Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Zuidhorn

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Zuidhorn

De raad van de gemeente Zuidhorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2012;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen in verband de plicht tot het compenseren van de beperkingen die een persoon, als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder g onderdeel 6° van de Wet maatschappelijke ondersteuning, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Zuidhorn

Afdeling I Algemeen

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: het verzoek om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening, dat schriftelijk via een aanvraagformulier is gedaan.

  • b.

    algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als belanghebbende behorend;

  • c.

    belanghebbende: - de persoon met beperkingen door wie een aanmelding of aanvraag is gedaan, of - de persoon met beperkingen voor wie met behulp van een machtiging een aanmelding of aanvraag is gedaan, of - de persoon met beperkingen aan wie één of meerdere voorzieningen krachtens de wet zijn toegekend;

  • d.

    beperkingen: moeilijkheden in het uitvoeren van activiteiten ten gevolge van aandoening, letsel, aangeboren afwijking, ouderdom of chronische pijn dan wel ten gevolge van een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, die medisch gezien objectiveerbaar zijn;

  • e.

    Besluit maatschappelijke ondersteuning: een Algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 15 en 19 van de wet;

  • f.

    collectief vervoer: aanvullend openbaar vervoer waarbij men gezamenlijk met anderen wordt vervoerd van deur tot deur;

  • g.

    college college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn;

  • h.

    compensatieplicht: de plicht van het college op basis van artikel 4 van de wet om aan een persoon met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van zijn beperking(en) op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hem in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan, tenzij de belanghebbende zelf in staat is vanuit oogpunt van kosten zelf in de voorziening te voorzien.

  • i.

    echtgenoot: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1 leden 2 tot en met 5 van de wet.

  • j.

    eigen bijdrage: een door het college op te leggen en door het CAK vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • k.

    eigen aandeel: een door het college op te leggen en vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • l.

    Financieel Besluit: het door het college vast te stellen Financieel besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Zuidhorn, waarin op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;

  • m.

    gebruikelijke zorg: de zorgplicht die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle (meerderjarige) leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen;

  • n.

    gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van belanghebbende vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan belanghebbende gebruik moet kunnen maken;

  • o.

    gesprek: het contact na een aanmelding waarin met belanghebbende, eventueel in aanwezigheid van de mantelzorger, gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger, de gehele situatie wordt geïnventariseerd met betrekking tot de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het sociale netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, wettelijk voorliggende, niet-wettelijk voorliggende, collectieve en individuele voorzieningen;

  • p.

    hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres, namelijk de plaats waar de belanghebbende daadwerkelijk de meeste nachten per jaar verblijft;

  • q.

    huisgenoot: iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangerrelatie;

  • r.

    in aanmerking te nemen inkomen:

    - het inkomen van belanghebbende indien hij 18 jaar of ouder is en niet gehuwd in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet;

    - het gezamenlijk inkomen van belanghebbende en zijn echtgenoot indien belanghebbende gehuwd is in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet;

    - het gezamenlijk inkomen van de ouders of pleegouders van belanghebbende indien hij jonger is dan 18 jaar en niet gehuwd in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet. Voor het begrip ‘inkomen’ wordt aangesloten bij het inkomensbegrip, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen over het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin belanghebbende een aanvraag om een individuele voorziening heeft ingediend;

  • s.

    leefeenheid: de kring van huisgenoten behorend tot de leefeenheid;

  • t.

    maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan;

  • u.

    mantelzorg: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1 lid 1 onder b van de wet;

  • v.

    melding: de kennisgeving aan het college dat een persoon beperkingen ondervindt op grond waarvan wordt verzocht om een gesprek;

  • w.

    normaal gebruik van de woning: activiteiten in en om de woning die tot de elementaire woonfuncties behoren;

  • x.

    psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met zijn sociale omgeving;

  • y.

    resultaat: datgene wat via eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het sociale netwerk dan wel met het verstrekken van een algemene, algemeen gebruikelijke, wettelijke voorliggende, niet-wettelijk voorliggende en individuele voorziening wordt beoogd;

  • z.

    voorzieningen (met onderscheid in soort):

    wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarmee het resultaat -als genoemd in afdeling II- geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden. Deze voorziening is voorliggend op grond van artikel 2 van de wet;

    niet-wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening waarop aanspraak kan worden gemaakt anders dan op grond van een wettelijke regeling en waarmee het resultaat -als genoemd in afdeling II- geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden;

    algemene voorziening: een voorziening die in de maatschappij beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

    individuele voorziening: een voorziening die door het college -ter uitvoering van artikel 4 van de wet- aan één belanghebbende wordt toegekend en waarop de regels bij en krachtens de wet van toepassing zijn.

