beperkingen, zodat het resultaat daadwerkelijk wordt bereikt. Maar wanneer meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn, wordt volstaan met de voorziening die het minst kost. Er wordt dus gekozen voor de voorziening waarmee, naar objectieve maatstaven gemeten, op de meest voordelige manier de beperking van belanghebbende kan worden gecompenseerd. Daarbij wordt het uitgangspunt goedkoopst compenserend gehanteerd vanuit de optiek van de gemeente. Een voorziening uit depot is per definitie goedkoper dan een nieuwe voorziening.

Ad b

Volgens deze bepaling moet de voorziening noodzakelijk zijn. Als er een beroep kan worden gedaan op bijvoorbeeld de tijdelijke uitleen van hulpmiddelen bij een in de tijd beperkt noodzakelijke inzet van voorzieningen is er sprake van een voorliggende voorziening waar belanghebbende een beroep op kan doen. .

Ad c

Deze bepaling regelt dat de voorziening in overwegende mate op het individu gericht moet zijn. Het probleem van het individu dient te worden gecompenseerd en staat centraal bij de beoordeling van de aanvraag. Een aanvraag voor een gezamenlijke voorziening, zoals aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte door een woonvereniging is daarom niet mogelijk. Als deze echter noodzakelijk is om het individu met beperkingen te kunnen laten wonen, dan is een aanpassing van de gemeenschappelijke ruimte mogelijk voor zover dit voor deze persoon noodzakelijk is. Achterstallig onderhoud en vervanging van woonelementen die zijn afgeschreven behoren in principe niet tot de compensatieverplichting van de gemeente. Daarvoor moet de aanvrager een beroep doen op de verhuurder om de aanwezige installaties aan te passen aan de eisen van deze tijd.

Ad d

De te treffen voorziening moet proportioneel en doeltreffend zijn. De met de voorziening gepaard gaande kosten dienen in verhouding te staat tot de ondervonden beperkingen en het te bereiken resultaat. Deze bepaling hangt samen met het evenredigheidsbeginsel dat is opgenomen in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10 Geen compensatie

Ad a

Alleen inwoners van de gemeente Zaltbommel of zij die aantoonbaar op korte termijn hun hoofdverblijf in de gemeente Zaltbommel zullen hebben, kunnen voor een voorziening op grond van deze verordening in aanmerking komen. De zinsnede “of zij die aantoonbaar op korte termijn hun hoofdverblijf in de gemeente Zaltbommel zullen hebben” heeft betrekking op de situatie dat een woning aangepast dient te worden voordat belanghebbende feitelijk intrek kan nemen in de woning en daarmee inwoner van de Zaltbommel is. In eerste instantie geeft de gemeentelijke basisadministratie uitsluitsel over de vraag waar belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft. In overige gevallen dient een ondertekende koopakte dan wel huurovereenkomst te worden overgelegd.

Ad b

Algemeen gebruikelijke voorzieningen komen niet voor verstrekking in aanmerking. Dit betekent dat het college geen voorzieningen verstrekt waarover belanghebbende, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn beperkingen zou kunnen beschikken.

Ad c

Voorbeelden van wettelijke voorliggende voorzieningen zijn de AWBZ, Zorgverzekeringswet, Wet op de Jeugdzorg, TOG 2000, Leerlingenvervoer en WIA. De Wmo zélf bepaalt in artikel 2 dat andere wettelijke voorzieningen voorrang hebben boven een individuele Wmo-voorziening.

Een voorbeeld van een niet-wettelijke voorziening die voorliggend is, is de verhuiskostenvergoeding van de woningcorporatie na sloop van een woning.

Als belanghebbende een beroep kan doen op één van de genoemde voorzieningen is een individuele Wmo-voorziening niet nodig. Er moet wel beoordeeld worden of die voorliggende voorziening bruikbaar is en kan leiden tot het te bereiken resultaat.

