Regeling vervallen per 18-05-2016

Algemene Subsidieverordening Zoetermeer 2011

Geldend van 18-05-2016 t/m 17-05-2016

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ZOETERMEER 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

  • c.

    raad: raad van de gemeente Zoetermeer;

  • d.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen als bedoeld in artikel 4.21, eerste lid Awb;

  • e.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • f.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op de beleidsterreinen die in de programmabegroting zijn opgenomen. Dit betreft in ieder geval de activiteiten op het gebied van:

    • a.

      - algemeen bestuur;

    • b.

      - openbare orde en veiligheid;

    • c.

      - verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      - economische zaken;

    • e.

      - sport;

    • f.

      - onderwijs;

    • g.

      - cultuur en recreatie;

    • h.

      - sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • i.

      - volksgezondheid;

    • j.

      - milieu (waaronder: duurzaamheid, dieren en natuur);

    • k.

      - ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • l.

      – evenementen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de hoogte en/of de verdeling van de subsidie worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad stelt jaarlijks via de programmabegroting de bedragen vast die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn.

  • 2. Het college is bevoegd met in achtneming van de bedragen als bedoeld in lid 1, jaarlijks subsidieplafonds in te stellen.

  • 3. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten en prestaties waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie moet tenminste 13 weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit worden ingediend.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringgronden

Het college kan, naast de in artikel 4.25 en artikel 4.35 van de Awb genoemde gevallen, subsidieverstrekking weigeren indien de activiteiten van de aanvrager:

a.niet passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelen of in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

  • b.

    niet of niet in overwegende mate zijn gericht op de gemeente of haar ingezetenen;

  • c.

    niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • d.

    in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • e.

    een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap uitdragen.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening van de subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één keer plaats.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij jaarlijkse subsidies van €100.000 en hoger is de subsidieontvanger verplicht uiterlijk 31 juli van het jaar waarvoor de subsidie is verleend, een tussentijdse rapportage bij het college in te dienen over de voortgang van zijn activiteiten in het eerste half jaar en een prognose te geven voor het tweede half jaar.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat:

a.de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zullen worden verricht,

of

b.niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden

verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

    • 1.

      De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

    • 2.

      De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

      • a.

        besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

      • b.

        relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

      • c.

        ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

      • d.

        wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

    • 3.

      De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

    • 4.

      De subsidieontvanger is verplicht om als bezoldigingsmaximum een maximale inkomensgrens in acht te nemen van per kalenderjaar ten hoogste € 155.000,--, vermeerderd met de opslagen, genoemd in artikel 2.3, eerste lid onder a, b en c van de Wet Normering Topinkomens.

  • 5. Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1. Subsidies tot € 5.000 worden door het college direct vastgesteld.

  • 2. Het college kan gedurende een jaar na afloop van het subsidiejaar of subsidieperiode aan de subsidieontvanger nadere gegevens vragen waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Het college voert jaarlijks standaard een onderzoek uit naar de rechtmatige besteding van de toegekende subsidies bij tenminste vijf instellingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening € 5.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een per boekjaar verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en de overeengekomen prestaties zijn geleverd.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Het college voert jaarlijks standaard een onderzoek uit naar de rechtmatige besteding van de toegekende subsidies bij tenminste vijf instellingen.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening € 50.000 of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een per boekjaar verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en de overeengekomen prestaties zijn geleverd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      voor subsidies vanaf € 100.000 een controleverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1.

    • Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

    • 2.

      Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het

    eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 tweede lid van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat, ingeval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken, wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidie-ontvanger wordt ontvangen.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 4. Door de subsidie-ontvanger dient in beginsel dat deel van het gevormde vermogen vergoed te worden, dat overeenkomt met het deel dat de subsidie uitmaakte van de totale inkomsten van de subsidie-ontvanger in de laatste vijf jaren waarin subsidie werd verleend.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Evaluatie

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.24 van de Awb geldt de verplichting tot het publiceren van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie tenminste eenmaal in de 4 jaar.

Artikel 22. Intrekking

De Algemene subsidieverordening Zoetermeer 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

Aanvragen om eenmalige subsidie die zijn ingediend voor 1 juli 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Zoetermeer 1999. Jaarlijkse subsidies die ingaan op 1 januari 2012 vallen onder de ASV-2011 ongeacht de indieningstermijn. Jaarlijkse subsidies die ingaan op of na 1 januari 2013, vallen onder de werking van het bij deze verordening gewijzigde artikel 14, vierde lid.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in 1 juli 2011 in werking.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Zoetermeer 2011.