Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Wmo 2014

Geldend van 01-04-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Wmo 2014

De Raad der gemeente Zederik;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2013;

gelet op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

 

b e s l u i t :

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zederik 2014 met bijbehorende toelichting vast te stellen.

  • 2.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zederik 2011 in te trekken

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN

HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELS

PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN

BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING,

EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN

PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA

PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET, WAARONDER DE VERSTREKKING ALS BEMIDDELDE HULP

PARAGRAAF 4. VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING

PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES

EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. College

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zederik.

Lid 3. Compensatieplicht

Compensatieplicht: De plicht van het college personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is, waarbij de eigen oplossingsmogelijkheden en eigen verantwoordelijkheid worden meegewogen.

Lid 4. Melding

Melding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen en belemmeringen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

Lid 5. Gesprek

Gesprek: het eerste contact na een melding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt, zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en belemmeringen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het sociale netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 6. Aanvraag

Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere (individuele) voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

Lid 7. Belanghebbende

Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een melding of een aanvraag doet of laat doen.

Lid 8. Psychosociaal probleem

Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen en/of met zijn sociale omgeving.

Lid 9. Algemeen gebruikelijke voorziening

Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare voorzieningen.

Lid 10. Voorliggende voorziening

Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft en waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk kan worden bereikt.

Lid 11. Wettelijk voorliggende voorziening

Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling dan de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk kan worden bereikt.

Lid 12. Algemene voorziening

Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

Lid 13. Collectieve voorziening

Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt (aangevraagd en) verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt.

Lid 14. Individuele voorziening

Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 lid 1 van de wet wordt verstrekt.

Lid 15. Gebruikelijke zorg

Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg, die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden en deels voor de minderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

Lid 16. Voorziening in natura

Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

Lid 17. Persoonsgebonden budget

Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat.

Lid 18. Bemiddelde hulp

Bemiddelde hulp is een persoonsgebonden budget in de vorm van hulp bij het huishouden, waarbij de belanghebbende een deel van zijn werkgeversverplichtingen laat uitvoeren door een derde, niet zijnde een zorgaanbieder, zoals bemiddeling en uitbetaling aan de hulp.

Lid 19. Financiële tegemoetkoming

Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 20. Mantelzorger

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg biedt. Mantelzorg is langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Lid 21. Hoofdverblijf

Hoofdverblijf: de plaats waar belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie is leidend. In tweede instantie kan de plaats waar belanghebbende daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt, als hoofdverblijf worden aangemerkt.

Lid 22. Vervolgaanvraag

Vervolgaanvraag: een aanvraag die betrekking heeft op dezelfde, reeds eerder toegekende, individuele voorziening.

Lid 23. Beperkingen

Beperkingen: moeilijkheden die een belanghebbende heeft met het uitvoeren van activiteiten.

Lid 24. Leefeenheid

Leefeenheid: alle bewoners van één adres die samen duurzaam

gemeenschappelijk een woning bewonen.

Lid 25. Huisgenoot

Huisgenoot: alle personen met wie belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een wo-ning bewoont.

Lid 26. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

Eigen bijdrage of eigen aandeel: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget, waaronder de bemiddelde hulp (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het gemeentelijk en landelijk Besluit van toepassing zijn.

Lid 27. Het sociaal netwerk

Sociaal netwerk: het gezin, de familie en andere sociale relaties van belanghebbende. Deze mensen kunnen, waar nodig, ondersteuning en mantelzorg verlenen.

Lid 28. Besluit

Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning. Door de toevoeging 'gemeentelijk' of 'landelijk' wordt aangegeven welk Besluit van toepassing is.

Lid 29. Verordening

Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zederik 2014

Lid 30. Meerkosten

Meerkosten: Kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor de belanghebbende als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    wonen in een geschikt huis;

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    het kunnen zorgen voor inwonende kinderen die tot het huishouden behoren;

  • 6.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • 7.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • 8.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding melding en aanvraag

Lid 1.

