Regeling vervallen per 26-07-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende rechtspositie Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

Geldend van 10-02-2017 t/m 25-07-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • d.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2004, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • e.

    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • f.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • g.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet;

  • h.

    seniorenconvent: het door de raad ingestelde overlegplatform ter bespreking van spoedeisende zaken en afstemmingszaken;

  • i.

    presidium: het door de raad ingestelde overlegplatform ter voorbereiding van de commissie- en raadsvergaderingen;

  • j.

    scholing: niet partijpolitiek georiënteerde opleidingen, cursussen, congressen, seminars en symposia;

  • k.

    scholingskosten: cursus- en lesgelden, kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten, aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, reis- en verblijfkosten in het kader van de scholing, alsmede alle andere kosten die verbonden zijn aan de scholing.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

(vervallen).

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies of een door de raad, gehoord het presidium, verklaarde buitengewone commissievergadering, bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 5 vastgestelde maximum.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3. De vergoeding wordt slechts één maal per vergaderavond uitgekeerd.

  • 4. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • b.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 5. De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 180% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 6. Tot diegenen bedoeld in het vijfde lid, behoren de leden van de volgende commissies die een vergoeding van 150% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding ontvangen:

    • a.

      Commissie Bezwaar- en beroepschriften;

    • b.

      Bezwarencommissie Personele Aangelegenheden;

    • c.

      Bezwaarschriftencommissie Sociale Voorzieningen;

    • d.

      Rekenkamercommissie;

    • e.

      Paritaire commissie.

  • 7. De voorzitters van de in het zesde lid genoemde commissies alsmede de voorzitter(s) van de Adviesraad sociaal domein en de Adviescommissie Toegankelijkheid ontvangen een vergoeding van 180% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding.

  • 8. Aan de leden van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit wordtovereenkomstig het bepaalde in het vijfde lid, een uurloon uitbetaald ter hoogte van het architectenhonorarium vastgesteld door de Bond van Nederlandse Architecten, welk uit te keren bedrag voor BTW-plichtigen wordt vermeerderd met het hierover verschuldigde BTW-tarief.

Artikel 4 Onkostenvergoeding

(vervallen).

Artikel 5 Berekening en betaling vaste vergoedingen

(vervallen).

Artikel 6 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

(vervallen).

Artikel 7 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

(vervallen).

Artikel 8 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd, worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

  • 3. De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten:

  • 1. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

  • 2. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b. van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • 4. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

  • 5. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 9 Verblijfkosten

(vervallen).

Artikel 10 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. Een raadslid maakt uitsluitend een buitenlandse reis uit hoofde van zijn lidmaatschap als de raad, gehoord het seniorenconvent, hiermee heeft ingestemd.

  • 2. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad, inclusief de niet raadsleden, toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 3. Indien aan de in het tweede lid bedoelde excursie of reis zowel raads- als commissieleden deelnemen, kan de gemeenteraad afhankelijk van het aantal deelnemende raadsleden, vaststellen hoeveel commissieleden hieraan kunnen deelnemen.

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 5. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen geheel of gedeeltelijk voor rekening van de gemeente. De raad neemt hierover per voorkomend geval een beslissing.

Artikel 11 Scholing

  • 1. De kosten van scholing die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Het raadslid of commissielid dat wil deelnemen aan scholing die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raads- of commissielidmaatschap en het gaat om niet-partijpolitiek georiënteerde scholing.

Artikel 12 Computer

  • 1. Door de gemeente wordt aan het raadslid, gedurende de uitoefening van het raadslidmaatschap, een iPad in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Het college stelt een bruikleenovereenkomst vast.

  • 3. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 13 Fietsregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de Uitvoeringsregeling Fiets voor woon-werkverkeer van de gemeente Zoetermeer.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 14 Ziektekostenvoorziening

(vervallen).

Artikel 15 Werkkostenregeling

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de vergoedingen op grond van artikel 8;

  • b.

    de vergoedingen en verstrekkingen op grond van artikel 10;

  • c.

    de vergoedingen op grond van artikel 11;

  • d.

    de verstrekking op grond van artikel 13.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 16 Onkostenvergoeding

(vervallen).

