Regeling vervallen per 15-03-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007-2

Geldend van 01-07-2007 t/m 14-03-2011

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007-2

BESLUIT VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2007-2,

besluit :

vast te stellen het navolgende

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007-2

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

a. Wet

De Wet maatschappelijke ondersteuning.

b. Verordening

De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007-2.

c. AanvragerEen persoon met een beperking die bij het college een aanvraag indient voor het ontvangen van een voorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming op grond van de verordening of diens wettelijke vertegenwoordiger.

d. Inkomen

  • 1.

    Het verzamelinkomen of het belastbare loon van de aanvrager;

  • 2.

    het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de ouders of pleegouders van de persoon waarvoor een voorziening wordt aangevraagd indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.

  • 3.

    het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de aanvrager een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.

e. Eigen aandeel in de kosten:

Het ten eigen laste van de aanvrager blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend.

f. Eigen bijdrage:

Een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden.

g. Financiële tegemoetkoming:

Een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

h. Forfaitaire vergoeding:

Een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt,al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

i. Gemaximeerde vergoeding:

Een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

j. Normbedrag:

Een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding

k. Voorziening in natura:

Een voorziening die in eigendom, in bruikleen of huur wordt verstrekt.

l. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven.

m. De budgethouder:

Een persoon die een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangt.

n. College:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel.

Artikel 1.2 Beperkingen

Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 60,00 bedragen wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Artikel 1.3 Vaststellen inkomen

  • 1. Het inkomen bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt:

    • a.

      indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

    • b.

      in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar.

  • 2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1.816,00 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1.816,00 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 1.4 Gelijkstelling met echtgenoot

  • 1. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 1, lid 2 tot en met 7 van de wet, wordt voor de toepassing van de verordening gelijkgesteld met:

    • a.

      echtgenoot: de geregistreerde partner;

    • b.

      gehuwd: als partner geregistreerd.

  • 2. Als gehuwd wordt tevens aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • 3. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

Artikel 1.5 Wijziging in de burgerlijke staat en bereiken van belang zijnde leeftijd

Voor de toepassing van de artikelen 1.3 en 1.4 van dit besluit wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van een van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.

Paragraaf 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. De omvang van het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 6 van de wet wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1, onder c van de verordening, bedraagt deze, met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.3, 75 % van de kosten van de voorziening als die in natura zou worden verstrekt;

    • b.

      voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder c, artikel 5.1, eerste lid onder b, artikel 6.1 en 6.3, is deze gelijk aan de tegemoetkoming in de huurkosten die de aanvrager zou ontvangen als de voorziening in natura zou worden verstrekt.

  • 3. De budgethouder verstrekt uiterlijk drie maanden na afloop van ieder kalenderjaar en uiterlijk drie maanden na beëindiging van de ondersteuning:

    • a.

      van een voorziening als bedoeld in artikel 3.1, onder c een overzicht van de salarisadministratie van de persoon die de hulp bij het huishouden verricht;

    • b.

      van een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder c, een voorziening als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder b, een voorziening als bedoeld in artikel 6.1, of een voorziening als bedoeld in artikel 6.3, de factuur en een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening.

  • 4. In de beschikking kan worden bepaald dat op een andere wijze verantwoording dient te worden afgelegd over de besteding van het budget.

  • 5. Het college controleert steekproefsgewijs of een persoonsgebonden budget volgens de in de verordening opgenomen regels is besteed en in alle overige gevallen waarin het college dit nodig acht.

Artikel 2.2 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 van de verordening is een eigen bijdrage verschuldigd.

    • a.

      Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137,- per vier weken betaald moet worden 4/52 deel van 15 % bedraagt.

    • b.

      Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162 per vier weken betaald moet worden 4/52 deel van 15 % bedraagt.

    • c.

      Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,- per vier weken betaald moet worden 4/52 deel van 15 % bedraagt.

    • d.

      Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837 per vier weken betaald moet worden 4/52 deel van 15 % bedraagt.

    Voor de hiervoor genoemde eigen bijdrage, inkomensbedragen en marginaal tarief (percentage op basis waarvan de eigen bijdrage voor de hogere inkomens wordt berekend) geldt, dat de jaarlijkse wijzigingen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hierin gevolgd worden.

Artikel 2.3 Vaststellen van de (compensatie) huurkosten

  • 1. De huurkosten per vier weken van een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder c, artikel 5.1, eerste lid onder b, artikel 6.1 en 6.3 wordt bepaald door de aanschafprijs van de voorziening, voor zover van toepassing vermeerderd met de verwachte kosten voor onderhoud en verzekering gedurende de verwachte levensduur van de voorziening, vermeerderd met € 100,00 te delen door een vierde van de verwachte levensduur van de voorziening in weken.