Ad d

Uit de Memorie van Toelichting blijkt nadrukkelijk dat het de bedoeling van de wetgever is dat mensen en hun omgeving zelf oplossingen bedenken en daarin een eigen verantwoordelijkheid hebben en nemen. Een passage uit de parlementaire stukken laat deze bedoeling zien:

´De regering wil met dit wetsvoorstel ook stimuleren dat mensen die dat kunnen, meer dan nu het geval is, zelf oplossingen bedenken in de eigen sociale omgeving voor problemen die zich voordoen. De regering stelt daarom een aantal historisch gegroeide vanzelfsprekendheden in zorg en ondersteuning ter discussie en doet een groter beroep op de eigen draagkracht.´

De bepaling onder d is een uitwerking van dit wettelijke uitgangspunt over de eigen verantwoordelijkheid. De mogelijkheid om een beroep te doen op huisgenoot, mantelzorger, vrijwilliger, uitwonende volwassen kinderen etc. moet worden verkend. Het is vervolgens ter beoordeling van het college of de medewerking redelijkerwijs kan worden gevergd.

Ad e

Met deze bepaling wordt bijvoorbeeld voorkomen dat een scootmobiel wordt verstrekt terwijl belanghebbende geen goede verkeersdeelnemer is of hij het voertuig niet goed kan bedienen.

Ad f

Gedoeld wordt op de situatie dat de belanghebbende een voorziening aanvraagt nadat deze al door de belanghebbende is gerealiseerd of aangekocht. In dat geval wordt de gemeente voor voldongen feiten gesteld. De uitzondering op deze regel ontstaat wanneer de noodzaak van de gemaakte kosten en de beoordeling of dit wel of niet de goedkoopste oplossing is voor de ervaren participatiebeperkingen alsnog gemaakt kan worden. Het risico dat de vergoeding van de gemeente lager is dan de kosten die door belanghebbende zijn gemaakt komen dan voor rekening van belanghebbende.

Ad g

Omstandigheden die belanghebbende worden toegerekend zijn roekeloos gedrag en verwijtbare onachtzaamheid met betrekking tot de eerder vergoede of verstrekte voorziening. In die situaties wordt een voorziening geweigerd als de normale afschrijvingstermijn van de eerder vergoede of verstrekte voorziening nog niet is verstreken.

Ad h

Het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw is vastgesteld in het Bouwbesluit 20063. Woonvoorzieningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel van voldoende kwaliteit. Duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Garages vallen bijvoorbeeld niet onder bedoeld uitrustingsniveau. Een duidelijke begrenzing dus. Ingeval vanuit welstandstoezicht hogere eisen worden gesteld, kan het college een uitzondering maken op deze bepaling. Over de hiermee gepaard gaande kosten moeten in een concrete situatie afspraken worden gemaakt. Ook bij hulp bij het huishouden speelt deze bepaling een rol. Indien bijvoorbeeld aanzienlijk meer hulp wordt gevraagd dan gebruikelijk vanwege de grootte van de woning, geeft deze bepaling een begrenzing aan de omvang van de hulp.

Ad i

In sommige gevallen maken mensen al jaren gebruik van een bepaalde voorziening en vragen zij na het optreden van een beperking een individuele Wmo-voorziening aan in verband met deze beperking. Zo´n situatie kan leiden tot de conclusie dat de beperkingen geen extra kosten met zich meebrengen.

Artikel 11 Een schoon en leefbaar huis

Eerste lid

In lid 1 van artikel 11 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis. Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Schoon is een subjectief begrip. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden wordt aangesloten bij de activiteiten zoals die zijn geformuleerd in het zijn normen geformuleerd in de beleidsregels.

Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien van de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk). Ramen lappen aan de buitenkant valt van oudsher buiten de gemeentelijke plicht. Maar een aanvrager kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen compensatie afdwingen voor het meerdere boven het niveau van de sociale woningbouw. Dit zal in de beleidsregels nader worden uitgewerkt. Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een balkon of een eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden.

Tweede lid

In lid 2 van artikel 11 wordt geschetst welke individuele voorzieningen ingezet kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Dat gaat allereerst via licht en zwaar huishoudelijk werk, d.w.z. om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij valt bijvoorbeeld het reinigen van de ramen aan de buitenkant niet onder de compensatieplicht, omdat daarvoor een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser. Het aantal benodigde uren voor deze activiteiten wordt bepaald aan de hand van een normenschema dat is opgesteld in samenwerking met de aanbieders van HH en dat door jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is geaccepteerd als een redelijk uitgangspunt voor de bepaling van de omvang van de hulp.

