Regeling vervallen per 01-08-2014

Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013)

Geldend van 01-07-2013 t/m 31-07-2014

Intitulé

Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 18 juni 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 104)

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland,

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

de vereisten van de verordening op de minimis-steun nr. 1998/2006 (PbEU L379/5) van de Commissie d.d. 15 december 2006 en de algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 800/2008 (PbEU L 214/3) van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;

Overwegende dat: - het gewenst is de uitstoot van NOx in de stadsregio Rotterdam in de Provincie Zuid Holland te verminderen; - het gewenst is dit te stimuleren door een bijdrage in de kosten van NOx reducerende maatregelen zodat meer van deze maatregelen worden gerealiseerd;

BESLUITEN:  

 

Vast te stellen de “Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013”

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. actieve dagen in werkgebied: het aantal dagen per jaar waarop in het werkgebied goederen worden geladen of gelost;

  • b. Asv: Algemene subsidieverordening Zuid Holland 2013;

  • c. binnenschip: vaartuig dat is bestemd voor de vaart op de binnenwateren en bedrijfsmatig goederen vervoert;

  • d. extra investeringskosten: de rechtstreeks aan de realisatie van reductiemaatregel toe te rekenen extra investeringskosten om de hogere milieubescherming te bereiken en/of de rechtstreeks aan de reductiemaatregel toe te rekenen extra gebruikskosten, over een periode van vijf jaren;

  • e. kleine onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de aanbeveling nr 361/2003 (PbEU L124/36) van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;

  • f. middelgrote onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de aanbeveling nr 361/2003 (PbEU L124/36) van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;

  • g. NOx: stikstofoxiden;

  • h. PM10: fijnstofdeeltjes met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer;

  • i. reductiemaatregel: maatregel aan een binnenschip waarmee de uitstoot van NOx vermindert;

  • j. werkgebied: de vaarwateren Nieuwe Maas, Oude Maas, Nieuwe Waterweg, Hartelkanaal en alle aanliggende havens in de regio Rotterdam, voor zover zich bevindend in de provincie Zuid Holland;

  • k. zelfstandige onderneming: een onderneming als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de aanbeveling nr 361/2003 (PbEU L124/36) van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;

  • l. voor het binnenschip geldende emissienormen: emissienormen uit hoofde van richtlijn 2004/26 (PbEU L225/3) van 21 april 2004 van het Europees Parlement betreffende maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige-verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machine of emissienormen zoals gesteld door de Centrale Commissie voor de Rijnscheepvaart, te weten CCNR fase 1 en fase 2 emissie-eisen, vastgelegd in CCNR Protocol 19, Resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnscheepvaart (CCNR), 11 mei 2000 en CCNR Protocol 21, Resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnscheepvaart (CCNR), 31 mei 2001. 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor het treffen van een reductiemaatregel aan een binnenschip dat vaart in de regio Rotterdam, in het werkgebied.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. Voor bestaande binnenschepen wordt de reductie van NOx-uitstoot gemeten van de motor waarop de reductiemaatregel is getroffen ten opzichte van de NOx-uitstoot vóór toepassing van de reductiemaatregel. 4. Voor nieuwe binnenschepen wordt de reductie van de NOx-uitstoot gemeten ten opzichte van de minimaal voor die binnenschepen geldende emissienormen.5. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot reductie van de NOx emissies in het Rotterdamse (haven)gebied.

Artikel 3 Doelgroep

Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid wordt uitsluitend verstrekt aan in Nederland gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen, die eigenaar zijn van het binnenschip waarop de reductiemaatregel wordt getroffen.

Artikel 4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv weigeren Gedeputeerde Staten subsidie als bedoeld in artikel 2:

  • a. indien de reductiemaatregel ongewenste neveneffecten voor het milieu heeft;

  • b. indien de NOx-uitstoot van de motor niet voldoet aan de voor het binnenschip geldende emissienormen. 

