Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Geldend van 10-12-2009 t/m 31-12-2010

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

De raad van de gemeente Zeist;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2009;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en het bepaalde in de Parkeerverordening 2007;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b houder: degene die naar de omstandigheden als houder van het voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven krachtens een lease- of gebruiksovereenkomst feitelijke gebruiker is van het motorvoertuig;

c college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist;

d motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

e parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelmeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan, exclusief dagkaartautomaten;

f centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Zeist een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

g parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

h parkeerterrein: een cluster parkeerplaatsen, al of niet overdekt, gelegen op de openbare weg, welke niet is bedoeld voor doorgaand verkeer;

i dagkaartautomaat: parkeerapparatuur uitsluitend ingericht voor het kopen van dagkaarten;

j dagkaart: een parkeerkaart waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen aan de openbare weg gedurende de gehele dag;

k belanghebbendenplaats: een parkeerplaats, aangeduid door het (zonale) bord E9 (Bijlage I RVV 1990), al dan niet voorzien van een onderbord, dan wel door een bord waarop staat vermeld dat uitsluitend geparkeerd mag worden door vergunninghouders, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd vanwege een parkeerverbod of anderszins, of parkeren door middel van betaling bij parkeermeters of parkeerautomaat is toegestaan;

l parkeervergunning: een vergunning waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

m vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

n bewonersvergunning: een vergunning waarmee het aan een bewoner is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

o bedrijfsvergunning: een vergunning waarmee het aan een bedrijf of instelling is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

p werknemersvergunning: een vergunning waarmee het aan een werknemer is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

q kraskaart: een vergunning waarmee aan bewoners of bedrijven of instellingen van het aangewezen rayon de mogelijkheid wordt verleend om éénmalig, voor een beperkte periode, te doen parkeren op een daartoe aangewezen belanghebbendenplaats;

r dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan:

s week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

t maand: een kalendermaand;

u jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

a een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen te bepalen plaats en tijdstip en wijze;

b een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats, tijdstip en wijze.

Artikel 3 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

1 De aanwijzing van het gebied dat bestemd is voor het parkeren tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, onder a, geschiedt door de raad;

2 De aanwijzing van het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting als bedoeld in artikel 2, onder a, binnen het door de raad aangewezen gebied mag worden geparkeerd geschiedt door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 4 Belastingplicht

1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

2 Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

i indien een huurovereenkomst voor ten hoogste drie maanden wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder of gebruiker van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder of gebruiker wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

ii indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

3 De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4 De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 5 Vrijstelling van belastingplicht

Vrijgesteld van de belastingplicht als genoemd onder artikel 2, onderdeel a zijn:

a voertuigen voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst;

b ambulances, voertuigen van politie en brandweer voor zover deze voertuigen bij het uitoefenen van de dienst worden gebruikt en mits deze voertuigen als zodanig niet uiterlijk herkenbaar zijn.

Artikel 6 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 7 Wijze van heffing

1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte danwel bij wege van mondelinge kennisgeving.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld

1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

2 In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer.

3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

4 Indien het een bewoners- bedrijfs- of werknemersvergunning betreft en het tijdstip waarop de vergunning ingaat later is dan 1 januari van het kalenderjaar waarop de vergunning betrekking heeft, is de belasting verschuldigd voor zoveel volle dagen dat het kalenderjaar nog telt.

5 Indien een parkeervergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op schriftelijke aanvraag restitutie van de belasting verleend over de nog niet ingetreden volle dagen, waarop de parkeervergunning betrekking heeft.

6 De in het vorige lid bedoelde restitutie wordt uitsluitend verleend indien de vergunning en de daarbij behorende bescheiden zijn geretourneerd bij de gemeente.

7 Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de houder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de parkeervergunning geldt geen gebruik kan maken van de parkeervergunning, wordt restitutie verleend over het aantal volle maanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

8 Restitutie van de parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder bedraagt dan € 10,00.

Artikel 9 Termijnen van betaling

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

2 In afwijking van het vorige lid moet de belasting, indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.

3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van mondelinge – dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede begrepen een nota of andere schriftuur:

  • a.

    op het moment van uitgifte van de vergunning indien de kennisgeving mondeling is gedaan;

  • b.

    terstond, voordat de vergunning wordt verleend, indien de kennisgeving schriftelijk is gedaan.

4 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

1Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

2 Het college wijst in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

3 Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 51,00.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

1De ‘Verordening parkeerbelastingen 2009’ , vastgesteld door de raad op 7 oktober 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2010’.

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2010

1.Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt voor:

a.parkeerterreinen met parkeerautomaten per 3,3 min. € 0,10.

  • b.

    het straatparkeren bij parkeerautomaten en –meters per 3,3 min. € 0,10.

  • c.

    een dagkaart te verkrijgen bij dagkaartautomatenper dag € 14,00

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onder b., bedraagt voor een:

    • a.

      Bewonersvergunning of bedrijfsvergunning zoals bedoeld in de Parkeerverordening 2007, voor een van de rayons A t/m H, J, L en M,

      i.per jaar € 66,50

    • b.

      Bewonersvergunning, bedrijfs- of werknemersvergunning zoals bedoeld in de Parkeerverordening 2007, voor een van de rayons I en K,

      i.per jaar € 250,00

    • c.

      Algemene parkeervergunning zoals bedoeld in de Parkeerverordening 2007 betrekking hebbende op belanghebbendenplaatsen in alle rayons,

      i.per jaar € 66,50

    • d.

      Algemene parkeervergunning zoals bedoeld in de Parkeerverordening 2007 betrekking hebbende op alle parkeerapparatuurplaatsen in alle rayons,

      • i.

        per maand € 27,50

      • ii.

        per jaar € 272,00

    • e.

      Algemene parkeervergunning zoals bedoeld in de Parkeerverordening 2007 betrekking hebbende op alle belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen in alle rayons,

      • i.

        Per dag € 9,50

      • ii.

        per week € 45,50

      • iii.

        per maand € 136,50

      • iv.

        per jaar € 543,50

    • f.

      Wijzigen kenteken op bestaande parkeervergunning € 5,90

    • g.

      een setje kraskaarten bestaande uit 10 kraskaarten € 23,50