Regeling vervallen per 28-03-2011

VERORDENING WET INBURGERING ZOETERWOUDE 2009

Geldend van 12-11-1999 t/m 27-03-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2009

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING ZOETERWOUDE 2009

Besluit van de Raad

Registernummer: 09/71

De raad van de gemeente Zoeterwoude

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juli 2009,

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet en de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende, dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd,

Besluit

vast te stellen de volgende verordening,

VERORDENING WET INBURGERING ZOETERWOUDE 2009

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering (Wi);

    • c.

      de WWB: de Wet werk en bijstand;

    • d.

      de Regeling: De Regeling vrijwillige inburgering niet-G31;

    • e.

      de inburgeringsplichtige: de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wet inburgering;

    • f.

      de vrijwillige inburgeraar: de persoon als bedoeld in artikel 1, onder h van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31;

    • g.

      belanghebbende: de (aspirant)inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar;

    • i.

      hen inburgeringsvoorziening: een voorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

    • i.

      een taalkennisvoorziening: een voorziening die toeleidt naar het MBO-examen niveau 1 of 2.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet resp. de Regeling en over de toegang tot inburgerings- en taalkennisvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking, afgezien van mondelinge informatie aan de balie dan wel telefonisch, in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie en het aanvragen van een uitkering in het kader van de WWB;

    • b.

      het (desgewenst) toezenden van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie, al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen (BPI) redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de 4 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan belanghebbenden en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college kan, naast de groepen inburgeringsplichtigen voor wie de gemeente wettelijk verplicht is een inburgerings- of taalkennisvoorziening vast te stellen, een inburgerings- of taalkennis-voorziening vaststellen voor iedere inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Het college kan de groepen inburgeringsplichtingen en vrijwillige inburgeraars aanwijzen voor wie bij voorrang een inburgerings- of taalkennisvoorziening wordt vastgesteld op basis van de volgende criteria dan wel combinaties daarvan:

    • a.

      inburgeringsplichtigen die algemene bijstand in het kader van de WWB ontvangen;

    • b.

      inburgeringsplichtigen die een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale verzekeringswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangen;

    • c.

      inburgeringsplichtige oudkomers met een opvoedingstaak;

    • d.

      inburgeringsplichtige oudkomers die zich eigener beweging aanmelden en blijk geven een bijzondere belangstelling en motivatie;

    • e.

      inburgeringsplichtige nieuwkomers, niet-asielgerechtigd;

    • f.

      vrijwillige inburgeraars.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de belanghebbende.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23 tweede lid van de wet, wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening – of overeenkomst als het om een vrijwillige inburgeraar gaat – de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking of overeenkomst vastgelegd.

Hoofdstuk 3. Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 6 De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college doet het aanbod zo mogelijk al in het intakegesprek; als belanghebbende bedenktijd wil eveneens schriftelijk na de intake.

  • 2. Als een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening direct wordt geaccepteerd tijdens het intakegesprek, wordt de inburgeringsplichtige gevraagd daarvoor te tekenen. Tevens wordt het gekozen aantal termijnen waarin de bijdrage zal worden betaald, vastgelegd en voorzien van een handtekening.

  • 3. Het aanbod bestaat uit een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening alsmede de rechten en plichten die aan de voorziening worden verbonden.

  • 4. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar aan wie een schriftelijk aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken na ontvangst van het aanbod het college schriftelijk mee of hij of zij het aanbod aanvaardt.

  • 5. Na acceptatie van het aanbod door belanghebbende, eventueel in gezamenlijkheid aangepast, neemt het college binnen twee weken het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening overeenkomstig het aanbod.

  • 6. Als de inhoudingsplichtige het aanbod niet wenst te accepteren en het college acht de voorgestelde inburgeringsvoorziening wel het meest geschikt, dan wordt de voorziening niettemin met opgaaf van redenen vastgesteld.

  • 7. Aan de intake gaat in geval van (vermoedelijk) bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld analfabetisme, een oriënterend gesprek vooraf.

  • 8. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen een maand na het bekend worden daarvan een besluit tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een schriftelijke kennisgeving met als bijlage een door het college en de vrijwillige inburgeraar ondertekende overeenkomst.