Artikel 5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de datum van ingebruikname van de reductiemaatregel is gelegen vóór 1 januari 2015;

  • b. het binnenschip voldoet bij de aanvraag voor subsidie aan de voor dat binnenschip geldende emissienormen;

  • c. de reductiemaatregel levert een vermindering van NOx-uitstoot op van ten minste 2,0 gram per kilowattuur aan de motor waarop de reductiemaatregel van toepassing is;

  • d. een bestaand binnenschip waarop de reductiemaatregel wordt getroffen, had in de drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag jaarlijks ten minste tien actieve dagen in het werkgebied;

  • e. voor een nieuw binnenschip wordt aannemelijk gemaakt dat zij gedurende ten minste vijf jaren na ingebruikneming van de reductiemaatregel, jaarlijks ten minste tien actieve dagen in het werkgebied zal hebben;

  • f. de aanvrager verplicht zich mee te werken aan een evaluatie, te houden in het eerste kwartaal van 2016 en in het eerste kwartaal van 2017, en daartoe gegevens te verstrekken over de jaren 2015 en 2016. Voor zover van toepassing betreft dit informatie over de omvang van het jaarlijks brandstofverbruik, gegevens die aantonen dat de maatregelen in gebruik is en de omvang van de reductie tonen en gegevens met betrekking tot het jaarlijks aantal actieve dagen in werkgebied. 

Artikel 6 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie wordt berekend volgens de formule: A maal B maal C. Daarbij is:

  • A) Een forfaitair bedrag afhankelijk van het motorvermogen van de motor of het gecombineerde vermogen van de motoren waarop de reductiemaatregel wordt getroffen. De basiswaarde A bedraagt:

    • - € 100,00 maal het (gecombineerde) motorvermogen (in kilowatt) wanneer het (gecombineerde) motorvermogen groter is dan 900 kilowatt

    • - € 125,00 maal het (gecombineerde) motorvermogen (in kilowatt) wanneer het (gecombineerde) motorvermogen kleiner dan of gelijk aan 900 kilowatt is en groter dan 700 kilowatt

    • - € 150,00 maal het (gecombineerde) motorvermogen (in kilowatt) wanneer het (gecombineerde) motorvermogen kleiner is dan of gelijk aan 700 kilowatt.

  • B) De effectiviteit in NOx reductie voor de motor waarop de reductiemaatregel wordt getroffen:

    • Op basis van de effectiviteit van reductie van NOx-uitstoot worden de volgende waarden voor B toegepast:

    • Bij een reductie van 6,5 gram per kilowattuur of meer is de waarde van B 100%;

    • Bij een reductie groter dan of gelijk aan 4,0 en kleiner dan 6,5 gram per kilowattuur is de waarde van B 50%;

    • Bij een reductie groter dan of gelijk aan 2,0 en kleiner dan 4,0 gram per kilowattuur is de waarde van B 30%.

  • C) het aantal actieve dagen in het werkgebied:

    • Bij een aantal van 60 of meer actieve dagen in het werkgebied is de waarde van C 100%;

    • Bij een aantal actieve dagen in het werkgebied gelijk aan of groter dan 30 en kleiner dan 60 is de waarde van C 60%;

    • Bij een aantal tussen de 10 en de 30 actieve dagen in het werkgebied is de waarde van C 20%.

2. De subsidie bedraagt nooit meer dan het totaal van de extra investeringskosten.

Artikel 7 Maximale subsidie op grond van staatssteunverordeningen

1. Een subsidie, als bedoeld in artikel 2 eerste lid, wordt slechts verstrekt met toepassing van:

  • a. verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun, PbEU L379/5; of

  • b. artikel 18 van de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening), PbEU L 214/3; of

  • c. artikel 21 vierde en vijfde lid van de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening), PbEU L 214/3.