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    de vraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    de vraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden en/of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Lid 2.

Belanghebbende kan direct een aanvraag indienen indien belanghebbende daarom verzoekt en/of in urgente gevallen.

Lid 3.

Het college kan afzien van een gesprek als hier geen noodzaak voor bestaat.

Artikel 4. Melding voor een gesprek

Een melding voor een gesprek kan schriftelijk, digitaal, telefonisch of tijdens spreekuur worden gedaan bij het Wmo-loket van de gemeente door of namens belanghebbende.

Artikel 5. Het gesprek

Lid 1.

Het gesprek wordt open gevoerd. Inventarisatie van de participatieproblemen en het gewenste resultaat staan hierbij voorop.

Lid 2.

Als de mantelzorger compensatie behoeft van zijn/haar belemmering(en) bij het verlenen van de mantelzorg wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de mantelzorger ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 6. Het verslag

Lid 1.

Naar aanleiding van het gesprek wordt een rapportage opgesteld. Indien belanghebbende na het voeren van het gesprek geen individuele voorziening aanvraagt, kan deze rapportage - voor zover hiertoe behoefte bestaat, dan wel het college dit noodzakelijk acht - aan hem beschikbaar worden gesteld.

Lid 2.

Na het voeren van het gesprek kan belanghebbende een aanvraag indienen voor een individuele voorziening. Bij het in behandeling nemen van de aanvraag wordt de rapportage uit lid 1 van dit artikel gebruikt teneinde een gemotiveerd besluit te kunnen nemen.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7. De aanvraag

Lid 1.

De eerste aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of digitaal plaatsvinden.

Lid 2.

Indien sprake is van een vervolgaanvraag van een eerder toegekende individuele voorziening hoeft belanghebbende dit niet schriftelijk of digitaal te doen. De vervolgaanvraag wordt door het college schriftelijk bevestigd.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 8. Het maken van een afweging

Lid 1.

Het college houdt rekening met de behoeften en persoonskenmerken, alsmede met de capaciteit van de belanghebbende om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Daarbij wordt onderzoek gedaan naar de noodzaak en mogelijkheid tot het leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2.

Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van oplossingen binnen de eigen (financiële) kracht, oplossingen binnen het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene en/of collectieve voorzieningen die kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover belanghebbende één of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

De leefeenheid heeft in het kader van gebruikelijke zorg een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon en leefbaar is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, hal, trap, overloop en sanitaire ruimten.

Lid 2.

Indien de in artikel 8 lid 2 en/of lid 3 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn, kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt met het oog op een schoon en leefbaar huis.

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woonkamer, slaapvertrekken, trap, hal, overloop, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin en/of balkon (voor zover deze ruimten worden gebruikt).

Lid 2.

Voor zover belanghebbende kan verhuizen naar een reeds geschikte woning of een eenvoudiger geschikt te maken woning en dit kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden op grond van het primaat van de verhuizing eerst beoordeeld.

Lid 3.

Indien de in lid 2 van dit artikel en/of de in artikel 8 lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt.

Lid 4.

Het in lid 2 van dit artikel gestelde omtrent het primaat van de verhuizing wordt in beginsel niet toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woonvoorziening, inclusief de voorzienbare toekomstige gerelateerde kosten, lager zijn dan het bedrag dat door het college wordt vastgelegd in het gemeentelijk Besluit.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2.

Indien de in artikel 8 lid 2 en/of lid 3 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn, kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen, en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen kleding.

Lid 2.

Indien de in artikel 8 lid 2 en/of lid 3 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 13. Het kunnen zorgen voor inwonende kinderen die tot het huishouden behoren

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor tot het huishouden behorende kinderen.

Lid 2.

Indien de in artikel 8 lid 2 en/of lid 3 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het zesde te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, de sa-nitaire ruimten, de berging, de tuin en/of het balkon (mits gebruikt) te kunnen bereiken.

Lid 2.

