Regeling vervallen per 28-09-2012

1.6.18 Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland (Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland)

Geldend van 01-10-2011 t/m 27-09-2012

Intitulé

1.6.18 Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland (Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 27 september 2011 tot vaststelling van de Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland (Prov. Blad 2011, nr.99)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen  

Artikel 1 Begripsbepalingen  

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. RAS: Regionale Agenda Samenleving, meerjarig beleidsprogramma voor een regio, gezamenlijk opgesteld door provincie, samenwerkingsverbanden van gemeenten en/of gemeenten;

  • b. regio: samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c. cultuurparticipatie: deelname van burgers aan cultuuruitingen;

  • d. bestuursovereenkomst: bestuursovereenkomst gesloten tussen de provincie, een samenwerkingsverband van gemeenten en/of gemeenten inzake een Regionale Agenda Samenleving;

  • e. regionale visie: document waarin de regio vanuit een analyse en een gewenst toekomstbeeld het beleid voor de komende periode richting geeft;

  • f. SWOT-analyse of sterkte-zwakteanalyse: analysetechniek op basis van Strengths, Weaknesses, Opportunities, en Threats;

  • g. regionaal meerjarenprogramma: op basis van een visie en een SWOT-analyse opgesteld samenhangend geheel van projecten en maatregelen (bijvoorbeeld netwerkvorming) ten behoeve van de versterking van de actieve cultuurparticipatie in de betrokken regio;

  • h. programmalijnen: amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur;

  • i. amateurkunst: actief beoefenen van kunst, uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te willen voorzien;

  • j. cultuureducatie: verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie.

  • k. kunsteducatie omvat de disciplines: beeldende kunst, dans, literatuur, muziek, theater en audiovisuele kunst; ook toegepaste kunsten en wereldcultuur maken hier onderdeel van uit;

  • l. erfgoededucatie heeft betrekking op archeologie, cultuurlandschap, monumenten, musea, archieven en bibliotheken en omvat een breed spectrum aan activiteiten voor allerlei publieksgroepen, die zowel kennis en begrip als beleving van erfgoed tot doel heeft;

  • m. media-educatie gaat over het leren interpreteren van de inhoud van media, het bepalen door welke belangen of waardesystemen deze worden gestuurd en het bewust worden van de plaats en rol van media in het persoonlijke en maatschappelijke leven;

  • n. volkscultuur: geheel van cultuuruitingen die als wezenlijk worden ervaren voor specifieke groepen, steeds onder verwijzing naar traditie, verleden en nationale, regionale of lokale identiteiten;

  • o. doorsnijdende thema's: diversiteit, vernieuwing en verankering;

  • p. verordening: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

     

Hoofdstuk 2 Regionale Agenda Samenleving

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 2 Doelgroep en activiteit

1. Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het opstellen en uitvoeren van een regionaal meerjarenprogramma op het gebied van cultuurparticipatie.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verstrekt aan een openbaar lichaam ingesteld bij gemeenschappelijke regeling van gemeenten die partij zijn bij een bestuursovereenkomst dan wel aan een gemeente die partij is bij een bestuursovereenkomst en die de subsidieaanvraag mede namens de overige bestuursovereenkomstgemeenten heeft ingediend.3. In regio's waar het thema cultuurparticipatie geen onderdeel uitmaakt van de RAS kunnen Gedeputeerde Staten een projectsubsidie verstrekken aan een gemeente die mede namens één of meer andere gemeenten de subsidieaanvraag heeft ingediend. 

Paragraaf 2 Cultuurparticipatie

Artikel 3 Regionale meerjarenprogramma’s

1. De regionale meerjarenprogramma's bevatten minimaal:

  • a. een regionale visie op (actieve) cultuurparticipatie van de betrokken regio/samenwerkende gemeenten;

  • b. een SWOT-analyse van het culturele veld (voorzieningen en infrastructuur) van de betrokken regio/samenwerkende gemeenten;

  • c. de uit de visie en SWOT resulterende beleidsspeerpunten voor de komende jaren die met de middelen cultuurparticipatie worden aangepakt;

  • d. de uitwerking in samenhangende projecten en activiteiten voortvloeiend uit a, b en c;

  • e. de eindtermen van het programma en de wijze waarop de regio resultaten van (geslaagde) projecten wil verankeren;

  • f. de mate van gebruik van het provinciale steunfunctiewerk op het gebied van cultuur. 

2. De beschrijving van de programma's dient te worden georganiseerd conform de landelijk vastgestelde programmalijnen en doorsnijdende thema's.

Artikel 4 Weigeringgronden

In aanvulling op de artikelen 12 tot en met 15 van de verordening weigeren Gedeputeerde Staten subsidie voor onderdelen van de regionale meerjaren¬programma's wanneer die overwegend de volgende eigenschappen bezitten:

  • a. activiteiten met een lokaal bereik;

  • b. activiteiten waarbij het aandeel actieve cultuurparticipatie gering is;

  • c. activiteiten die geen of slechts indirect betrekking hebben op de programmalijnen en doorsnijdende thema's;

  • d. activiteiten die in hoofdzaak gericht zijn op:

    • - het realiseren van tentoonstellingen;

    • - het maken van publicaties;

    • - het realiseren van websites;

    • - het produceren van professionele kunst of kunstvoorwerpen niet zijnde amateurkunst;

    • - het creëren van routes;

    • - organisatie van evenementen (wel onderdelen hiervan gericht op actieve participatie);

    • - congressen, symposia buiten de netwerkfunctie om;

  • e. monodisciplinaire activiteiten;

  • f. (waarderings)prijzen;

  • g. projecten waarbij de verankering van de resultaten niet is uitgewerkt;

  • h. projecten waarbij sprake is van een onevenredige verhouding tussen kosten en baten;

  • i. excessieve kosten op onderdelen van de begroting.