Derde lid

Lid 3 van artikel 11 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt bij het vaststellen van het al dan niet van toepassing zijn van het protocol gebruikelijke zorg rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid vanaf 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen, dan is er geen aanleiding om een voorziening in te zetten. Alle huisgenoten vanaf 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijke werk doet uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn of anderszins niet in staat zijn de huishoudelijke taken over te nemen, zal er een plicht tot compensatie bestaan. Ook de tot het huishouden behorende personen jonger dan 18 jaar, zoals thuiswonende kinderen, worden geacht hun bijdrage aan het huishouden te leveren door hun kamer bij te houden en hand- en spandienst te verrichten.

Om vast te stellen of er sprake is van gebruikelijke zorg, wordt in het onderzoek naar de noodzaak voor het treffen van een voorziening op grond van de Wmo de aanwezigheid en de belastbaarheid van huisgenoten meegenomen. Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten is geen reden tot compensatie. Eventueel is het mogelijk om tijdelijke ondersteuning te bieden in het aanleren van de benodigde huishoudelijke taken. Dreigende overbelasting zal door gericht onderzoek vastgesteld moeten worden.

Vierde lid

Lid 4 bepaalt dat er geen voorziening wordt toegekend als er sprake van gebruikelijke zorg en er geen reden is om aan te nemen dat deze gebruikelijke zorg niet uitgevoerd kan worden. Omdat maatwerk in de individuele situatie noodzakelijk is, zal nauwkeurig onderzoek gedaan moeten worden naar de passendheid van de voorzieningen.

Artikel 12 Wonen in een geschikt huis

Eerste lid

Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning.

Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.

Als iemand al een woning heeft, dan zal de compensatieplicht inhouden dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere oplossingsrichtingen.

Ook nu gaat het bij het bepalen van de reikwijdte van de compensatieplicht weer om aanpassingen aan de woningen tot het niveau van sociale woningbouw. De ruimten die voor aanpassing in aanmerking komen zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten, balkon of berging. Er kan altijd gemotiveerd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

Tweede lid

Als het gaat om een voor belanghebbende geschikte woning kan het gaan om verschillende oplossingsrichtingen. Het kan passend zijn de woning aan te passen, maar ook kan het zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is.

In die situatie zal een afweging moeten worden gemaakt tussen de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door het opstellen van beleidsregels kan het college richting geven aan deze belangenafweging.

Ten aanzien van de vraag tot welk bedrag aanpassing van de woning wenselijk is of dat er een alternatief in de vorm van een herplaatsbare woonunit als compensatie wordt aangeboden, spelen afwegingen over afschrijving en hergebruik van de voorziening een belangrijke rol. Het streven is om aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal in zijn algemeenheid alleen te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

Derde lid

Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Om te voorkomen dat deze afweging gemaakt dient te worden voor iedere aanpassing, heeft Zaltbommel in zijn verordening vastgelegd, dat de optie van verhuizen, beoordeeld wordt zodra de benodigde aanpassing van de huidige woning hoger ligt dan € 5.000, - .

Daarnaast kan het zo zijn dat er sprake is van een woning die niet tot nauwelijks aan te passen is. Dat betekent dat er naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal rekening gehouden worden met de behoeften van de aanvrager. En ook zal beoordeeld worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (vooral financiële) van de gemeente. Duidelijk is dat het resultaat moet kunnen dienen als adequate oplossing voor de door belanghebbende ervaren beperkingen in het gebruik van de woning.

Vierde lid

Als er voorliggende voorzieningen of alternatieve voorzieningen zijn die goedkoper zijn, zal eerst beoordeeld worden of het hanteren hiervan leidt tot maatwerk, zodat via deze voorzieningen het resultaat bereikt zou kunnen worden.

Artikel 13 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Eerste lid

Lid 1 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet per definitie in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt.

Te denken valt aan een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de aanvrager.

Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik van gezamenlijke maaltijden (open eettafels) of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen.

Tweede lid

Lid 2 stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserende oplossing de leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet per se door de aanvrager zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.

Derde lid

Lid 3 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leidt tot het te bereiken resultaat voorliggend is op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar of veel duurder is, kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.

Vierde lid

Lid 4 bepaalt dat indien een voorliggende voorziening aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening.

Artikel 14 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Eerste lid

Gemeenten dienen aanvragers in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld door het inschakelen van vrijwilligers. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden, is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.

Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om uitzonderlijke kleding zoals speciale gelegenheidskleding.

Tweede lid

Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is. Het wassen zal veelal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt plaats op moderne wijze van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

Derde en vierde lid

Als er voorliggende, algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, die tot het te bereiken resultaat leiden, is er geen ruimte meer voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk.

