Regeling vervallen per 01-01-2018

Regeling studiefaciliteiten en diplomagratificaties provincie Zuid-Holland 2012

Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Regeling studiefaciliteiten en diplomagratificaties provincie Zuid-Holland 2012 (Besluit van Gedeputeerde Staten van 29 november 2011, Prov. Blad 2011, nr. 126) en gewijzigd bij besluit van 24 mei 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 3553 en 5212)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

gelet op artikel 158, lid 1, sub c, van de Provinciewet,

artikel F.9 en F.10 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies,

BESLUITEN:

De Regeling studiefaciliteiten en diplomagratificaties provincie Zuid-Holland 2012 vast te stellen als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    CAP: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • b.

    ambtenaar: ambtenaar als bedoeld in artikel A.1, onder a en de medewerker als bedoeld in artikel H.1, eerste lid, onder a, van de CAP;

  • c.

    studie: een opleiding gevolgd bij een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende opleidingsinstelling;

  • d.

    studietijd: de tijd die onder normale omstandigheden gemiddeld geacht kan worden te worden besteed aan het volgen van noodzakelijke lessen, practica en studiedagen, aan persoonlijke studie en aan het afleggen van noodzakelijke examens en tentamens;

  • e.

    studiekosten: de uitgaven wegens:

  • a. les- en inschrijfgelden;

  • b. de aanschaf of huur van studiemateriaal dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten noodzakelijk moet worden gebruikt ten behoeve van de studie, voor zover dit studiemateriaal niet daadwerkelijk door de provinciale bibliotheek in bruikleen kan worden gegeven;

  • c. de noodzakelijke, in redelijkheid gemaakte, verzendkosten;

  • d. tentamen- en examengelden en noodzakelijke huur van tijdens een examen of tentamen benodigd materiaal;

  • e. diplomageld;

  • f. reiskosten volgens het tarief van de laagste klasse van het openbaar vervoer voor het volgen van lessen dan wel het afleggen van examens en tentamens buiten de woon- of standplaats;

  • g. de noodzakelijke gemaakte verblijfkosten tot ten hoogste het tarief, neergelegd in de Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011, bij examens en of tentamens buiten de woonplaats.

Artikel 2 Studie noodzakelijk voor belang van de dienst

  • 1. Gedeputeerde Staten verlenen de ambtenaar aan wie in het belang van de dienst is opgedragen een hem daartoe aangewezen studie te volgen die noodzakelijk is voor de werkzaamheden waarmee hij is of zal worden belast, de hiernavolgende studiefaciliteiten:

    • a.

      volledige vergoeding van de voor die studie benodigde, redelijk gemaakte studiekosten;

    • b.

      verlof met behoud van bezoldiging voor het volgen van noodzakelijke lessen en practica tijdens de werktijd, een en ander voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten;

    • c.

      zoveel verlof met behoud van bezoldiging als door Gedeputeerde Staten noodzakelijk wordt geacht voor persoonlijke studie, doch niet minder dan hetgeen de ambtenaar op grond van artikel 3, tweede lid, onder c zou zijn verleend, een en ander voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten;

    • d.

      verlof met behoud van bezoldiging ter voorbereiding op een examen dat de studie ofwel een afgerond deel daarvan afsluit, dan wel een tentamen, gelegen in de periode van de laatste veertien dagen voor de aanvang van dit examen of tentamen, zulks tot een maximum van één werkdag per studiejaar;

    • e.

      verlof met behoud van bezoldiging op de dag van het examen of tentamen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de in het vorige lid bedoelde studiefaciliteiten op diens aanvraag ook verlenen aan de ambtenaar, aan wie in het belang van de dienst dan wel om sociale of medische redenen andere werkzaamheden zijn of zullen worden opgedragen, waarvoor een door Gedeputeerde Staten wenselijk geachte studie noodzakelijk is.

Artikel 3 Studie wenselijk voor goede uitoefening functie

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de ambtenaar op zijn aanvraag studiefaciliteiten verlenen als aangegeven in het tweede lid, indien de studie in het belang van de dienst wenselijk is voor een goede uitoefening van de functie.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde studiefaciliteiten bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de studiekosten ter grootte van 75% van de daarvoor in redelijkheid gedane noodzakelijke uitgaven;

    • b.

      verlof met behoud van bezoldiging voor het volgen van noodzakelijke lessen en practica tijdens de werktijd, tot ten hoogste acht uur per week, een en ander voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten;

    • c.

      ten aanzien van studies waarvan de te volgen lessen en practica niet tijdens de werktijd worden gegeven, verlof met behoud van bezoldiging voor persoonlijke studie ter hoogte van vier uur per twee weken bij een voor de studie geldende gemiddelde wekelijkse studietijd van vijf tot tien uur en ter hoogte van vier uur per week bij een voor de studie geldende gemiddelde wekelijkse studietijd van tien uur of meer, een en ander voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten;

