Regeling vervallen per 11-05-2011

Kampeerverordening Zoeterwoude

Geldend van 11-05-2011 t/m 10-05-2011

Intitulé

Kampeerverordening Zoeterwoude

Kampeerverordening

Besluit van de Raad

Registernummer: JWH/07- 237b

De raad van de gemeente Zoeterwoude,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethoudersvan 20 november 2007,

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet,

Besluit:

vast te stellen de volgendeKampeerverordening.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:

  • 1.

    rechthebbende:degene die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking heeft over enig onroerend goed;

  • 2.

    kampeerplaats:terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • 3.

    gebouw: een bouwwerk, niet zijnde een kampeerplaats, waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

  • 4.

    jaarstandplaats: het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn;

  • 5.

    seizoensstandplaats: het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen ven een kampeermiddel voor ten hoogste de periode 15 maart tot 31 oktober;

  • 6.

    toeristische standplaats:het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken aanwezig is;

  • 7.

    kampeermiddel:een tent, caravan of camper;

  • 8.

    agrarisch bedrijf:onder agrarisch bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat bestemd is, en gebruikt wordt, voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of het fokken van vee.

Hoofdstuk 2 Aanvraag

Artikel 2

  • 1. Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden een kampeerplaats te exploiteren.

  • 2. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht betreffende de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen, is hier niet van toepassing.

Artikel 3

  • 1. De aanvrager van een exploitatievergunning vermeldt in de aanvraag:

    • a.

      naam en adres van de rechthebbende en de beheerder van de kampeerplaats;

    • b.

      indien van toepassing een opgave van het aantal jaar-, seizoen- en toeristische standplaatsen en recreatiewoonverblijven op de kampeerplaats;

    • c.

      een opgave van het aantal toe te laten verblijfsrecreanten op of in de kampeerplaats;

    • d.

      de periode of het aantal dagen dat de kampeerplaats per kalenderjaar kan worden gebruikt;

    • e.

      Het aantal dames- en herentoiletten, het aantal wasbakken, het aantal tappunten voor koud en warm water en het aantal afzonderlijke drinkwatertappunten.

    • f.

      hoe de afvoer van vloeibare- en vaste afvalstoffen is geregeld;

    • g.

      hoe de drinkwatervoorziening is geregeld.

  • 2. Bij de aanvraag van een vergunning moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

    een situatietekening in tweevoud van de kampeerplaats op schaal van ten minste 1 : 1.000 met een kadastrale omschrijving van het perceel waarop, indien van toepassing, is aangegeven:

    • ·

      de plaats van de bestaande en op te richten gebouwen met hun functie;

    • ·

      de aanwezige en aan te brengen randbeplanting, alsmede het assortiment waaruit deze randbeplanting bestaat;

    • ·

      het verloop van de wegen en paden;

    • ·

      de parkeergelegenheid;

    • ·

      de kavelbegrenzing van de jaar- en seizoenstandplaatsen, alsmede de begrenzing van de plaatsen bestemd voor toeristisch kamperen en voor sport en spel;

    • ·

      de aanwezige en te realiseren voorzieningen ter bestrijding van brand;

    • ·

      een toelichting waaruit blijkt welke sanitaire voorzieningen er zijn er hoe de afvoer van vaste en vloeibare afvalstoffen is geregeld.

Artikel 4

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat niet alle bescheiden, genoemd in artikel 2 behoeven te worden overgelegd.

Hoofdstuk 3 Voorschriften

Artikel 5

  • 1. Burgemeester en wethouders verbinden aan de vergunning voorschriften met betrekking tot de geldigheid en duur van de vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden.

Hoofdstuk 4 Slotbepaling

Artikel 6

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 2.

    deze verordening treedt in werking 8 dagen na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 6 december 2007,
de griffier,
A.J. Niesthoven
de voorzitter,
E.G.E.M. Bloemen