  • 2. De tegemoetkoming in de huurkosten zoals bedoelt in artikel 5.1 lid 2 onder c., artikel 5.6 onder e, artikel 5.7 onder 3, artikel 5.8, artikel 6.2 en artikel 6.3 bedraagt in alle gevallen de totale huurkosten.

Paragraaf 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Gebruikelijke zorg.

Om te bepalen of tot de leefeenheid waar een persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn tot het verrichten van gebruikelijke zorg zoals bedoeld in artikel 3.3 van de verordening, wordt gebruik gemaakt van het protocol gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna te noemen: CIZ) van april 2005.

Artikel 3.2 Omvang van de hulp in het huishouden

Bandbreedte bij vaststelling van de omvang van de hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Het college stelt bij beschikking het aantal uren vast van de hulp bij het huishouden. Hiervan kan zonder dat daarvoor een nieuwe beschikking wordt afgegeven twee uur naar boven en naar beneden worden afgeweken.

  • 2.

    Van het aantal toegekende uren hulp bij het huishouden kan binnen de in de beschikking genoemde bandbreedte worden afgeweken, indien:

    • a.

      wijzigingen in de situatie van de aanvrager hiertoe aanleiding geven;

    • b.

      uit een medische verklaring blijkt dat de aard van de beperking een fluctuerende behoefte aan ondersteuning met zich meebrengt.

  • 3.

    Op grond van een advies van het CIZ kan de in het eerste lid genoemde bandbreedte anders worden vastgesteld.

  • 4.

    Afwijking van het genoemde aantal uren hulp bij het huishouden binnen de in de beschikking genoemde bandbreedte kan alleen plaatsvinden met instemming van het college.

Artikel 3.3 Omvang van het persoonsgebonden budget (hierna: pgb)

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt verstrekt is afgeleid van de prijzen voor zorg in natura en bedraagt:

  • a.

    indien enkel eenvoudige hulp bij huishoudelijke werkzaamheden nodig is, zoals licht en zwaar huishoudelijk werk, boodschappen doen, maaltijd verzorging, verzorging kleding en linnengoed, € 12,20. Alleen voor dit pgb-uurtarief wordt afgeweken van het 75% percentage en geldt dat het jaarlijks standaard uurtarief voor zorg zonder verblijf gevolgd wordt, vastgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS);

  • b.

    indien naast de onder a. genoemde werkzaamheden hulp nodig is bij de organisatie van het huishouden, zoals helpen bij maaltijdbereiding, opvoedingactiviteiten, administratieve werkzaamheden en dagelijkse organisatie van het huishouden, € 15,75;

  • c.

    indien naast de onder b. genoemde werkzaamheden hulp nodig is in verband met een ontregelde huishouding, zoals begeleiding en advisering, instructie en voorlichting, omgaan met geld en (psychosociale) begeleiding, € 18,00

Paragraaf 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard

  • 1. Met in achtneming van artikel 4.3, lid 2 van de verordening wordt in afwijking van artikel 4.3, lid 1 onder c in geval van woningsanering bij Cara een financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 2. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in geval van woningsanering bij Cara bedraagt het bedrag van de noodzakelijk gemaakte kosten, met als maximum een bedrag van € 2.000,00.

  • 3. Bij het vergoeden van stoffering kunnen de volgende normbedragen worden aangehouden:

    • a.

      zeil of linoleum € 60,00 per meter (uitgaande van een rol van 4 meter breed; inclusief legkosten);

    • b.

      gordijnen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 4. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.3, lid 3 van de verordening bedraagt 100% van de huurkosten.

Artikel 4.2 Primaat van verhuizing

De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 onder a van de verordening, bedraagt maximaal € 5.215,50.

Artikel 4.3 Bezoekbaar maken van een woning

De éénmalige maximale vergoeding als bedoeld in artikel 4.8 lid 2 tot en met 4 van de verordening betreffende het bezoekbaar maken van een woning bedraagt € 2.366,70.

Artikel 4.5 Het verwerven van grond

De financiële tegemoetkoming die het college verstrekt voor de kosten van het verwerven van grond als bedoeld in artikel 4.11 van de verordening bedraagt de werkelijke kosten, waarbij het maximum aantal vierkante meters geldt per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage 1.

Artikel 4.6 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. Indien een eigenaar/bewoner zijn woning verkoopt binnen 10 jaar na gereedmelding van een woningaanpassing waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder b van de verordening die meer bedraagt dan € 15.000,00, is de eigenaar/bewoner verplicht tot terugbetaling van de aanpassingskosten indien de aanpassing heeft geleid tot waardevermeerdering van de woning.

