Regeling vervallen per 01-01-2012

Algemene subsidieverordening Zoeterwoude

Geldend van 22-03-2007 t/m 31-12-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening Zoeterwoude

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ZOETERWOUDE

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: begrippen.

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    de gemeente: de gemeente Zoeterwoude;

  • 2.

    de raad: de gemeenteraad van Zoeterwoude;

  • 3.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude;

  • 4.

    een raadscommissie: een vaste commissie van advies als bedoeld in artikel 91 van de Gemeentewet, die ten aanzien van één of meer bepaalde beleidsterreinen advies uitbrengt aan burgemeester en wethouders;

  • 5.

    een instelling: een rechtspersoon, één natuurlijke persoon en/of een groep van natuurlijke personen met als doel om zonder winstoogmerk en door middel van activiteiten het belang van de inwoners van de gemeente Zoeterwoude te dienen;

  • 6.

    een aanvraag:een aanvraag om subsidie van een instelling;

  • 7.

    een subsidie:de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan van de gemeente verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten en/of prestaties anders dan als betaling voor de levering van goederen en/of diensten;

  • 8.

    een exploitatiesubsidie:een subsidie waarbij de aanspraak op financiele middelen bestaat uit een bedrag t.b.v. de exploitatie van de activiteiten

  • 9.

    een budgetsubsidie: een subsidie, waarbij de aanspraak op financiële middelen bestaat uit een vast bedrag voor een duidelijk omschreven en meetbaar niveau van de bepaalde activiteiten en/of prestaties.

  • 10.

    een waarderingssubsidie: een subsidie, waarbij de aanspraak op financiële middelen bestaat uit een waardering van de bepaalde activiteiten en/of te leveren prestaties en deze aanspraak geen verband houdt met het exploitatieresultaat van de activiteiten en/of prestaties, die de gemeente met deze subsidie waardeert;

  • 11.

    een éénmalige subsidie:een subsidie, waarbij de gemeente de aanspraak op financiële middelen in beginsel slechts éénmalig voor de bepaalde activiteiten en/of prestaties verleent;

  • 12.

    het subsidieplafond:het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verlening van een vorm van subsidie;

  • 13.

    het subsidieprogramma:het besluit van de raad, waarbij subsidieplafonds zijn vastgesteld voor de subsidies

  • 14.

    de subsidieverlening:de beschikking waarbij een financiële aanspraak wordt verleend voor bepaalde activiteiten en/of prestaties, waardoor een voorwaardelijke aanspraak ontstaat;

  • 15.

    het voorschot: de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling

  • 16.

    de subsidievaststelling: de beschikking waarin het bedrag van het subsidie wordt vastgesteld en waaruit het recht op betaling van dat bedrag ontstaat;

  • 17.

    een subsidieontvanger:

    de instelling aan wie subsidie is verleend;

  • 18.

    een boekjaar: één kalenderjaar dan wel een ander tijdvak van één jaar indien dit tijdvak als gevolg van de aard van de activiteiten en/of prestaties en in verband met de doelmatigheid van de

  • 19.

    het subsidietijdvak:de periode, waarop het subsidie betrekking heeft.

Artikel 2: omvang en werking van deze verordening.

Deze verordening is van toepassing op door de gemeente te verlenen subsidies als bepaald in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht met uitzondering van die voor de bekostiging van onderwijs en onderzoek.

Artikel 3: Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiele middelen en zowel het subsidieplafond alsmede het subsidieprogramma, en – indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college besluit over voorschriften en voorwaarden, die aan de verlening verbonden kunnen worden, alsmede over het aangaan en ontbinden van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. Het college besluit omtrent het al dan niet verlenen van subsidies waarvoor een wettelijke grondslag, zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht, ontbreekt.

  • 4. Het college kan bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 5. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

Artikel 4: algemene bepalingen voor het verstrekken van subsidies.

  • 1. Het college verstrekt slechts subsidie aan instellingen, die over rechtspersoonlijkheid met volledige rechtsbevoegdheid beschikken.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel verstrekt het college subsidie aan instellingen die niet over rechtspersoonlijkheid met volledige rechtsbevoegdheid beschikken, indien de aard en omvang van de activiteiten en/of prestaties, waarvoor het sub-sidie is aangevraagd, in een onevenredige verhouding staan met de kosten en de tijdsduur, die met het voldoen aan de verplichting om een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegd-heid tot stand te brengen, zijn gemoeid.

