Regeling vervallen per 08-03-2024

Wegsleepverordening Zevenaar 2019

Geldend van 23-10-2019 t/m 07-03-2024

Intitulé

Wegsleepverordening Zevenaar 2019

De raad van de gemeente Zevenaar,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 908838;

Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;

Overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

BESLUIT:

Vast te stellen de:

Wegsleepverordening Zevenaar 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;

  • e.

    motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • f.

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: Van Amerongen Berging, Dr C. Lelyweg 6, 6872 BH te Arnhem.

  • 2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats worden door het college vastgesteld.

  • 3. De burgemeester kan een tijdelijke plaats van bewaring aangeven in het geval een specifieke situatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1. De kosten exclusief BTW van het overbrengen van een voertuig tot 3500 kg Gewicht Volle Wagen (GVW) naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      basistarief/voorrijkosten: euro € 97, 38;

    • b.

      sleepkosten voor het overbrengen op werkdagen maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 18.00 uur: € 167,67;

    • c.

      sleepkosten voor het overbrengen tijdens het weekend en feestdagen en werkdagen tussen 18.00 uur en 08.00 uur: € 193,81;

    • d.

      kosten voor de administratieve handeling (bij afsleep) en stalling tot 23:59 uur op de dag van afsleep bedragen: € 25,63.

  • 2. De kosten van het bewaren van een voertuig bedoeld onder lid 1. bedragen euro € 10,76 per etmaal gerekend vanaf 00.00 uur.

  • 3. De kosten exclusief BTW van het overbrengen van een voertuig met meer dan 3500 kg GVW) naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      voorrijkosten: euro € 225,00;

    • b.

      sleepklaar maken van het voertuig: euro € 100,00;

    • c.

      sleepkosten voor het overbrengen naar bewaarplaats en bedrijfsgereed maken: euro € 125;

  • 4. De kosten van het bewaren van een voertuig bedoeld onder lid 3. bedragen euro € 75,00 per dag of gedeelte daarvan.

  • 5. De in dit artikel genoemde bedragen worden vanaf 1 januari 2020 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de Consumentenprijsindex (CPI).

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Overgangsbepaling en inwerkingtreding

  • 1. De “Wegsleepverordening gemeente Rijnwaarden“ vastgesteld in de raadsvergadering van 28 april 2009 van de gemeente Rijnwaarden en de Wegsleepverordening gemeente Zevenaar, vastgesteld in de raadsvergadering van 24 februari 2002 van de gemeente Zevenaar worden ingetrokken met ingang van de in het tweede lid bedoelde datum met dien verstande dat beide verordeningen van toepassing blijven op feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening Zevenaar 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 oktober 2019.

Toelichting op de Wegsleepverordening Zevenaar 2019

Algemeen

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is een bevoegdheid van het gehele college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen mogen op de weg staande voertuigen niet alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van gehandicaptenparkeerplaatsen maar ook vanwege hinderlijke geparkeerde voertuigen.. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, evenemententerreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur ’s nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo’n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders.

Het opmaken van een procesverbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Het is raadzaam de geconstateerde parkeerovertreding dan ook, mede met het oog op eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb, zo goed mogelijk door politie of gemeentelijke BOA’s vast te leggen in een schriftelijk document. Een afschrift van dit schriftelijke document wordt in het bewaringsregister opgenomen. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Verordening

In artikel 170 e.v. WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waarop grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Wegsleepwaardige overtredingen

Om houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening is in de bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving (zie artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen).

Tot slot kan op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994 worden gewezen. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Bevat relevante begripsbepalingen.

  • e.

    motorrijtuig: Deze bepaling is toegevoegd ten behoeve van het bepaalde in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 2 Aanwijzen van wegen en weggedeelten

De bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt.

Alleen van aangewezen wegen en weggedeelten mogen voertuigen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Om optimaal gebruik te kunnen maken van deze mogelijkheid zijn alle hiervoor in aanmerking komende wegen en weggedeelten op het grondgebied van de gemeente Zevenaar aangewezen. Het kan hierbij gaan om gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en losplaatsen, parkeerplaatsen voor vergunninghouders en voetgangersgebieden.

Artikel 3 Plaats van bewaring voertuigen en openingstijden

Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid van de WVW 1994 moet(en) de plaats(en) van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. De wet laat het niet toe om de aanwijzingsbevoegdheid aan burgmeester en wethouders te delegeren. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk andere terreinen als plaats van bewaring van voertuigen aanwijst. Bijvoorbeeld als er een evenement plaatsvindt.

Het vaststellen van de openingstijden kan wel aan het college van burgemeester en wethouders worden gedelegeerd.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren van voertuigen

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • -

    het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • -

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 6 Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Bijlage bij de toelichting Wegsleepverordening Zevenaar 2019

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd.

Plaats op de weg

een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • 1.

    op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • 2.

    op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • 3.

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • 4.

    in een tunnel;

  • 5.

    bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • 6.

    op de rijbaan langs een busstrook;

  • 7.

    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • 8.

    langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 9.

    op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of – behoudens in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg.

(Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Parkeren

een voertuig is geparkeerd:

  • 1.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • 2.

    voor een inrit of een uitrit;

  • 3.

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 5.

    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • 6.

    binnen een erf, waarbij – voor zover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • 7.

    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • 8.

    op een parkeergelegenheid voor zover het voortuig niet behoort tot de op het onderbord aangegeven categorie voertuigen, op een andere wijze dan op het onderbord is aangegeven, dan wel op de dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

  • 9.

    in een parkeerschijfzone, tenzij op een parkeerplaats die als zodanig is aangeduid of aangegeven of plaatsen die voorzien zijn van een blauwe streep;

  • 10.

    op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep indien het motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken;

  • 11.

    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Bevel of aanwijzing

een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;

(Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voor zover:

    • het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

    • het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

    • tenzij die gereserveerd is voor een bepaald voertuig;

    • tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren).