Regeling vervallen per 01-01-2011

Algemene beleidsregels houdende criteria voor subsidiering van projecten binnen de Beleidsprogrammering Sociale Zorg

Geldend van 22-07-2005 t/m 31-12-2010

Intitulé

Algemene beleidsregels houdende criteria voor subsidiering van projecten binnen de Beleidsprogrammering Sociale Zorg

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 24 mei 2005, houdende vaststelling Subsidiecriteria Beleidsprogrammering Sociale Zorg (Provinciaal Blad nr. 20 van 2005).

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Bij het toepassen van deze beleidsregels wordt met de gebruikte begrippen het volgende bedoeld:

  • a.

    Algemene subsidieverordening: de geldende door Provinciale Staten vastgestelde algemene subsidieverordening Zeeland;

  • b.

    Sociale zorg: de beleidsterreinen zorg en sociaal beleid en de grensvlakken daarvan met andere beleidsterreinen, zoals cultuur en onderwijs.

  • c.

    Project: een functioneel in de tijd samenhangend geheel van activiteiten of voorzieningen, gericht op een ontwikkeling die past bij de doelstellingen van de Beleidsprogrammering Sociale Zorg.

  • d.

    Activiteit: een eenmalige activiteit waarin geen kosten voor personeel of aanschaf van duurzame gebruiksartikelen verwerkt zijn, gericht op een ontwikkeling die past bij de doelstellingen van de Beleidsprogramme-ring Sociale Zorg

  • e.

    Budgetsubsidie: een meerjarige subsidie in de exploitatielasten, waarbij de voorwaarden bij overeenkomst geregeld worden.

Artikel 2

Een subsidieverzoek voor een project of activiteit, waarbij een beroep wordt gedaan op de Beleidsprogrammering Sociale Zorg, komt alleen in aanmerking voor honorering als dit project of deze activiteit past binnen deze beleidsprogrammering en - onverminderd verdere in deze regels te stellen criteria - is gericht op:

  • -

    versterking van de zorginfrastructuur of sociale infrastructuur in Zeeland en

  • -

    bevordering van het volwaardig functioneren van de Zeeuwse burger.

Bovendien moet het verzoek passen binnen de voor dat jaar door Gedeputeerde Staten vastgestelde programma's en subdoelen.

Artikel 3

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de aanvrager het daartoe vastgestelde aanvraagformulier volledig ingevuld indienen. In het aanvraagformulier wordt onderscheid gemaakt tussen aanvragen van boven en onder de € 5.000,-. Voor aanvragen onder de € 5.000,- geldt een verkort aanvraagformulier.

Artikel 4

Om integrale beoordeling van en prioriteitstelling in de subsidieverzoeken op grond van de beleidsprogrammering mogelijk te maken, is er tweemaal per jaar gelegenheid tot het aanvragen van subsidie, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober van ieder jaar. Direct na deze data worden de dan ingediende aanvragen in onderlinge samenhang beoordeeld.

Voor aanvragen van maximaal € 5.000,- geldt een uitzondering, die kunnen het hele jaar door worden ingediend.

Artikel 5

De begroting die bij de subsidieaanvraag is gevoegd, moet opgesteld zijn met inachtneming van de volgende regels:

  • a.

    De begroting moet zodanig opgesteld zijn dat getoetst kan worden op de begrotingsregels uit de algemene subsidieverordening. 1)

  • b.

    Reiskosten worden geraamd op basis van openbaar vervoer of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, op grond van verreden kilometers op basis van de maximale onbelaste kilometervergoeding. 2) Voor aangepast vervoer van mensen met een handicap worden de werkelijke kosten gesubsidieerd, voor zover gemeente-lijke regelingen hierin niet voorzien.

1) Nadrukkelijk wordt verwezen op artikel 16. lid 3 van de Algemene Subsidieverordening 2002 “Subsidiering van de personeelskosten in verband met het gesubsidieerde project bestede aantal uren vindt plaats tegen een uurtarief dat overeenkomt met 1,2% van het brutomaandsalaris (voor een deeltijdbetrekking om te rekenen naar een maandsalaris bij een volledige dienstbetrekking) van de betreffende personeelsleden. In dit uurtarief worden geacht te zijn verwerkt: vakantiegeld, bijzondere uitkeringen, werkgeverslasten, feestdagen, verlof, improductieve uren, alle kosten van of in verband met overhead, indirecte uren, opslagen en overige directie of indirecte personeelskosten. Voor toe te rekenen kosten kunnen derhalve in begroting en/of in de verantwoording geen aparte bedragen opgevoerd worden.”

