Regeling vervallen per 26-11-2014

Verordening op de raadscommissies van de gemeente Zevenaar

Geldend van 03-01-2005 t/m 25-11-2014

Intitulé

Verordening op de raadscommissies van de gemeente Zevenaar

De raad van de gemeente Zevenaar;

gelezen het voorstel van de colleges van burgemeester en wethouders van Angerlo en Zevenaar, verenigd in de stuurgroep herindeling Angerlo en Zevenaar, van 21 december 2004;

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de raadscommissies van de gemeente Zevenaar

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van een raadscommissie

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie;

  • c.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie;

  • f.

    commissie: raadscommissie.

Hoofdstuk 2: Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad kan besluiten tot het instellen van commissies.

  • 2. Er zijn in elk geval de volgende commissies: een commissie Ruimte, een commissie Samenleving en een commissie Middelen.

  • 3. Het werkterrein van de commissie Ruimte betreft de onderwerpen van het beleidsterrein van de sector Ruimte, van de commissie Samenleving die van de sector Samenleving, van de commissie Middelen die van de sector Middelen, stafafdeling Personeelszaken en alle overige aangelegenheden.

Artikel 3 Taken

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      advies uit te brengen aan de raad over raadsvoorstellen;

    • b.

      de raad overigens gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle onderwerpen van het werkterrein van de commissie;

    • c.

      in overleg te treden met het college of de burgemeester over het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur over onderwerpen die het werkterrein van de commissie betreffen;

    • d.

      in overleg te treden met het college of de burgemeester teneinde inlichtingen te verkrijgen over de onderwerpen die het werkterrein van de commissie betreffen.

  • 2. Indien een onderwerp meerdere commissies aangaat, kan het presidium besluiten op welke wijze het in de commissies wordt behandeld.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. Tenzij de raad anders besluit, bestaat een commissie per fractie uit het aantal raadszetels gedeeld door drie, afgerond naar boven. Bij staken van stemmen gaat het voorstel door.

  • 2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3. De voordracht dient te geschieden uit de kring van raadsleden, aangevuld met per fractie maximaal twee personen die geen raadslid zijn, maar wel lid van de partij van de fractie door wie zij worden voorgedragen. De artikelen 10, 11,12 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van de commissie. Artikel 14 is eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de eed wordt afgelegd in de commissie in handen van de voorzitter, en waarbij voor raad en gemeentebestuur commissie wordt gelezen.

  • 4. De fractie regelt in geval van verhindering of ontstentenis van een lid, als bedoeld in het eerste lid, vervanging. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het derde lid, genoemde vereisten.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1. De voorzitter wordt door de raad uit zijn midden benoemd. De plaatsvervangend voorzitter wordt door de commissie uit haar midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

  • 4. De voorzitter heeft voor het vervullen van zijn taak overeenkomstige bevoegdheden als de voorzitter van de raad.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1. Ter ondersteuning van iedere raadscommissie fungeert een ambtenaar als commissiegriffier. De ambtenaar wordt (gehoord de secretaris) voorgedragen door het college en benoemd door het presidium.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3: Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

  • 1. De voorzitter kan de burgemeester en één of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn, voor het geven van inlichtingen en om aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 3. De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 4. De raadscommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

  • 5. De burgemeester en de wethouders kunnen zich in de vergadering laten bijstaan door ambtenaren.

Artikel 9 Gemeentesecretaris

De raadscommissie kan het college verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn in de vergadering, voor het geven van inlichtingen en om deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

Hoofdstuk 4: Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderwijze

  • 1. De raadscommissies vergaderen in de regel één maal per maand, volgens een door het presidium vast te stellen schema.

  • 2. Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 4. De voorzitter zorgt voor tijdige toezending van stukken en de voorlopige agenda.

  • 5. Op de wijze van vergaderen is zoveel mogelijk het bepaalde voor de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Voor het uitbrengen van een advies is een quorum vereist van meer dan de helft van de leden.

  • 7. De raadscommissie kan bepalen dat anderen buiten de kring van het gemeentebestuur mogen deelnemen aan de beraadslaging. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 8. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies. In het advies worden de standpunten van alle fracties en buitengewone leden opgenomen.

Artikel 11 De agenda

  • 1. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie de volgorde van de behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 4. Wanneer de commissie een raadsvoorstel onvoldoende voor beraadslaging in de raad voorbereid acht kan zij het presidium adviseren het voorstel niet op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering te plaatsen. Het presidium beslist hierover en verzoekt zo nodig het college of de burgemeester om nadere inlichtingen of advies of een nader voorstel.