Artikel 7 Het opleggen van verplichtingen

  • 1. Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan gesprekken met de gemeentelijk klantmanager;

    • b.

      het deelnemen aan het vaststellen van het leerniveau en de leercapaciteit;

    • c.

      het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening zoals omschrven in het persoonlijk cursuscontract;

    • d.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider van de onderwijsinstelling;

    • e.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • f.

      het voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het MB)-examen, niveau 1 of 2 op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • g.

      het melden indien door ziekte dan wel andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

    • h.

      het op verzoek of eigener beweging direct melden van alle feiten en omstandigheden warvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op, de toekenning van of de deelname aan de inburgerings- of taalkennisvoorziening.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde verplichtingen ook opleggen aan de vrijwillige inburgeraar. De verplichtingen worden alsdan opgenomen in de overeenkomst.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking of overeenkomst

  • 1. Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      de in artikel 7, eerste lid genoemde verplichtingen;

    • c.

      de datum waarop het inburgeringsexamen, staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of MBO-examen op niveau 1 of 2 moet zijn behaald;

    • d.

      de termijn(en), wijze van betaling en eventuele verrekening van de eigen bijdrage;

    • e.

      in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt, en

    • f.

      de mogelijkheid van een bonus mits het college ten aanzien daarvan nadere regels heeft gesteld.

  • 2. De overeenkomst tussen de gemeente en de vrijwillige inburgeraar bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de inburgerings- en taalkennisvoorziening;

    • b.

      de in artikel 7, eerste lid genoemde verplichtingen;

    • c.

      de datum waarop aan het examen moet zijn deelgenomen;

    • d.

      de termijn(en), wijze van betaling en eventuele verrekening van de eigen bijdrage;

    • e.

      de gevolgen van het niet naleven van de verplichtingen en

    • f.

      de mogelijkheid van een bonus ten aanzien waarvan het college nadere regels kan stellen.

Hoofdstuk 4. Beleidsregels

Artikel 9 Beleidsregels

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten van een medisch advies in verband met een verzoek om ontheffing van de inburgeringsplicht en

  • b.

    het toekennen van en bonus in geval belanghebbende het inburgeringsexamen, staatsexamen I of II of het MBO-examen, niveau 1 of 2 binnen een bepaalde periode behaalt.

Hoofdstuk 5. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 20% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB, indien de belanghebbende geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de hem toegekende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 50% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB, indien de belanghebbende niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn, de in de overeenkomst genoemde datum waarvoor aan het examen moet zijn deelgenomen of de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. In geval van een vrijwillige inburgeraar kan het college ook kiezen voor het beëindigen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot het vaststellen van de hoogte van de boete op grond van de ernst van de overtreding in relatie tot de individuele omstandigheden van de overtreder.

Artikel 11  Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid bedraagt ten hoogste 20% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 10, eerste lid opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste 50% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 10, tweede lid opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. Onverminderd artikel 34 van de wet bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste 100% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft gehaald en geen gebruik wordt gemaakt van de in artikel 31, tweede lid geboden mogelijkheid om de inburgeringstermijn te verlengen dan wel de inburgeringsplichtige te ontheffen van de inburgeringsplicht. 

  • 4. Onverminderd artikel 34 van de wet bedraagt de bestuurlijke boete op grond van artikel 33 van de wet ten hoogste 100% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief maximale gemeentelijke toeslagen in het kader van de WWB.

Artikel 12 Termijnverlenging en ontheffing

Het college kan nadere regels vaststellen betreffende de voorwaarden waaronder en de omstandigheden waarin, op grond van artikel 7, tweede lid onder b van de wet verlenging van de inburgeringstermijn of op grond van artikel 6 van de wet ontheffing van de inburgeringsplicht kan worden verleend.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2009.

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als Verordening Wet inburgering Zoeterwoude 2009 en vervangt de Verordening Wet inburgering Zoeterwoude 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 29 oktober 2009,
de griffier,
A.J. Niesthoven
De voorzitter,
E.G.E.M. Bloemen

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet inburgering (Wi) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

  • b.

    Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

  • c.

    Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.

  • d.

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De gemeenteraad kan bij verordening ook ervoor kiezen een voorziening tegen de zin van de inburgeringsplichtige in vast te stellen. Zoeterwoude kiest voor deze mogelijkheid. Zie verder hieronder bij “De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening''.

De Wet inburgering regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting stond de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. Het vaststellingstelsel waarvoor Zoeterwoude in dit besluit voor kiest, betekent dat de inburgeringsplichtige niet altijd naar eigen inzicht kan bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen.Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen, staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het MBO-examen, niveau 1 of 2 is behaald (resultaatsverplichting).

Gemeenten wordt in de Wet inburgering een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgerigsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen, nu ook een taalkennisvoorziening aanbieden.

Daarnaast moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de wet gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtige ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van de wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vierde lid, en artikel 23, derde lid van de wet).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet en informatie over inburgerings- en taalkennisvoorzieningen.

Regels met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het tenminste éénmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid van de wet).Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid ).

De wet draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19a, tweede lid, onder b van de wet):

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a);

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b van de wet).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in elk geval betrekking op het innen van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vast te stellen

Het nieuwe artikel 19a, eerste lid van de wet geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze desnoods tegen de wens van de inburgeringsplichtige in vaststelt. Dit betekent dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen in geval de inhoudingsplichtige het aanbod niet wenst te accepteren en het college de voorgestelde inburgeringsvoorziening wel het meest geschikt acht. Omdat wordt gekozen voor het vaststellingstelsel, moet de verordening op dit onderdeel worden gewijzigd.De inburgeringsplichtige is verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid van de wet).Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen zonder instemming vaststellen als de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is.

Als de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.

De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschild acht. Er zijn vervolgens drie mogelijkheden:

  • 1.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;

  • 2.

    De inburgeringsplichtige vindt de aangeboden inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

  • 3.

    Het college acht een inburgeringsvoorziezing geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is, als ze een aanbod doet, afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering (Wi), het Besluit inburgering, de Regeling inburgering en de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31, ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 van de wet regelt dat de gemeenteraad bij verordening beleid vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

In onze gemeente wordt de gewenste informatie op verzoek in een persoonlijk dan wel telefonisch gesprek verstrekt door de consulent die belast is met de uitvoering van de Wet inburgering.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

De gemeente is wettelijk verplicht aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (nieuwkomers én oudkomers) en geestelijke bedienaren (nieuwkomers en oudkomers) een aanbod te doen (artikel 19, tweede lid onder a en b van de wet).Sinds de wijziging van de wet per 1 januari 2009 kan de gemeente iedereen een aanbod doen ofwel voor iedereen een inburgeringsvoorziening vaststellen. Omdat het college al twee maal eerder heeft besloten de doelgroepen uit te breiden, is artikel 3 nu zo geformuleerd dat voor iedere belanghebbende een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars die behoren tot één van de groepen die het college heeft aangewezen, aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een inburgeringsvoorziening, bepaalt dit artikel tevens dat het college voor de groepen die het aanwijst een inburgeringsvoorziening kan vaststellen. Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, lid 2 Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit voor welke groepen inburgeringsplichtigen / vrijwillige inburgeraars een voorziening kan worden vastgesteld ter kennisname aan de raad aanbiedt.Het tweede lid van artikel 3 is vooral bedoeld om te voorkomen dat de gemeente uit eigen middelen voorzieningen moet gaan bekostigen in geval er zich meer mensen zouden melden dat de gemeente geld van het rijk ontvangt. Dit is overigens niet de verwachting.