2. Bij de aanvraag om subsidie verstrekt de aanvrager door middel van een bij het aanvraagformulier behorende verklaring 'de minimis-steun' de gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de reductiemaatregel wordt binnen zes maanden nadat de subsidie is verleend gerealiseerd en in gebruik genomen;

  • b. de reductiemaatregel wordt gedurende ten minste vijf jaren in gebruik gehouden;

  • c. na het treffen van de reductiemaatregel wordt een meetrapport op basis van ISO 8178 procedures, waaruit blijkt dat met de reductiemaatregel de opgegeven uitstootreductie ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, en de voor de toepassing van de reductiemaatregel benodigde ontheffingen/vergunningen/vrijstellingen aan Gedeputeerde Staten overgelegd.

Artikel 9 Bevoorschotting en betaling

1. Het voorschot bedraagt maximaal 50% van de verleende subsidie.2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 10 Rangschikking

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting. 

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Artikel 12 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 1 oktober 2014, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid-Holland 2013.

Ondertekening

Den Haag, 18 juni 2013
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter J.A.M. HILGERSOM, secretaris  

Toelichting bij de Subsidieregeling milieumaatregelen binnenvaart Zuid Holland

1. Inleiding Nederland is gebonden in 2015 te voldoen aan de Europese luchtkwaliteitsnormen als neergelegd in de Richtlijn 2008/50/EG van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU L152/1). Om aan die normen te kunnen voldoen zijn in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gelden beschikbaar gesteld voor onder meer het programma lokale luchtkwaliteitsmaatregelen. De gemeente Rotterdam, de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland bundelen een deel van de beschikbare middelen in het kader van dit programma en zetten gezamenlijk 6,5 miljoen euro in voor een subsidieregeling gericht op het verbeteren van de luchtkwaliteit in het stedelijk en havengebied binnen de stadsregio Rotterdam.

De maatregel moet in 2015 effectief zijn en met name een goede bijdrage leveren aan de reductie van NOx-uitstoot. Op basis van de monitoringsrapportage NSL 2011 worden namelijk voor 2015 in de regio Rotterdam nog overschrijdingen verwacht voor wat betreft de NO2 concentratie.

Reden voor deze regeling is dat er nog nauwelijks maatregelen voor het verschonen van de binnenvaart worden uitgevoerd in het kader van het NSL, terwijl de binnenvaart een aanzienlijke bijdrage levert aan de NOx en PM10 emissies in het Rotterdamse (haven)gebied. Ter voorbereiding op de regeling is gesproken met verschillende partijen uit de binnenvaartwereld waaronder het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (CBRB), het Havenbedrijf en enkele rederijen. Daarnaast is CE Delft gevraagd te onderzoeken wat de mogelijke effectiviteit is van luchtkwaliteitsmaatregelen in de binnenvaart. Daaruit is gebleken dat NOx-emissies van de binnenvaart in regio Rotterdam tegen vergelijkbare kosten kunnen worden vermeden als effectieve maatregelen in het wegtransport

2. De maatregelenDe regeling richt zich op maatregelen die de NOx-uitstoot verminderen. De omvang van de subsidie wordt gerelateerd aan de mate van effectiviteit van de maatregel om NOx te reduceren in de Rotterdamse regio en is in beginsel bij gelijke effectiviteit gelijk voor alle typen maatregelen. De subsidie wordt berekend volgens een formule: A x B x C. De subsidie zal echter nooit meer bedragen dan 100% van de extra investeringskosten (inclusief extra verbruikskosten gedurende 5 jaar). Afhankelijk onder welk staatssteunregime de subsidie wordt aangevraagd bedraagt de subsidie een lager percentage dan 100. Met deze berekeningsmethode ontvangen aanvragers meer subsidie naarmate de maatregel effectiever is.

