Regeling vervallen per 06-12-2013

Drank- en Horecaverordening Zandvoort

Geldend van 08-04-2011 t/m 05-12-2013

Intitulé

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 01 maart 2011, nr. 2011/02/001421;

gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 15 maart 2011;

overwegende dat de raad de bevoegdheid heeft om aanvullend op de Drank- en Horecawet regels te stellen omtrent alcoholverstrekking;

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 23 van de Drank- en Horecawet;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting vast te stellen:

DRANK- EN HORECAVERORDENING.

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: Drank- en Horecawet;

  • b.

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid van de wet;

  • c.

    horecabedrijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid van de wet;

  • d.

    vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • e.

    leidinggevende:

    • 1.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

    • 2.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend in één of meer inrichtingen;

    • 3.

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting;

  • f.

    alcoholvrije drank: drank die geen alcohol bevat alsmede drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor hoogstens een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

  • g.

    sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumenprocenten uit alcohol bestaat met uitzondering van wijn;

  • h.

    zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank;

  • i.

    discotheek/dancing: een inrichting die tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

  • j.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

1.2 BEPERKING VERSTREKKING ALCOHOLHOUDENDE DRANK

Artikel 2 Beperking verstrekking sterke drank

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken in een inrichting:

  • a.

    welke deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt om onderwijs te geven;

  • b.

    welke deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer jeugd- of jongerenorganisaties of –instellingen.

    Hieronder wordt in ieder geval een jongerencentrum verstaan;

  • c.

    welke deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als gemeentelijk wijkgebouw of buurthuis;

  • d.

    welke deel uitmaakt van een gebouw, dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meerdere sportorganisaties of –instellingen;

  • e.

    waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten, worden verkocht.

Artikel 3 Verlening ontheffing beperking verstrekking sterke drank

De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in artikel 2 gestelde verbod. Een ontheffing wordt in ieder geval niet verleend in de volgende omstandigheden:

  • a.

    de onderneming beschikt niet over een rechtsgeldige vergunning;

  • b.

    de ontheffing is strijdig met het vigerende bestemmingsplan;

  • c.

    het betreft een paracommerciële inrichting als bedoeld in de wet, met uitzonderingen van bijeenkomsten die direct verband houden met de activiteiten van de rechtspersoon;

  • d.

    er bestaat vrees voor verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • e.

    het woon- en leefklimaat wordt nadelig beïnvloed.

Artikel 4 Beslistermijn ontheffing

  • 1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken op een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 3. De termijn kan met twaalf weken worden verdaagd.

  • 2. De burgemeester kan in het belang van het reguleren van het gebruik van alcoholhoudende drank en in het belang van de openbare orde aan een ontheffing voorschriften verbinden.

  • 3. De ontheffing vervalt, indien het horecabedrijf waarvoor de ontheffing geldt, sluit of overgaat in andere handen.

Artikel 5 Intrekkingsgronden ontheffing

  • 1. De burgemeester trekt de ontheffing als bedoeld in artikel 3 in indien zich omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 3 onder a tot en met c.

  • 2. De burgemeester kan de ontheffing als bedoeld in artikel 3 intrekken indien:

    • a.

      omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 3 onder d en e;

    • b.

      niet wordt voldaan aan de in artikel 4 lid 2 genoemde voorschriften.

Artikel 6 Overlijden ontheffinghouder

Bij overlijden van een ontheffinghouder kan een bedrijf met een ontheffing als bedoeld in artikel 3 door of namens één van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot een maand na het overlijden, of, als binnen die termijn een nieuwe ontheffing is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op de aanvraag onherroepelijk is beslist.

1.3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Overgangsrecht

  • 1. Ontheffingen en verloven die zijn verleend onder de werking van de Drank- en Horecaverordening 2006 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als ontheffingen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing of verlof op grond van de Drank- en Horecaverordening 2006 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een verlof alcoholvrije drank op grond van de Drank- en Horecaverordening 2006 is ingediend waarop nog niet is beslist, zal deze worden aangehouden.

  • 4. Op bezwaarschriften gericht tegen een besluit krachtens de Drank- en horecaverordening 2006 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 8 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak;

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer het bepaalde in de Wet op de economische delicten van toepassing is.

Artikel 9 Toezicht

  • 1. Met het toezicht op het bepaalde bij of krachtens dezer verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen;

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer artikel 41 van de Drank- en Horecawet van toepassing is.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Drank- en Horecaverordening Zandvoort 2006 ” vastgesteld bij raadsbesluit van 31 januari 2006 inclusief toelichting wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 8 april 2011.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Drank- en Horecaverordening Zandvoort”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 maart 2011.

De griffier
De voorzitter

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

De Drank- en Horecawet regelt via een vergunningsysteem de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik al dan niet ter plaatse. Deze wet bepaalt wanneer aan een ondernemer een vergunning moet worden verleend dan wel geweigerd. De bevoegdheid voor de vergunningverlening is neergelegd bij het college. Hoewel deze wet veelal dwingende bepalingen bevat, is door de landelijke wetgever in beperkte mate beleidsruimte aan gemeenten gelaten om via een verordening zelf een aantal aanvullende zaken te regelen. Daarnaast heeft de gemeente een autonome bevoegdheid om een aantal zaken te regelen.