  • aa.

    voorzieningen (met onderscheid in vorm van verstrekking): voorziening in natura: een voorziening die in de vorm van goederen (in eigendom of in bruikleen) dan wel in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

    persoonsgebonden budget: een door het college vast te stellen geldbedrag zoals bedoeld in artikel 6 van de wet, als alternatief voor een voorziening in natura, om te gebruiken voor het te bereiken resultaat;

    financiële tegemoetkoming: een door het college vast te stellen geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening al dan niet geheel of gedeeltelijk mee te bekostigen voor het te bereiken resultaat;

  • bb.

    wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • cc.

    zelfstandige woonruimte: een woonruimte met een eigen toegang waarbij woonkamer, keuken, douche en toilet niet worden gedeeld met andere personen dan huisgenoten;

  • dd.

    zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk, zintuiglijk en financiële vermogen van belanghebbende om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk make.n

Artikel 1.2 Uitvoering compensatieplicht

  • 1. Met het oog op het bereiken van een of meerdere resultaten als genoemd in afdeling II, verstrekt het college individuele voorzieningen waarmee belanghebbende naar het oordeel van het college in aanvaardbare mate zelfredzaam is en in staat tot maatschappelijke participatie.

  • 2. Het te bereiken resultaat, als bedoeld in lid 1, is maatwerk.

  • 3. Het college betrekt bij zijn beoordeling omtrent de noodzaak een voorziening te verstrekken:

    de vastgestelde beperkingen die belanghebbende ondervindt op één of meerdere resultaatsgebiedenals genoemd in afdeling II;de eigen mogelijkheden om de beperkingen te compenseren;de beschikbaarheid van mantelzorg en overige hulp;de woon- en gezinssituatie van belanghebbende en de verdere sociale structuur om de belanghebbende heen;de keuzes die belanghebbende maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat hij keuzes maakt die passend en verantwoord zijn gelet op zijn individuele situatie.

Artikel 1.3 Voorwaarden bij compensatie

Een voorziening kan slechts worden verstrekt indien:

  • a.

    deze valt aan te merken als de financieel voordeligste voorziening om te compenseren; en

  • b.

    deze langdurig noodzakelijk is; en

  • c.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht; en

  • d.

    deze als proportioneel en doeltreffend valt aan te merken.

Artikel 1.4 Geen compensatie

Een voorziening wordt niet toegekend:

  • a.

    indien de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Zuidhorn;

  • b.

    indien de voorziening voor een persoon als belanghebbende algemeen gebruikelijk is;

  • c.

    indien belanghebbende ter compensatie van zijn beperkingen gebruik kan maken van een wettelijk voorliggende voorziening, een niet-wettelijk voorliggende voorziening, een algemene voorziening die passend en toereikend is of van een reeds verstrekte vergelijkbare voorziening;

  • d.

    voor zover belanghebbende de beperkingen die hij ondervindt kan opheffen of verminderen door het anders organiseren van het dagelijks leven waaronder het huishouden, eventueel met behulp van huisgenoten of anderen uit zijn sociale omgeving;

  • e.

    indien deze onveilig is;

  • f.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de aanvraag of de beschikking heeft gemaakt;

  • g.

    indien de normale afschrijvingstermijn van een eerdere voorziening nog niet is verstreken, tenzij deze voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die belanghebbende niet zijn toe te rekenen of niet voor zijn risico komen;

  • h.

    indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw;

  • i.

    voor zover er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare extra kosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;

  • j.

    indien belanghebbende onvoldoende medewerking heeft verleend om de noodzaak van een voorziening te kunnen vaststellen;

  • k.

    indien er een negatief medisch of ergonomisch advies aan ten grondslag ligt.

Artikel 1.5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening is belanghebbende die 18 jaar of ouder is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd wanneer het betreft :

    • a.

      een individuele voorziening als genoemd in hoofdstuk 3;

    • b.

      de volgende individuele voorzieningen als genoemd in hoofdstuk 4:

      1° artikel 4.2 lid 1 a: een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

      2° artikel 4.2 lid 1 b: een woningaanpassing;

      3° artikel 4.2 lid 1 g: een andere woonvoorziening;

    • c.

      de volgende individuele voorzieningen als genoemd in hoofdstuk 6:

      - artikel 6.2 lid 1 b: een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

      - artikel 6.2 lid 1 e: een aanpassing aan (bruikleen)auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel;

      - artikel 6.2 lid 1 f: een scootmobiel;

      - artikel 6.2 lid 1 i: een andere vervoersvoorziening;

      - een individuele voorziening als genoemd in hoofdstuk 7.

  • 2. De hoogte van deze eigen bijdrage of dit eigen aandeel is afgestemd op de hoogte van het inkomen van belanghebbende dan wel het gezamenlijk inkomen van belanghebbende en zijn echtgenoot en bestaat uit:

    • -.

      het maximale vaste bedrag per vier weken als genoemd in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, vermeerderd met

    • -.

      15% van het meerinkomen, zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3. In afwijking van lid 1 van dit artikel is geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor:

    rolstoelen:

    collectief vervoer (er wordt al een bijdrage gevraagd);

    een voorziening voor een kind jonger dan 18 jaar;

    woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten; verhuiskostenvergoeding;

    tijdelijke huisvesting;

    huurderving.

  • 4. Indien de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening is in afwijking van lid 1 geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor:

    • -.

      een voorziening die in eigendom is verstrekt;

    • -.

      een voorziening die voor 1 januari 2009 is verstrekt.

Artikel 1.6 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 2 Te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Vormen en keuzevrijheid

  • 1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming.

  • 2. Belanghebbende heeft de keuzevrijheid om in plaats van de voorziening in natura een persoonsgebonden budget te ontvangen, tenzij zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 2.7.

