Regeling vervallen per 01-03-2023

Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011 (vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 24 augustus 2010, Prov. Blad 2010, nr. 159, gewijzigd bij besluit van 24 mei 2016, Prov. Blad 2016, nr. 3553 en nr. 5213) en gewijzigd bij besluit van 12 december 2017 (Prov. Blad 2017, 5838)

Geldend van 01-01-2018 t/m 28-02-2023

Intitulé

Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011 (vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 24 augustus 2010, Prov. Blad 2010, nr. 159, gewijzigd bij besluit van 24 mei 2016, Prov. Blad 2016, nr. 3553 en nr. 5213) en gewijzigd bij besluit van 12 december 2017 (Prov. Blad 2017, 5838)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Gelet op artikel 158, lid 1, sub c, van de Provinciewet;

Gelet op artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet;

Gelet op artikel 3.1.4 van de CAP;

BESLUITEN:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    CAP: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • b.

    ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1.1 sub b van de CAP;

  • c.

    dienstreis: een in opdracht van Gedeputeerde Staten afgelegde reis, alsmede het daarmee verband houdende verblijf;

  • d.

    plaats van tewerkstelling: de gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar de betrokkene gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, dan wel, indien de uitoefening van het ambt zich uitstrekt over een ambtsgebied, de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

  • e.

    standplaats: de door het bevoegd gezag aangewezen gemeente, waar de plaats van tewerkstelling van de betrokkene is gelegen.

  • f.

    woonplaats: de gemeente waar de ambtenaar woont.

  • g.

    fietsrouteplanner: de fietsrouteplanner van de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1. In verband met dienstreizen wordt de ambtenaar een vergoeding verleend voor reis- en verblijfkosten.

  • 2. De dienstreis wordt afgelegd via de kortste weg voor het vervoermiddel dat de ambtenaar gebruikt, tenzij hij vanwege doelmatigheid toestemming heeft om een andere reisweg te volgen.

  • 3. Een dienstreis wordt zo veel als mogelijk met het openbaar vervoer afgelegd.

Artikel 3 Dienstreizen per motorvoertuig of bromfiets

  • 1. Indien de dienstreis naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet of niet doelmatig per openbaar vervoer of fiets kan worden afgelegd, kunnen Gedeputeerde Staten aan de ambtenaar toestemming verlenen gebruik te maken van een hem door de provincie ter beschikking te stellen dienstauto.

  • 2. Indien de dienstreis naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet of niet doelmatig per openbaar vervoer, per fiets of met een dienstauto kan worden afgelegd, kunnen Gedeputeerde Staten aan de ambtenaar toestemming verlenen gebruik te maken van een eigen motorvoertuig of bromfiets.

  • 3. Medewerkers die gemiddeld minimaal twee dienstreizen per week maken die niet of niet doelmatig met het openbaar vervoer kunnen worden gemaakt, kunnen toestemming krijgen om hun eigen motorvoertuig in te zetten voor het maken van dienstreizen en kunnen op aanvraag een parkeerkaart voor de parkeergarage van het provinciehuis, toegewezen krijgen.

  • 4. Onder de in het tweede lid genoemde dienstreis wordt bedoeld, een plaats binnen of buiten de provincie waar geen of nauwelijks openbaar vervoer komt of het regelmatig afleggen van meerdere dienstreizen op één dag die met het openbaar vervoer niet efficiënt gemaakt kunnen worden.

  • 5. Indien voor de dienstreis gebruikgemaakt wordt van een eigen motorvoertuig, wordt hiervoor een vergoeding verleend van netto € 0,28 per kilometer. De eventueel verschuldigde loonheffing over deze vergoeding komt voor rekening van de Provincie Zuid-Holland.

  • 6. Indien voor de dienstreis gebruik gemaakt wordt van een eigen bromfiets, wordt hiervoor een vergoeding verleend van netto € 0,16 per kilometer.

  • 7. Voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een vergoeding verleend conform artikel 6 respectievelijk artikel 7 van de Verplaatsingskostenregeling woon-werkverkeer Provincie Zuid-Holland 2010.

Artikel 4 Dienstreizen per openbaar vervoer

  • 1. Indien de ambtenaar voor een dienstreis gebruikmaakt van het openbaar vervoer, wordt aan hem van provinciewege een vervoerbewijs verstrekt of worden de daarvoor gemaakte kosten vergoed onder overlegging van de vervoerbewijzen.

