Regeling vervallen per 13-10-2021

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 4 september 2017 2017, PZH-2017-598645826 (DOS-2010-0021428) tot vaststelling van de beleidsregel ten aanzien van de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2017) (Prov. Blad 2017, 3918)

Geldend van 08-09-2017 t/m 12-10-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 4 september 2017 2017, PZH-2017-598645826 (DOS-2010-0021428) tot vaststelling van de beleidsregel ten aanzien van de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2017) (Prov. Blad 2017, 3918)

Gedeputeerde Staten,

Gelet op artikel 158, eerste lid, van de Provinciewet en artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

Overwegende dat het wenselijk is ten aanzien van de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur een beleidsregel op te stellen ten behoeve van de rechtszekerheid en de kenbaarheid van provinciaal beleid;

Besluiten vast te stellen de Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2017

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    aanvraag: aanvraag tot het verlenen van een beschikking of aanbod tot het aangaan van een privaatrechtelijke rechtsbetrekking;

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Bureau: Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

  • -

    gevaar: kans dat met het verlenen van een subsidie of vergunning, het aanbesteden van een overheidsopdracht of een verrichten van een vastgoedtransactie criminele activiteiten (in)direct worden gefaciliteerd;

  • -

    integriteitsonderzoek: onderzoek aan de hand van verkregen informatie als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob teneinde te bepalen of weigerings- of intrekkingsgronden aanwezig zijn zoals genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    vragenformulier: vragenformulier, vastgesteld door de minister van Veiligheid en Justitie, dat ten behoeve van het onderzoek op grond van de Wet Bibob aan de betrokkene wordt verstrekt;

  • -

    Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2 Risico's, integriteitsonderzoek en steekproef

1. Gedeputeerde Staten bepalen op basis van hen ter beschikking staande informatie en analyses of sprake is van situaties leidend tot een gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob die aanleiding geven tot een integriteitsonderzoek. Zij doen dit als:

  • a.

    Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de betrokkene of de beoogde activiteit behoort tot een branche of sector die mede op grond van ter beschikking staande informatie als risicogevoelig is aan te merken;

  • b.

    het Openbaar Ministerie wijst op de wenselijkheid ten aanzien van betrokkene advies in te winnen bij het Bureau.

2. In afwijking van het tweede lid kunnen gedeputeerde staten bij wijze van steekproef ten aanzien van een betrokkene besluiten een integriteitsonderzoek in te stellen.

Artikel 3 Vragenformulier

Bij aanvang van het integriteitsonderzoek wordt de betrokkene verzocht een vragenformulier in te vullen.

Artikel 4 Het Bureau

Gedeputeerde Staten verzoeken het Bureau om advies als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Bibob als na de beoordeling van de aangeleverde en onderzochte informatie het aanhoudende vermoeden bestaat dat sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 5 Evaluatie

Deze beleidsregel wordt binnen drie jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Wet Bibob Provincie Zuid-Holland 2017.

Ondertekening

Den Haag, 20 juni 2017
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
Drs. J. Smit, voorzitter,
Drs. J.H. de Baas secretaris,

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Gedeputeerde Staten hebben het beleid vastgesteld over de wijze waarop zij de Wet Bibob toepassen. Uitgangspunt is dat de provincie bij vergunningen, subsidies, opdrachten en vastgoedtransacties vertrouwt op de integriteit van de wederpartij. Om dit vertrouwen te bevestigen en daarmee de integriteit van het provinciaal bestuur te bewaken, zullen zij altijd hun kennis over de wederpartij in aanmerking nemen bij een te nemen besluit. Deze kennis is opgebouwd uit eigen ervaringen en informatie verkregen uit open bronnen.

Deze beleidsregel sluit aan bij het hoofdlijnenakkoord 2015-2019, waarin onder meer sprake is van het voornemen alleen zaken te doen met opdrachtnemers die eerlijke arbeidsvoorwaarden hanteren. Voor alle deelgebieden waarop de Wet Bibob van toepassing is, hechten Gedeputeerde Staten aan de integriteit van haar relaties. Het is onwenselijk dat vanwege door de provincie Zuid-Holland verstrekte vergunningen, subsidies, opdrachten of andere faciliteiten medewerking wordt verleend aan activiteiten die mogelijk zijn gemaakt door revenuen uit eerdere misdrijven, of die het mogelijk maken in de toekomst misdrijven te plegen. De provincie Zuid-Holland wenst daar evenmin mee te worden geassocieerd. De essentie van deze beleidsregel is het waarborgen van de integriteit van het bestuurlijk handelen van de provincie Zuid-Holland en het voorkomen van onbewust faciliteren van crimineel handelen.

2. Wet Bibob

De Wet Bibob geeft een instrument in handen ter bescherming tegen het risico dat onbewust criminele activiteiten worden gefaciliteerd. De Wet Bibob biedt mogelijkheden deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt gronden voor het intrekken, weigeren van begunstigende besluiten, of het stellen van voorwaarden die het onderkende risico moeten uitsluiten.

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob zijn onder meer van toepassing op de volgende gebieden:

  • ·

    Vergunningen op het gebied van milieu en bouwen;

  • ·

    Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • ·

    Subsidieregelingen;

  • ·

    Vastgoedtransacties en deelnemingen.