  • 3. Het college verstrekt geen subsidie aan instellingen:

    • a.

      die in strijd zijn en/of handelen dan wel wier doelstelling in strijd is met de wet, het algemeen belang, de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid;

    • b.

      wier activiteiten niet, niet direct en/of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Zoeterwoude;

    • c.

      die hun deelnemers, cliënten, vrijwilligers en beroepskrachten niet in voldoende mate betrekken bij hun beleid;

    • d.

      die niet openstaan voor alle mensen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of geaardheid;

    • e.

      die niet streven naar deelname van gehandicapten aan hun activiteiten en/of de door hen geëxploiteerde voorzieningen;

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 5: de uitnodiging tot het indienen van aanvragen.

  • 1. Voor 1 maart van ieder jaar nodigt het college de instellingen uit om voor het subsi-dietijdvak, dat aanvangt in het komend kalenderjaar, een schriftelijke aanvraag in te dienen. Het college vermeldt bij deze uitnodiging de tijdstippen, waarop de inspraak en behandeling van de aanvragen in de raadscommissies en de raad zal plaatshebben.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde uitnodiging geschiedt door middel van een persoonlijke schriftelijke uitnodiging en een publicatie in een plaatselijke krant en/of een huis-aan-huis blad.

  • 3. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien de in de artikelen 7,9 en 10 genoemde meerjarige verlening van een subsidie aan de orde is.

  • 4. Het college vermeldt de in het eerste lid van dit artikel genoemde uitnodiging eveneens in de beschikkingen op aanvragen om subsidieverlening, die zij ter uitvoering van het subsidieprogramma als genoemd in artikel 7 van deze verordening voor 1 april van ieder jaar afgeeft. Het college nodigt die instellingen, aan wie over een subsidietijdvak van meer dan één boekjaar subsidie is verleend en als gevolg daarvan in het kalenderjaar, dat voorafgaat aan dit komende subsidietijdvak geen subsidieverlening hebben ontvangen, afzonderlijk en schriftelijk uit.

  • 5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op aanvragen voor éénmalige subsidies.

Artikel 6:

vereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag.

  • 1.

    Een aanvraag dient voor 1 mei van het kalenderjaar, dat voorafgaat aan het subsidie-tijdvak, waarop de aanvraag betrekking heeft, te zijn ingediend.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel dient een aanvraag om een éénmalige subsidie drie maanden voor het tijdstip, waarop de activiteit en/of de prestatie een aanvang neemt, te zijn ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag dient te bevatten:

    • a.

      het gevraagde bedrag en het subsidietijdvak;

    • b.

      ingeval de aanvrager een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, kan een afschrift van de notariële akte van oprichting en - voor zover van toepassing -afschriften van de nadien gepasseerde akte(n) van statutenwijziging gevraagd worden, uit welke afschriften de volledige tekst van de op het moment van de aanvraag geldende statuten van deze rechtspersoon blijkt alsmede een overzicht van de samenstelling van het bestuur ten tijde van de indiening van de aanvraag;

    • c.

      een begroting voor het subsidietijdvak met toelichting, in welke begroting is opgenomen:

      • 1.

        het gevraagde subsidiebedrag;

      • 2.

        het bedrag aan baten;

      • 3.

        het bedrag aan personeelslasten;

      • 4.

        het bedrag aan huisvestingslasten;

      • 5.

        het bedrag aan overige lasten;

    • d.

      een jaarrekening van het boekjaar, dat voorafgaat aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • e.

      een opgave van bank- of girorekeningnummer ten behoeve van de in het kader van de subsidieverlening en -vaststelling te verrichten betalingen;

    • f.

      alle overige gegevens die de gemeente voor het in behandeling nemen van aanvragen noodzakelijk acht.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid onder sub b. en e. van dit artikel is niet van toepassing op die instellingen, aan wie over het boekjaar, dat aan het subsidietijdvak, waarop de aan-vraag betrekking heeft voorafgaat, subsidie is verleend.

  • 5.

    Het bepaalde in het derde lid van dit artikel niet van toepassing op aanvragen om waarderingssubsidies.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het derde lid van dit artikel bevat een aanvraag om een éénmalige subsidie een omschrijving van de éénmalige activiteit en/of prestatie en een begroting met toelichting, waarin het gevraagde subsidiebedrag is opgenomen.

  • 7.

    Het college treedt in overleg met de aanvrager of de beoogde activiteiten en/of prestaties voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 7: de vaststelling van het subsidieprogramma.

  • 1. De voorbereiding van het raadsbesluit tot vaststelling van het subsidieprogramma geschiedt op de wijze als bepaald in titel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Het subsidieprogramma kan voor een periode van maximaal vier boekjaren vastgesteld worden.

  • 3. De bevoegde raadscommissie(s) betrekken de ingebrachte zienswijzen bij hun advies over het ontwerp van het subsidieprogramma.

  • 4. Op grond van de ingebrachte zienswijzen en het advies van de raadscommissie(s) legt het college tegelijk met de voorstellen tot vaststelling van de gemeentebegroting een voorstel tot vaststelling van het subsidieprogramma voor.

Artikel 8: verplichtingen van de subsidieontvanger.

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede betalingen en ontvangsten zijn na te gaan. De subsidieontvanger volgt de aan-wijzingen, die het college in het belang van de in de vorige volzin bedoelde vaststel-ling noodzakelijk acht, op.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt het college die inlichtingen, die zij voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de verstrekte sub-sidie(s) noodzakelijk acht. Onder deze verplichting is begrepen het recht van de ge-meente op inzage in de boeken en bescheiden van de subsidieontvanger.

  • 3. De subsidieontvanger verricht de navolgende rechtshandelingen niet dan na vooraf-gaande schriftelijke toestemming van het college:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of bezwaren van registergoederen, indien zij mede verworven zijn door middel van subsidiegelden, dan wel de lasten daarvan mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van subsidie dan wel uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten tot geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten, waarbij hij zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden, waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven van zijn gesubsidieerde activiteiten en/of prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 4. Het college kan aan het verlenen van de toestemming als bedoeld in het vorige lid van dit artikel de voorwaarde verbinden, dat de subsidieontvanger aan het college een vergoeding voldoet indien de desbetreffende rechtshandeling heeft geleid tot een vermogensvorming

  • 5. De subsidieontvanger stelt het college onmiddellijk en schriftelijk in kennis van de indiening van een aanvraag tot surséance van betaling of tot faillietverklaring door derden.

  • 6. De subsidieontvanger verzekert zich tegen:

    • a.

      zijn wettelijke aansprakelijkheid voor schade van derden voor tenminste een bedrag van €453.780,00 per gebeurtenis of per geval;

    • b.

      schade aan de in zijn eigendom zijnde opstallen op basis van nieuwwaarde;

    • c.

      schade aan de in zijn eigendom zijnde inboedel op basis van nieuwwaarde;

    • d.

      schade, die zijn personeel en/of zijn vrijwilligers lijden als gevolg van ongevallen, die tijdens de voor hem verrichte werkzaamheden plaats hebben;

    • e.

      overige schade, zulks ter beoordeling en ten genoege van de gemeente.

  • 7. Voor zover het verstrekken van een subsidie leidt tot vermogensvorming, die het gevolg is van één of meer van de omstandigheden als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger verplicht een vergoeding aan het college te voldoen. Het college bepaalt de hoogte van deze vergoeding eerst na overleg met de subsidieontvanger.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid van dit artikel is het de ontvangers van een subsidie toegestaan om een vrijbesteedbare reserve te vormen, waarvan de hoogte in een boekjaar niet meer bedraagt dan maximaal 10 % van het subsidie dat in het boekjaar is verleend.

  • 9. Van het bepaalde in het vorige lid kan het college afwijken indien gewichtige redenen, gebaseerd op een investeringsplan, tijdelijk een hogere reservering eist.

  • 10. De besteding van de vrijbesteedbare reserve moet volledig dienen ter bereiking van de doelen van de instelling, die door burgemeester en wethouders worden onderschreven.

Artikel 9: bijzondere bepalingen voor het verlenen van budgetsubsidies.

  • 1. Het college kan budgetsubsidies voor een periode van maximaal vier boekjaren verlenen.

  • 2. De subsidieverlening vermeldt of met de vaststelling rekening is gehouden met CAO-verplichtingen.

Artikel 10: bijzondere bepalingen voor het verlenen van exploitatie- en waarderingssubsidies.

  • 1. Het college kan explotatie- en waarderingssubsidies voor een periode van maximaal vier boekjaren verlenen.