Paragraaf 3 Hoogte projectsubsidiebedrag

Artikel 5 Hoogte projectsubsidiebedrag RAS

1. De maximale hoogte van het te verstrekken subsidiebedrag voor een kalenderjaar per regio waarmee een bestuursovereenkomst is afgesloten betreffende een Regionale Agenda Samenleving is als volgt opgebouwd:

  • a. het subsidiebedrag voor cultuurparticipatie per regio bedraagt maximaal € 0,79 per inwoner die op 1 januari 2007 (*datum vastgelegd in aansluiting op rijksregeling) woonachtig was in de gemeenten met minder dan 90.000 inwoners in de desbetreffende regio

  • b. het subsidiebedrag wordt vermeerderd met maximaal € 22.000,00 indien er door de subsidieontvanger een aanvraag is ingediend voor de financiering van een cultuurnetwerker binnen het thema cultuurparticipatie, op basis van een uren- en netwerktakenoverzicht, inclusief het onderhouden van de regionale pagina www.cultuurme.nu. Hierbij geldt voor de subregio’s in de Stadsregio Rotterdam dat de € 22.000,00 bij meerdere aanvragen evenredig verdeeld wordt over de subregio’s die een aanvraag hebben ingediend. 

2. Voor cultuurparticipatie geldt dat: 

  • a. het verleende subsidiebedrag niet hoger is dan 200% van de financiële middelen die de gemeenten gezamenlijk beschikbaar stellen ten behoeve van de financiering van het regionale meerjarenprogramma cultuurparticipatie;

  • b. voor toepassing van onderdeel a. worden gemeenten met 90.000 inwoners of meer (peildatum 1 januari 2007) niet in aanmerking genomen; de middelen die door deze gemeenten ter beschikking worden gesteld van het meerjarenprogramma dienen daarom afzonderlijk op de begroting behorend bij het meerjarenprogramma te zijn opgenomen;

  • c. overheadkosten subsidiabel zijn tot een maximum van 7% van de totale begroting behorend bij het regionale meerjaren¬programma; tot de overheadkosten worden ook de kosten voor het ondersteunen van een regionaal netwerk gerekend;

  • d. indien uit de subsidieaanvraag blijkt dat het voor die regio gereserveerde maximumbedrag niet volledig wordt benut, kan het onbenutte deel worden aangewend ten gunste van de overige regio's, onder toepassing van het bepaalde onder sub a. b. en c. Verdeling geschiedt op basis van een voor elk van die regio’s gelijk percentage van het door hen aangevraagde extra bedrag.

     

Hoofdstuk 3 Zorgnetwerken

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 6 Doelgroep en activiteiten

1. Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het onderhouden van structureel en regelmatig overleg van regionale vertegenwoordigers van partijen betrokken bij de zorg.2. Een zorgnetwerk als bedoeld in het eerste lid bestaat in elk geval uit een structurele regionale vertegenwoordiging van samenwerkende gemeenten, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties en zorgvragers.3. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verstrekt indien er minimaal 6 bijeenkomsten worden gehouden over regionale afstemmingsvragen op het gebied van zorg in de regio.4. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verstrekt voor bestaande zorgnetwerken aan de Regionale Commissies Gezondheidszorg en Regionale Zorgberaden die opgericht zijn vóór 1 januari 2010, en uitsluitend voor de regio’s:

  • - Delft, Westland, Oostland;

  • - Zuid-Holland Noord;

  • - Zuid-Holland Zuid.

Paragraaf 2 Hoogte subsidiebedrag en aanvullende subsidievoorwaarden

Artikel 7 Hoogte subsidiebedrag zorgnetwerken

De maximale hoogte van het te verstrekken subsidiebedrag voor 2012 bedraagt per zorgnetwerk €100.000,00.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

Artikel 8 Indieningtermijn

1. In afwijking van artikel 36 van de verordening kunnen aanvragen voor subsidies als bedoeld in de artikelen 2 en 6 slechts worden ingediend in het tijdvak van 1 oktober tot en met 31 december.2. Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk 13 weken na de in het eerste lid vermelde einddatum wat betreft de subsidieaanvragen voor activiteiten als beschreven in artikel 2.3. Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag voor activiteiten als beschreven in artikel 6.4. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing als bedoeld in het tweede en derde lid met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 9 Intrekking

De Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland, zoals vastgesteld bij besluit van 15 juni 2010 (Provinciaal Blad 2010, nr. 53), wordt ingetrokken.

Artikel 10 Overgangsbepaling

De regeling, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op subsidies die zijn verleend op grond van deze regeling

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling maatschappelijke participatie Zuid-Holland.

Ondertekening

Den Haag, 27 september 2011
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
M.M. VAN DER KRAAN, wnd. secretaris