Artikel 2.2 Voorziening in natura

  • 1. Een voorziening in natura wordt verstrekt in eigendom of in bruikleen, ter beoordeling aan het college.

  • 2. Indien een voorziening in bruikleen wordt verstrekt wordt aan de belanghebbende in de beschikking de verplichting opgelegd -middels het aanvaarden van de bruikleenverplichtingen- akkoord te gaan met de voorwaarden waaronder de voorziening wordt verstrekt.

Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming

  • 1. Het college stelt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de individuele voorziening vast in het Financieel Besluit.

  • 2. Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorschriften -zoals vastgelegd in het Financieel Besluit- in de beschikking opgenomen.

  • 3. Ingeval een financiële tegemoetkoming voor een auto- of woningaanpassing wordt verstrekt, wordt in de beschikking de verplichting opgelegd dat de voorziening toereikend is verzekerd.

Artikel 2.4 Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Financieel Besluit.

  • 3. De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt vastgelegd in het Financieel Besluit.

  • 4. In de beschikking worden de hoogte en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget vastgelegd.

Artikel 2.5 Verplichtingen bij verstrekking van het persoonsgebonden budget

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget wordt aan de belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    hij gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor betaling van het doel waarvoor het budget wordt verstrekt, welk doel staat vermeld in de beschikking;

  • b.

    de voorziening voldoet aan het gestelde programma van eisen;

  • c.

    de voorziening is in kwalitatief opzicht een verantwoorde aankoop;

  • d.

    de voorziening heeft tenminste dezelfde gebruiksduur als een voorziening in natura.

Artikel 2.6 Verantwoording besteding persoonsgebonden budget door belanghebbende

  • 1. Het college kan onderzoek doen naar de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 2. Bij een eenmalig aan te schaffen voorziening dient belanghebbende de besteding van het persoonsgebonden budget binnen 6 maanden na dagtekening van de beschikking te verantwoorden door middel van het overleggen van een factuur en een bewijs van betaling.

  • 3. Bij de voorziening hulp bij het huishouden dient belanghebbende de besteding van het persoonsgebonden budget periodiek te verantwoorden zoals vastgelegd in het Financieel Besluit.

  • 4. Aanvullend aan de verantwoording als bedoeld in lid 3, gaat het college steekproefsgewijs na of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt. Belang- hebbende is verplicht de daarvoor noodzakelijke bewijsstukken, waaronder in ieder geval de overeenkomst en de betalingsbewijzen, per ommegaande aan het college te verstrekken.

  • 5. Indien de verantwoording niet voldoende is, kan het college het recht op het persoons- gebonden budget geheel of gedeeltelijk intrekken.

  • 6. De verantwoording kan niet worden gedaan door een natuurlijk persoon of rechtspersoon die leverancier is van de voorziening, waaraan het persoonsgebonden budget is besteed.

Artikel 2.7 Gronden voor weigering van een persoonsgebonden budget

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 van deze verordening heeft de belanghebbende niet de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget als er overwegende bezwaren zijn als bedoeld in artikel 6 van de wet. Daarvan is in ieder geval sprake als zich een van de volgende situaties voordoet:

  • a.

    de voorziening betreft een vervoerspas voor gebruik van het collectief vervoer;

  • b.

    belanghebbende heeft zich in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag niet gehouden aan -bij een eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget- opgelegde verplichtingen;

  • c.

    belanghebbende zit in een financieel hulpverleningstraject of zou daarvoor in aanmerking kunnen komen;

  • d.

    er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat belanghebbende zelf niet in staat is tot een verantwoord beheer en een verantwoorde besteding, en er is geen ondersteuning beschikbaar van een echtgenoot, wettelijk vertegenwoordiger, bewindvoerder, curator of mentor.

  • e.

    belanghebbende heeft het eerder verstrekte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden niet naar genoegen van het college kunnen verantwoorden.

Artikel 2.8 Uitbetaling van persoonsgebonden budget

  • 1. Het college betaalt het persoonsgebonden budget uitsluitend uit op de bankrekening van belanghebbende.

  • 2. In afwijking van het eerste lid betaalt het college het persoonsgebonden budget van een minderjarige belanghebbende uit op de bankrekening van de wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3. In afwijking van het eerste lid betaalt het college het persoonsgebonden budget van belanghebbende die onder curatele of bewindvoering staat op verzoek van de curator of de bewindvoerder uit op de bankrekening van de curator of bewindvoerder.

  • 4. In afwijking van het eerste lid betaalt het college, op verzoek van de belanghebbende die jonger is dan 18 jaar of diens wettelijk vertegenwoordiger, het persoonsgebonden budget uit op een bankrekening van een organisatie die belast is met de ondertoezichtstelling op belanghebbende of die een reclasseringsmaatregel uitoefent.

Afdeling II Resultaatsgebieden

Artikel 3 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis (artikel 3.1 t/m 3.7 van deze verordening);

  • 2.

    wonen in een geschikt huis (artikel 4.1 t/m 4.14 van deze verordening);

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften(artikel 3.1 t/m 3.7 van deze verordening);

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding(artikel 3.1 t/m 3.7 van deze verordening);

  • 5.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren(artikel 3.1 t/m 3.7 van deze verordening);

  • 6.

    zich verplaatsen in om en nabij de woning (artikel 5.1 t/m 5.3 van deze verordening);

  • 7.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel (artikel 6.1 t/m 6.4 van deze verordening);

  • 8.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten (artikel 6.1 t/m 6.4 en artikel 7.1 t/m 7.3 van deze verordening).