Zandvoort heeft van oudsher veel restaurants, cafés en hotels. Een groot deel van deze horecabedrijven valt onder het regime van de Drank- en Horecawet. Al voor de brand in Volendam leidden maatschappelijke ontwikkelingen tot aandacht voor de horeca.

In de Drank- en Horecaverordening 2006 is het verlof alcoholvrije drank

opgenomen. In de praktijk wordt dit verlof aangevraagd door bedrijven die op grondvan de Algemene plaatselijke verordening dienen te beschikken over eenexploitatievergunning. Gebleken is dat het verlof niet ingezet kan worden alsinstrument om het alcoholgebruik te reguleren en daarom niet past binnen het doel van de Drank- en Horecaverordening. Bovendien biedt de Algemene plaatselijke verordening dezelfde handvatten om de ondernemer aan een toets te onderwerpen. De gemeente streeft waar mogelijk naar lastenverlichting voor burgers en bedrijven. In dit kader past afschaffing van het verlof alcoholvrije drank. Het verlof alcoholvrije

drank is daarom niet meer opgenomen in deze Drank- en Horecaverordening. Het verlof alcoholvrije drank vloeit op grond van de Gemeentewet voort uit de autonome verordende bevoegdheid van de raad. De artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 die voortvloeien uit artikel 23 van de Drank- en Horecawet, zijn uit de Drank- en Horecaverordening 2006 in deze verordening ongewijzigd overgenomen. Voor deze werkwijze is gekozen omdat het kabinet een wetswijziging van de Drank- en Horecawet in voorbereiding heeft. Deze wetswijziging kan tot aanpassing van deze

artikelen leiden. De artikelen zullen na de wetswijziging hieraan worden getoetst. Omdat de wijziging van de Drank- en Horecaverordening geen betrekking heeft op bepalingen uit de huidige Drank- en Horecawet en de artikelen 1 tot en met 6 ongewijzigd zijn gebleven, is deze verordening niet aan de Drankinspectie van de Voedsel en Waren Autoriteit voorgelegd.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de definities opgenomen van een aantal begrippen die in de Drank- en Horecaverordening 2006 worden gebruikt. Voor de meeste begrippen zijn de definities uit de Drank- en Horecawet gebruikt.

Artikel 2 Beperking verstrekking sterke drank

Krachtens artikel 23 van de Drank- en Horecawet kan bij gemeentelijke verordening het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank worden verboden. Gelet op de belangen die worden gediend met een matig alcoholgebruik is het zonder meer onwenselijk dat sterke drank wordt verstrekt in inrichtingen die primair voor andere doeleinden dan alcoholgebruik worden bezocht. Vandaar dat in dit artikel een verbod is opgenomen om sterke drank te verstrekken in gebouwen die in gebruik zijn als onderwijs-, jongeren-, sportinstelling of als buurthuis en in inrichtingen waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten worden verkocht.

Het begrip inrichting is beperkt tot de lokaliteiten waarin het slijters- of horecabedrijf worden uitgeoefend, met de daartoe behorende terrassen. Bedoelde lokaliteiten kunnen onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimten.

Artikel 3 Verlening ontheffing beperking verstrekking sterke drank

De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod op het schenken van sterke drank in het type inrichtingen dat in artikel 2 wordt omschreven. Een dergelijke ontheffing kan incidenteel of een structureel karakter hebben. Per aanvraag dient een afweging te worden gemaakt met betrekking tot de risico’s die het schenken van sterke drank met zich meebrengt. Het verlenen van de ontheffing heeft tot gevolg dat de ondernemer feitelijk weer beschikt over een volledige Dranken

Horecavergunning. In het artikel wordt een aantal omstandigheden opgesomd, waarin in principe geen ontheffing wordt verleend. Deze opsomming is niet limitatief. Dit houdt in dat in concrete gevallen andere dan genoemde omstandigheden kunnen voordoen, die zich verzetten tegen het verlenen van een ontheffing. Bij de volgende omstandigheden volgt te allen tijde een weigering:

Voor de onderneming is geen Drank- en Horecavergunning verleend

Om voor het schenken van sterke drank in aanmerking te komen, dient in ieder geval een rechtsgeldige Drank- en Horecavergunning te zijn verleend, omdat de Drank- en Horecawet het schenken van alcoholhoudende drank verbiedt in niet-horecabedrijven.

Er is strijd met het vigerende bestemmingsplan

Naast een Drank- en Horecavergunning dient de ondernemer te beschikken over een exploitatievergunning. De exploitatievergunning voor een horecabedrijf wordt geweigerd, wanneer de exploitatie van een horecabedrijf strijdig is met het bestemmingsplan. Het verlenen van de ontheffing is dan strijdig met het weigeren van een exploitatievergunning.