Artikel 17 Reiskosten woon-werkverkeer

De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 18 Zakelijke reiskosten

  • 1. Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 17 vergoeding verleend voor reis- en verblijfkosten ter zake van andere dan de in artikel 17 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reis- en verblijfkosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 18a Dienstauto

  • 1. Wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente buiten Zoetermeer gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • 2. De dienstauto met chauffeur wordt door de wethouders niet gebruikt voor het woon-werkverkeer en vervoer binnen de gemeente, tenzij er sprake is van vervoer voorafgaand aan of aansluitend op een reis als bedoeld in lid 1. Reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van het ambt is wel toegestaan met inachtneming van het in de eerste volzin bepaalde

  • 3. Als de wethouders gebruikmaken van een dienstauto dan hebben zij voor die reizen geen recht op een tegemoetkoming voor de reiskosten.

  • 4. Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 19 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland is vooraf toestemming van het college vereist. Het college meldt het besluit via de besluitenlijst van het college. Het college kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 20 Scholing

  • 1. De kosten van scholing die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De wethouder die wil deelnemen aan scholing die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder en het gaat om niet-partijpolitiek georiënteerde scholing.

Artikel 21 Computer

  • 1. Door de gemeente wordt aan de wethouder, gedurende de uitoefening van het wethouderschap, een iPad inclusief internetabonnement, in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Het college stelt een bruikleenovereenkomst vast.

  • 3. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 22 Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, tekenen hiervoor een door het college vastgestelde bruikleenovereenkomst.

Artikel 23 Fietsregeling

  • 1. De wethouder kan deelnemen aan de Uitvoeringsregeling Fiets voor woon-werkverkeer van de gemeente Zoetermeer.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 25 Werkkostenregeling

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de vergoedingen op grond van artikel 17;

  • b.

    de verstrekkingen op grond van artikel 18;

  • c.

    de vergoedingen op grond van artikel 19;

  • d.

    de vergoedingen en verstrekkingen op grond van artikel 20 van deze verordening;

  • e.

    de verstrekkingen op grond van artikel 23;

  • f.

    de vergoedingen op grond van artikel 24.

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 26 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 27 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 8, 10, 11, 17, 18, 19, 20 en 24 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld, voorzien van originele bewijsstukken en ondertekend binnen 6 maanden ingediend bij:

    • a.

      indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en

    • b.

      indien het een raadslid of commissielid betreft bij de griffier,

    • c.

      of een door hen aangewezen ambtenaar.

Artikel 28 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 8, 10, 11, 17, 18, 19 en 20 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het begeleidingsformulier en de factuur wordt binnen 6 maanden ingediend bij:

    • a.

      indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en

    • b.

      indien het een raadslid of commissielid betreft bij de griffier,

    • c.

      of een door hen aangewezen ambtenaar.

Artikel 29 Gebruik creditcard

(vervallen).

Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 30 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden, vastgesteld op 9 juli 2007, sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2014, met dien verstande dat artikel 20 terugwerkt tot 27 maart 2014, en de artikelen 15 sub d en 25 sub e terugwerken tot 1 januari 2015.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 19 januari 2015.
De griffier, de voorzitter,
Drs. K. Bolt Ch.B. Aptroot

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (hierna: Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij Algemene maatregel van bestuur (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die in de wet (lees rechtspositiebesluit of regeling) dwingend geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de o.a. ziektekostenvergoeding, onkostenvergoeding, vergoedingen voor de toelage voor fractievoorzitters, de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad en de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Appa.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Verder is er een Gedragscode politieke ambtsdragers opgesteld. Het rechtskarakter van die regeling is dat van een interne regeling in aanvulling op de wettelijke regels.

