Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

Besluit van de gemeenteraad van Zoeterwoude

Registratienummer HH/2010-

De raad van de gemeente Zoeterwoude,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 november 2010 met nummer HH/10-525,

gelet op artikel 229 van de Gemeentewet,

voorts gelet op (de vierde tranche van) de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten dient te worden geregeld,

besluit vast te stellen de:

Verordeningafvalstoffenheffingenreinigingsrechten

Hoofdstuk I Afvalstoffenheffing

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • b.

      groene container: de rolcontainer, die alleen bestemd is voor groente- fruit- en tuinafval;

    • c.

      grijze container: de rolcontainer, die alleen bestemd is voor restafval;

    • d.

      groep van percelen: een groep van meerdere percelen, waarbij voor de inzameling van afval gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van één of meerdere verzamelcontainers;

    • e.

      medisch afval: extra huishoudelijk afval dat vanwege een medische indicatie leidt tot een substantieel extra aanbod van als restafval aan te merken huishoudelijk afval;

    • f.

      gft-afval: groenafval afkomstig van groente, fruit en tuin.

  • 2. Onder een perceel wordt mede begrepen een woonboot.

  • 3. In deze verordening wordt onder Tarieventabel verstaan: artikel 3 van de Tarieventabel belastingen en rechten, als vastgesteld door de Gemeenteraad en geldende voor het belastingjaar waarop deze betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.11 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van een perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ter gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte ter gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De afvalstoffenheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De heffing bedoeld in artikel 1.2.1 en 1.2.2 van de Tarieventabel wordt geheven door middel van een éénmalige machtiging waarop het gevorderde bedrag is gemeld.

  • 3. In afwijking op lid 2 van dit artikel kan de heffing bedoeld in artikel 1.2.2 van de Tarieventabel eveneens terstond worden betaald middels de betaalautomaat ter plaatse van het afvalbrengstation.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De hoogte van de afvalstoffenheffing wordt bepaald naar de maatstaven en tarieven als opgenomen in de Tarieventabel en met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Het aantal kilogram afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1.3 van de Tarieventabel, onderscheiden naar a. en b., is gelijk aan de som van de per belastingtijdvak periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel.

  • 3. Het gewicht van de ingezamelde afvalstoffen per inzameling per perceel is gelijk aan het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging. Dit gewicht wordt vastgesteld door middel van de weegapparatuur van de inzamelauto.

  • 4. Een gedeelte van een in de Tarieventabel genoemde volume-eenheid wordt als een volle eenheid aangemerkt.

  • 5. In afwijking op lid 2 tot en met 4 wordt, in het geval een perceel behoort tot een groep van percelen zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Afvalstoffenverordening, een vast bedrag per perceel en per belastingtijdvak in rekening gebracht.

Artikel 7 Medisch afval

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag hiertoe vrijstelling verlenen voor de afvalstoffenheffing voor het inleveren van medisch afval.

  • 2. Het verzoek om de vrijstelling dient te worden aangevraagd onder overlegging van een recent medisch advies van een huisarts of medisch specialist.

  • 3. Indien geen advies van de huisarts of medisch specialist kan worden overgelegd, dient met een eigen schriftelijke verklaring aannemelijk te worden gemaakt dat gebruik wordt gemaakt van materiaal dat medisch afval tot gevolg heeft, zulks onder overlegging van aankoopnota’s of anderszins.

  • 4. Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken op de aanvraag tot vrijstelling.

  • 5. De vrijstelling geldt alleen voor medisch afval dat is aangeboden middels een speciaal en uitsluitend ten behoeve van medisch afval verstrekte container.

  • 6. In het geval de inhoud van de container ander afval bevat dan het medisch afval waarvoor de container is bestemd, dan wordt de vrijstelling ingetrokken.

  • 7. Op het moment dat de situatie die geleid heeft tot de vrijstelling wijzigt, is de persoon aan wie de vrijstelling is verleend, of zijn of haar belangenbehartiger, verplicht terstond de gewijzigde situatie schriftelijk mede te delen aan burgemeester en wethouders.

  • 8. De intrekking van de vrijstelling als bedoeld in lid 6 en een intrekking ten gevolge van de wijziging van de situatie als bedoeld in lid 7 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk medegedeeld.

  • 9. In het geval de vrijstelling is ingetrokken en wederom behoefte is ontstaan aan de vrijstelling, dan dient opnieuw een aanvraag te worden gedaan als bedoeld in lid 1.

  • 10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om medisch advies in te winnen ter beoordeling van de aanvraag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de Tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel hele maanden als er in dat belastingtijdvak, na aanvang van de belastingplicht, nog overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting over zoveel hele maanden als er in dat belastingtijdvak, na einde van de belastingplicht, nog overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede, twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75, doch minder dan € 5.000, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

  • 4. Belastingaanslagen van € 5 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen voor belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Hoofdstuk II Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen als bedoeld in artikel 10 gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in artikel 3, nummer 2 van de Tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel is de maatstaf van het recht als bedoeld in artikel 3, nummer 2.1.3 van de Tarieventabel.

  • 3. Het gewicht van de ingezamelde afvalstoffen per inzameling per perceel is gelijk aan het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging. Dit gewicht wordt vastgesteld door middel van de weegapparatuur van de inzamelauto.

  • 4. Een gedeelte van een in de Tarieventabel genoemde volume-eenheid wordt als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 14 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de Tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten bedoeld in artikel 3, nummer 2.1 van de Tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de verschuldigdheid van het recht.

  • 2. Indien de verschuldigdheid van het recht in de loop van een belastingtijdvak aanvangt, is hetrecht verschuldigd voor zoveel kalenderdagen van het voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalenderdagen overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van het tarief als genoemd in artikel 3, nummer 2.1.1 van de Tarieventabel voor zoveel kalenderdagen van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na einde van de belastingplicht, nog kalenderdagen overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen degemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslag dient te worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt zes weken na de dagtekening van de aanslag.

  • 2. Indien de gemeente is gemachtigd tot het doen van een betalingsincasso wordt de aanslag in twee gelijke termijnen afgeschreven. De eerste termijn vervalt zes weken na de dagtekening van de aanslag en de volgende termijn zes weken later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing.

Hoofdstuk III Aanvullende bepalingen

Artikel 17 Nadere regels van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten I” van 11 december 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing en reinigings-rechten".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2010.
De griffier,
G.Schouten-Buijs
De voorzitter,
E.G.E.M. Bloemen