Het toepassen van de Wet Bibob op besluiten en andere rechtshandelingen betekent dat bij de beoordeling van het besluit of de rechtshandeling in benoemde gevallen wordt onderzocht of sprake is van een gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob dat de door de provincie verstrekte faciliteit mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen, te benutten, of andere strafbare feiten te plegen. Besluiten en rechtshandelingen worden aan een Bibob-toets onderworpen wanneer er signalen zijn ontvangen of constateringen zijn gedaan die mogelijk wijzen op criminele beïnvloeding of criminele activiteiten. Hieronder worden ook zaken verstaan die vallen onder de Wet economische delicten. Deze signalen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de samenstelling van het bestuur of de leiding bij een instantie (criminele antecedenten), de financiële situatie van een instantie (schulden, surseance, onverklaard vermogen), of ongebruikelijke financiering. Een aanleiding kan eveneens zijn indien het sectoren betreft waarvan op basis van publicaties of informatie van medeoverheden de wetenschap of het vermoeden bestaat dat zij beïnvloedbaar zijn voor criminele inmenging. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd dit beleid toe te passen op de betrokkene met wie de provincie een relatie aangaat of al heeft, maar neemt hierbij de kring relaties van de betrokkene in aanmerking. Dit betekent dat het toepassen van de bevoegdheden zich kunnen strekken tot maatregelen ten aanzien van de wijze van financiering, feitelijk leidinggevenden, personen die materieel zeggenschap hebben en samenwerkingspartners zoals onderaannemers.

Een reden voor een Bibob–toets kan ook aanwezig zijn als de Officier van Justitie de provincie op grond van artikel 26 van de Wet Bibob tipt.

Daarnaast maken Gedeputeerde Staten optimaal gebruik van informatie die in haar bezit is, of geraadpleegd kan worden.

Alvorens een besluit op grond van de Wet Bibob te nemen wordt als eerste bezien of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden in de wet- en regelgeving aanwezig zijn. De bevoegdheden op grond van de Wet Bibob zijn aanvullend van karakter. Eerst worden de gangbare en minder vergaande mogelijkheden benutten. Dit proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de selectieve en risicogerichte wijze van toetsing van de situaties die zich bij de provincie aandienen. De Bibob-toets wordt door de provincie Zuid-Holland niet standaard uitgevoerd: uitvoering van de toets vindt alleen plaats in het geval van jaarlijks te nemen steekproeven en wanneer aanwijzingen of vermoedens bestaan van crimineel misbruik. In dat geval verlangen Gedeputeerde Staten dat het Bibob-vragenformulier wordt ingevuld.

Toepassing in het bestuursrecht en het burgerlijkrecht

Gedeputeerde Staten kunnen de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob toepassen in bestuurlijkrechtelijke procedures (vergunningen en subsidies) en in burgerrechtelijke procedures (opdrachtverleningen en vastgoed). In beide situaties maken Gedeputeerde Staten het voorbehoud van het recht tot een Bibob-procedure kenbaar en nemen zij de geldende regels en jurisprudentie in acht. Binnen deze kaders zijn Gedeputeerde Staten bevoegd tot het toepassen van de Bibob-procedure in situaties waar zij mogelijke risico’s – vanuit de betrokkene of de branche waarbinnen de activiteiten plaatsvinden – onderkennen.

Opschorting afdoeningstermijn

Als een integriteitsonderzoek wordt ingesteld naar aanleiding van een aanvraag, wordt aan de betrokkene verzocht een vragenformulier in te vullen en te retourneren. Het vragenformulier maakt onderdeel uit van de aanvraag. Dit brengt onder meer met zich mee dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet zijn afgedaan, op grond van artikel 4:15 van de Awb wordt opgeschort gedurende de tijd dat het vragenformulier niet, of niet volledig ingevuld, is ingediend. Als in het kader van het onderzoek een advies aan het Bureau wordt gevraagd, wordt de afdoeningstermijn, overeenkomstig artikel 31 van de Wet Bibob, opgeschort tot het moment dat het advies is ontvangen, doch echter niet langer dan 12 weken.

De conclusies van een onderzoek worden aan de aanvrager medegedeeld en kunnen desgewenst via een gesprek nader worden toegelicht. Alvorens Gedeputeerde Staten een besluit nemen gebaseerd op de conclusies van een onderzoek wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Gedeputeerde Staten passen de Wet Bibob toe in gevallen waar zij van oordeel zijn dat sprake is van mogelijke risico’s, of wanneer zij daarop gewezen worden door de Officier van Justitie. Het oordeel of sprake is van mogelijke risico’s is aan Gedeputeerde Staten voorbehouden en zij komen tot dit oordeel op basis van eigen bevindingen en signalen die zij uit hun omgeving ontvangen. Deze indicaties hoeven niet direct over de betrokkene te gaan, maar kunnen ook betrekking op de branche van de activiteiten waarin de betrokkene actief is.

Naast het risicogerichte beleid doen Gedeputeerde Staten ook steekproefsgewijs onderzoeken. Indien tijdens een dergelijk integriteitsonderzoek bezwarende omstandigheden blijken, dan zullen die tot passende gevolgen leiden. De steekproeven gelden als volwaardige – weliswaar bij toeval gekozen - onderzoeken. Het niet meewerken aan een dergelijk onderzoek zal overeenkomstig artikel 4 van de Wet Bibob worden aangemerkt als een ernstig gevaar.

Artikel 3

Voor de Bibob-procedure houden Gedeputeerde Staten zich aan het vragenformulier zoals dat door de minister van Veiligheid en Justitie is voorgeschreven. Hierbij geldt de procedure zoals de Wet Bibob die noemt. De betrokkene is verplicht dit formulier in te vullen. Indien hieraan niet wordt voldaan krijgt de betrokkene met een verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht een herstelperiode gegund. Als uiteindelijk het vragenformulier niet wordt beantwoord geldt de regel van artikel uit de Wet Bibob en wordt een ernstig gevaar verondersteld.