2) Per 1/1/2004 € 0,18 per verreden kilometer.

Artikel 6

Bij subsidieverzoeken die een (nagenoeg) gelijke activiteit of project betreffen kan door Gedeputeerde Staten samenwerking van de organisaties of samenvoeging van de activiteiten of projecten als voorwaarde voor subsi-diëring worden gesteld.

Artikel 7

Een project of activiteit moet binnen 6 maanden na het indienen van de aanvraag van start gaan.

Artikel 8

De maximale looptijd van een project of activiteit bedraagt 3 jaar.

Artikel 9

Het evaluatieverslag moet binnen 3 maanden worden ingediend na de bij de provincie schriftelijk bekend gemaakte einddatum van de uitvoering.

Artikel 10

De maximale provinciale subsidie vanuit de Beleidsprogrammering Sociale Zorg bedraagt € 250.000,- per aanvraag.

Hoofdstuk 2. Projectsubsidies

Artikel 11

Een project moet zodanig van opzet zijn dat inzicht wordt gegeven in de situatie bij aanvang (nulmeting) en het resultaat na afloop van het project (eindmeting).

Artikel 12

Een project moet iets toevoegen aan bestaande activiteiten of projecten.

Niet subsidiabel zijn projecten met een doel waarvan het bereiken al op andere wijze geheel of grotendeels is verzekerd.

Artikel 13

Geen subsidie wordt verleend:

  • -

    ter vervanging van subsidie van andere instellingen of ter bekostiging van taken die voorheen op andere wijze werden gefinancierd;

  • -

    voor reguliere exploitatiekosten.

Artikel 14

In het projectvoorstel moet aangegeven worden hoe de doelgroep bij het project wordt betrokken.

Artikel 15

In een project moeten alle en anders zoveel mogelijk bij de desbetreffende problematiek betrokken partijen samenwerken. In het projectvoorstel moet worden aangegeven hoe de verdeling van inbreng en verantwoordelijk-heid tussen partijen is.

Artikel 16

In het projectvoorstel moet zijn aangegeven op welke wijze en aan wie de resultaten worden overgedragen. Het gaat hierbij om het overdragen van de resultaten aan soortgelijke organisaties die niet bij het project betrokken zijn, maar wel van de resultaten kunnen leren.

Artikel 17

Als het gaat om een structurele activiteit moet in het projectvoorstel aangegeven worden hoe in de financiering van voortzetting van activiteiten wordt voorzien na het verstrijken van de looptijd van het project.

Artikel 18

Projecten worden voor maximaal 50% van de subsidiabele kosten gesubsidieerd, tenzij aannemelijk gemaakt kan worden dat de aangevraagde activiteit niet mede gefinancierd kan worden door andere overheden, zorg-verzekeraars, instellingen of fondsen.

Hoofdstuk 2.1. Aanvullende bepalingen programma Zeeland Woonzorgland

Artikel 19

De aanvullende bepalingen in dit programma betreffen de subsidiemogelijkheden voor het realiseren van zorgwoningen.

Artikel 20

De maximale subsidie is € 50.000,- per project.

Artikel 21

Het budgetplafond voor het realiseren van zorgwoningen bedraagt € 350.000,- per jaar.

Artikel 22

Subsidiabel zijn domoticakosten en de kosten voor inrichting/inventaris van welzijns- en zorginfrastructuur die niet onder landelijke subsidieregelingen vallen. Bouwkosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 23

Er vindt een jaarlijkse afweging plaats voor de projecten die per 1 april zijn ingediend. Projectaanvragen die voor de oktoberronde worden ingediend, kunnen alleen in aanmerking komen indien nog subsidiemiddelen res-teren.

Artikel 24

Het project moet binnen 12 maanden na het indienen van de aanvraag van start gaan.

Artikel 25

Afweging vindt plaats op basis van de criteria kleinschaligheid en spreiding. Er zijn 4 categorieën van projecten die kans hebben om gehonoreerd te worden.

  • 1.