  • 2. Het college geeft opdracht tot het verrichten van een waardebepaling van de woning direct voorafgaand aan de verstrekking van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid en direct na gereedmelding van de aanpassing. Het positieve verschil in waarde tussen beide waardebepalingen wordt beschouwd als waardestijging als gevolg van de aanpassing van de woning.

  • 3. Het bedrag van de waardestijging tot een maximum van het als financiële tegemoetkoming verstrekte bedrag, dient als volgt te worden terugbetaald:

    • a.

      bij verkoop woning in het eerste en tweede jaar na gereedmelding: 100% van de waardestijging woning;

    • b.

      bij verkoop van de woning in het derde en vierde jaar na gereedmelding: 80% van de waardestijging;

    • c.

      bij verkoop van de woning in het vijfde en zesde jaar na gereedmelding: 60 % van de waardestijging;

    • d.

      bij verkoop van de woning in het zevende en achtste jaar na gereedmelding: 40% van de waardestijging;

    • e.

      bij verkoop van de woning in het negende en tiende jaar na gereedmelding: 20% van de waardestijging.

Artikel 4.7 Beperking aanpassing woonboten of woonwagens

De maximale vergoeding als bedoeld in artikelen 4.16 en 4.17 van de verordening betreffende de aanpassing van woonschepen en woonwagens indien voldaan wordt aan gestelde voorwaarden is € 1.012,50.

Artikel 4.8 Onderhoud, keuring en reparatie

De financiële tegemoetkoming die het college verstrekt voor de kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.18 van de verordening bedraagt de werkelijke kosten tot een maximum bedrag genoemd in bijlage 2.

Artikel 4.9 Tijdelijke huisvesting

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.19 van de verordening bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 521,60 per maand, met inachtneming van het bepaalde in het hierboven genoemde artikel 4.19 van de verordening, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 2. In geval van een niet-zelfstandige woonruimte bedraagt de financiële tegemoetkoming de werkelijke kosten met een maximum van € 260,80 per maand.

  • 3. Het college brengt geen eigen betaling in de kosten in rekening voor tijdelijke huisvesting.

Artikel 4.10 De kosten van huurderving

  • 1. Indien een woning voor meer dan € 10.000,00 is aangepast kan de eigenaar van de woning voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen als bedoeld in artikel 4.20 van de verordening.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag (de huurgrens) en is maximaal 6 maanden waarvan de eerste maand niet subsidiabel is.

  • 3. Het college brengt geen eigen betaling in de kosten in rekening voor huurderving

Artikel 4.11 De kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen

De door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen zoals bedoeld in artikel 4.21 van de Verordening is een vergoeding van de totale verwijderingskosten.

Paragraaf 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Collectief aanvullend vervoer (regiotaxi Rivierenland)

Een persoon met een beperking kan gebruik maken van het collectief aanvullende vervoer zoals bedoeld in artikel 5.1. lid 1 onder a van de verordening (regiotaxi Rivierenland) tegen een tarief dat overeenkomt met het tarief voor openbaar vervoer.

Artikel 5.2 Financiële tegemoetkomingen voor vervoer

De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 sub d onder 2 t/m 4 van de Verordening is ten hoogste van de hierna onder a tot en met f genoemde maxima:

  • a.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een maximum bedrag van € 1.054,00 per jaar op declaratiebasis.

  • b.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi geldt dat maximaal de kosten voor het afleggen van 2000 kilometers per jaar kunnen worden gedeclareerd. Indien de aanvrager gebruik maakt van een andere vervoersvoorziening die verstrekt is in het kader van de Verordening, worden de kilometers die met deze voorziening worden afgelegd in mindering gebracht.

  • c.

    In plaats van de vergoeding op declaratiebasis onder 5.2 lid a en b kan ook geheel vrijwillig gekozen worden voor een maximale forfaitaire vergoeding (geen declaratieverplichting) van € 680,00 per jaar. Uitbetaling vindt vier keer per jaar plaats, halverwege ieder kwartaal.

  • d.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een huurauto dan wel een gesloten buitenwagen geldt een maximale forfaitaire vergoeding van € 680,00 per jaar. Uitbetaling vindt vier keer per jaar plaats, halverwege ieder kwartaal.

  • e.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoel(bus)taxi geldt dat maximaal de kosten voor het afleggen van 2000 kilometers per jaar kunnen worden gedeclareerd. Indien de aanvrager gebruik maakt van een andere vervoersvoorziening die verstrekt is in het kader van de Verordening, worden de kilometers die met deze voorziening worden afgelegd in mindering gebracht.

  • f.

    In plaats van de vergoeding op declaratiebasis onder 5.2 lid e kan de aanvrager kiezen voor een forfaitaire vergoeding van € 1.000,00 per jaar. Uitbetaling vindt vier keer per jaar plaats, halverwege ieder kwartaal.

  • g.

    Voor medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer bij deelname aan het collectief systeem van aanvullend vervoer wordt een gratis begeleiderspas verstrekt.

Artikel 5.3 Taxikostenvergoeding

Het inkomen als bedoeld in artikel 5.2, vijfde lid van de Verordening bedraagt

  • a.

    voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 16.137,00;

  • b.

    voor ongehuwde personen ouder dan 65 jaar € 14.162,00;

  • c.

    voor gehuwde personen jonger dan 65 jaar € 20.810,00;

  • d.

    voor gehuwde personen ouder dan 65 jaar € 19.837,00.

Artikel 5.4 Gedeeltelijke vergoeding verstrekking “ander verplaatsingsmiddel” in eigendom.

Indien het college een financiële tegemoetkoming verstrekt voor een vervoersvoorziening in de vorm van een “ander verplaatsingsmiddel” op grond van artikel 5.1 lid 1 sub d onder 5 en artikel 5.5 van de verordening wordt bij bijzondere uitvoeringen van een algemeen gebruikelijk verplaatsingsmiddel, zoals een fiets, slechts een gedeelte vergoed wanneer deze in eigendom wordt aangeschaft. Er wordt een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf toegekend onder aftrek van de aanschafkosten van de algemeen gebruikelijk versie van het verplaatsingmiddel. Het college hanteert de volgende kostprijs van een algemeen gebruikelijk vervoermiddel;

  • ·

    Een fiets voor volwassenen € 400,00

  • ·

    Een fiets voor jongeren (12 tot 18) € 200,00

  • ·

    Kinderfiets tot 12 jaar € 125,00

  • ·

    Een buggy € 125,00

  • ·

    Een autostoeltje € 75,00

  • ·

    Een ander vervoermiddel Een op te vragen bedrag van gemiddelde aanschafkosten

Artikel 5.5 De auto

De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 5.8 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt

  • a.

    voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 16.137,00;

  • b.

    voor ongehuwde personen ouder dan 65 jaar € 14.162,00;

  • c.

    voor gehuwde personen jonger dan 65 jaar € 20.810,00;

  • d.

    voor gehuwde personen ouder dan 65 jaar € 19.837,00.

Paragraaf 6. Rolstoelen

Artikel 6 Sportrolstoel

De door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 6.3 van de Verordening is een vergoeding van de totale huurkosten zoals omschreven in artikel 2.3 van dit besluit.

Paragraaf 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 7.1 Indienen van de aanvraag.

Een aanvraag voor een voorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming die op grond van de verordening wordt verstrekt, dient te worden ingediend in het gemeentekantoor aan de Hogeweg 11 in Zaltbommel of op een andere door het college aangewezen locatie.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

Artikel 8. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007-2.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2007. Op dat tijdstip vervalt het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 20 november 2007
Burgemeester en wethouders van Zaltbommel,
de secretaris, de burgemeester,
drs. L.H. Derksen. A. van den Bosch.
Dit Gemeenteblad is uitgegeven op 22 november 2007

Bijlage 1

Woonvoorzieningen en maximaal aantal m2-ers.

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 4.11 (Wmo-verordening en) artikel 4.5 (Wmo-besluit) Het is mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van aantoonbare medische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd. Dit overzicht geldt ook voor die situaties waarvoor geen extra grond hoeft te worden aangekocht.

  • 1a.

    Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning, tenzij er een medische noodzaak is voor meer m2.

    soort vertrek

    aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

    aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

    woonkamer

    30

    6

    keuken

    10

    4

    eenpersoons slaapkamer

    10

    4

    tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    toiletruimte

    2

    1

    badkamer:

    -wastafelruimte

    -doucheruimte

    2

    3

    1

    2

    entree/gang/hal

    5

    2

    berging

    6

    4

  • 1b.

    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

Bijlage 2

  • 1.

    Onderhoud en keuring van liften

    Prijsafspraken voor aankoopkosten en kosten voor jaarlijks onderhoud en keuring van trapliften, worden bij Europese aanbesteding bepaald.

  • 2.

    Andere elektrische voorzieningen waarvan de onderhoud- en reparatiekosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen

    • .

      De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • .

      Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.