    • d.

      verlof met behoud van bezoldiging overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder d en e.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kunnen Gedeputeerde Staten de ambtenaar op diens aanvraag en onder verval van het recht op verlof als bedoeld onder b of c van het vorige lid, volledige vergoeding van de voor de studie benodigde, redelijk gemaakte studiekosten verlenen.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kunnen Gedeputeerde Staten de daar bedoelde studiefaciliteiten op aanvraag ook verlenen aan:

    • a.

      een ambtenaar voor wie de studie een eerste of logische vervolgstap vormt op een eerder afgeronde, voor zijn functie wenselijke of noodzakelijke studie;

    • b.

      een vrouwelijke ambtenaar, indien de studie een bijdrage levert in het streven om een representatief percentage vrouwen in alle geledingen van de provinciale organisatie te laten doordringen.

Artikel 4 Studie wenselijk ter voorbereiding op andere functie

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de ambtenaar op zijn aanvraag studiefaciliteiten verlenen als aangegeven in het tweede lid, indien de studie in het belang van de dienst wenselijk is voor de ontwikkeling en ontplooiing van de ambtenaar ter voorbereiding op een andere functie binnen de provinciale organisatie.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde studiefaciliteiten bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming van de studiekosten ter grootte van 50% van de daarvoor in redelijkheid gedane noodzakelijke uitgaven;

    • b.

      verlof met behoud van bezoldiging voor het volgen van noodzakelijke lessen en practica tijdens de werktijd tot ten hoogste acht uur per week, een en ander voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten;

    • c.

      ten aanzien van studies, waarvan de te volgen lessen en practica niet tijdens de werktijd worden gegeven, verlof met behoud van bezoldiging voor persoonlijke studie ter hoogte van vier uur per twee weken bij een voor de studie geldende gemiddelde wekelijkse studietijd van tien uur of meer, een en ander voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten;

    • d.

      verlof met behoud van bezoldiging overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder d en e.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kunnen Gedeputeerde Staten de ambtenaar op diens aanvraag en onder verval van het recht op verlof, als bedoeld onder b of c van het vorige lid, een tegemoetkoming in de studiekosten verlenen van 75% van de daarvoor in redelijkheid gedane noodzakelijke uitgaven.

Artikel 5 Duur

  • 1. Studiefaciliteiten worden in de regel verleend voor de duur van één studiejaar of zoveel korter als de studie duurt.

  • 2. Afhankelijk van de behaalde resultaten kunnen Gedeputeerde Staten de studiefaciliteiten verlengen, in de regel voor eenzelfde periode als in het eerste lid is aangegeven. Gedeputeerde Staten kunnen aan de verlenging voorwaarden verbinden.

  • 3. De totale duur van de studiefaciliteiten bedraagt nooit meer dan de voor de studie geldende studietijd, vermeerderd met de periode van één studiejaar en in zeer uitzonderlijke gevallen van twee studiejaren.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen de toegekende studiefaciliteiten al dan niet tijdelijk intrekken, indien op grond van de studieresultaten daartoe aanleiding bestaat.

  • 5. Toegekende studiefaciliteiten vervallen op het tijdstip waarop het dienstverband met de provincie eindigt.

Artikel 6 Verlof

  • 1. Het maximale verlof ingevolge artikel 3, tweede lid, onder b en c, en artikel 4, tweede lid, onder b en c, wordt, indien de ambtenaar geen volledige betrekking vervult, alsmede in het geval de lessen en practica deels binnen en deels buiten de werktijd worden gegeven, naar evenredigheid vastgesteld, een en ander naar boven afgerond op hele uren.

  • 2. Verlof als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, artikel 3, tweede lid, onder c en artikel 4, tweede lid, onder c, wordt, tenzij Gedeputeerde Staten uitdrukkelijk anders hebben bepaald, niet verleend in de periodes waarin geen lessen en practica worden gevolgd dan wel tijdens vakanties van de ambtenaar.

Artikel 7 Deelname examen/tentamen

De ambtenaar aan wie studiefaciliteiten zijn toegekend, is verplicht aan de noodzakelijke tentamens en/of examens deel te nemen, tenzij zulks naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet kan worden verlangd. De uitslag van een examen of tentamen dient de ambtenaar, onder overlegging van de betreffende bewijsstukken, binnen vier weken aan het bureauhoofd mede te delen.