De verordening bevat bepalingen inzake:

– de beloning voor de werkzaamheden van commissieleden (artikel 3), waarbij is op te merken dat voor raadsleden en wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in respectievelijk het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders;

– reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 8 t/m 10, 17 t/m 19);

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 24);

– beschikbaarstelling van een iPad aan wethouders en raadsleden (artikelen 12 en 21) en faciliteiten in de vorm van deelname aan scholing voor wethouders, raads- en commissieleden (artikelen 11 en 20);

– secundaire voorzieningen zoals de fietsregeling (artikel 23) voor wethouders;

– de procedure van declareren (artikelen 26 t/m 29).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is, vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Appa.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Werkkostenregeling

Vanaf 1 januari 2011 geldt de fiscale werkkostenregeling. De gemeente Zoetermeer heeft per

1 januari 2014 gekozen voor deze regeling. Op grond van die regeling is er voor door de werkgever aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen een forfaitaire vrijstelling van 1,5% van de fiscale loonsom (artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964). Dit forfait wordt aangevuld met nog slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen voor zakelijke kosten. Over het meerdere – boven het algemene forfait en voor zover niet onder een gerichte vrijstelling vallend – vindt een eindheffing van 80% ten laste van de werkgever plaats. Voor zover de forfaitaire ruimte niet volledig is benut hoeft de gemeente geen loonbelasting af te dragen. De nieuwe opzet maakt het tevens overbodig (de waarde van) als eindheffingsbestanddeel aangewezen verstrekkingen toe te rekenen aan de individuele werknemer.

Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan scholing.

Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt.

Indien een raadslid gekozen heeft voor de opting-in-regeling wordt het bedrag aan onkostenvergoeding genoemd in tabel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden netto uitbetaald. Dit bedrag wordt niet opgenomen in het belastbaar loon van het raadslid. Het bedrag komt ten laste van de vrije ruimte van de Werkkostenregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen eveneens het bedrag aan onkostenvergoeding genoemd in tabel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Zij zullen over het bedrag dat zij aan onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Zij kunnen niet deelnemen aan de fietsregeling. Zie verder de toelichting bij artikel 13.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB of een jaaropgave. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen, kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

– welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

– welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

– kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

– voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende

– Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering;

– bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

– zakelijk gebruik van dienstauto’s;

– deelname aan scholing.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid, maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatie-apparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zo nodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van de artikelen 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn ten slotte vertegenwoordigers van belangengroepen en dergelijke, tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

In artikel 3, eerste lid, is ervoor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 3, leden 5 t/m 8, van de verordening. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklasse te kiezen.

Artikel 8 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een voor de raadsleden door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij eventueel aansluiting gezocht kan worden bij rijksregelingen op dit punt. Het is aan te bevelen de lokale uitvoeringsregelingen op elkaar af te stemmen.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 8, derde lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals vermeld in artikel 8, lid 3. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.

In het Handboek loonheffingen 2011 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

“Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.”

Artikelen 10 en 19 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.

Artikelen 11 en 20 Scholing

Deze voorziening valt onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Hiermee komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Een onderscheid is gemaakt tussen scholing die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang wordt georganiseerd en scholing waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt.

Partij-politiek georiënteerde scholing kan niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de scholing benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de scholing en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In de aanvraag wordt opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde scholing heeft een zakelijk karakter en is aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 12 en 21 Computer

De kostensoorten fax/pc vallen onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat ofwel door de gemeente een pc in bruikleen wordt gegeven voor de duur van de ambtsvervulling dan wel dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt voor de aanschaf van een pc of het gebruik van een pc die het raadslid al heeft. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.

Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktopcomputer, een laptop, een pocket-pc , een mini notebook of een tabletcomputer gaat.

In het Rechtspositiebesluit wordt er vanuit gegaan dat de computer ook voor meer dan 10% privé gebruikt wordt en dus belast moet worden. Uit de toelichting bij de desbetreffende wijziging van het Rechtspositiebesluit (Stb 2006, nr. 8) blijkt dat artikel 7a Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toeziet op de situatie dat de apparatuur ook gedeeltelijk voor privédoeleinden wordt gebruikt:

“Slechts indien een computer geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt kan deze nog onbelast worden vergoed, worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld. Als gevolg van deze wijziging in de belastingregelgeving zal in de regel ook PC-apparatuur die door de gemeente of provincie aan ambtsdragers ter beschikking wordt gesteld, bij de belastingheffing worden betrokken. Voor ambtsdragers wordt ervan uitgegaan dat zij de computers niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking, als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast.”