In het kader van de Wet Participatiebudget zal de rijkssubsidie met ingang van 2012 worden bepaald aan de hand van outputverdeelmaatstaven. De indicatoren die daarbij gelden zijn het aantal personen voor wie een (duale) voorziening is vastgesteld, en het aantal behaalde examens.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, tweede lid, Wi). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, Wi). In een verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de voorziening (artikel 19, vierde lid, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige / vrijwillige inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, spelen de volgende factoren een belangrijke rol:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige / vrijwillige inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige / vrijwillige inburgeraar vervult in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden, naar eigen inzicht vorm te geven. Voor zo ver bekend heeft Zoeterwoude overigens geen geestelijke bedienaren binnen haar gemeentegrenzen.In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen geldt als voorwaarde dat het geen voorziening wordt vastgesteld, als dat diens arbeidsinschakeling belemmert (artikel 19, derde lid, van de wet).De Wet inburgering bepaalt tevens dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening), als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). lndien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente dus geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op ervoor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien re-integratievoorzieningen in het kader van de WAO/WIA en WW door andere partijen dan het college (kunnen) worden vastgesteld, moet het college in voorkomende gevallen overleggen met UWV WERKbedrijf, eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 Wi).

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, lid 3 Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige, voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, met betrekking tot het innen van de eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is in de wet vastgelegd en bedraagt 62 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, lid 2 Wi). Artikel 24, lid 1 Wi maakt het bij belanghebbenden die algemene bijstand ontvangen, mogelijk dat het college de eigen bijdrage inhoudt op de uitkering. Als het college wil overgaan tot inhouding, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening / taalkennisvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV WERKbedrijf ontvangt, kan het college het UWV WERKbedrijf verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV WE|bedrijf de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV WERKbedrijf en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 6 De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het vaststellen van een voorziening op zorgvuldige wijze gebeurt.

Het derde lid is bedoeld om in de fase van het aanbod al duidelijk te maken wat de voorziening inhoudt en welke rechten en plichten belanghebbende heeft. Zie ook artikel 8 waarin de inhoud van de vaststellingsbeschikking wordt geregeld.

Als belanghebbende bedenktijd wil, wordt het aanbod schriftelijk gedaan met een reactietermijn van twee weken. Belanghebbende wordt verzocht een door de gemeente opgestelde verklaring in te vullen en terug te sturen, waarin hij tevens aangeeft in hoeveel termijnen hij de eigen bijdrage wenst te voldoen (het eerste en vierde lid). Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar, dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal zij het gedane aanbod moeten aanpassen (vijfde lid).

In het zesde lid is geregeld dat het college de inburgerings- of taalkennisvoorziening tegen de wens van de inburgeringsplichtige kan vaststellen in geval zij deze het meest geschikt acht en niet kan instemmen met de wens van de inburgeringsplichtige zelf op een andere manier te willen voldoen aan zijn inburgeringsplicht. De beslissing een voorziening tegen de wens van de inburgeringsplichtige in vast te stellen dient goed te worden gemotiveerd en uiteraard te worden voorzien van een bezwaarmogelijkheid.

Als het college wel instemt met de wens van betrokkene zelf op een andere manier aan zijn plicht te voldoen, dan wordt in de beschikking de plicht opgelegd, de termijn waarbinnen aan de inburgeringsplicht moet zijn voldaan. Ook wordt de wijze waarop betrokkene van plan is aan zijn plicht te voldoen beschreven. Als het een inburgeringsplichtige oudkomer betreft, wordt conform artikel 26 van de wet tevens melding gemaakt van de dag waarop de inburgeringstermijn aanvangt.

Het zevende lid is bedoeld voor die vooraf bekende situaties waarin het verstandig is te wachten met het eventueel opleggen van de inburgeringsverplichting, zijnde een logisch gevolg van de intake. De intake is het begin van het inburgeringsonderzoek dat tot doel heeft vast te stellen of iemand inburgeringsplichtig is. Als iemand eerst moet alfabetiseren, is de inburgeringstermijn van vijf jaar die bij een oudkomer start bij het opleggen van de plicht (zie hierboven) soms te kort.

De leden 1 tot en met 7 gaan over de procedure in geval van een inburgeringsplichtige. Als het om een vrijwillige inburgeraar gaat, is uiteraard geen sprake van het tegen de wens van betrokkene in vaststellen van een voorziening.

Artikel 7 Het opleggen van verplichtingen

Op grond van dit artikel 6 is de (mogelijke) inburgeringsplichtige, uit hoofde van art. 25 Wi, verplicht aan een oproep van het college gehoor te geven en gegevens te verstrekken voor het vaststellen van de inburgeringsplicht (onder a) en het kunnen vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (onder b). Concreet betekent dit dat de (mogelijke) inburgeringsplichtige verplicht is te verschijnen voor een intake- c.q. vervolggesprek bij consulent en alle gegevens te verstrekken voor het vaststellen van taal/kennisniveau, leercapaciteit etc. Verder vormt dit artikel de uitwerking van artikel 23, lid 3 Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld.

Het college heeft de mogelijkheid de onder c tot en met h genoemde verplichtingen zowel aan inburgeringsplichtigen als vrijwillige inburgeraars op te leggen. Het college legt de verplichtingen dan ook op bij beschikking of, als het om vrijwillige inburgeraars gaat, in de in het tweede lid genoemde overeenkomst, zijnde de bijlage bij de schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking of overeenkomst

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit bezwaar te maken. In het eerste lid is geregeld welke onderwerpen de beschikking voor een inburgeringsplichtige in ieder geval moet bevatten.

Zoals in artikel 6 aangegeven, wordt met de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst gesloten. In de overeenkomst worden in beginsel dezelfde onderwerpen als voor de inburgeringsplichtige in de beschikking opgenomen.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onder a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen duidelijk zijn omschreven en aan betrokkene - onder andere - door middel van de beschikking bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid Wi). In de beschikking dient melding te worden gemaakt van de van toepassing zijnde datum waarop het examen moet zijn behaald (onder c).

Het gestelde onder e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt echter voor de hand om deze termijn zoveel mogelijk direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt vastgesteld.

Tot slot dient in de beschikking vermeld te worden wat de gevolgen zijn van het niet voldoen aan de verplichtingen en/of termijnen (onder f).

In het tweede lid zijn de onderdelen opgenomen die de met een vrijwillige inburgeraar te sluiten overeenkomst moet bevatten. Daar de vrijwillige inburgeraar op vrijwillige basis een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening zal volgen en niet op grond van de wet inburgeringsplichtig is, kan het college geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht opmaken. Het college kan slechts een overeenkomst opstellen waarin hij de in dit lid vermelde onderdelen dient op te nemen.

Artikel 9 Beleidsregels

Voorgesteld wordt het college de keuze te laten nadere regels te stellen met betrekking tot het nemen van stimulerende dan wel faciliterende maatregelen om inburgeringsplichtigen tegemoet te komen.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij veroordeling de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten (zie artikel 9, vierde lid van de verordening). Bovendien moet het college rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid van de wet). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Op grond van artikel 9, vierde lid van de verordening stelt het college hieromtrent nadere regels vast.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op (artikel 9, derde lid van de verordening). De maximumboete is 50% van de norm, zijnde de bijstandsnorm voor een alleenstaande inclusief toeslag, hetgeen per 1 januari 2009 neerkomt op 50% van € 898,70 voor een persoon van 21 tot 65 jaar oud.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete in het kader van de Wet inburgering als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid Wet werk en bijstand (WWB) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of - regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 van de wet worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moet de (tweede) overtreding zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen. Voorgesteld een periode van twaalf maanden aan te houden, conform het beleid in de gemeente Leiden.

Op grond van artikel 32 van de wet moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d Wi). U wordt voorgesteld als maximum 100% van de norm, per 1 januari 2009 dus € 898,70. Opnieuw zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een maximale bestuurlijke boete kan opleggen van € 898,70.

In artikel 11 van de verordening wordt het college de bevoegdheid toebedeeld de mogelijkheid om de inburgeringstermijn te verlengen dan wel de inburgeringsplichtige te ontheffen van de inburgeringsplicht nader te regelen.

Artikel 12 Termijnverlenging en ontheffing

Dit artikel biedt de mogelijkheid om door het college nadere regels te laten vaststellen met betrekking tot de omstandigheden waarin kan worden afgezien van het opleggen van een bestuurlijke boete in geval belanghebbende niet binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen, staatsexamen Nederlands als tweede taal l of II of het MBO-examen, niveau 1 of 2 behaalt (artikel 31, eerste en tweede lid van de wet).

*

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.


Noot
*

Artikel 13 Inwerkingtreding