Hoofdstuk 3 Resultaat: het kunnen voeren van een huishouden

Artikel 3.1 Verstrekking van een voorziening voor het huishouden

  • 1. Teneinde belanghebbende in staat te stellen een huishouding te voeren, kan een individuele voorziening worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3 onderdeel b, kan deze individuele voorziening ook worden verstrekt als deze kortdurend noodzakelijk is.

Artikel 3.2 Soorten voorzieningen voor het voeren van een huishouden

De voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp bij het huishouden categorie 1 (HH1), die ingezet kan worden voor de volgende werkzaamheden:

    1° boodschappen doen;

    2° broodmaaltijd of warme maaltijd bereiden;

    3° licht en/of zwaar huishoudelijk werk;

    4° de was doen.

  • b.

    hulp bij het huishouden categorie 2 (HH2), die ingezet kan worden voor de volgende werkzaamheden:

    1° ondersteuning bij verzorging van kinderen;

    2° dagelijkse organisatie van het huishouden;

    3° advies, instructie en voorlichting over huishoudelijke taken;

    4° HH1-werkzaamheden, mits in combinatie met een of meerdere werkzaamheden als genoemd onder b.

Artikel 3.3 Vormen van de voorziening

De voorziening kan worden verstrekt in de vorm van:

  • a.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan:

    • inkoop van hulp bij een (professionele) leverancier van hulp bij het huishouden;

    • inkoop van hulp van een niet-professional.

Artikel 3.4 Begrenzing

Voor zover een mantelzorger beschikbaar is en in staat om huishoudelijke taken uit te voeren, wordt voor die taken geen voorziening verstrekt.

Artikel 3.5 Geen voorziening

  • 1. Geen voorziening wordt verstrekt als tot de leefeenheid waar belanghebbende deel van uitmaakt, één of meer meerderjarige huisgenoten behoren die in staat worden geacht de huishoudelijke taken uit te voeren.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing indien deze huisgenoten regelmatig langere perioden niet aanwezig zijn, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

Artikel 3.6 Omvang van de voorziening

De omvang van de voorziening wordt uitgedrukt in uren en minuten per week.

Artikel 3.7 Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door de Raad vastgesteld;

  • 2. Voor hulp bij het huishouden (Pgb) gelden de volgende tarieven:

    • a.

      Voor hulp bij het huishouden (HH1) een bedrag van € 18,95 per uur;

    • b.

      Voor hulp bij het huishouden (HH2) een bedrag van € 22,25 per uur.

  • 3. Voor hulp bij het huishouden (in natura) gelden de volgende tarieven:

    • a.

      Voor hulp bij het huishouden (HH1) een bedrag van € 18,95 per uur;

    • b.

      Voor hulp bij het huishouden (HH2) een bedrag van € 22,25 per uur.

Hoofdstuk 4 Resultaat: wonen in een geschikt huis

Artikel 4.1 Verstrekking van een voorziening voor het normale gebruik van de woning

  • 1. Teneinde belanghebbende in staat te stellen normaal gebruik te maken van zijn woning, kunnen één of meerdere individuele woonvoorzieningen worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid.

  • 2. Een individuele woonvoorziening wordt slechts verstrekt ten behoeve van de woning waar belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben en die geschikt is om het hele jaar bewoond te worden.

Artikel 4.2 Soorten woonvoorzieningen

  • 1. De voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een woningaanpassing, zijnde een bouwkundige of woontechnische voorziening;

    • c.

      onderhoud, keuring en reparatie van een in het kader van deze verorde­ning, de Wet voorzieningen gehandicapten, de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandi­capten, ver­strekte voorzie­ning.

    • d.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard;

    • e.

      een uitraasruimte

    • f.

      tijdelijke huisvesting;

    • g.

      huurderving;

    • h.

      verwijderen van een woonvoorziening in natura, inclusief herstel van schade als gevolg van het verwijderen;

    • i.

      een andere (roerende) woonvoorziening.

  • 2. De voorzieningen als genoemd in lid 1 worden verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming, behalve de voorziening genoemd onder i die in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Artikel 4.3 Voorrang van verhuizing boven andere woonvoorzieningen (primaat van verhuizen)

  • 1. Als verhuizing naar een geschikte woning -of een gemakkelijker dan de bewoonde woning geschikt te maken woning- kan leiden tot het te bereiken resultaat, dan kan een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten verstrekt (Primaat van verhuizen).

  • 2. Het primaat van verhuizen geldt alleen als de aanpassing van de huidige woning meer kost dan een in het Financieel Besluit vast te stellen bedrag.

Artikel 4.4 Begrenzing bij verhuis- en inrichtingskosten

Een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt slechts uitbetaald indien:

  • a.

    belanghebbende de gevonden woning heeft gemeld binnen één jaar na datum van de toekenningbeschikking;

  • b.

    de nieuwe woning voldoet aan het programma van eisen, zoals is gesteld in deze beschikking.