Onbelaste verstrekking van computers (en dus ook tabletcomputers) is alleen mogelijk als aangetoond kan worden dat deze geheel of nagenoeg geheel (meer dan 90%) voor geheel zakelijke doeleinden gebruikt worden. Deze onbelaste verstrekking valt dan ook niet onder artikel 7a van het Rechtspositiebesluit en hoeft dan ook niet bij verordening geregeld te zijn. Er is dan namelijk fiscaal gezien geen sprake van fictief loon, waardoor artikel 99 van de Gemeentewet niet van toepassing is omdat er geen sprake is van voordeel. Dit moet in de (gebruikers)overeenkomst eenduidig geregeld zijn. Indien de gemeente een computer onbelast in bruikleen wil geven aan raadsleden dan kan zij het beste hierover in contact treden met de Belastingdienst voor de voorwaarden waaronder dat mogelijk is. De gemeente mag de belastingheffing over een in bruikleen ter beschikking gestelde pc compenseren.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

De lagere c.q. nihilwaarderingen die onder de WKR van toepassing zijn op door de werkgever ter beschikking gestelde voorzieningen (zoals bijvoorbeeld bij computer- en internetverbinding) zijn gebonden aan het begrip werkplek van de werknemer. Een werkplek van de werknemer is een plaats die deze gebruikt in verband met het verrichten van arbeid en waarvoor voor de werkgever de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is (zie art 1.2, eerste lid, onderdeel f, van de URLB 2011).

Als niet wordt voldaan aan de eis van 90% voor zakelijk gebruik dan wordt direct de factuurwaarde van de ter beschikking gestelde voorziening in de loonheffingen betrokken. Wederom ofwel rechtstreeks als loon voor de werknemer dan wel aangewezen door de werkgever als eindheffing en vervolgens ondergebracht in de vrije ruimte. Er is dus geen sprake van het in de heffing betrekken van een gedeelte van de factuurwaarde volgens een afschrijvingssysteem van bijvoorbeeld drie jaar.

Artikel 13 en 23 Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken.

Artikelen 15 en 25 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moet een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 17 en 18 Reiskosten woon-werkverkeer en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 17 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Ingevolge artikel 18 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2014 € 0,37 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal

€ 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast.

Voor de verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op het rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 18a Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. Gecontracteerd vervoer wordt rechtspositioneel gezien als een dienstauto. De dienstauto wordt niet voor het woon-werkverkeer en vervoer binnen de gemeente gebruikt, behalve wanneer er sprake is van vervoer voorafgaand aan of aansluitend op een reis zoals bedoeld in het eerste lid. Bijvoorbeeld vervoer naar een afspraak buiten Zoetermeer en aansluitend vervoer naar een afspraak in Zoetermeer of het voorafgaand thuis ophalen. E.e.a. vanwege agendatechnische redenen. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.

Artikel 22 Communicatieapparatuur

De vergoedingen of verstrekkingen van communicatieapparatuur zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privételefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks een netto bedrag van € 25. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 12 per maand van de onkostenvergoeding achterwege te laten.

Binnen de WKR kunnen aan werknemers op de werkplek mobiele communicatiemiddelen ter beschikking worden gesteld waarvan de waarde op nihil wordt gesteld indien het zakelijk gebruik van meer dan bijkomstig belang is. (> 10%).

In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten begrepen. Onder de WKR is hierop geen gerichte vrijstelling van toepassing hetgeen betekent dat sprake is van een in beginsel belaste vergoeding.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen kunnen onder voorwaarden als gerichte vrijstelling worden aangemerkt conform artikel 31a, lid 2 onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 en worden daarom aangewezen als eindheffingsloonbestanddeel.

Artikelen 26 t/m 28 De procedure van declaratie

In artikel 26 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 27 en 28 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

– reis- en verblijfkosten van raadsleden;

– zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

– reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

– deelname aan scholing door raadsleden en wethouders;

– zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.