Het betreft een paracommerciële instelling zoals bedoeld in de Drank- en Horecawet

Artikel 4 van de Drank- en Horecawet richt zich op voorkoming van mededinging in het economisch verkeer ofwel paracommercialisme. Dit artikel bepaalt dat aan een Drank- en Horecavergunning, niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, door het college voorschriften worden opgelegd die nodig zijn om mededinging in het economisch verkeer door de verstrekking van

alcoholhoudende drank te voorkomen. Bij paracommercialisme dient gedacht te worden aan sportverenigingen, culturele verenigingen e.d. Aan deze inrichtingen wordt geen ontheffing voor de verstrekking van sterke drank verleend, tenzij het gaat om bijeenkomsten die direct verband houden met activiteiten van de rechtspersoon.

Hierbij kan gedacht worden aan het afscheid van de voorzitter, een jubileum e.d. Let wel: commerciële ondernemingen, die gevestigd zijn in een buurthuis, sporthal e.d. vallen niet onder artikel 4 van de Drank- en horecawet. Voor deze ondernemers dient een afweging te worden gemaakt voor het wel of niet verlenen van een ontheffing.

Er bestaat vrees voor verstoring van de openbare orde en veiligheid

Openbare orde en veiligheid behoren tot de beleidsterreinen van een gemeente. De burgemeester dient er zorg voor te dragen dat binnen een gemeente de openbare orde en veiligheid gehandhaafd blijft. Indien er aanwijzingen bestaan dat het verlenen van de ontheffing kan leiden tot verstoring van de openbare orde en veiligheid, dan wordt geen ontheffing verleend. Er bestaat vrees voor verstoring van de openbare orde en veiligheid.

Als het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed

De burgers zijn een belangrijke factor in Zandvoort. Het verlenen van een ontheffing voor de verstrekking van sterke drank kan ertoe leiden dat het woon- en leefklimaat nadelig beïnvloed wordt. Dit kan als er bijvoorbeeld signalen zijn dat groeperingen die uit zijn op rellen de instelling zullen bezoeken. Indien er aanwijzingen zijn dat dit het geval is, wordt de ontheffing geweigerd.

Artikel 4 Beslistermijn ontheffing

Als een aanvraag voor een ontheffing wordt gedaan, wordt binnen twaalf weken op de aanvraag beslist. De termijn kan voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd. Deze termijnen zijn termijnen van orde en geen fatale termijnen. Het verlopen van de termijn heeft niet tot gevolg dat van rechtswege de ontheffing is verleend. Ook na het verloop van de termijn kan de ontheffing nog geweigerd worden. Omdat het een ontheffing van het verbod op het verstrekken van sterk drank betreft, kan de burgemeester in het kader van het reguleren van alcoholgebruik voorschriften aan een ontheffing verbinden. Daarnaast heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid voorschriften in de ontheffing op te nemen. Een ontheffing is (net als een exploitatievergunning en een Drank- en Horecavergunning) persoonsgebonden en vervalt als het horecabedrijf wordt gesloten of overgaat in andere handen. Een nieuwe eigenaar kan opnieuw een ontheffing aanvragen, waarna een nieuwe beoordeling zal plaatsvinden.

Artikel 5 Intrekkingsgronden ontheffing

De burgemeester trekt de ontheffing in als er strijd bestaat met het

bestemmingsplan of als het blijkt te gaan om een paracommerciële

instelling/doelstelling. Verder kan de burgemeester de ontheffing intrekken als (vrees voor) verstoring van de openbare orde en veiligheid bestaat, het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed, of de ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorschriften die in de ontheffing zijn opgenomen.

Artikel 6 Overlijden ontheffinghouder

Als de ontheffinghouder overlijdt, dan vervalt in principe de ontheffing. Indien binnen een maand een nieuwe ontheffing wordt aangevraagd, mag het bedrijf voor wat de ontheffing betreft, op de oude manier worden voortgezet totdat onherroepelijk is beslist op de aanvraag.

Indien geen aanvraag wordt ingediend, vervalt de ontheffing en mag in het bedrijf geen sterke drank meer worden geschonken.

Artikel 7 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht komt er in hoofdzaak op neer dat besluiten genomen op grond van de vorige Drank- en Horecaverordening hun geldigheid behouden totdat zij vervallen of worden ingetrokken. Aanvragen die nog worden of zijn ingediend op grond van de oude verordening maar nog niet zijn afgewikkeld, worden afgewikkeld op basis van de nieuwe verordening.

Artikel 8 Strafbepaling

Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat de raad op overtreding van zijn verordeningen straf mag stellen met een maximum van drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie eventueel met openbaarmaking van de uitspraak. Bij overtreding van het gestelde in deze verordening of krachtens deze verordening is de maximale straf opgenomen. De geldboete van de tweede categorie is terug te vinden in artikel 23 Wetboek van Strafrecht. De uitspraak wordt gepubliceerd.

Artikel 9 Toezicht

De verordening wijst de ambtenaren van de Drankinspectie aan als toezichthouder op de Drank- en Horecaverordening. Daarnaast kan het college toezichthouders aanwijzen voor dit toezicht. In de Algemene wet bestuursrecht zijn de bevoegdheden van toezichthouders opgenomen.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel regelt de inwerkingtreding en citeertitel van deze verordening.