Artikel 8 Terugbetalingsverplichting

  • 1. Een vergoeding van of tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge de artikelen 3 of 4 wordt eerst verleend nadat de ambtenaar schriftelijk heeft verklaard dat hij de genoten bedragen geheel zal terugbetalen, indien:

    • a.

      sprake is van verwijtbaarheid van de ambtenaar aan het voortijdig beëindigen van de studie;

    • b.

      het dienstverband met de provincie door eigen schuld of toedoen eindigt vóór het einde van de studie;

    • c.

      het dienstverband met de provincie eindigt door ontslag op eigen verzoek binnen één jaar na het met voldoende resultaat afronden van de studie, tenzij de ambtenaar aansluitend aan het ontslag recht heeft op een uitkering op grond van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen.

  • 2. Indien het dienstverband met de provincie eindigt door ontslag op eigen verzoek of dooreigen schuld of toedoen binnen twee jaar na het met voldoende resultaat afronden van de studie, dient de helft van de genoten studiekosten te worden terugbetaald tenzij de ambtenaar aansluitend aan het ontslag recht heeft op een uitkering op grond van

    werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen.

  • 3. De terugbetaling kan plaatsvinden in termijnen, over een periode van maximaal één jaar.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen de ambtenaar op zijn aanvraag al dan niet tijdelijk geheel ofgedeeltelijk en zo nodig onder nader te stellen voorwaarden ontheffen van de in het vorige lid vermelde verplichting tot terugbetaling.

  • 5. In gevallen genoemd onder het eerste lid, sub c of het tweede lid, worden studiekosten waarvan het totale bedrag minder dan € 1000,- bedraagt, niet teruggevorderd.

Artikel 9 Uitbetaling

  • 1. De uitbetaling van vergoedingen of tegemoetkomingen in de studiekosten vindt bij de salarisbetaling plaats na overlegging van bewijsstukken betreffende de door de ambtenaar gedane uitgaven, met uitzondering van de uitgaven wegens reiskosten waarvan de uitbetaling na opgave van de gemaakte reizen plaatsvindt op basis van het tarief van de laagste klasse van de openbare middelen van vervoer.

  • 2. Declaraties welke betrekking hebben op in het afgelopen kalenderjaar gemaakte studiekosten moeten uiterlijk op 1 maart van het daaropvolgende jaar zijn ingediend.

Artikel 10 Toekenning

  • 1. Een aanvraag voor toekenning van het recht op studiefaciliteiten als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4, wordt door de ambtenaar ingediend bij het bureauhoofd.

  • 2. Beslissingen inzake verlening, verlenging of intrekking van het recht op studiefaciliteiten, alsmede inzake ontheffing van de terugbetalingsverplichting, als bedoeld in artikel 8, vierde lid, worden door Gedeputeerde Staten genomen. Gedeputeerde Staten kunnen een beroepskeuzeonderzoek laten instellen om inzichtelijk te maken of de studiekeuze haalbaar of wenselijk is.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op advies van het betrokken afdelingshoofd bepalen dat een ambtenaar tijdelijk niet voor toekenning van studiefaciliteiten in aanmerking komt, indien de belangen van de dienst zich daartegen verzetten dan wel in het betreffende begrotingsjaar de financiële middelen ontbreken. Reeds toegekende studiefaciliteiten kunnen niet worden ingetrokken wegens ontbrekende financiële middelen.

Artikel 11 Gratificatie

  • 1. Gedeputeerde Staten kennen ambtenaren aan wie op grond van deze regeling studiefaciliteiten zijn verleend voor een bepaalde studie of voor een met name genoemd onderdeel van een studie, bij afronding daarvan een gratificatie toe, indien die studie of het met name genoemde onderdeel daarvan is afgesloten met een officieel erkend diploma of certificaat dan wel met een daarmee door het Gedeputeerde Staten gelijkgesteld diploma of certificaat.

  • 2. De diplomagratificatie bedraagt bij een totale studietijd van:

    • - 400 tot 1.000 uren: € 150,- bruto;

      - 1.000 tot 2.000 uren: € 200,- bruto;

      - 2.000 tot meer uren: € 300,- bruto;

  • 3. Geen gratificatie wordt toegekend bij een totale studietijd van minder dan vierhonderd uren.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van de regeling zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De Regeling studiefaciliteiten en diplomagratificaties zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 28 juni 1988 en nadien gewijzigd, wordt ingetrokken bij inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 14 Inwerkintreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 15 Overgangsrecht

Voor 1 januari 2012 aangevraagde en toegekende studiefaciliteiten en diplomagratificaties vallen met ingang van 1 januari 2012 onder de Regeling studiefaciliteiten en diplomagratificaties 2012.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling studiefaciliteiten en diplomagratificaties 2012.

Ondertekening

Den Haag, 29 november 2011
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
M.M. VAN DER KRAAN, wnd. secretaris