  • 2. Onder het in het eerste lid bedoelde vervoerbewijs wordt verstaan een vervoerbewijs voor het stads- en streekvervoer en een vervoerbewijs Nederlandse Spoorwegen.

  • 3. Indien per trein wordt gereisd, kan de ambtenaar de keuze maken om eerste dan wel tweede klasse te reizen.

Artikel 5 Dienstreizen per fiets

1. De ambtenaar die de dienstreis aflegt per fiets, gebruikt daartoe zo mogelijk een door de provincie beschikbaar gestelde dienstfiets.

2. Indien dit niet mogelijk is en voor de dienstreis gebruik gemaakt wordt van een eigen fiets of e-bike wordt hiervoor een vergoeding verleend van € 0,16 per kilometer.

Artikel 6 Taxi, huurfiets en huurauto

In bijzondere omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten de ambtenaar toestemming verlenen gebruik te maken van een taxi, huurfiets of huurauto, in welk geval de kosten volledig worden vergoed.

Artikel 7 Verrekening vervoerkosten

De ambtenaar is verplicht ten behoeve van de dienstreis zo mogelijk gebruik te maken van hem van provinciewege verstrekte vervoerbewijzen in het kader van het woon-werkverkeer.

Artikel 8 Verblijfkosten

1. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag en ’s avonds worden vergoed tot ten hoogste de normen van de voor het rijkspersoneel geldende Reisregeling binnenland.

2. Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van reizen die verband houden met het regelmatig verrichten van arbeid:

a. op een kantoor van de provincie;

b. ter bediening van een kunstwerk;

c. wegens het houden van toezicht op de uitvoering van een werk, waar een directieverblijf aanwezig is.

3. Geen aanspraak op een maaltijdvergoeding bestaat, indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden vanwege de provincie te ontvangen.

4. Verblijfkosten worden niet vergoed, wanneer de ambtenaar een dienstreis van korter dan vier uren maakt, dan wel wanneer de reizen beperkt blijven tot de woon- of standplaats.

5. Voor reizen, die een verblijf buiten de woonplaats vergen van langer dan drie dagen en reizen die de ambtenaar veelvuldig moet maken, kunnen Gedeputeerde Staten een lagere vergoeding wegens verblijfkosten vaststellen dan conform het eerste lid.

Artikel 9 Buitenlandse reizen

1. Gedeputeerde Staten kunnen aan de ambtenaar toestemming verlenen tot het maken van een buitenlandse dienstreis.

2. Verzoeken voor toestemming dienen te worden gedaan volgens de interne procedure voor buitenlandse dienstreizen.

3. Van de buitenlandse dienstreizen wordt een register bijgehouden.

4. Vliegreizen worden met economy class gemaakt.

5. Een buitenlandse reis waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland, wordt, in afwijking op het bepaalde in het eerste lid, aangemerkt als een dienstreis binnen Nederland.

Artikel 10 Aanvang en einde dienstreis

1. Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de dienstreis aanvangt op het tijdstip dat de ambtenaar zijn woning of de plaats van tewerkstelling verlaat en eindigt op het tijdstip dat hij aldaar terugkeert. Indien de reis niet in de woon- of plaats van tewerkstelling van de ambtenaar eindigt, wordt dit tijdstip door Gedeputeerde Staten bepaald.

2. Twee of meer dienstreizen kunnen als één reis worden aangemerkt, wanneer deze zijn aan te merken als een voortgezette reis.

Artikel 11 Opmaken en inzenden van declaraties

1. De vergoeding van reis- en verblijfkosten vindt achteraf plaats op basis van een ingediende declaratie, door middel van een daarvoor vastgesteld formulier.

2. Declaraties voor reis- en verblijfkosten dienen binnen twee maanden na afloop van de reis te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 12 Bijzondere gevallen

Indien zich gevallen voordoen, waarvoor deze regeling geen voorziening biedt of waarin toepassing van deze regeling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten ernstige bezwaren zou opleveren kan, zonodig onder afwijking van deze regeling, ten voordele van de individuele ambtenaar worden voorzien.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011 en treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 14 Intrekking

De “Reisregeling Zuid-Holland 2008” wordt ingetrokken met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.

Ondertekening

Den Haag, 24 augustus 2010
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J.FRANSSEN, voorzitter
M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris