Onderzoeksverordening 213a/2007

Geldend van 01-01-2008 t/m heden

Intitulé

Onderzoeksverordening 213a / 2007.

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van Zandvoort;

  • c.

    rekenkamer: de rekenkamer Zandvoort

  • d.

    doelmatigheid: De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt;

  • e.

    doeltreffendheid: De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

1.2 NORMSTELLING

Artikel 2 Algemene onderzoeksopzet

Het college doet continu onderzoek naar de doelmatigheid van onderdelen van de organisatie-eenheden van de gemeente en de uitvoering van taken door de gemeente of de doeltreffendheid van delen van programma’s en paragrafen.

Artikel 3 Jaarlijks onderzoek

  • 1. Het college geeft in de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting aan op welke wijze zij in het komende jaar de onderzoeksverplichting gaat invullen.

  • 2. In de begroting wordt zonodig aangegeven welke budgetten zijn opgenomen voor het doen van onderzoek.

Artikel 4 Rapportage en gevolgtrekkingen

  • 1. De uitkomsten van onderzoek worden vastgelegd in rapportages. Een rapportage bevat tenminste een analyse van de onderzoeksresultaten en indien nodig aanbevelingen voor verbeteringen.

  • 2. Op basis van de resultaten van onderzoek stelt het college indien nodig een plan van verbetering op. Rapportages en plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Het college neemt op basis van een plan van verbetering organisatorische maatregelen.

  • 3. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de jaarstukken op hoofdlijnen over de resultaten van onderzoek van het afgelopen jaar en, indien aan de orde, over de uitputting van de bijbehorende budgetten; zij rapporteert de raad over de voortgang op de gebruikelijke wijze.

1.3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Zandvoort” vastgesteld bij raadsbesluit van 28 oktober 2003 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008;

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Onderzoeksverordening 213a / 2007”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2007.

De griffier
De voorzitter

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

Artikel 213a Gemeentewet (zie box) verplicht tot periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur. Anders dan het onderzoek door de rekenkamer gaat het hierbij om een zelfonderzoek. Toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid is van belang voor de algemene oordeelsvorming over het gevoerde beleid. Met de instelling van onderzoeken wordt beoogd de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten, en daardoor doelmatiger en doeltreffender te werken en de publieke verantwoording daarover te versterken. Alle zaken die voor een doelmatig en doeltreffend bestuur van belang zijn kunnen daarbij aan de orde komen.

Artikel 213 a Gemeentewet 1. Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.2. Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.3. Het college stelt de rekenkamer of, indien geen rekenkamer is ingesteld, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt (hem) haar, onderscheidenlijk hen, een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

Periodiek onderzoek

Het college moet periodiek toetsen of bij de uitvoering van het gemeentelijk beleid - bijvoorbeeld op het gebied van milieu, leefbaarheid, openbaar vervoer en huisvesting - wordt voldaan aan de eisen van doelmatig en doeltreffend bestuur. Ook dient het college periodiek te onderzoeken of de inrichting van de gemeentelijke organisatie (in brede zin, de personeelsformatie, de informatievoorziening, de administratieve organisatie) en het gemeentelijk middelenbeheer aan de gestelde eisen voldoet.

Het interne functioneren van derden die betrokken zijn bij de uitvoering van het gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke regeling of een privaatrechtelijke rechtspersoon waarin de gemeente deelneemt, of een gesubsidieerde instelling of opdrachtnemer die taken uitoefent) valt niet onder de reikwijdte van artikel 213a Gemeentewet; wèl kan vanuit het oogpunt van de gemeente in het kader van artikel 213a de vraag aan de orde zijn of de gekozen wijze van taakuitoefening doeltreffend en doelmatig is.

Het is in de Gemeentewet de verantwoordelijkheid van de raad om regels te stellen die waarborgen dat deze onderzoeksverplichting op een zinvolle wijze wordt ingevuld.

Relatie met de lokale rekenkamer

Het verkrijgen van inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid vereist voortdurend informatie en aandacht. Om onderzoek naar een doelmatig en doeltreffend beheer mogelijk te maken, dient het college een aantal (organisatorische) maatregelen te treffen.

De controle op en de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het beheer geschieden dus primair door de raad en het college zelf. Daarnaast doet de lokale rekenkamer onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het beheer. De rekenkamer kan op grond van het gestelde in artikel 213a Gemeentewet gebruik maken van de resultaten van de onderzoeken van het college. Ook kan de rekenkamer zonodig een tweede oordeel geven, als ze van mening is dat over een bepaald onderwerp een onafhankelijk oordeel moet worden gegeven.

Onderwerp van onderzoek

Systematisch wordt onderzocht of de gemeente bereikt wat zij wilde bereiken (doeltreffendheid) en of dit tegen zo laag mogelijke kosten is gebeurd (doelmatigheid).

Zoals uit het wetsartikel blijkt, moet speciale aandacht worden besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid.

Onderwerp van onderzoek is het door het college gevoerde bestuur. De kaders en doelen die de raad gesteld heeft kunnen niet los gezien worden van het bestuur dat het college voert. Deze kaders hebben immers invloed op de mate waarin een doelmatig en doeltreffend bestuur mogelijk is. Het door de raad geformuleerde beleid zal dus, als dat relevant is, kunnen worden betrokken in het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid.

Onderzoek als bedoeld in artikel 213a Gemeentewet kan verschillend zijn wat betreft onderwerp en vorm. Te denken valt aan het meten van de effecten van begrotingsprogramma’s, aan de hand van tevoren bepaalde indicatoren. Dat kunnen meetbare en telbare prestaties zijn. Ook kan worden gedacht aan meningspeilingen in enigerlei vorm en andere ‘zachtere’ meetmethoden. Naast de vraag óf de doelstellingen zijn gehaald kan worden onderzocht of dat gebeurd is met een zo efficiënt mogelijk gebruik van middelen. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van benchmarking.

Een andere activiteit die in het kader van dit artikel zou moeten plaatsvinden, is het doorlichten van de beheersprocessen, zoals de doelmatigheid van de interne controle.

Regels voor onderzoek

Het college is verplicht onderzoeken te verrichten en hiervan verslag uit te brengen. De rol van de raad bij dit onderzoek is een kaderstellende. De verordening die de raad vaststelt, conform artikel 213a Gemeentewet, bevat deze kaders. De raad bepaalt de regels in deze verordening, waaraan het college op hoofdlijnen moet voldoen. De raad stelt ook vast hoe hij bij onderzoek betrokken wordt en daarover geïnformeerd wordt. De verordening is op deze uitgangspunten gebaseerd.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Algemene onderzoeksopzet

In artikel 2 wordt het college opgedragen onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

.

Uitgangspunt is dat er in de programbegroting per programmaonderdeel steeds meer concrete prestaties worden vastgelegd zodat bij de verantwoording door het college bij de jaarrekening er feitelijk een toetsing kan plaatsvinden van de doeltreffendheid van het gevoerde beleid.

T.a.v. de toetsing van de doelmatigheid van de organisatie-eenheden dienen er in de bedrijfsvoeringparagraaf de nodige parameters, kengetallen en vergelijkingsgetallen (benchmarking) te worden vastgelegd zodat objectieve toetsing mogelijk is.

Periodiek onderzoek houdt dus in dat binnen continu onderzoek jaarlijkse accenten worden geplaatst. De vaste begrotings- en verantwoordingscyclus wordt benut voor de vermelding van voornemens, voor het doen van voortgangsrapportage en voor het afleggen van verantwoording.

Onderzoek naar de doelmatigheid betreft de uitvoering van het beleid en het beheer van middelen. De uitvoering wordt gedaan door ten eerste de gemeentelijke organisatie, zodat dit type onderzoek zich ten eerste richt op de organisatie-eenheden van de gemeente. Een tweede ingang voor doelmatigheidsonderzoek is de procesgang. Hiervoor kan men kijken naar de gemeentelijke taken. Het voordeel hiervan is dat ook de doelmatigheid van de uitvoering van gemeentelijk beleid en het beheer van middelen door derden wordt onderzocht.

Onderzoek naar de doeltreffendheid vindt plaats op basis van het in de programma’s of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma’s omvatten of delen daarvan. Ook kan het paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.

Artikel 3 Jaarlijks onderzoek

De beslissing wat te onderzoeken, is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen.

In de verordening wordt aangegeven dat de onderzoeksaccenten in een komend jaar in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting moet worden opgenomen.

Als er budget nodig is, wordt dit in de begroting vermeld en toegelicht.

Artikel 4 Rapportage en gevolgtrekking

De bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting dient inzicht te geven in de stand van zaken en de beleidsvoornemens omtrent de bedrijfsvoering, alsmede omtrent het doen van onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Het ligt voor de hand om in deze paragaaf van het jaarverslag te rapporteren over het gedane onderzoek.

Daarnaast wordt er op de gebruikelijke wijze over de voortgang gerapporteerd, waarbij dan het instrument van de driemaandelijkse bestuursrapportage kan worden benut.

Met het zelfonderzoek beoogt de gemeente de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. Over de bevindingen van onderzoek wordt, zoals voorgeschreven in artikel 213a, tweede lid, van de Gemeentewet, schriftelijk verslag gedaan aan de raad. Rapportages dienen volgens artikel 197 tweede lid (zie box) van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard onderzoek dat het lopende het verslagjaar is afgerond.

Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de rapporten ontvangt zodra ze zijn vastgesteld.

Artikel 197 Gemeentewet

  • 1.

    Het college legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het college voegt daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering, daarom is in deze verordening opgenomen dat evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel zijn van de rapportage, en dat zo nodig door middel van een plan van verbetering het vervolgtraject moet worden ingezet. De bedrijfsvoering is een zaak van het college. Het is dan ook het college dat maatregelen moet nemen tot verbetering. Het college moet een plan van verbetering opstellen en uitvoeren. Het plan van verbetering wordt uiteraard ook ter kennisgeving aan de raad gestuurd.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven waarmee in gemeentelijke stukken naar deze verordening kan worden verwezen.