Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening Afvalstoffenheffing 2017

Geldend van 27-12-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening Afvalstoffenheffing 2017

De raad van de gemeente Zuidhorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

B E S L U I T:

vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van een afvalstoffenheffing 2017”.

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het in­zamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      in geval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 4. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

  • 1. De bedragen genoemd in dit artikel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

  • 2. Het tarief van het vast recht van de afvalstoffenheffing bedraagt per perceel per belastingjaar € 109,19;

  • 3. onverminderd het bepaalde in het tweede lid bedraagt het tarief van het gedifferentieerde gedeelte van de afvalstoffenheffing per lediging van:

    • a.

      een container bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval € 0,28;

    • b.

      een container bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 0,28;

  • 4. onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid bedraagt de belasting voor het achterlaten van grove huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats;

    • a.

      tot 1 kubieke meter, per ¼ kubieke meter € 5,00;

    • b.

      vanaf 1 kubieke meter, per kubieke meter € 20,00.

  • 5. Voor de berekening van de belasting genoemd in het derde lid worden de geregistreerde hoeveelheden van zowel groente- fruit- en tuinafval als van de overige afvalstoffen na de totaaltelling ten behoeve van de aanslag naar beneden afgerond.

  • 6. Het totale gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel, dan wel groep van percelen wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van het in het derde lid genoemde gedifferen­tieerd gedeelte van de belasting.

  • 7. De vaststelling van het totale gewicht van het in het belastingjaar ingezamelde groente‑, fruit‑ en tuinafval van een perceel, dan wel groep van percelen vindt plaats door optelling van de gewichten van het periodiek inge­zamelde groente‑, fruit‑ en tuinafval van dit perceel, dan wel groep van percelen in het belastingjaar. Het gewicht van het periodiek ingezamelde groente-, fruit‑ en tuin­afval per inzamelbeurt per perceel, dan wel groep van percelen wordt vast­gesteld als het verschil van het

    gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

  • 8. De vaststelling van het totale gewicht van de in het belastingjaar ingezamelde overige afval­stoffen van een perceel, dan wel groep van percelen vindt plaats door optelling van de gewichten van de periodiek inge­zamelde overige afvalstoffen van dit perceel, dan wel groep van percelen in het belastingjaar. Het gewicht van de perio­diek ingezamelde overige afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging

    en het gewicht na lediging.

  • 9. Voor de berekening van het gedeelte van de belasting als bedoeld in het tweede lid wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 10. In afwijking van het bepaalde in het negende lid wordt het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel dat behoort tot een groep van percelen vastgesteld als een naar het aantal geregistreerde percelen van de betrokken groep van percelen evenredig gedeelte van het totale gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt van de betrokken groep van percelen.

  • 11. Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door technische storing van de wegende inzamelauto, of van de op de inzamelauto geplaatste containerweeg‑ of container­herkennings‑ of container­registratieapparatuur of van de middelen waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automa­tische weging of herkenning of registratie of gegevensverwerking plaats­vindt, wordt, in afwijking van voorgaande leden van dit artikel, voor de betreffende in­zamel­beurt van het des­betreffende perceel bij de berekening van het verschuldigde gedeelte van de belasting als bedoeld in het tweede lid ervan uitgegaan dat geen kilogrammen zijn aangeboden.

Artikel 5. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6. Wijze van heffing

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 4, tweede lid en derde lid, wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 4, vierde lid, wordt geheven bij wege van gedagtekende kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 4, tweede lid en derde lid, is ver­schuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 4, vierde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender­maanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ont­heffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een andere onroerende zaak in gebruik neemt.

Artikel 8. Tijdstip van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens twee maanden later.

  • 1.1 In afwijking van het eerste lid geldt, dat aanslagen tot € 50,00, moeten worden betaald in één termijn. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van auto­matische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vijf en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.1 In afwijking van het tweede lid geldt, dat aanslagen tot € 50,00 moeten worden betaald in twee gelijke termijnen. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid moet de belasting als bedoeld in artikel 4, vierde lid, worden betaald:

    • a.

      in geval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uit­reiking;

    • b.

      in geval van toezending van de kennisgeving: binnen één maand na de dagtekening van de kennis­geving.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening Reinigingsheffingen 2016 van 14 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de vijfde dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Afvalstoffenheffing 2017".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zuidhorn
in de openbare vergadering van 19 december 2016,
L.K. Swart, voorzitter
J. Slopsema-Terpstra, griffier