Artikel 4.5 Overige voorwaarden bij woonvoorzieningen

  • 1. Een woonvoorziening kan slechts worden verstrekt voor zover belanghebbende ervoor heeft gekozen te verhuizen naar een beschikbare woning die passend is gelet op zijn al bestaande beperkingen. Deze voorwaarde geldt niet indien het college van tevoren schriftelijke toestemming heeft verleend voor de verhuizing.

  • 2. Een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing kan slechts worden verstrekt voor zover:

    • a.

      er sprake is van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      de aan te passen woning in de gemeente Zuidhorn staat;

    • c.

      de woning naar verwachting nog minstens 10 jaar in stand blijft;

    • d.

      de woningaanpassing naar verwachting nog minstens 5 jaar bruikbaar is voor belanghebbende dan wel een andere persoon met beperkingen.

Artikel 4.6 Geen voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten

Geen tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als belanghebbende verhuist naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, waardoor de belanghebbende geen zelfstandige huishouding meer voert.

Artikel 4.7 Geen voorziening

  • 1. Geen woonvoorziening wordt verstrekt indien;

    • a.

      de beperkingen bij het normale gebruik van de woning zijn ontstaan op moment van verhuizen of na een verhuizing en niet voorzienbaar waren, tenzij de verhuizing heeft plaatsgevonden vanwege een belangrijke reden of samenhangt met een wijziging in de leefsituatie;

    • b.

      de beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • c.

      belanghebbende vanwege al langere tijd bij hem bekende omstandigheden, redelijkerwijs kan weten dat hij een aanvraag voor een woonvoorziening zal moeten doen, voor welke voorziening hij gelet op zijn inkomen heeft kunnen reserveren. Voor zover belanghebbende onvoldoende heeft kunnen reserveren kan een -aanvullende- woonvoorziening worden verstrekt.

    • d.

      het woningaanpassingen in levensloopbestendige woongebouwen of woningen betreft die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige extra kosten meegenomen kunnen worden.

    • e.

      belanghebbende in staat is om de kosten van de aan- en/of bijbouw aan de woning te betalen op de wijze zoals bedoeld in artikel 4.13 van deze verordening.

  • 2. Geen woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van het verblijf in een hotel/pension, trekkerswoonwagen, tweede woning, vakantie- en recreatiewoning, klooster, AWBZ-instelling of een andere instelling die gericht is op het verstrekken van zorg.

Artikel 4.8 Hoofdverblijf in een instelling

  • 1. In afwijking van artikel 4.1 lid 2 kan aan belanghebbende die elders in een AWBZ-instelling woont, een woonvoorziening worden verstrekt voor het bezoekbaar maken van één woonruimte in de gemeente Zuidhorn onder de voorwaarde dat :

    • a.

      de woonruimte regelmatig wordt bezocht;

    • b.

      de kosten van de woningaanpassing niet meer bedragen dan € 5.014,-.

  • 2. Onder bezoekbaar maken van de woonruimte wordt uitsluitend verstaan dat belanghebbende de woonruimte, de woonkamer en het toilet kan bereiken en dat hij tevens het toilet kan gebruiken.

Artikel 4.9 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten

  • 1. De volgende woningaanpassingen kunnen worden verstrekt voor de gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex, als zonder deze voorziening de woning van belanghebbende voor hem ontoegankelijk blijft of niet te gebruiken is:

    • a.

      verbreden van toegangsdeuren;

    • b.

      automatische deuropeners;

    • c.

      hellingbanen van de openbare weg naar de toegang van het gebouw;

    • d.

      drempelhulpen of vlonders;

    • e.

      extra trapleuningen bij een portiekwoning;

    • f.

      opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

    • g.

      het zorgen voor een stallingruimte voor een scootmobiel.

  • 2. Voorzieningen als bedoeld in lid 1 worden niet verstrekt voor wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen en personen met een beperking.

Artikel 4.10 Aanpassing van woonschepen

Het college verleent slechts een woonvoorziening voor aanpassingen van een woonschip indien: de technische levensduur van het woonschip nog minimaal 10 jaar is en het woonschip nog minimaal 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Het college legt in het Financieel Besluit maatschappelijk ondersteuning Zuidhorn de maximale aanpassingskosten vast indien de technische levensduur van het woonschip minder dan 10 jaar bedraagt of het woonschip niet tenminste nog 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 4.11 Aanpassing van binnenschepen

Het college verleent slechts een woonvoorziening voor aanpassingen van een binnenschip indien de aanpassing betrekking op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • -.

    in het register, bedoeld in artikel 8:783 BW als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boekgestelde schepen 1992

  • -.

    en bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 4.12 Afstemming op financiële capaciteit bij eigen woning

  • 1. Indien belanghebbende eigenaar is van de woning wordt hij geacht de kosten van een aan- en/of bijbouw aan deze woning te betalen of mee te betalen in de situatie dat:

    • a.

      de waarde van de woning hoger is dan de geldlening onder verband van hypotheek, en

    • b.

      hij een aanvullende geldlening onder verband van hypotheek kan afsluiten gelet op deze overwaarde van het huis en gelet op zijn inkomen dan wel het gezamenlijk inkomen van belanghebbende en zijn echtgenoot indien belanghebbende gehuwd is in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet.