    Het project omvat minder dan 50 (zorg)woningen/zorgplaatsen en draagt bij aan een goede spreiding omdat er nog geen zorgwoningen en zorgplaatsen in de betreffend wijk/kern zijn gerealiseerd;

  • 2.

    Het project omvat 50-100 (zorg)woningen/zorgplaatsen en draagt bij aan een goede spreiding omdat er nog geen zorgwoningen en zorgplaatsen in de betreffende wijk/kern zijn gerealiseerd.

  • 3.

    Het project omvat minder dan 50 (zorg)woningen/zorgplaatsen en draagt bij aan een redelijke spreiding omdat er nog geen zorgwoningen in die kern of wijk zijn, maar wel een intramurale voorziening óf omdat er al wel (zorg)woningen zijn, maar het bestaande aantal (zorg)woningen onvoldoende is voor het realiseren van 24-uurszorg;

  • 4.

    Het project omvat 50-100 (zorg)woningen/zorgplaatsen en draagt bij aan een redelijke spreiding omdat er nog geen zorgwoningen in die kern of wijk zijn, maar wel een intramurale voorziening óf omdat er al wel (zorg)woningen zijn, maar het bestaande aantal (zorg)woningen onvoldoende is voor het realiseren van 24-uurszorg.

Projecten uit de eerste categorie maken de grootste kans om gehonoreerd te worden en projecten uit de vierde categorie de minste. Dit is afhankelijk van het aantal ingediende projecten. Projecten die meer dan 100 zorgwo-ningen/zorgplaatsen omvatten en/of niet bijdragen aan spreiding, worden niet gehonoreerd.

Hoofdstuk 2.2. Aanvullende bepalingen programma Zuinig op zorg

Artikel 26

De aanvullende bepalingen in dit programma betreffen de subsidiemogelijkheden voor projecten die de ketenzorg versterken of een nieuwe keten beogen te realiseren.

Artikel 27

Een project komt alleen in aanmerking als het een nieuwe patiëntendoelgroep rondom een bepaald ziektebeeld, dan wel versterking van een bestaande keten betreft.

Artikel 28

Per jaar wordt er voor maximaal vier projecten op het gebied van ketenzorg subsidie beschikbaar gesteld.

Artikel 29

De provinciale bijdrage is maximaal 50% van de meerkosten van het project en bedraagt maximaal € 50.000,-. Onder het begrip meerkosten wordt verstaan die kosten die niet onder de reguliere werkzaamheden van de deelnemende partijen vallen. Ontwikkelkosten, aanloopkosten of kosten ten gevolge van inschakeling van der-den om het project mogelijk te maken, vallen onder dit begrip.

Hoofdstuk 2.3. Aanvullende bepalingen programma Vernieuwing in het vrijwilligerswerk

Artikel 30

Deze aanvullende bepalingen gelden uitsluitend voor activiteiten op het terrein van vorming en training van vrijwillig bestuurlijk kader. Een activiteit komt slechts voor subsidie in aanmerking als deze gericht is op vorming en training van vrijwillig bestuurlijk kader.

Artikel 31

In deze aanvullende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Vrijwillig bestuurlijk kader: bestuursleden van de desbetreffende vrijwilligersorganisatie;

  • -

    vrijwilligersorganisatie: een organisatie die geheel of gedeeltelijk uit vrijwilligers bestaat en waarbij in het laatste geval de beroepskrachten aanvullend zijn ten opzichte van de vrijwilligers;

  • -

    Vorming en training: activiteiten die gericht zijn op de verhoging en/of het op peil houden van de deskundigheid van het vrijwillig bestuurlijk kader, voor zover het hun functioneren binnen de vrijwilligersorganisatie betreft;

Artikel 32

  • 1.

    Op grond van deze aanvullende bepalingen kunnen Gedeputeerde Staten een incidentele subsidie verlenen aan een vrijwilligersorganisatie. De organisatie moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a.

      De organisatie, of een afdeling daarvan, is gevestigd in de provincie Zeeland;

    • b.

      De werkzaamheden van de organisatie zijn van belang in het kader van het provinciaal beleid op het terrein van sociale zorg;

    • c.

      De organisatie heeft een werkgebied dat bovenlokaal is;

    • d.

      De organisatie is niet een politieke partij of afdeling daarvan, een werkgevers- en werknemersorganisatie, een kerkgenootschap, een sportvereniging of een organisatie die zich richt op (amateur) kunstbeoefening.

  • 2.

    Geen beroep op deze regeling kan worden gedaan indien voor de activiteit op grond van een andere subsidieregeling van de Provincie Zeeland subsidie kan worden verleend.

  • 3.

    Geen beroep op deze regeling kan worden gedaan voor deelname aan een door derden georganiseerde activiteit, indien deze derden voor het organiseren van de activiteit subsidie ontvangen van de provincie Zeeland.

Artikel 33

Aanvullend op het gestelde in de Algemene Subsidieverordening Zeeland dient het inhoudelijk verslag van de activiteit vergezeld te gaan van een lijst met deelnemers aan de activiteit, waarbij vermeld is: functie van de deelnemer binnen de vrijwilligersorganisatie.

Hoofdstuk 2.4. Aanvullende bepalingen programma Vitale dorpen, leefbaar platteland

Artikel 34

Deze aanvullende bepalingen betreffen de subsidiemogelijkheden voor het realiseren van een multifunctioneel servicepunt/ servicewinkel. Het moet een bundeling van één of meer bestaande en in het voortbestaan bedreig-de voorziening(en) of onderneming(en) betreffen, waaronder tenminste één welzijns- of zorgvoorziening.

Artikel 35

De maximale subsidie per project is € 50.000,- Het budgetplafond per jaar is € 350.000,-

Artikel 36

Subsidiabele kosten zijn proceskosten, coördinatiekosten en kosten voor inrichting of inventaris van een multifunctioneel servicepunt/servicewinkel. Bouwkosten komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 37

Per gemeente worden maximaal twee projecten gesubsidieerd. De betreffende gemeente dient te participeren in het project.

Hoofdstuk 3. Activiteitensubsidies

Artikel 38

  • 1.

    Op grond van deze beleidsregels kunnen Gedeputeerde Staten een incidentele subsidie verlenen voor een eenmalige activiteit die van belang is in het kader van de Beleidsprogrammering Sociale Zorg.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten op grond van deze regeling besluiten een meerjarige stimuleringssubsidie te verstrekken, voor nieuw op te zetten, jaarlijks terugkerende activiteiten, waarbij een maximum geldt van drie jaar.

Artikel 39

  • 1.

    Een activiteit komt slechts voor subsidie in aanmerking als deze bovenlokaal een concrete invulling geeft aan één of meer programma's en subdoelen van de Beleidsprogrammering Sociale Zorg.

  • 2.

    Een op het algemeen publiek gerichte activiteit komt niet voor subsidie in aanmerking als deze plaatsvindt in een accommodatie of op een locatie die niet toegankelijk is voor mensen met een handicap.

  • 3.

    De activiteit moet worden uitgevoerd in de provincie Zeeland. Een uitzondering kan worden gemaakt als, naar de opvatting van Gedeputeerde Staten, sprake is van een zwaarwegend Zeeuws belang.

Artikel 40

  • 1.

    Het bedrag bij subsidieverlening bedraagt niet meer dan het begrote tekort van de activiteit.

  • 2.

    Bij de bepaling van de subsidiabele kosten worden de door Gedeputeerde Staten vastgestelde "Normen vergoedingen Beleidsprogrammering Sociale Zorg" gehanteerd.

Hoofdstuk 4 Budgetsubsidies

Artikel 41

Budgetsubsidies worden alleen verleend aan organisaties die expliciet genoemd worden binnen één of meer van de programma's van de BSZ.

Artikel 42

Organisaties die een budgetsubsidie ontvangen dienen een de gehele provincie bestrijkend werkgebied te hebben.

Artikel 43

Om als instelling in aanmerking te komen voor een budgetsubsidie moet via een project- of activiteitensubsidie de structurele waarde voor de beleidsdoelstellingen van de Provincie Zeeland bewezen zijn.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 44

Voor onderdelen van de Beleidsprogrammering Sociale Zorg stellen Gedeputeerde Staten jaarlijks subsidieplafonds vast. De subsidieplafonds worden per jaar gepubliceerd.

Artikel 45

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het verlenen van subsidie ontheffing verlenen van deze beleidsregels als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de subsidie kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de in deze beleidsregels genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

  • 3.

    Bij twijfel over de uitleg van deze beleidsregels, en in gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien, beslissen Gedeputeerde Staten.