Indien de in artikel 8 lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn, kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het zevende en het achtste te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel binnen de directe woon- en leefomgeving bestaat uit het kunnen bezoeken van familie, vrienden, kennissen en het kunnen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten.

Lid 2.

Indien de in artikel 8 lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn, kan ten aanzien van die onderdelen een individuele voorziening worden verstrekt, waarbij verstrekking in de vorm van deelname aan het collectief vervoer het primaat heeft.

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming - Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 16. Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget, waaronder de bemiddelde hulp (als alfacheque voor de resultaten 1,3 en 4 zoals genoemd in artikel 2) en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Het college biedt belanghebbende die aanspraak heeft op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder bemiddelde hulp.

Artikel 17. Overwegende bezwaren

Het college kan in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning vastleggen in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren waarbij er geen persoonsgebonden budget, waaronder bemiddelde hulp, wordt verstrekt.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    welke de te treffen voorziening is;

  • b.

    op welke wijze gecompenseerd wordt;

  • c.

    wat de duur is van de verstrekking;

  • d.

    hoe de voorziening in natura verstrekt wordt.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget, waaronder verstrekking als bemiddelde hulp

Artikel 19. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • b.

    op welke wijze de voorziening of oplossing de beperkingen en belemmeringen zoveel mogelijk compenseert;

  • c.

    wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is;

  • e.

    welke regels gelden ten aanzien van het betaalbaar stellen en de verantwoording van het persoonsgebonden budget.

Lid 2.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van bemiddelde hulp wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    welke de te treffen voorziening is;

  • b.

    op welke wijze gecompenseerd wordt;

  • c.

    wat de duur is van de verstrekking;

  • d.

    hoe de voorziening in de vorm van bemiddelde hulp verstrekt wordt.

Lid 3.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 20. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • b.

    op welke wijze de voorziening of oplossing de beperkingen en belemmeringen zoveel mogelijk compenseert;

  • c.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is en hoe deze tot stand is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor de financiële tegemoetkoming bedoeld is.

Lid 2

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 21. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Lid 1.

Bij het verstrekken van een individuele voorziening kan een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd zijn ten aanzien van de volgende resultaten:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    wonen in een geschikt huis;

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    het kunnen zorgen voor kinderen die tot het huishouden behoren;

  • 6.

    zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

  • 7.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Een eigen bijdrage kan voor de duur van de verstrekking worden gevraagd, mits deze de kostprijs van de voorziening en de maximale periodebijdrage van de belanghebbende niet overschrijdt.

Ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen (resultaat 7) wordt bij toekenning van een individuele voorziening de eigen bijdrage eenmaal in een tijdvak van zeven jaar, gedurende maximaal 3 jaar opgelegd.

Lid 2.

In navolging van lid 1 van dit artikel kan ten aanzien van voorzieningen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, eveneens een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd zijn voor de duur van maximaal 3 jaar, rekeninghoudend met de termijn zoals die in de toekenningsbeschikking is medegedeeld aan belanghebbende.

Giessenlanden / Zederik:

Lid 2 bepaalt dat het opleggen van een eigen bijdrage en/of eigen aandeel niet afhankelijk is van het moment waarop de voorziening is toegekend. Dit houdt in dat ook een eigen bijdrage en/of eigen aandeel verschuldigd is, als deze betrekking heeft op een voorziening die in het verleden aan belanghebbende op grond van de wet bij beschikking is toegekend. Hierbij wordt er geen onderscheid gemaakt in de verstrekkingsvorm. Wel wordt - voor zover van toepassing - rekening gehouden met de termijn waarvoor de voorziening geacht wordt te compenseren zoals die in de beschikking is medegedeeld aan belanghebbende. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als het gaat om een persoonsgebonden budget, dat is berekend op basis van een gebruiksperiode van zeven jaar, zijnde de door de leverancier opgegeven afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening en als zodanig ook medegedeeld aan de belanghebbende in de beschikking. Als deze voorziening na deze periode nog toereikend compenseert en er geen noodzaak bestaat voor een nieuwe verstrekking (in de vorm van een persoonsgebonden budget), dan wordt er na afloop van de zeven jaar ook geen eigen bijdrage meer opgelegd.