  • 5. Wanneer de commissie een onderwerp onvoldoende voor beraadslaging in de commissie voorbereidt acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen en bepalen dat het onderwerp op een door de commissie te bepalen tijdstip wordt geagendeerd.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 12. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in een nieuwsblad en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zittinghebbende leden aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echte over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 16 Vergaderorde

Op de wijze van vergaderen is het bepaalde voor de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Inspraak

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      Over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      Over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      Indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      Over de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 6 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter stelt de leden in de gelegenheid de burger na afloop van de inbreng nadere vragen te stellen. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 18 Verslag

  • 1. Het verslag wordt opgesteld door de commissiegriffier, en bevat in elk geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester en de wethouders, de secretaris en de ter vergadering aanwezig leden, allen voorzover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben. Afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene en de standpuntbepaling met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een samenvatting van het advies aan de raad, nader gespecificeerd onder vermelding van namen indien het advies niet eensluidend is;

    • e.

      een lijst met tijdens de vergadering niet beantwoorde vragen, die per ommegaand voor beantwoording aan het college ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. Het verslag wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 3. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Hoofdstuk 5: Besloten vergadering

Artikel 19 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 20 Verslag

  • 1 Het concept-verslag van een besloten vergadering wordt aan de leden van de raad toegezonden en gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben. De voorzitter kan in afwijking hiervan bepalen dat de notulen enkel voor de deelnemers aan de vergadering ter inzage worden gelegd.

  • 2 Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering vastgesteld.

Artikel 21 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 22 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6: Slotbepaling

Artikel 23 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt terstond in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 januari 2005,
De griffier, De burgemeester,

Toelichting op de verordening op de raadscommissies

ToelichtingAlgemeen

In de Gemeentewet zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur is een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Hier is gekozen voor de instelling van in elk geval drie raadscommissies. De commissies hebben een voorbereidende taak, de bedoeling is dat het politieke debat vooral in de raad plaatsvindt.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2

Er is, overeenkomstig het gebruik bij beide oude gemeenten, gekozen voor drie raadscommissies, die parallel lopen met de drie belangrijkste beleidsvelden.

Artikel 3

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. De bedoeling is dat een raadscommissie vooral gericht is op voorbereiding en informatievoorziening en dat het politieke debat plaatsvindt in de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

Artikel 4

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste een en maximaal 3 leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad.

Zoals ook uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) deze leden voordragen. Zij hoeven niet op de kandidatenlijst van een fractie te hebben gestaan, maar dienen wel lid van die partij te zijn.

Op grond van het derde lid moeten alle leden van de commissie voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen, de eed afleggen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

Artikel 5

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters 'uit zijn midden' benoemt. Om praktische reden wordt de plaatsvervangend voorzitter door de commissie aangewezen.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (niet de plaatsvervangend voorzitter) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter. Omdat de plaatsvervanging normaliter tijdelijk is, is hieraan niet die eis gesteld.

Artikel 6

De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

Artikel 7

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. De commissiegriffier is een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Het college doet als werkgever een voordracht. In de praktijk zal hierover uiteraard overleg plaatsvinden, tussen college en presidiu, c.q. secretaris en griffier.

Artikel 8

Deze regeling is overeenkomstig die voor de raad

Artikel 9

Idem als artikel 8.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11

Het presidium stelt de concept-agenda vast, de raadscommissie bepaalt uiteindelijk haar eigen agenda. Die agenderende rol van een raadscommissie komt in dit artikel tot uitdrukking.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 15

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin.

Artikel 16

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 17

Deze bepaling is hetzelfde als die voor de raad. Denkbaar is dat de inspraak bij de raadscommissie een wat informeler karakter heeft.

Artikel 18

Het verslag is een verslag van de commissie. Het college krijgt het verslag en het concept-verslag enkel ter kennisname aangeboden. Onbeantwoorde vragen worden apart en direct aan het college doorgegeven, die verantwoordelijk is voor het antwoord. Het verslag is beknopt. Het dient enkel ter voorbereiding van de raadsvergadering.

Artikel 19 en 20

Over de openbaarheid van de vergaderingen, de vraag wanneer de deuren gesloten kunnen worden, bevat deze verordening geen aparte bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen.

Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van deze notulen.

Artikel 21

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 22

Zoals uit de toelichting op artikel 21 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 23

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 24

Dit artikel behoeft geen toelichting.