Artikel 15 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Eerste lid

Dit lid gaat over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan.

Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.

Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

Tweede lid

De compensatie voor het niet zelf kunnen verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders, enz. Maar ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het inzetten van een ergotherapeut die samen met de ouder met beperkingen onderzoekt of en welke mogelijkheden er zijn om de zorg zoveel mogelijk zelfstandig, al dan niet met behulp van hulpmiddelen op te pakken.

Derde en vierde lid

Voor- tussen- en naschoolse opvang kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.

Artikel 16 Zich verplaatsen in en om de woning

Eerste lid

Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in, om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een korte wandeling) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid. In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk gebruikt. In principe zullen zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.

Het doel hierbij is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daarvoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. Doordat een belangrijk deel van de tilliften vanwege aard- en nagelvaste verbinding met het plafond gerekend worden tot de voorzieningen waardoor in een geschikte woning gewoond kan worden, wordt de tillift verder beschouwd als een voorziening die daar onder valt.

Tweede lid

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de rolstoel) verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft.

De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.

Derde en vierde lid

Een rolstoelpool zou kunnen leiden tot een adequate oplossing voor het probleem van het verplaatsen op ander plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt. Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 17 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Eerste lid

Dit lid benadrukt dat het resultaat van de voorziening gericht is op vervoer binnen het sociale domein en het kunnen verrichten van alle verplaatsingen die van belang zijn voor het zelfredzaam en zelfstandig een huishouden kunnen voeren. Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. (bijvoorbeeld voor het doen van boodschappen). Als er een aparte voorziening noodzakelijk is voor het verplaatsen in het kader van scholing en/of arbeid, dan behoort deze tot het domein van de Wajong of de Wia. Let wel: daar waar de vervoersvoorziening eveneens wordt gebruikt voor verplaatsingen in het sociale domein en het leven van alle dag, dan valt de voorziening onder de werkingssfeer van de Wmo. Ook niet- gehandicapten gebruiken hun auto vaak voor het reguliere woon- werkverkeer of voor het vervoer in het kader van werk (waarvoor zij dan een vergoeding ontvangen van de werkgever).

Tweede lid

In dit lid wordt gesteld dat andersoortig vervoer zoals vervoer dat uitsluitend bedoeld is voor het kunnen bereiken van en het zich verplaatsen binnen arbeid en/of scholing, niet behoort tot de compensatieplicht binnen de Wmo. Dezelfde begrenzing in de compensatieverplichting ligt er voor bovenregionale verplaatsingen en/of vakantiebestemmingen. Valys is een bovenregionale vervoersvoorziening die door het Ministerie van VWS beschikbaar is gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgermeester en wethouders. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf OV-zones vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. In het kader van de landelijke invoering van de OV chipkaart zal de gemeente een kilometervergoeding tot gemiddeld 1500 – 2000 km per jaar gaan vergoeden.

Met 600 zones per jaar kan deze afstand worden afgelegd. De gemiddelde reisafstand binnen een zone bedraagt immers 4 tot 5 kilometer. Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dit een redelijke compensatie op te leveren om verplaatsingen in het leven van alle dag mogelijk te maken. Gelet op de wijzigingen binnen het vervoerssysteem in 2011 zal bij de volgende aanbesteding een doorvertaling worden gemaakt van deze reisafstand naar het kilometersysteem binnen het openbaar vervoer. Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen (zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), nodig om op bezoek te gaan, nodig om naar artsen, paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek te gaan, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer op zou gaan. In deze situatie kan extra vervoer ter compensatie geboden worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.

De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gelet op de financiële situatie van de aanvrager. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een handicap gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort. Het leveren van maatwerk blijft het uitgangspunt.

Daar waar er op grond van de loopbeperkingen van betrokkene een combinatie van een scootmobiel en gebruik van de Regiotaxi is geïndiceerd, wordt het aantal te reizen zones met de regiotaxi lager vastgesteld. Het uitgangspunt daarbij is dat op jaarbasis het aantal zones is beperkt tot 300. Er is immers een behoorlijke overlap tussen het gebied dat met de scootmobiel en de Regiotaxi kan worden bereisd. Ook hier wordt naar de situatie van de persoon gekeken om vast te kunnen stellen of er aanleiding is om van deze gemiddelde norm af te stappen.

