Regeling vervallen per 01-01-2018

nr 12.12 Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk gemeente Zevenaar

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2017

Intitulé

nr 12.12 Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk gemeente Zevenaar

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Zevenaar;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van

peuterspeelzalen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zevenaar:

Verordening kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk gemeente Zevenaar. 07-091

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet.

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening:

Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk gemeente Zevenaar.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar

gedurende (meestal) twee of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de

ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;

  • b.

    peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

  • c.

    houder: degenen die een peuterspeelzaal exploiteert;

  • d.

    beroepskracht: degenen die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen

in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze

werkzaamheden passende beroepskwalificatie;

e.begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen

bij een peuterspeelzaal.

Hoofdstuk 2 Meldingsplicht

Artikel 2 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

1.Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen binnen de gemeente

doet daarvan melding bij het college.

2.De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld

formulier.

Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk

Uit het oogpunt van kwaliteitsverbetering van het peuterspeelzaalwerk en uit oogpunt van de rol die

het peuterspeelzaalwerk heeft in het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en in het

jeugdbeleid, dient de houder ambitieniveau 2 na te streven.

Ambitieniveau 2 staat voor: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen.

Artikel 4 Termijn van en in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

1.Een peuterspeelzaal wordt niet in exploitatie genomen binnen drie maanden na het tijdstip van

de melding.

2.Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, 1e lid , eerder is gebleken

dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in

hoofdstuk van deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.

Artikel 5 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de

toezichthouder, bedoeld in artikel 17, 1e lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt

voldaan.

Artikel 6 Register

1.Het college houdt een register bij van gemelde peuterspeelzalen. In dit register worden na een

melding onmiddellijk de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2, 2e lid, en artikel 3 zijn

verstrekt.

2.Het college deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register

heeft plaatsgevonden.

3.Het register ligt op het gemeentehuis kosteloos voor een ieder ter inzage en wordt vermeld op de

web-site van de gemeente Zevenaar.

Artikel 7 Wijzigingen van gegevens

1.De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de melding zijn verstrekt, direct

mededeling aan het college.

2.Het college deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.

Hoofdstuk 3 De Kwaliteitseisen

Artikel 8 Algemene kwaliteitseisen

1.De houder van een peuterspeelzaal biedt peuterspeelzaalwerk aan dat bijdraagt aan een goede

en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

2.De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal

zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materiaal, draagt zorg voor een

zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en

ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.

Artikel 9 Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid

De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen

kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd. De

houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een

risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico's de opvang van kinderen met zich meebrengt.

Artikel 10 Oppervlakte speelruimte

1.Voor ieder kind is minimaal 3,5 m² bruto vloeroppervlakte aan binnenspeelruimte

beschikbaar.

2.Voor ieder kind is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de bruto-oppervlakte

minimaal 4 m² per kind bedraagt en die voor kinderen bereikbaar is.

Artikel 11 Groepen en groepsgrootte.

1.De opvang van kinderen vindt plaats in vaste groepen in passend ingerichte vaste

afzonderlijke ruimtes.

2.In een groep zijn ten hoogste 20 kinderen gelijktijdig aanwezig.

Artikel 12 Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep

Uitgaande van ambitieniveau 2 (spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen) is het

aantal beroepskrachten per groep twee.

Artikel 13 Overeenkomst tussen houder en ouder

Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de

houder en een ouder.

Artikel 14 Informatieplicht aan de ouders

De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze

overeenkomst in ieder geval over:

  • a.

    de plaatsingsprocedure en leveringsvoorwaarden;

  • b.

    het ambitieniveau;

  • c.

    het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het

pedagogisch beleid waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen de visie op de omgang

met kinderen is beschreven;

d.de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal.

Artikel 15 Verklaring omtrent het gedrag

1.Personen die als beroepskracht of begeleider werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het

bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens.

2.Deze verklaring wordt aan de houder overlegt voordat een persoon zijn werkzaamheden

aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan twee

maanden.

3.Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer

voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de

houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan

twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder

vast te stellen termijn.

Hoofdstuk 4 Het gemeentelijk toezicht

Artikel 16 Aanwijzing van toezichthouders

Het college van burgemeester en wethouders wijst toezichthouders aan.

Artikel 17 Onderzoek door de toezichthouder

1.De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 2, 1e lid, binnen 8 weken of

de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften in

hoofdstuk 3 van deze verordening.

2.Onverminderd het 1e lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke

peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze

verordening.

3.Naast het onderzoek bedoeld in het 1e en 2e lid kan de toezichthouder incidenteel onderzoek

verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze

verordening.

Artikel 18 Het inspectierapport

1.De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een

peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

2.Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening

niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

3.Alvorens het rapport vast te stellen, stelt het college de houder in de gelegenheid van het

ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De

toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

4.De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift

daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke

plaats.

5.De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan

openbaar.

Artikel 19 Aanwijzing en bevel

1.Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven indien op basis van het

inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende mate

naleeft.

2.In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften

niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen

maatregelen.

3.Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig

tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de

toezichthouder het college adviseren om een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een

geldigheidsduur van veertien dagen, die door het college kan worden verlengd.

4.De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel

gestelde termijn.

Artikel 20 Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 2, 1e lid, en de artikelen in hoofdstuk 3 van deze verordening wordt

gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 21 Overgangsbepaling

1.Het college neemt in het register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van inwerkingtreding

van deze verordening over een vergunning beschikken.

2.Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het

college alle gegevens die nodig zijn voor het register.

3.Beroepskrachten en begeleiders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening

werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen twee maanden na de

inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 23 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk

gemeente Zevenaar.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar,

gehouden op 31 oktober 2007

De griffier, De voorzitter,