  • 2. Bij het vaststellen van de maximale leencapaciteit als bedoeld in lid 1 onder b, worden de normen van het Nibud gehanteerd.

Artikel 4.13 Terugbetaling meerwaarde na aanbouw aan de woning

  • 1. De eigenaar van een woning, die krachtens de wet een financiële tegemoetkoming heeft ontvangen voor een aan- en/of bijbouw aan de woning, dient bij verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de aanbouw, deze verkoop te melden. Deze verplichting geldt ook voor de eigenaar die de woning door vererving heeft verkregen.

  • 2. Het college kan na de melding aan de eigenaar de verplichting opleggen om de financiële tegemoetkoming terug te betalen tot het bedrag van de meerwaarde die door de aanbouw is ontstaan.

  • 3. De meerwaarde wordt bepaald op 60% van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van de aanbouw aan de woning.

  • 4. Op het terug te betalen bedrag wordt het reeds betaalde eigen aandeel, als bedoeld in artikel 1.5 in mindering gebracht.

  • 5. Indien de eigenaar dan wel diens erfgenamen de verplichting, als genoemd in het eerste lid, niet nakomen, kan de financiële tegemoetkoming in zijn geheel worden teruggevorderd.

Artikel 4.14 Vrijmaking aangepaste woning

  • 1. Een tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten kan worden verstrekt aan een persoon die op verzoek van of met instemming van de gemeente Zuidhorn verhuist uit een aangepaste woning.

  • 2. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming en de hoogte van de woningaanpassing, als bedoeld in lid 1, worden vastgelegd in het Financieel Besluit.

  • 3. Een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid moet worden ingediend voordat de verhuizing heeft plaatsgevonden.

Artikel 4.15 Tijdelijke huisvesting

  • 1. Een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt voor de kosten van tijdelijke huisvesting die door of voor belanghebbende moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      de huidige woonruimte;

    • b.

      de nog te betrekken woonruimte.

  • 2. Deze financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor de periode dat de aan te passen woning, ten gevolge van het realise­ren van de woningaanpas­sing, redelijkerwijs niet kan worden bewoond en daardoor dubbe­le woonlasten ontstaan.

  • 3. Deze financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt in de situatie dat:

    • a.

      redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat deze dubbele woonlasten ontstaan, en

    • b.

      de tijdelijke huisvesting meer dan een maand duurt.

  • 4. De financiële tegemoetkoming betreft uitsluitend de kale huurkosten van de tijdelijke huisvesting en kan worden verstrekt gedurende maximaal zes maanden;

  • 5. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in lid 1, wordt vastgelegd in het Financieel Besluit.

Artikel 4.16 Huurderving na huurbeëindiging

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een woning die aanzienlijk is aangepast, kan gedurende maximaal vijf maanden een financiële tegemoetkoming worden verstrekt aan de eigenaar van de woning in verband met derving van de kale huurinkomsten.

  • 2. De eerste maand huurderving, als bedoeld in lid 1, komt niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • 3. In het Financieel Besluit wordt vastgelegd wanneer sprake is van een aanzienlijke woningaanpassing als bedoeld in lid 1.

  • 4. De financiële tege­moetko­ming wordt slechts verstrekt indien de huurbeëindiging vooraf bij de gemeente is gemeld.

Hoofdstuk 5 Resultaat: het zich kunnen verplaatsen in en rond de woning

Artikel 5.1 Verstrekking van een voorziening voor het zich kunnen verplaatsen in en rond de woning

Teneinde belanghebbende in staat te stellen zich te verplaatsen in en rond de woning, kunnen een of meerdere individuele voorzieningen worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij zijn dagelijkse verplaatsingen.

Artikel 5.2 Soort voorziening

  • 1. De voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een rolstoel voor dagelijks gebruik;

    • b.

      een andere voorziening.

  • 2. De voorzieningen als genoemd in lid 1 worden verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 5.3 Geen voorziening

Geen voorziening wordt verstrekt indien belanghebbende in een AWBZ-instelling of een op zorg gerichte instelling verblijft en recht heeft op verstrekking van een rolstoel op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Hoofdstuk 6 Resultaat: het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Verstrekking van een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen

  • 1. Teneinde belanghebbende in staat te stellen zich lokaal te verplaatsen, kunnen een of meerdere individuele vervoersvoorzieningen worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij zijn lokale verplaatsingen.

  • 2. Deze beperkingen worden aanwezig geacht als belanghebbende het openbaar vervoer niet kan bereiken dan wel niet kan gebruiken.

  • 3. Bij het treffen van een voorziening kan rekening worden gehouden met een reeds aan de echtgenoot verstrekte vervoersvoorziening, zoals nader geregeld in het Financieel Besluit.

  • 4. Onder lokaal wordt verstaan het gebied binnen een afstand van 30 kilometer van de woning.

  • 5. Bij uitzondering wordt een vervoersvoorziening voor bovenlokale verplaatsingen verstrekt, te weten in de situatie dat een bovenlokaal contact alleen door belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 6.2 Soorten voorzieningen voor het zich lokaal kunnen verplaatsen

  • 1. De voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een vervoerspas voor gebruik van het collectief vervoer, waarmee een korting wordt verkregen op het normale tarief;

    • b.

      een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

    • c.

      een gesloten buitenwagen;

    • d.

      een bruikleenauto;

    • e.

      een aanpassing aan (bruikleen)auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel;

    • f.

      een scootmobiel;

    • g.

      een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van eigen auto, bruikleenauto, vervoer door derden, gesloten buitenwagen of (rolstoel)taxi;

    • h.

      een andere voorziening.

  • 2. De voorzieningen als genoemd in lid 1 worden verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, behalve de voorzieningen genoemd onder g en h.

  • 3. De voorziening voor bovenlokaal vervoer kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van dit vervoer.

Artikel 6.3 Voorrang van het collectief vervoer (primaat van collectief vervoer)

  • 1. Als collectief vervoer kan leiden tot het te bereiken resultaat, dan wordt in beginsel een vervoerspas voor gebruik van het collectief vervoer verstrekt. (Primaat van collectief vervoer.)

  • 2. Met het collectief vervoer kan belanghebbende zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat met de vervoerspas:

    • a.

      een ritbijdrage met korting verschuldigd is, die gebaseerd is op het tarief van het openbaar vervoer;

    • b.

      tenminste 2000 kilometers op jaarbasis mag worden gereisd;

    • c.

      belanghebbende huisgenoten, bedoeld de partner van de belanghebbende en/of zijn kinderen tot 18 jaar, mag meenemen onder dezelfde voorwaarden als genoemd onder a en b;

    • d.

      persoonlijke begeleiding gratis is als deze op basis van een indicatie medisch noodzakelijk wordt geach. t

    .

Artikel 6.4 Geen voorziening

Indien belanghebbende in het bezit is van een eigen auto en zich hiermee zelf kan verplaatsen worden geen vervoerspas voor het collectief vervoer of financiële tegemoetkoming voor het gebruik van eigen auto verstrekt.

Hoofdstuk 7 Resultaat: medemensen kunnen ontmoeten in sportverband

Artikel 7.1 Verstrekking van sportvoorziening

Teneinde belanghebbende in staat te stellen om in sportverband medemensen te ontmoeten, kan een individuele sportvoorziening worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt waardoor hij niet kan deelnemen aan een sportactiviteit.

Artikel 7.2 Soorten voorziening

  • 1. De voorziening kan bestaan uit :

    • a.

      een sportrolstoel;

    • b.

      een ander sporthulpmiddel;

    • c.

      een aanpassing aan een hulpmiddel.

  • 2. De voorzieningen als genoemd in lid 1 worden verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming, waarvan de hoogte is vastgelegd in het Financieel Besluit.

Artikel 7.3 Begrenzing

Een sportvoorziening kan worden verstrekt indien:

  • a.

    de sportactiviteit van recreatieve aard is en plaatsvindt in lokaal verband;

  • b.

    in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag geen sportvoorziening is verstrekt en;

  • c.

    de sportvoorziening, gezien het gebruik daarvan na 3 jaar, technisch gezien moet worden vervangen. De leverancier of reparateur adviseert wanneer een voorziening moet worden vervangen.

Afdeling III Procedurele bepalingen

Hoofdstuk 8 Inventarisatie van problemen en oplossingen

Artikel 8.1 Melding en aanvraag

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening gaat in beginsel een melding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    het een eerste aanvraag betreft;

  • b.

    wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen;

  • c.

    het geen eerste aanvraag betreft maar het college dit gesprek noodzakelijk oordeelt dan wel belanghebbende hierom verzoekt.

Artikel 8.2 Melding voor een gesprek

  • 1. Een melding voor een gesprek kan schriftelijk, digitaal, mondeling -al dan niet telefonisch- worden gedaan bij het Wmo-loket door of namens een persoon die beperkingen ervaart in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

  • 2. Uiterlijk binnen 5 werkdagen na aanmelding zal een afspraak voor een gesprek worden gemaakt.

Artikel 8.3 Het gesprek

  • 1. Het gesprek wordt bij voorkeur gevoerd bij de belanghebbende thuis, tenzij de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren.

  • 2. Het gesprek kan worden gevoerd aan de hand van een lijst te bespreken punten, die voor belanghebbende beschikbaar is via internet of op verzoek ontvangen kan worden bij de schriftelijke bevestiging van de afspraak.

  • 3. Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functioning, Disability and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 4. Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke problemen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 8.4 Het verslag

  • 1. Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Het verslag wordt door beide partijen ondertekend.

  • 2. Het verslag van het gesprek bevat in ieder geval:

    • -.

      Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende;

    • -.

      De mogelijkheden die de belanghebbende heeft ondanks dit probleem;

    • -.

      De belemmeringen die de belanghebbende ondervindt op basis van dit probleem;

    • -.

      De resultaten die de belanghebbende wil bereiken op de in artikel 4 lid 1 Wmo omschreven terreinen;

    • -.

      Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande problemen op te lossen;

    • -.

      De mogelijkheden die de belanghebbende nog heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen of andere al dan niet wettelijke voorliggende voorzieningen;

    • -.

      De individuele voorzieningen die uiteindelijk nodig zijn om de geformuleerde doelstellingen te bereiken.

  • 3. Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruikmakend van het ondertekende verslag van het gesprek dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening op grond van artikel 1 lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Hoofdstuk 9 Het verkrijgen van een individuele voorziening

Artikel 9.1 De aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening dient schriftelijk te worden ingediend; tenzij het gaat om een ambtshalve toekenning.