Derde en vierde lid

Ook bij de vervoersvoorzieningen kan een scootmobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierin te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.

Artikel 18 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Eerste lid

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen.

Tweede lid

Om het resultaat onder lid 1 te bereiken is het een voorwaarde dat deze gelegenheden en activiteiten bereikt kunnen worden. Artikel 17 zal over het algemeen een voldoende oplossing voor de lokale verplaatsingen kunnen bieden.

Derde lid

Het bezoekbaar maken van een woning ten behoeve van een persoon die in een verzorgingssituatie of aangepaste woonvorm op grond van de Awbz verblijft, betreft het aanpassen van de toe- en doorgankelijkheid van de woning voor zover het gaat om de woonkamer en het bereiken van het toilet. In de regel gaat het hier om een financiële tegemoetkoming. De hoogte van deze tegemoetkoming is gemaximeerd tot een in het Financieel Besluit opgenomen bedrag.

Vierde en vijfde lid

Als sprake is van voorliggende voorzieningen, die het probleem op kunnen lossen, zal er geen ruimte meer zijn voor individuele voorzieningen.

Artikel 19 Mogelijke verstrekkingwijzen

Tweede lid

De in artikel 6 van de Wmo genoemde verplichting om bij aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen een persoonsgebonden budget en een natura voorziening is niet absoluut.

Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Artikel 23 regelt in welke gevallen in ieder geval geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Artikel 20 Voorziening in natura

Tweede lid

Op basis van deze bepaling laat het college de belanghebbende een bruikleenovereenkomst ondertekenen waarin rechten en plichten van partijen zijn vastgelegd. Aangezien de individuele voorzieningen eigendom blijven van de gemeente, dient de gebruiker van deze voorziening de voorziening op een dusdanige wijze te gebruiken en voor onderhoud en reparaties aan te bieden, dat daarmee geen schade wordt toegebracht aan de gebruiksduur en daarmee de inzetbaarheid van de voorziening.

Artikel 21 Inhoud beschikking

Eerste lid

Dit artikel lid bepaalt welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in de beschikking vastgelegd moeten worden.

Het gaat er daarbij uiteraard allereerst om met welk doel deze voorziening wordt verstrekt: het te behalen resultaat. In de beschikking wordt aangegeven welke voorziening(en) aan de orde zijn. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend of hoe lang moet men in principe de bepaalde voorziening kunnen gebruiken om het resultaat te bereiken. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt. Als er sprake is van een overeenkomst wordt deze overeenkomst vermeld. Ook andere aspecten, speciaal aspecten die voor deze ene verstrekking gelden, dienen in de beschikking opgenomen te worden.

Tweede lid

Lid 2 geeft aan dat als een eigen bijdrage gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd.

Artikel 22 Algemene bepalingen over het persoonsgebonden budget

Eerste lid

Op basis van artikel 6 lid 1 van de Wmo moet het persoonsgebonden budget toereikend zijn en vergelijkbaar met de voorziening in natura. In dit lid wordt met het begrip ´tegenwaarde´ invulling gegeven aan deze wettelijke bepaling. De tegenwaarde is het geldbedrag dat de gemeente voor een vergelijkbare voorziening in natura zou hebben betaald.

Tweede en derde lid

In deze leden wordt het feitelijk vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget en het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming voor aanvullende kosten die behoren bij de voorziening, gedelegeerd aan het college. Deze stelt immers het Financieel Besluit vast.

Het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Financieel Besluit.

Vierde lid

Dit artikel bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is waarvoor het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan beperkt zijn, zoals het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootermobiel, maar ook een meer algemeen geformuleerd resultaat, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving.

Als er een programma van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het program van eisen.

Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Tot slot moet voor wat betreft de verantwoording ook in de beschikking worden vastgelegd wat van degene aan wie de beschikking is gericht in dit opzicht wordt verwacht.

Artikel 23 Gronden voor weigering van een persoonsgebonden budget

Ad a

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wmo werd het in stand houden van het systeem van collectief vervoer genoemd als voorbeeld van een overwegend bezwaar. Ook voor de gemeente Zaltbommel geldt dat het systeem van collectief vervoerd wordt ondergraven als een substantieel deel van de deelnemers aan dit collectief vervoer de keuzemogelijkheid zou krijgen tussen een vervoerspas of een persoonsgebonden budget.

Ad c

Als belanghebbende vanwege een schuldensituatie in een minnelijke of wettelijke schuldsanering is opgenomen, is dit een reden om geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Dit is ook het geval als er een schuldensituatie bestaat die kan leiden tot een schuldsanering.

Ad d

Deze bepaling is opgenomen om belanghebbende te beschermen. Voorop staat dat de voorziening die wordt verstrekt volledig ten goede komt aan belanghebbende: zijn beperkingen moeten daadwerkelijk worden gecompenseerd. Andere oogmerken, die het belang van belanghebbende niet dienen, moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom is het uitgangspunt bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget dat belanghebbende dit zelfstandig en volledig kan dragen. Is dit niet het geval, dan is dat een reden om de wettelijke keuzevrijheid in te perken. Een uitzondering hierop wordt gemaakt als belanghebbende een echtgenoot, ouder, voogd, curator, bewindvoerder of mentor heeft, die het beheer van het budget van belanghebbende overneemt of ondersteuning biedt, waardoor een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget mogelijk is.

Als tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat belanghebbende problemen zal krijgen met het omgaan met het persoonsgebonden budget, wordt dit als een contra-indicatie opgevat. Hierbij kan ondermeer gedacht worden aan personen die niet kunnen lezen en schrijven. Andere voorbeelden zijn personen met een psychiatrische problematiek, zoals verslaving, manische depressie of dementie, waardoor zij niet goed in staat zijn de gevolgen van hun acties goed te overzien danwel er gerede twijfel ontstaat of het persoonsgebonden budget wordt besteed aan het bereiken van de overeengekomen resultaten

Artikel 24 Inhoud van de beschikking

Eerste lid

Dit lid bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming wat in de beschikking vermeldt wordt. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het te bereiken resultaat waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Uiteraard moet ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming vermeld worden.

Tweede lid

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bestaat de mogelijkheid een eigen aandeel te vragen. Indien dit van toepassing is dient dit in de beschikking vermeld te worden. De berekening van het eigen aandeel kan, in tegenstelling tot de eigen bijdrage, door het college plaatsvinden. In de wet is alleen voor de eigen bijdrage geregeld dat dit verplicht door het CAK dient te gebeuren. Als een college zelf het eigen aandeel berekent dient er zorg voor te worden gedragen dat de regels rond de cumulatie van eigen bijdragen in acht worden genomen. Met name als al een eigen bijdrage AWBZ wordt betaald zal herberekening (en wel wat de eigen bijdrage AWBZ betreft door het CAK) plaats moeten vinden, aangezien een eigen aandeel op basis van de Wmo voor gaat op een eigen bijdrage in het kader van de AWBZ.

Artikel 25 Inhoud beschikking

Eerste en tweede lid

Met deze bepalingen wordt genoemde bevoegdheid gedelegeerd aan het college.

Derde lid

Deze bepaling vormt de basis om in de beschikking de verzekeringsplicht op te leggen. Bij een aanbouw kan het gaan om een aanpassing van de opstalverzekering. Bij een aanpassing van de auto kan het gaan om de verzekeringswaarde van de autoaanpassing.

Artikel 26 Eigen bijdrage en eigen aandeel

In dit artikel maakt de raad gebruik van de mogelijkheid om binnen de regels van het “Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, de bevoegdheid om de regels inzake het opleggen en hanteren van eigen bijdragen en eigen aandeel te delegeren aan het college. Lange tijd was niet helder of deze bevoegdheid aan het college kan worden gedelegeerd. Inmiddels is dit door de uitspraak van de CRvB (LJN BO6880, Centrale Raad van Beroep, 08/5873 WMO + 08/6006 WMO + 08/6008 WMO) bevestigend beantwoord. De waarborgen voor een evenredige en billijke toepassing van het opleggen van eigen bijdragen zijn gegeven in de regels van genoemde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Voordeel van deze delegatie is dat bij de jaarlijkse indexering van kosten en prijzen de verordening niet opnieuw door de raad hoeft te worden vastgesteld. Uiteraard kan de raad op basis van de informatieplicht van de wethouders jaarlijks worden geïnformeerd over de door het college gehanteerde normen inzake eigen bijdragen en eigen aandeel.

Aansluitend bij het begrip algemeen gebruikelijk zijn in lid 3, 4 en 5 grenzen gesteld aan de compensatieplicht. Het gaat daarbij om het vaststellen van een gelimiteerd aantal zones waarmee kan worden voorzien in de gemiddelde vervoersbehoefte.

Artikel 27 Beslistermijn

Deze bepaling berust op artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel maakt het mogelijk om in de verordening een andere termijn te noemen dan de wettelijke termijn van 8 weken.

Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt waar het gaat om het resultaat: wonen in een geschikte woning en het resultaat: verplaatsen in en om de woning. Het gaat daarbij veelal om situaties waarin woningen ingrijpend aangepast dienen te worden of waar het selecteren en uitproberen van verplaatsingsmiddelen complex is. Als de beschikking niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, dient dit aan de belanghebbende vooraf te worden meegedeeld. Tevens moet dan de termijn worden genoemd waarbinnen hij de beschikking wel tegemoet kan zien. Op basis van artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht dient deze termijn zo kort mogelijk te zien.

Als de aanvraag onvolledig is en belanghebbende uitgenodigd is om binnen een bepaalde termijn de aanvullende informatie te verstrekken, dan wordt de beslistermijn verlengd met deze termijn (artikel 4:15 Awb). De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het college heeft de mogelijkheid om afwijkende termijnen vast te stellen. Hoewel het van belang is zo min mogelijk afwijkende termijnen te hanteren, immers, de doorzichtigheid van de termijnen komt daardoor wellicht in het geding, is het logisch voor enkele onderdelen wel een langere termijn vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen. Zeker als daar een offerte voor moet worden aangevraagd, zal daarmee de nodige tijd gemoeid zijn, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is. Om dat helder te hebben is het wenselijk deze termijn in de verordening op te nemen. Dit is gebeurd ten aanzien van de verschillende te bereiken resultaten.

Artikel 28 Advisering

Eerste lid

Een goede besluitvorming vereist zorgvuldig onderzoek. Deze bepaling maakt het mogelijk om belanghebbende de voor het onderzoek noodzakelijke vragen te stellen en hem, als dat naar mening van het college noodzakelijk is, door een deskundige te laten onderzoeken, teneinde de beperkingen vast te laten stellen. Deze deskundige is meestal een arts. Omdat de doelgroep van de wet zich mede uitstrekt tot personen met een psychische of psychosociale problematiek, kan de deskundige ook een niet-medische achtergrond hebben. Medewerking aan een onderzoek kan noodzakelijk zijn om de ernst van de beperkingen of de passendheid van een voorgestelde oplossingsrichting te onderzoeken. In principe mag van belanghebbende verwacht worden dat hij medewerking verleentIs hij hiertoe niet bereid, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een deugdelijk gemotiveerd besluit kan worden genomen. Is dit niet het geval dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.

Omdat van huisgenoten wordt verwacht dat zij taken overnemen in het kader van het protocol gebruikelijke zorg, strekt deze medewerkingplicht zich ook uit tot relevante huisgenoten. Onduidelijk kan zijn of huisgenoten daadwerkelijk in staat zijn om de gebruikelijke zorg te leveren. Het onderzoek naar de belastbaarheid van de huisgenoot wordt met deze bepaling mogelijk gemaakt.

Tweede lid

In deze bepaling wordt nader bepaald in welke situaties het college een nader onderzoek door een deskundige in laat stellen.

Artikel 29 Wijziging situatie

Om te voorkomen dat voorzieningen ongebruikt blijven, betalingen door blijven lopen als de noodzaak voor de voorziening is komen te vervallen, of als er wijzigingen zijn in de omstandigheden van de persoon met een voorziening waarvan redelijkerwijs aangenomen kan worden dat deze veranderingen van invloed is op het recht of de hoogte van de voorziening, is in de verordening opgenomen dat de persoon met een voorziening verplicht is relevante wijzigingen in zijn of haar situatie te melden.

Artikel 30 Intrekking

Het intrekken en wijzigen van een beschikking behoort tot de bevoegdheden van het college. In dit artikel worden de situaties genoemd die kunnen leiden tot intrekking of wijziging van een beschikking op grond van deze verordening. Of daadwerkelijk tot intrekking wordt overgegaan hangt af van de beoordeling in het individuele geval. Hierbij moet worden voldaan aan de vereisten van zorgvuldige voorbereiding en belangenafweging zoals neergelegd in de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Ad a

Een verplichting krachtens de wet is ondermeer de inlichtingenplicht als genoemd in artikel 29 van de verordening. Als belanghebbende deze inlichtingenplicht onvoldoende nakomt en hierdoor het recht op of de noodzaak van de gevraagde voorziening niet of niet langer kan worden vastgesteld, kan dit aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van het besluit.