Artikel 46

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Subsidiecriteria Beleidsprogrammering Sociale Zorg".

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de derde dag na hun publicatie in het Provinciaal Blad.

Bijlage

Normen vergoedingen activiteitensubsidies Beleidsprogrammering Sociale Zorg 2005-2008

Algemene bepalingen

  • 1.

    Deze normen worden gehanteerd voor de vergoeding van kosten voor activiteiten zoals bedoeld in de hoofdstukken "Aanvullende bepalingen programma Vernieuwing in het vrijwilligerswerk" en "Activiteiten-subsidies" van de "Subsidiecriteria Beleidsprogrammering Sociale Zorg".

  • 2.

    De subsidie bedraagt niet meer dan het begrote tekort.

  • 3.

    Subsidieverlening vindt plaats op basis van door Gedeputeerde Staten reëel geachte kosten.

  • 4.

    Een eigen bijdrage benadrukt de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie. Mocht, in uitzonderlijke gevallen, een organisatie niet in staat zijn om een eigen bijdrage te financieren, dan kan door Gedeputeerde Staten een uitzondering worden gemaakt.

Bepalingen met betrekking tot vergoedingen voor te organiseren activiteiten

5. De volgende kosten zijn voor een te organiseren activiteit subsidiabel op basis van de werkelijke kosten, voor zover zij de activiteit betreffen waarvoor subsidie wordt aangevraagd:

  • -

    ontwikkelingskosten;

  • -

    huur van een locatie inclusief geluidsapparatuur e.d.;

  • -

    verzekeringen;

  • -

    materiaalkosten;

  • -

    publiciteit;

  • -

    drukwerk;

  • -

    vergoeding aan externe deskundigen, artiesten, inleiders, docenten, e.d.;

  • -

    overige noodzakelijke kosten, mits gespecificeerd (bijvoorbeeld overnachtingen).

Voorts zijn kosten subsidiabel waarvoor de volgende normering wordt gehanteerd:

  • a.

    Vergaderkosten, inclusief huur, ter voorbereiding van de activiteit tot een maximum van € 40,- voor het totale voorbereidingstraject;

  • b.

    Reiskosten worden vergoed op basis van de algemene bepalingen in artikel 5 van "Subsidiecriteria Beleidsprogrammering Sociale Zorg":

    • -

      Deze kosten worden vergoed voor organisatoren van de activiteit en voor inleiders/docenten/begeleiders;

    • -

      Er wordt geen vergoeding voor reiskosten ten behoeve van inleiders/docenten/begeleiders verleend als deze elders kunnen worden gedeclareerd;

    • -

      Voor personen binnen het vrijwillig bestuurlijk kader die deelnemen aan een activiteit voor vorming en training ontvangt de vrijwilligersorganisatie per deelnemer een standaardbedrag van ¤ 12,- per niet aaneensluitende dag;

  • c.

    Kosten van kinderopvang ten gunste van organisatoren worden vergoed op basis van de werkelijke kosten met een maximum van € 7,- per dagdeel per kind.

6. De volgende kosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking:

  • -

    instandhoudingkosten;

  • -

    loonkosten;

  • -

    aanschaf van inventaris, apparatuur en andere duurzame gebruiksartikelen;

  • -

    vaste exploitatie- en afschrijvingskosten;

  • -

    contributies of bijdragen aan overkoepelende organisaties;

  • -

    consumpties en maaltijden;

  • -

    presentiegelden;

  • -

    parkeergelden;

  • -

    een post onvoorzien.

Bepalingen met betrekking tot vergoedingen voor deelname van vrijwillig bestuurlijk kader aan door derden te organiseren activiteiten voor vorming en training

7. In het geval van deelname aan door derden georganiseerde activiteiten voor vorming en training van vrijwillig kader:

  • a.

    Voor de kosten van deelname worden de werkelijke kosten vergoed;

  • b.

    Reiskosten worden vergoed op basis van de algemene bepalingen in artikel 5 van "Subsidiecriteria Beleidsprogrammering Sociale Zorg";

  • c.

    Kosten van kinderopvang worden vergoed op basis van de werkelijke kosten met een maximum van € 7,- per dagdeel per kind.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 24 mei 2005
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter.
mr. drs. L.J.M. VERDULT, secretaris.
Uitgegeven, 19 juli 2005.
De secretaris,
mr. drs. L.J.M. VERDULT