Als de termijn van 39perioden van 4 weken binnen 3 jaar is verstreken wordt de eigen bijdrage wel stopgezet. Als de termijn van 7 jaar is verstreken, wordt de eigen bijdrage ook stopgezet ongeacht of de 39 periodes reeds zijn verstreken.

Lid 3.

Het college legt in het gemeentelijk Besluit de maximale omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast, met inachtneming van het landelijk Besluit (Stb. 2006, 450).

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 22. Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt 8 weken.

Voor de volgende twee uitzonderingen geldt een afwijkende beslistermijn van maximaal 16 weken:

  • a.

    woonvoorzieningen waarbij bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden;

  • b.

    rolstoelvoorzieningen waarbij sprake is van complexe individuele aanpassingen.

Artikel 23. Beperkingen

Lid 1.

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden of kortdurend gebruik van het CVV leidt tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    de voorziening de beperkingen en belemmeringen voldoende compenseert en het goedkoopst is.

Lid 2.

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien de belanghebbende gebruik kan maken van oplossingen binnen de eigen (financiële) kracht, oplossingen binnen het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene en/of collectieve voorzieningen en die kunnen leiden tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    indien er sprake is van gebruikelijke zorg dat kan leiden tot het te bereiken resultaat;

  • c.

    indien de belanghebbende niet het hoofdverblijf heeft in de betreffende gemeente;

  • d.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt, waarbij niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was en als voldoende compenserend en tevens als goedkoopst aan te merken valt;

  • e.

    indien er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • f.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is. Er geldt een uitzondering als de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of belanghebbende tegemoet komt in de veroorzaakte kosten.

Artikel 24. Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of, bij gebruikelijke zorg, diens relevante huisgenoten:

  • a.

    op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

  • b.

    op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

Lid 2.

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie in ieder geval om advies indien de medische situatie van belanghebbende(n) nader geobjectiveerd dient te worden. Dit dient altijd te worden gedaan door een (onafhankelijke) arts.

Bij de advisering voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening wordt gebruik gemaakt van de systematiek en het begrippenkader zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF / ICD classificatie [http://www.rivm.nl/who-fic/icf.htm].

Artikel 25. Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 26. Intrekking

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Lid 2.

Een besluit tot verstrekking van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verstrekking heeft plaatsgevonden of als niet is voldaan aan de voorwaarden tot betaalbaar stelling van het budget.

Artikel 27. Terugvordering

Lid 1.

Terugvordering van een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan als sprake is van intrekking op grond van artikel 26.

Lid 2.

Terugvordering van de restwaarde van een in eigendom verstrekte voorziening kan als sprake is van intrekking op grond van artikel 26.

Lid 3.

Terugvordering van een in bruikleen verstrekte voorziening kan als sprake is van intrekking op grond van artikel 26.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 28. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen, voor zover vereist en van toepassing, rekeninghoudend met het landelijk Besluit. Dit wordt verder uitgewerkt in het gemeentelijk Besluit.

Artikel 30. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Tijdens het gesprek of bij het in behandeling nemen van een aanvraag op grond van de wet, kan blijken dat belanghebbende mogelijk aanspraak kan of wenst te maken op zorg die bekostigd wordt op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In dat geval wordt belanghebbende hierover geïnformeerd en geadviseerd en waar mogelijk ondersteund bij het indienen van een aanvraag op grond van de AWBZ.

Artikel 31. Beleidsregels

Via het vaststellen van beleidsregels kan het college aan het bepaalde in deze verordening nadere uitwerking geven.

Artikel 32. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2014. Met de inwerkingtreding van deze verordening komt de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning Zederik 2011’ per 1 april 2014 te vervallen.

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zederik 2014'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zederik, gehouden op 27 januari 2014.

De griffier, De voorzitter,