Ad g

Deze bepaling maakt het mogelijk om een voorziening in te trekken als belanghebbende elders verblijft en de voorziening dus niet wordt ingezet waarvoor zij is bedoeld. Deze bedoeling is namelijk dat de resultaten worden bereikt als beschreven in hoofdstuk 5. Deze resultaten hebben betrekking op beperkingen die in de eigen woning in de gemeente Zaltbommel en de nabije woonomgeving worden ervaren. Als de voorziening niet hiervoor wordt gebruikt, vervalt de basis voor verstrekking.

Artikel 31 Terugvordering

Eerste en tweede lid

In tegenstelling tot andere sociale zekerheidswetten zoals de Wwb, WW en AOW, kent de Wmo geen eigen regels op het gebied van terugvordering. Ook bepaalt de Wmo niet, in tegenstelling tot de Wvg dat de verordening regels moet bevatten over terugvordering. Op grond van vaste jurisprudentie mag worden aangenomen dat de bevoegdheid van het college voorzieningen toe te kennen, impliceert dat het bestuursorgaan de bevoegdheid heeft voorzieningen terug te vorderen.

Diverse omstandigheden kunnen ertoe leiden dat ten onrechte een Wmo-voorziening is verstrekt. Betreft het een financiële tegemoetkoming of een (periodiek) persoonsgebonden budget, dan kan dit aanleiding zijn om over te gaan tot terugvordering. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer de belanghebbende in gebreke blijft zijn eigen bijdrage of eigen aandeel binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen. In artikel 10:4 is geregeld dat het toekenningbesluit dan kan worden ingetrokken, waarna het college het betaalde persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming kan terugvorderen.

Derde lid

Ook kan een voorziening die in natura is verstrekt worden teruggehaald als achteraf blijkt dat er verkeerde of onvolledige informatie is verstrekt, die er toe hebben geleid dat ten onrechte een voorziening is verstrekt.

Artikel 32 Hardheidsclausule

Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als ondanks die zeer persoonlijke afweging er toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid ter zake niet aangepast zou moeten worden.

Artikel 33 Indexering

Bepaalde bedragen zullen jaarlijks aangepast worden zonder dat het college hier iets voor hoeft te doen. Te denken valt daarbij aan de in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning genoemde inkomensgrenzen en percentages voor de eigen bijdragen en het eigen aandeel. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze bedragen jaarlijks aanpassen. Het college is op basis van dit artikel ook bevoegd de eigen bijdrageregeling aan te passen.

Om deze reden is het voor de hand liggend om alle bedragen in het gemeentelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning op te nemen, zodat de bedragen snel en gemakkelijk aan te passen zijn, als het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning daartoe aanleiding geeft.

Artikel 34 Evaluatie

Om ervoor te zorgen dat de door het bestuur beoogde effecten worden gerealiseerd, wordt de werking van deze verordening iedere twee jaar geëvalueerd.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 36 Intrekking oude regeling en overgangsregeling

Besluiten na 1 april 2012 op aanvragen die zijn ingediend voor deze datum, worden genomen met toepassing van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2011. Eveneens blijft de oude verordening van toepassing op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van voorzieningen die zijn verleend voor 1 april 2012.

In onderdeel c is geregeld dat voor belanghebbenden voor wie de nieuwe verordening een verslechtering inhoudt ten opzichte van de voorgaande, een overgangsregeling is ingebouwd. Gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van de nieuwe verordening wordt een hogere eigen bijdrage voor 50% gecompenseerd. Dit betekent dat er een gewenning aan de nieuwe situatie kan ontstaan. Op dezelfde wijze wordt een verlaging van een financiële tegemoetkoming voor een periode van drie maanden voor de helft gecompenseerd. Uiteraard is het van belang om personen die dit betreft vroegtijdig te informeren voorafgaand aan de inwerkingtreding van de huidige verordening (algemeen beginsel van behoorlijk bestuur: kenbaarheidvereiste).

Artikel 37 Citeertitel

Dit artikel regelt ten slotte hoe deze verordening geciteerd kan worden.