  • 2. Ten aanzien een verleende waarderings- en exploitatiesubsidies bestaat, met inachtneming van artikel 8. lid 8, geen plicht tot het jaarlijks afrekenen van de ontvangen subsidie

Artikel 11: bijzondere bepalingen voor het verlenen van éénmalige subsidies.

  • 1. Het college kan ten behoeve van een bepaalde activiteit en/of prestatie éénmalige subsidie verlenen.

  • 2. Voor de in het vorige lid genoemde éénmalige subsidies wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende subsidie-verzoekende instellingen:

    • a.

      instellingen die buiten de gemeente gevestigd zijn;

    • b.

      instellingen die binnen de gemeente gevestigd zijn.

  • 3. Op verzoeken van instellingen zoals genoemd in lid 2 onder a. van dit artikel neemt het college een besluit op het subsidieverzoek en brengt dit ter kennis van de raadscommissie.

  • 4. Op verzoeken van instellingen zoals genoemd in lid 2 onder b. van dit artikel neemt het college een besluit. Uitvoering en bekendmaking van dit besluit vindt niet eerder plaats, dan nadat de raadscommissie is gehoord.

  • 5. Het college kan aan instellingen ten behoeve van de viering van een bepaald jubileum een éénmalige subsidie in de vorm van een jubileumsubsidie toekennen.

  • 6. Jubileumsubsidies bedragen € 4,50 per bestaansjaar en gelden bij 10-, 25-, 50-, 75- en 100-jarig jubilea. Voor jubliea met een veelvoud van 25 jaar geldt vervolgens een maximale bijdrage van € 567,00.

Hoofdstuk III De subsidievaststelling

Artikel 12: het vaststellen van een subsidie.

  • 1. Ten behoeve van de subsidievaststelling doen de subsidieontvangers vóór 1 mei na afloop van het boekjaar, waarvoor aan hen subsidie is verleend, het college een jaarrekening toekomen.

  • 2. Het college stelt binnen acht maanden na ontvangst van de in het vorige artikel genoemde stukken het subsidie vast met dien verstande, dat de vaststelling van éénmalige subsidie geschiedt binnen drie maanden, nadat de activiteiten en/of prestaties, waarvoor deze subsidie is verleend, zijn voltooid.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 11 van deze verordening kan het college op aan-vragen om een éénmalig subsidie afzien van subsidieverlening en het subsidie aanstonds vast-stellen, in welk geval de eerste twee leden van dit artikel voor de desbetreffende subsidieontvanger niet van toepassing zijn.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 12, lid 1 behoeft de ontvanger van een waarderingssubsidie geen jaarrekening van dat tijdvak in te zenden

  • 5. Het college kan bepalen dat een ontvanger van een exploitatiesubsidie geen jaarrekening als bedoeld in artikel 12, lid 1hoeft toe te zenden.

  • 6. Welke ontvangers van een exploitatiesubsidie zoals genoemd in het vorige lid geen jaarrekening behoeven in te zenden stelt het college vast door middel van een overzicht.

Artikel 13: het intrekken, wijzigen, bevoorschotten, betalen en terugvorderen van subsidies.

Intrekking, wijziging, betaling en terugvordering van subsidies geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen van de afdelingen 4.2.6 en 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14:overgangs- en slotbepalingen.

  • 1.

    Het college beslist in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als de "Algemene Subsidieverordening Zoeterwoude" en treedt met ingang van 22 maart 2007 in werking.

  • 3.

    De Algemene Subsidieverordening Zoeterwoude van 11 februari 1999, alsmede artikel V van het wijzigingsbesluit van 20 december 2001 en onderdeel I van het wijzigingsbesluit van 2 maart 2006 worden gelijktijdig ingetrokken

  • 4.

    De in het vorige lid van dit artikel genoemde verordening blijft van toepassing op alle aanvragen om een éénmalige subsidie, die voor 22 maart 2007 zijn ingediend, tenzij de toepassing van de nieuwe verordening voor de aanvrager gunstiger is.

  • 5.

    Het college zendt deze verordening toe aan alle instellingen die op het moment van inwerkingtreding subsidie ontvangen of hebben aangevraagd en aan de instellingen die na de datum van de inwerkingtreding voor de eerste maal subsidie aanvragen. Deze bepaling is van overeenkomstig toepassing bij wijziging van deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 maart 2007
de griffier,
U.S. Cengiz
de voorzitter,
E.G.E.M. Bloemen