Basiswaarde A Basiswaarde A vertegenwoordigt de maximaal te verkrijgen subsidie, wanneer 100% wordt gescoord op waarde B (effectiviteit maatregel) en C(aanwezigheid in Rotterdam). De waarde is zo ingesteld dat de meest waarschijnlijke en effectieve maatregelen (100% score op B) aantrekkelijk kunnen worden voor ondernemers. Het toepassen van SCR katalysatoren op bestaande schepen en het varen op LNG zijn twee bekende, effectieve maatregelen waarvan de kosten en effectiviteit goed ingeschat kunnen worden. - De SCR katalysator is een nabehandelingsmethode voor uitlaatgassen waarbij de NOx moleculen in het uitlaatgas met behulp van ureum in onschadelijk zuurstof (O2) en stikstof (N2) worden omgezet. - LNG is vloeibaar gemaakt aardgas. De verbranding van aardgas/ LNG veroorzaakt minder NOx emissies dan verbranding van diesel (zonder nabehandeling). Basiswaarde A is gebaseerd op deze twee maatregelen en daarbij afgestemd op de grootte van de motor. Een kleinere motor kan per eenheid motorvermogen meer subsidie krijgen vanwege de relatief hogere kosten.

Basiswaarde B De te behalen NOx-reductie is afhankelijk van de te nemen maatregel, maar ook van de uitgangssituatie van de betreffende motoren. Over het algemeen heeft het meer effect om een maatregel toe te passen op een oudere motor dan op een nieuwere die al redelijk schoon is. Om de omvang van de reductie te waarderen is voor waarde B voor een staffel gekozen. De grens van de 100% waarde is zo gekozen dat 100% van toepassing is op: 

- Motoren van voor 2003 waarvan de NOx emissies door de maatregel dalen naar een niveau van tenminste de CCNR2 norm en - Motoren die voldoen aan de CCNR1 norm, waarvan de emissies door de maatregel dalen naar een niveau onder 1,8 gram/kWh (de voor 2016 verwachte EU NOx emissie-eisen voor binnenvaartmotoren.

Basiswaarde C De subsidieregeling dient effect te hebben in de regio Rotterdam. Om deze reden is voor waarde C onderstaande staffel opgenomen.

Tabel 1: Staffel voor waarden C Aantal actieve dagen in Rotterdam per jaar Waarde voor C >60 100% 30-60 60% 10-30 20%

De 100% waarde gaat uit van het volgende: Container lijndiensten van Rotterdam naar Basel doen Rotterdam ongeveer 35 keer per jaar aan en verblijven daar dan 2 dagen om te laden en te lossen. In totaal verblijven ze dan in Rotterdam ca 70 dagen per jaar. Voor een dergelijke casus is met bovengenoemde waarden voor A en B berekend dat de maatregel kosteneffectief is in de reductie van NOx emissies in vergelijking met andere mogelijke maatregelen. De 100% factor is daarom gesteld op een aantal dagen in Rotterdam van meer dan 60. Uitgaande van bovenstaande casus, waarbij naar Basel wordt gevaren, valt te verwachten dat er voldoende binnenschepen denkbaar zijn die in aanmerking komen voor subsidiering met een waarde van 100% voor C.

3. Europese regelgevingDe omvang van de subsidie is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare steun onder de Europese vrijstellingsverordeningen betreffende de-minimissteun en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (verder: AGV). Ook de begrippen ‘kleine en middelgrote onderneming’, ‘zelfstandige onderneming’ en ‘extra investeringskosten’ zijn aan deze verordeningen ontleend.

4. Wijze van aanvragenVoor de aanvraag is een aanvraagformulier vastgesteld. Dit bevordert een vlotte afwikkeling van de aanvraag, gebruik van het formulier is daarom verplicht. Ook voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie is het gebruik van een aanvraagformulier verplicht. Bij subsidiebedragen boven de 125.000,-- euro moet een accountantsverklaring worden gevoegd, dit volgt uit artikel 23 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013.

5. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4. Met ongewenste neveneffecten voor het milieu wordt gedoeld op effecten die in strijd zijn met andere milieudoelstellingen. Bijvoorbeeld: Het toepassen van een techniek waarmee NOX wordt gereduceerd mag niet tot gevolg hebben dat de PM10 of CO2 emissies noemenswaardig toenemen ten opzichte van de referentiesituatie.

Artikel 5 f. In het kader van de evaluatie zal de aanvrager gegevens moeten overleggen. Omdat onder de subsidieregeling meerdere maatregelen mogelijk zijn is niet bij voorbaat te vermelden welke gegevens dit precies zullen zijn. Dit is immers afhankelijk van de maatregel die in casu wordt getroffen. In de subsidiebeschikking zal, afgestemd op de aangevraagde maatregel, worden vermeld op welke wijze aanvrager moet kunnen aantonen dat hij de maatregel in gebruik neemt en houdt, ten minste vijf jaar na realisatie van de maatregel. De in de evaluatie over te leggen gegevens worden daaraan gerelateerd.

Artikel 6. De in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om een niveau van milieubescherming te bereiken dat de betrokken communautaire normen overtreft, zonder de exploitatiebaten en exploitatiekosten in aanmerking te nemen. De kosten van de investering die rechtstreeks op milieubescherming betrekking heeft, worden vastgesteld door verwijzing naar de contrafeitelijke situatie: a) wanneer het aandeel van de kosten van de milieu-investering in de totale investeringskosten gemakkelijk kan worden vastgesteld, zijn deze specifiek op milieubescherming betrekking hebbende kosten, de in aanmerking komende kosten; b) in alle overige gevallen worden de extra investeringskosten vastgesteld door de investering af te zetten tegen een contrafeitelijke situatie waarin geen staatssteun wordt verleend. De juiste contrafeitelijke situatie stemt overeen met de kosten van een technisch vergelijkbare investering die een lager niveau van milieubescherming biedt (die overeenstemt met de verplichte communautaire normen, voor zover die bestaan) en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd (hierna „de referentie-investering”). Een technisch vergelijkbare investering is een investering met dezelfde productiecapaciteit en alle andere technische eigenschappen (met uitzondering van die welke rechtstreeks op de extra investering voor milieubescherming betrekking hebben). Bovendien moet een dergelijke referentie-investering uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief zijn voor de te beoordelen investering. De kosten die verband houden met investeringen om het door communautaire normen vereiste beschermingsniveau te bereiken, komen niet in aanmerking.

Artikel 7. Onder de de-minimisregeling bedraagt de subsidie ten hoogste 100 procent van de extra investeringskosten, met een maximum van € 200.000,00. De extra investeringskosten worden berekend op basis van marktconforme prijzen. Per onderneming is dit het bedrag dat maximaal aan steun mag worden verleend over een periode van drie belastingjaren. Omdat overheden van elkaar niet weten aan wie zij steun verlenen moet, om voor deze subsidie in aanmerking te komen, de zogenaamde de-minimisverklaring worden ingediend. Deze verklaring is samen met het aanvraagformulier bij de uitvoerder van de regeling te verkrijgen. Als een subsidieaanvrager geen gebruik kan of wil maken van steun onder de de-minimisregeling kan steun worden gevraagd onder de AGV. Dan zijn er twee subsidiemogelijkheden: - als de reductiemaatregel geen brandstof bespaart, bedraagt de subsidie uit hoofde van artikel 18 van de AGV ten hoogste 35 procent van de extra investeringskosten, te vermeerderen met maximaal 20 procent voor kleine zelfstandige ondernemingen of met maximaal 10 procent voor middelgrote zelfstandige ondernemingen. - als de reductiemaatregel ook brandstof bespaart bedraagt de subsidie uit hoofde van artikel 21 lid 4 en 5 van de AGV ten hoogste 20 procent van de extra investeringskosten, te vermeerderen met maximaal 20 procent voor kleine zelfstandige ondernemingen of met maximaal 10 procent voor middelgrote zelfstandige ondernemingen.