  • 2. Bij een aanvraag kan het verslag van het gesprek worden gevoegd.

  • 3. Het college kan belanghebbende alsmede zijn gemachtigde of wettelijke vertegenwoordiger verplichten zich te legitimeren door middel van een identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 9.2 Loket

De aanvraag moet worden ingediend bij het Wmo-loket (Zorgloket) van de gemeente Zuidhorn.

Artikel 9.3 Het maken van een afweging

  • 1. Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen worden neemt het college het verslag van het gesprek of het medisch en/of ergonomisch advies, indien aanwezig, als uitgangspunt. Daarbij zal onderzoek gedaan naar de noodzaak en de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2. Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, collectieve en algemene voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn worden, voor zover die niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of voor zover geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Artikel 9.4 Beslistermijn

  • 1. De termijn waarbinnen na ontvangst van de aanvraag een besluit wordt genomen bedraagt op het resultaatsgebied:

    • a.

      het kunnen voeren van een huishouden: 8 weken

    • b.

      het normaal gebruik kunnen maken van de woning: 8 weken

    • c.

      het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel: 8 weken

    • d.

      het zich kunnen verplaatsen in en om de woning: 8 weken.

    • e.

      medemensen kunnen ontmoeten in sportverband: 8 weken

  • 2. De in lid 1 bedoelde termijn wordt met 6 weken verlengd, indien een (medisch) advies als bedoeld in artikel 10.2 lid 3 wordt gevraagd.

  • 3. De in lid 1 onder b genoemde termijn wordt verlengd met 8 weken als een bouwkundige offerte opgevraagd wordt.

Hoofdstuk 10 Verplichtingen en bevoegdheden

Artikel 10.1 Inlichtingenplicht

Belanghebbende is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de te verstrekken voorziening dan wel verstrekte voorziening.

Artikel 10.2 Onderzoek en advies

  • 1. Het college is bevoegd om de belanghebbende:

    • a.

      op te roepen te verschijnen op een aangegeven plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een aangegeven plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en onderzoeken.

  • 2. Deze bevoegdheid heeft het college eveneens ten aanzien van huisgenoten van belanghebbende, voor zover de gebruikelijke zorg als omschreven in artikel 1.1 onder n moet worden beoordeeld.

  • 3. Het college vraagt een onafhankelijke deskundige (op dit moment worden er medische en/of ergonomische adviezen opgevraagd bij SCI-consult) om advies indien:

    • a.

      er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de beperkingen dan wel de oorzaak hiervan;

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het derde lid, wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functioning, Disability and Health, de zogenaamde ICF-classificatie.

Artikel 10.3 Heronderzoek

Het college is bevoegd, na de verstrekking van een voorziening krachtens de wet, een heronderzoek uit te voeren om vast te kunnen stellen of de omstandigheden, die hebben geleid tot het verstrekken van een voorziening, gewijzigd zijn.

Artikel 10.4 Intrekking en wijziging

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van belanghebbende wijzigen als:

  • a.

    niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen zoals opgenomen bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    gebleken is dat de gegevens op grond waarvan is beschikt zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    de voorziening ten onrechte is verstrekt en belanghebbende dit wist of redelijkerwijs heeft kunnen weten;

  • d.

    de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget 6 maanden na uitbetaling nog niet is aangewend voor bekostiging van de voorziening;

  • e.

    de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een alfahulp, niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt;

  • f.

    achteraf blijkt dat een aanspraak op grond van een wettelijk voorliggende voorziening bestaat;

  • g.

    uit onderzoek blijkt dat belanghebbende geen gebruik maakt in de gemeente Zuidhorn van een aan hem verstrekte voorziening.

Artikel 10.5 Terugvordering en verrekening

  • 1. Ingeval het recht op een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of ten nadele van belanghebbende is gewijzigd, kan het college op basis daarvan een ten onrechte betaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget terugvorderen.

  • 2. Ingeval het recht op een in eigendom of bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd dan wel teruggehaald.

  • 3. Het college is bevoegd een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming die ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitgekeerd, te verrekenen met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming waar belanghebbende nadien op grond van deze verordening recht op heeft.

  • 4. Het college is bevoegd een geldschuld, die het gevolg is van onverantwoord gebruik van een voorziening, te verrekenen met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming waar belanghebbende op grond van deze verordening recht op heeft.

Afdeling IV Slotbepalingen

Hoofdstuk 11

Artikel 11.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening en het Financieel Besluit, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de geldende bedragen, die vermeld zijn in deze verordening en in het Financieel Besluit, verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor gezinsconsumptie zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 11.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 11.4 Intrekking oude regeling en overgangsregeling

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidhorn 2012 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij:

  • a.

    van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2013 met inachtneming van het gestelde in artikel 1.5 van de Verordening Wmo Zuidhorn 2013;

  • b.

    van toepassing blijft op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van voorzieningen die zijn verstrekt voor 1 januari 2013.

Artikel 11.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wmo Zuidhorn 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zuidhorn in de openbare
raadsvergadering van 17 december 2012,­
L.K. Swart, voorzitter ­
M.J. Slopsema-Terpstra, griffier